Details





Titel:

26 JUNI 2002. - Wet betreffende de sluiting van de ondernemingen. (NOTA : art. 51, 52, 56 en 89 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij W2005-12-23/30, art. 42 tot 45, 002; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-08-2002 en tekstbijwerking tot 10-04-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Definities en toepassingsgebied.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1-8
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 9-15
TITEL II. - Informatie in geval van sluiting van ondernemingen.
Art. 16-17
TITEL III. - Sluitingsvergoeding.
HOOFDSTUK I. - Betrokken werknemers.
Art. 18-22
HOOFDSTUK II. - Sluitingsvergoeding.
Art. 23-26
TITEL IV. - Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
HOOFDSTUK I. - Oprichting en werking.
Art. 27-32
HOOFDSTUK II. - Opdrachten van het Fonds.
Afdeling 1. - Sluitingsvergoeding.
Art. 33
Afdeling 2. - Vergoeding wegens collectief ontslag.
Art. 34
Afdeling 3. - Lonen, vergoedingen en voordelen.
Art. 35-40, 40bis
Afdeling 4. - Overbruggingsvergoeding.
Art. 41-46
Afdeling 5. - Tegemoetkoming bij overmacht.
Art. 47-48
Afdeling 6. - De bijkomende vergoedingen verschuldigd aan sommige beschermde werknemers.
Art. 49-50
Afdeling 7. - Aanvullende vergoeding bij brugpensioen.
Art. 51-52
Afdeling 8. - Tijdelijke werkloosheid.
Art. 53-54
Afdeling 9. - Uitsluiting of beperking van bepaalde tegemoetkomingen van het Fonds.
Art. 55
HOOFDSTUK III. - Inkomsten van het Fonds.
Art. 56-64
HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling door het Fonds.
Art. 65-68
HOOFDSTUK V. - Informatie van het Fonds.
Art. 69
HOOFDSTUK VI. - Verzaking.
Art. 70
HOOFDSTUK VII. - Verjaring.
Art. 71-72, 72/1
TITEL V. - Raadpleging van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 73
TITEL VI. - Toezicht en sancties.
HOOFDSTUK I. - Toezicht.
Art. 74-75
HOOFDSTUK II. - Strafbepalingen.
Art. 76-80
TITEL VII. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 81-84
TITEL VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 85-90



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1851121650  1965041207  1966062802  1967063005  1971063001  1975051204  1985012471  1991012215  1992021199  1993012398 





Artikels:

TITEL I. - Definities en toepassingsgebied.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2.Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder :
  1° werknemers : personen die, krachtens een overeenkomst, tegen loon arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon;
  2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde werknemers tewerkstellen;
  3° onderneming :
  a) de technische bedrijfseenheid bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, elke afdeling van de onderneming wordt hiermee gelijkgesteld;
  b) de onderneming zonder handels- of industriële finaliteit; elke afdeling van de onderneming wordt hiermee gelijkgesteld.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat voor de toepassing van deze wet onder onderneming zonder handels- of industriële finaliteit moet worden verstaan.
  De beoefenaars van vrije beroepen worden voor de toepassing van deze wet met ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit gelijkgesteld.
  [1 De Koning bepaalt wat voor de toepassing van deze wet onder vrije beroepen moet worden verstaan]1.
  [2 De Koning kan, na eenparig advies van het bijzonder comité, bedoeld in artikel 28, § 2, bepaalde sectoren uitsluiten van het begrip onderneming zonder handels- of industriële finaliteit, indien deze sectoren een structureel economisch sluitingsrisico kennen, in welk geval zij voor de toepassing van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten moeten worden beschouwd als een technische bedrijfseenheid, bedoeld in 3°, a). De Koning bepaalt, na eenparig advies van het bijzonder comité, wat er moet worden begrepen onder een structureel economisch sluitingsrisico en het begrip sector. Hij bepaalt eveneens, na eenparig advies van het bijzonder comité, de nadere regels waaronder deze uitsluiting kan worden doorgevoerd;]2
  4° verbrekingsvergoeding : de vergoeding bedoeld bij de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  5° Fonds : het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, ingesteld door artikel 27.
  ----------
  (1)<W 2019-05-05/17, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 22-06-2019>
  (2)<W 2024-03-24/05, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 20-04-2024>

Art.3. <W 2006-07-11/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006> § 1. Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder sluiting van een onderneming de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming, wanneer het aantal werknemers is verminderd tot onder het vierde van het aantal werknemers dat gemiddeld was tewerkgesteld in de onderneming tijdens de vier trimesters voorafgaand aan het trimester gedurende hetwelk de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgevonden.
  De sluiting wordt geacht in te gaan op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin het aantal tewerkgestelde werknemers gedaald is onder het vierde van het in het eerste lid bedoelde gemiddelde.
  § 2. De Koning kan afwijken van de bepalingen van § 1, eerste lid, wat de voorwaarde betreft inzake het aantal werknemers die nog tewerkgesteld blijven, enerzijds, en wat de referteperiode betreft van vier trimesters, anderzijds. Hij kan bovendien de datum bepalen waarop de sluiting geacht wordt in te gaan.
  § 3. De Koning bepaalt de nadere regelen volgens welke het gemiddelde van de tijdens de in § 1 bedoelde referteperiode of tijdens deze bepaald krachtens § 2, tewerkg

Art.4. Het beheerscomité van het Fonds kan de verplaatsing van de exploitatiezetel of de fusie van de onderneming gelijkstellen met een sluiting van de onderneming. Het legt de datum vast van de verplaatsing van de exploitatiezetel en van de fusie van de onderneming.

Art.5. Het beheerscomité van het Fonds kan de herstructurering van een onderneming gelijkstellen met een sluiting van een onderneming, voor zover deze ten minste het dubbele van het aantal collectieve ontslagen heeft teweeggebracht dat vereist is opdat de reglementering betreffende het collectief ontslag van toepassing is en voor zover deze beantwoordt aan de criteria vastgelegd door de Koning en onder voorbehoud van een door het beheerscomité van het Fonds goedgekeurd terugbetalingsplan dat beantwoordt aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden. Het beheerscomité van het Fonds legt de aanvangsdatum en de duur van de herstructurering, die twee jaar niet mag overschrijden, vast.

Art.6.
  <Opgeheven bij W 2013-07-30/01, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 11-08-2013>

Art.7.Voor de toepassing van deze wet, verstaat men onder :
  1° overname van de activa :
  - hetzij de vestiging van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming (...) met het verderzetten van de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan; <W 2006-07-11/44, art. 5, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  - hetzij de verderzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan door een werkgever die niet het geheel of een deel van de activa van de failliete onderneming (...) heeft overgenomen; het is niet van belang of de hoofdactiviteit van de onderneming wordt verder gezet met werknemers die opnieuw werden aangeworven door de werkgever die de activa heeft overgenomen of door derden. <W 2006-07-11/44, art. 5, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  Op voorstel van het beheerscomité van het Fonds, kan de Koning andere situaties gelijkstellen met een overname van de activa;
  2° niet-overgenomen werknemers in geval van overname van de activa na faillissement (...) : de werknemers die de in artikel 42 vastgestelde voorwaarden niet vervullen; <W 2006-07-11/44, art. 5, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  3° [1 datum van het faillissement: de datum van het vonnis van faillietverklaring zoals bedoeld in artikel XX.100 van het Wetboek van economisch recht;]1
  4° (...) <W 2006-07-11/44, art. 5, 2°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  (De datum van de overname van activa na faillissement wordt vastgesteld door het beheerscomité.) <W 2006-07-11/44, art. 5, 3°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  ----------
  (1)<W 2019-05-05/17, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 22-06-2019>

Art.8. Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder "aanvullende vergoeding bij brugpensioen" : de vergoeding die bepaald wordt bij een in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst waarbij een aanvullende vergoeding wordt toegekend aan sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen of door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités in een paritair orgaan of die van toepassing is op een onderneming, die in soortgelijke voordelen voorziet als die van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad.

HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.9. Deze wet is van toepassing op de werknemers en hun werkgevers.
  (De Koning kan echter bepaalde categorieën van ondernemingen of van werknemers die door Hem worden aangeduid uitsluiten van het toepassingsgebied van deze wet, wanneer er geen risico van insolvabiliteit bestaat.) <W 2006-07-11/44, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

Art.10.<W 2006-07-11/44, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006> § 1. Titel II en titel III van deze wet zijn van toepassing op de ondernemingen die gemiddeld ten minste twintig werknemers tewerkstelden tijdens de vier trimesters voorafgaand aan het trimester gedurende hetwelk de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgevonden.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bij het eerste lid bedoelde aantal werknemers verminderen. Hij maakt van deze bevoegdheid gebruik na advies van het bevoegde paritaire orgaan. Het advies wordt meegedeeld binnen twee maanden nadat het verzoek daartoe is gedaan, zoniet mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
  § 2. In afwijking van § 1, is titel III van toepassing op de ondernemingen waar gemiddeld tussen tien en negentien werknemers tewerkgesteld werden tijdens de vier trimesters voorafgaand aan het trimester gedurende hetwelk de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming heeft plaatsgevonden, voorzover zij failliet werden verklaard, [1 overeenkomstig artikel XX.100 van het Wetboek van economisch recht]1, voorafgaand aan de datum van de sluiting.
  De Koning kan, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het aantal werknemers bedoeld in het eerste lid verminderen tot 5.
  § 3. De Koning bepaalt de nadere regelen volgens welke het gemiddelde van de tijdens de in § 1 en § 2 bedoelde periode van vier trimesters tewerkgestelde werknemers wordt berekend.
  ----------
  (1)<W 2019-05-05/17, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 22-06-2019>

Art.11. De Titels II, III, IV, hoofdstuk II, (afdelingen 1, 2, 4, 5 en 6), zijn niet van toepassing op ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit. <W 2006-12-27/32, art. 181, 004; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, deze bepalingen geheel of gedeeltelijk toepasselijk verklaren op deze ondernemingen.

Art.12.[1 itel IV, hoofdstuk II, afdeling 4, van deze wet is enkel van toepassing in geval van overname van activa binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van het faillissement of binnen enige andere termijn vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
   De termijn bedoeld in het eerste lid kan verlengd worden met twee maanden indien bij het verstrijken van deze termijn :
   - de curator aan het Fonds schriftelijk bevestigt dat er nog lopende onderhandelingen zijn met een kandidaat-overnemer, of;
   - de curator nagelaten heeft de inlichtingen bepaald in artikel 50, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 23 maart 2007 tot uitvoering van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, mee te delen aan het Fonds.
   De tweede termijn, bedoeld in het tweede lid, kan nog verlengd worden met twee maanden indien de curator bij het verstrijken van deze tweede termijn aan het Fonds schriftelijk bevestigt dat er nog lopende onderhandelingen zijn met een kandidaat-overnemer.]1
  ----------
  (1)<W 2019-05-05/17, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Art.13. <W 2006-07-11/44, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006> Na advies van het bevoegd paritair orgaan, kan de Koning de werknemers die door Hem worden aangeduid uitsluiten van het voordeel van deze wet of van sommige bepalingen ervan.
  Hij kan echter, onder dezelfde voorwaarden, slechts uitsluiten van het voordeel van de bepalingen van titel IV, hoofdstuk II, afdelingen 3 en 4, in de sectoren waarin voordelen van dezelfde aard worden toegekend aan de werknemers bij collectieve arbeidsovereenkomsten die door Hem algemeen verbindend werden verklaard.

Art.14. Van de voordelen van deze wet wordt uitgesloten de werknemer die, door een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke uitspraak, is veroordeeld wegens een strafbaar feit inzake het beheer van de onderneming die het voorwerp uitmaakt van een sluiting in de zin van de artikelen 3, 4 en 5.
  Indien het in het eerste lid bedoelde strafbaar feit aanleiding heeft gegeven tot een strafvervolging, worden de rechten die voortvloeien uit de toepassing van deze wet geschorst tot op het ogenblik dat van vervolging wordt afgezien of tot op het ogenblik van de vrijspraak.

Art.15. Wordt uitgesloten van de voordelen van titel III :
  1° de werknemer die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  2° de werknemer die, vóór of ter gelegenheid van de sluiting van de onderneming, recht heeft op de (...) waarborg van het Fonds voor de betaling van de in artikel 8 bedoelde aanvullende vergoeding bij brugpensioen;
  3° de werknemer die voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een overbruggingsvergoeding zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk II, afdeling 4. <W 2006-07-11/44, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

TITEL II. - Informatie in geval van sluiting van ondernemingen.
Art.16. De paritaire comités en subcomités hebben als opdracht om, bij een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, de aan de sluiting van de onderneming voorafgaande informatie alsmede de wijzen waarop zij aan de betrokken overheden, instellingen en werknemers wordt meegedeeld, vast te stellen.

Art.17. Bij ontstentenis van een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, bepaalt Hij de aan de sluiting van de onderneming voorafgaande informatie alsmede de wijzen waarop zij aan de betrokken overheden, instellingen en werknemers wordt meegedeeld.

TITEL III. - Sluitingsvergoeding.
HOOFDSTUK I. - Betrokken werknemers.
Art.18.In geval van sluiting, bedoeld in de artikelen 3 en 4, heeft de werknemer, met ten minste één jaar anciënniteit in de onderneming en aan wiens arbeidsovereenkomst, die voor onbepaalde duur werd gesloten, een einde wordt gemaakt ofwel door de werkgever, ofwel door de werknemer wegens feiten die in hoofde van de werkgever een dringende reden uitmaken, [1 tijdens de periode gaande van de achttiende maand]1 die, naargelang het geval, de datum van de sluiting of de datum van de verplaatsing van de exploitatiezetel of de fusie van de onderneming voorafgaat, recht op een sluitingsvergoeding ten laste van zijn werkgever tot het einde van de twaalfde maand die volgt op deze data.
  Op voorstel van het bevoegd paritair orgaan, kan de Koning de in het eerste lid bepaalde anciënniteit van één jaar in de onderneming vervangen door één jaar anciënniteit in de ondernemingen die onder hetzelfde paritair orgaan ressorteren en tevens de berekeningsmodaliteiten ervan bepalen.
  [1 ...]1
  Voor de werknemers die aan de vereffeningswerkzaamheden van de onderneming deelnemen, wordt de in het eerste lid bepaalde termijn van twaalf maanden die, naargelang het geval, een aanvang neemt op de datum van de sluiting van de onderneming of op de datum van de verplaatsing van de exploitatiezetel of van de fusie van de onderneming, gebracht op drie jaar.
  Deze sluitingsvergoeding is evenwel niet verschuldigd :
  1° ingeval van ontslag door de werkgever om een dringende reden;
  2° indien de werknemer door zijn werkgever of door diens toedoen onmiddellijk in een andere onderneming wordt tewerkgesteld met behoud van zijn loon en zijn anciënniteit en hij door deze nieuwe werkgever binnen een termijn van zes maanden niet ontslagen wordt;
  3° indien de werknemer een schriftelijk aanbod tot tewerkstelling als bedoeld in 2°, vergezeld van een schriftelijke verbintenis van de werkgever die hem in dienst wenst te nemen, heeft geweigerd.
  ----------
  (1)<W 2022-11-28/03, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 29-12-2022>

Art.19. Ingeval van herstructurering bedoeld in artikel 5, genieten enkel de werknemers die ontslagen worden tijdens de herstructureringsperiode, welke overeenkomstig datzelfde artikel is vastgesteld, van de toepassing van deze titel, voorzover zij één jaar anciënniteit tellen in de onderneming, en zij aangeworven werden in het kader van een arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur.
  Op voorstel van het bevoegd paritair orgaan, kan de Koning de in het eerste lid bepaalde anciënniteit van één jaar vervangen door één jaar anciënniteit in de ondernemingen die onder hetzelfde paritair orgaan ressorteren en tevens de berekeningsmodaliteiten ervan bepalen.

Art.20. (Opgeheven) <W 2006-07-11/44, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

Art.21. (Opgeheven) <W 2006-07-11/44, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

Art.22. In geval van sluiting van een onderneming bedoeld in de artikelen 3 en 4 (...), kan het beheerscomité van het Fonds beslissen dat de sluitingsvergoeding eveneens moet worden toegekend aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst in haar uitvoering is geschorst op de data vastgesteld (overeenkomstig de artikelen 3 en 4) en die na deze periode van schorsing hun werk niet meer kunnen hervatten. <W 2006-07-11/44, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

HOOFDSTUK II. - Sluitingsvergoeding.
Art.23. § 1. De vergoeding toegekend aan de werknemers bedraagt 116,56 (euro) per jaar anciënniteit in de onderneming of, met toepassing van artikel 18, tweede lid, per jaar anciënniteit in de ondernemingen die ressorteren onder hetzelfde paritair orgaan, met een maximum van 2.331,19 (euro). Onder dezelfde voorwaarden hebben de werknemers daarenboven recht (op een toeslag van 116,56 euro per leeftijdsjaar boven vijfenveertig jaar, met een maximum van 2.214,64 euro). <W 2006-07-11/44, art. 13, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  Deze bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 114,20 en worden verhoogd of verminderd overeenkomstig artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen (aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld). <W 2006-07-11/44, art. 13, 2°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  De verhoging of vermindering wordt toegepast vanaf de tweede maand die volgt op het einde van de periode van twee maanden tijdens dewelke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
  § 2. Aan de anciënniteits- en leeftijdsvoorwaarden moet zijn voldaan de dag waarop de opzeggingstermijn begint te lopen of, bij verbreking zonder opzegging, op de dag dat de arbeidsovereenkomst wordt verbroken. Voor de in artikel 22 bedoelde werknemers moet aan deze anciënniteits- en leeftijdsvoorwaarden zijn voldaan, naargelang het geval, op de data vastgesteld (overeenkomstig de artikelen 3 en 4). <W 2006-07-11/44, art. 13, 3°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  § 3. Voor de berekening van de anciënniteit in de onderneming dient men rekening te houden met de periode gedurende dewelke de werknemer zonder onderbreking in dienst van dezelfde onderneming is gebleven evenals met de periodes van onvrijwillige werkloosheid, onmiddellijk (voorafgegaan en gevolgd door) een periode van tewerkstelling in dezelfde onderneming. De periodes van tewerkstelling bij een andere werkgever worden gelijkgesteld met arbeidsperiodes bij zijn werkgever op voorwaarde dat de werknemer deze betrekking heeft aanvaard om aan de werkloosheid te ontsnappen en dat hij vervolgens bij zijn eerste werkgever teruggekeerd is. <W 2006-07-11/44, art. 13, 4°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

Art.24. De Koning kan het bedrag wijzigen van de in artikel 23 bedoelde sluitingsvergoeding.

Art.25. De sluitingsvergoeding mag gecumuleerd worden met de verbrekingsvergoeding, de uitkeringen voor sociale zekerheid en met de vergoedingen bedoeld in artikel 16 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.

Art.26. De werkgever betaalt de sluitingsvergoeding uit binnen een periode van vijftien dagen die volgt op de data vastgesteld (overeenkomstig de artikelen 3 en 4) of, in geval van ontslag na deze datum, binnen een periode van vijftien dagen die volgt op de kennisgeving van het ontslag. <W 2006-07-11/44, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  Voor de in artikel 22 bedoelde werknemers, moet de werkgever de sluitingsvergoeding betalen binnen vijftien dagen die volgen op de kennisgeving van de beslissing van het beheerscomité van het Fonds, genomen met toepassing van hetzelfde artikel.

TITEL IV. - Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
HOOFDSTUK I. - Oprichting en werking.
Art.27. Bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt een Fonds opgericht onder de naam "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers". Dit Fonds heeft rechtspersoonlijkheid.

Art.28.§ 1. [1 Het Fonds wordt beheerd door een beheerscomité, dat samengesteld is uit de leden die in toepassing van artikel 2 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg zetelen in het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. De administrateur-generaal van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en zijn adjunct worden belast met het dagelijks beheer van het Fonds.]1
  § 2. Voor de aangelegenheden die uitsluitend betrekking hebben op de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 3°, b) , worden de bevoegdheden van het beheerscomité uitgeoefend door een bijzonder comité dat paritair is samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de werkgevers van de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 3°, b) , en vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties.
  Dit bijzonder comité wordt voorgezeten door de voorzitter van het beheersomité bedoeld bij § 1.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling van dit bijzonder comité en benoemt de leden ervan. Onder voorbehoud van afwijkingen vastgesteld door de Koning, werkt dit bijzonder comité volgens dezelfde regels als die welke bepaald zijn voor het beheerscomité bedoeld in § 1.
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/65, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.29. Het toezicht op het Fonds wordt uitgeoefend door de regeringscommissarissen en de revisoren die toezicht uitoefenen op de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Art.30. Het beheer van en het toezicht op het Fonds worden uitgeoefend overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op het beheer van en het toezicht op de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De Koning kan het Fonds vrijstellen van de naleving van sommige van deze bepalingen.
  Wat de ondernemingen zonder handels- en industriële finaliteit betreft, houdt het Fonds een afzonderlijke boekhouding. Geen enkele overdracht kan plaatsvinden tussen de boekhouding die betrekking heeft op de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 3°, a) en die welke betrekking heeft op de ondernemingen zonder handels- en industriële finaliteit.

Art.31. Het Fonds wordt gelijkgesteld met het Rijk voor de toepassing van de wetten betreffende de zegel-, griffie- en de hypotheekrechten, betreffende de met zegel gelijkgestelde taksen, alsmede betreffende de andere rechtstreekse of onrechtstreekse belastingen. Het is vrijgesteld van alle belastingen of taksen ten voordele van de provincies en de gemeenten.

Art.32. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening stelt, tegen betaling, de diensten, het personeel, de uitrusting en de inrichtingen die nodig zijn voor de werking van het Fonds te zijner beschikking.

HOOFDSTUK II. - Opdrachten van het Fonds.
Afdeling 1. - Sluitingsvergoeding.
Art.33. Het Fonds heeft als opdracht aan de betrokken werknemers de in Titel III bedoelde sluitingsvergoeding uit te betalen indien de werkgever, de curator of de vereffenaar ze niet heeft uitbetaald overeenkomstig artikel 26.

Afdeling 2. - Vergoeding wegens collectief ontslag.
Art.34. (Opgeheven) <W 2006-07-11/44, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

Afdeling 3. - Lonen, vergoedingen en voordelen.
Art.35.<Art. 35 gewijzigd bij W 2010-12-19/15, art. 31, 008; Inwerkingtreding : 03-02-2011, maar ingetrokken bij KB 2011-03-03/04, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 03-02-2011>

  § 1. Wanneer de werkgever zijn geldelijke verplichtingen tegenover zijn werknemers niet nakomt bij sluiting van de onderneming in de zin van de artikelen 3, 4 en 5 of bij overname van de activa die niet onderworpen is aan afdeling 4 van dit hoofdstuk, heeft het Fonds eveneens als opdracht hun te betalen :
   1° de lonen verschuldigd krachtens de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten;
   2° de vergoedingen en voordelen verschuldigd krachtens de wet of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten.
   § 2. In geval van overname van activa onderworpen aan de bepalingen van afdeling 4 van dit hoofdstuk moet het Fonds de in § 1, 1° en 2°, bedoelde geldelijke verplichtingen betalen aan de niet-overgenomen werknemers wanneer de vroegere werkgever (deze verplichtingen) tegenover zijn werknemers niet nakomt. <W 2006-07-11/44, art. 16, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
   Aan de werknemer die recht heeft op de overbruggingsvergoeding, moet het Fonds eveneens de in § 1, 1° en 2°, bedoelde geldelijke verplichtingen betalen, met uitzondering van de verbrekingsvergoeding, wanneer de vroegere werkgever zijn verbintenissen tegenover zijn werknemers niet nakomt.
   § 3. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2013-07-30/01, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 11-08-2013>

Art.36.<Art. 36 gewijzigd bij KB 2010-12-19/15, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 03-02-2011, maar ingetrokken bij KB 2011-03-03/04, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
  § 1. (De bepalingen van artikel 35, §§ 1 en 2 zijn van toepassing wanneer aan de arbeidsovereenkomst een einde is gekomen in de loop van de dertien maanden voorafgaand aan de data vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3 en 4 tot het einde van een periode van twaalf maanden die een aanvang neemt op diezelfde data. Voor de werknemers die deelnemen aan de vereffeningswerkzaamheden van de onderneming wordt de periode van twaalf maanden die een aanvang neemt op de data vastgesteld overeenkomstig artikelen 3 en 4 op drie jaar gebracht.) [2 Voor de werknemers die de verjaring ten aanzien van hun werkgever hebben gestuit door middel van een ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 2244, § 2, van het Burgerlijk Wetboek wordt de termijn van dertien maanden voorafgaand aan de data vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3 en 4 op vijfentwintig maanden gebracht.]2 <W 2006-07-11/44, art. 17, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
   § 2. De in § 1 bedoelde termijnen zijn niet van toepassing op de ontslagen werknemers :
   1° op wie de betaling van de opzeggingsvergoeding in maandtermijnen overeenkomstig artikel 39bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is, voorzover het enkel de bij artikel 39bis bedoelde vergoeding betreft;
   2° die recht hebben op de aanvullende vergoeding bij brugpensioen bedoeld in artikel 8;
   3° die het voordeel genieten van een beslissing uitgesproken na verloop van een gerechtelijke procedure, die vóór de sluiting geldig werd ingeleid, en dit voor de bedragen die voortvloeien uit deze beslissing.
  § 3. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2013-07-30/01, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 11-08-2013>
  (2)<W 2018-03-26/01, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 09-04-2018>

Art.37. De Koning kan een maximumbedrag voor de betalingen door het Fonds vaststellen.

Art.38. Inzake de aanvullende vergoeding bij brugpensioen bedoeld in artikel 8, moet het Fonds enkel tussenkomen voor de categorieën van werknemers die door de Koning worden aangewezen.

Art.39. Bij betwisting over het door het Fonds te betalen bedrag van de in artikel 35 bedoelde lonen, vergoedingen en voordelen betaalt het Fonds bij wijze van voorschot het bedrag uit waarover geen enkele betwisting bestaat. In hetzelfde geval betaalt het Fonds, wat de bedienden betreft, bij wijze van voorschot op de verbrekingsvergoeding, de minimumvergoeding uit in overeenstemming met de opzeggingstermijnen bedoeld in artikel 82, § 2 en § 3, tweede lid, van bovengenoemde wet van 3 juli 1978.

Art.40. Vooraleer over te gaan tot de betaling van de verbrekingsvergoeding, die een periode dekt gedurende dewelke voorlopige werkloosheidsuitkeringen of voorlopige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen werden uitbetaald met toepassing van de reglementering betreffende de werkloosheidsverzekering of de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, kan het Fonds het bedrag van deze uitkeringen of vergoedingen aftrekken van het bedrag van de verbrekingsvergoeding en stort het dit aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of aan de verzekeringsinstelling van de werknemer.

Art. 40bis.<Ingevoegd bij W 2006-07-11/44, art. 18; Inwerkingtreding : 03-09-2006> Wanneer een onderneming die gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat welke onderworpen is aan de verplichtingen van de Europese richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever, en die activiteiten uitoefent in België, insolvabel wordt verklaard in het kader van een insolventieprocedure in de zin van voormelde richtlijn, oefent het Fonds de in artikel 35 bedoelde opdracht uit onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde modaliteiten vastgelegd door de bepalingen van deze afdeling, ten aanzien van de werknemers van deze onderneming die hun werk gewoonlijk uitoefenen of uitoefenden in België.
  Wanneer de onderneming bedoeld in het eerste lid het voorwerp uitmaakt van een overname van activa [1 binnen de termijn bepaald bij artikel 12]1 vanaf de datum van het faillissement of vanaf de datum die voortvloeit uit de toepassing van artikel 2 van de Europese richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever, oefent het Fonds de in afdeling 4 van dit hoofdstuk bedoelde opdracht uit onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde modaliteiten bepaald door diezelfde afdeling, ten aanzien van de werknemers van deze onderneming die hun werk gewoonlijk uitoefenen of uitoefenden in België.
  In afwijking van artikel 2, eerste lid, 3°, verstaat men, voor de toepassing van dit artikel, onder onderneming, de juridische entiteit.
  De werknemers van wie de werkgever dient of diende bij te dragen aan de Belgische sociale zekerheid worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als werknemers die hun werk gewoonlijk uitoefenen of uitoefenden in België.
  ----------
  (1)<W 2019-05-05/17, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Afdeling 4. - Overbruggingsvergoeding.
Art.41. Van zodra de in artikel 12 vastgestelde voorwaarden vervuld zijn, hebben de werknemers wier activiteit werd onderbroken ten gevolge van het faillissement (...), en die opnieuw in dienst werden genomen door de werkgever die de activa heeft overgenomen, recht op een overbruggingsvergoeding ten laste van het Fonds voor de periode die ingaat op de datum van de onderbreking van hun activiteit volgend op de gehele of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming en die eindigt op de dag van de indienstneming door de nieuwe werkgever. <W 2006-07-11/44, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

Art.42.Om recht te hebben op de overbruggingsvergoeding moeten de werknemers :
  1° ofwel op de datum van het faillissement (...) verbonden zijn door een arbeids- of leerovereenkomst, ofwel ontslagen zijn tijdens de maand die aan deze datum voorafgaat en recht hebben op een verbrekingsvergoeding die op deze datum niet volledig werd uitbetaald; <W 2006-07-11/44, art. 20, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  2° en na het faillissement (...) met de werkgever die de activa heeft overgenomen een arbeidsovereenkomst of leerovereenkomst hebben gesloten : <W 2006-07-11/44, art. 20, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  - hetzij vooraleer de overname van de activa plaatsvindt;
  - hetzij op het ogenblik van de overname van de activa;
  - hetzij binnen een bijkomende termijn van [1 vier maanden]1 na de overname van de activa.
  Bij opeenvolgende overnames van het geheel of een deel van de activa, loopt deze bijkomende termijn van [1 vier maanden]1 vanaf de laatste volledige of gedeeltelijke overname van de activa. Wanneer verschillende delen van de activa op verschillende ogenblikken werden overgenomen, begint deze termijn te lopen voor elk deel van de activa, vanaf het ogenblik van zijn overname.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2019-05-05/17, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Art.43. De overbruggingsvergoeding is niet verschuldigd voor de periodes gedekt door een verbrekingsvergoeding betaald door of voor rekening van de werkgever, de curator, de vereffenaar of een Fonds voor bestaanszekerheid.
  Bij gedeeltelijke betaling van de verbrekingsvergoeding, heeft de werknemer enkel recht op een overbruggingsvergoeding voor de periode die deze, gedekt door die vergoeding, overschrijdt.

Art.44. § 1. De overbruggingsvergoeding is niet verschuldigd wanneer de werknemer, na door de werkgever die de activa heeft overgenomen, te zijn in dienst genomen op grond van een arbeidsovereenkomst met een beding van proeftijd, tijdens de proeftijd wordt ontslagen of zelf ontslag neemt.
  § 2. De overbruggingsvergoeding is evenmin verschuldigd voor :
  1° de periodes gedekt door een loon of een vergoeding verschuldigd tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming of tijdens een deel ervan;
  2° de periodes gedekt door sociale zekerheidsuitkeringen die door de Koning met loon of met een vergoeding worden gelijkgesteld, wanneer de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming of tijdens een deel ervan.

Art.45. Wanneer de werknemer niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming of tijdens een deel ervan, kan het Fonds op het bedrag van de overbruggingsvergoeding de bedragen inhouden die bij wijze van voorschot werden betaald met toepassing van de wetten betreffende de werkloosheid en de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en stort ze, naargelang het geval, over aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of aan de verzekeringsinstelling van de werknemer.

Art.46. § 1. De overbruggingsvergoeding is gelijk aan het brutoloon dat de werknemer geniet op het ogenblik van de onderbreking van de activiteit, begrensd tot een bedrag dat door de Koning vastgesteld is.
  De Koning bepaalt wat voor de toepassing van deze afdeling moet worden verstaan onder loon. In het kader van deze afdeling moet het Fonds aan de bediende, die opnieuw in dienst werd genomen door de werkgever die de activa heeft overgenomen, een vergoeding betalen die gelijk is aan het vakantiegeld dat zou verschuldigd geweest zijn voor de periode gedekt door de overbruggingsvergoeding.
  De Koning bepaalt de volgorde waarin het Fonds de betalingen moet verrichten bedoeld in hoofdstuk IV en deze afdeling.
  De Koning kan een totaal maximumbedrag van de tegemoetkoming van het Fonds vastleggen.
  § 2. De Koning legt de berekeningswijzen van de overbruggingsvergoeding vast wanneer de werknemer tewerkgesteld werd in een voltijdse of deeltijdse arbeidsregeling waarvan de wekelijkse arbeidsduur berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 20bis en 26bis , § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 of van artikel 11bis van de bovenvermelde wet van 3 juli 1978.

Afdeling 5. - Tegemoetkoming bij overmacht.
Art.47. Bij sluiting van de onderneming in de zin van artikel 3 op grond van overmacht, moet het Fonds aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen wegens de definitieve onmogelijkheid om deze overeenkomst verder uit te voeren, ten gevolge van deze sluiting van de onderneming, de bij artikel 35 bedoelde vergoedingen uitbetalen die aan hen door hun werkgever verschuldigd zouden zijn geweest indien zij door hem zouden zijn ontslagen.

Art.48. De uitbetaling van deze vergoedingen mag het Fonds maar doen voorzover het geval van overmacht door het beheerscomité van het Fonds werd erkend.
  De Koning kan criteria vastleggen waaraan deze erkenning moet voldoen.

Afdeling 6. - De bijkomende vergoedingen verschuldigd aan sommige beschermde werknemers.
Art.49. De Koning kan, bij verzuim van de werkgever, het Fonds belasten met de uitbetaling van de bijkomende vergoeding verschuldigd aan de personeelsafgevaardigde of aan de kandidaat-personeelsafgevaardigde met toepassing van artikel 9 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.

Art.50. Het Fonds betaalt de bijkomende vergoeding vanaf het ogenblik dat de (Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten) vaststelt dat deze niet betaald is geworden binnen de termijnen vastgesteld door of krachtens artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. <W 2006-07-11/44, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>

Afdeling 7. - Aanvullende vergoeding bij brugpensioen.
Art.51. Bij verzuim van de werkgever is het Fonds eveneens belast met de betaling van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen bedoeld in artikel 8.

Art.52. Het Fonds kan enkel tussenkomen voor de door de Koning aangewezen categorieën van werknemers.
  De Koning kan een maximumbedrag vastleggen voor de betalingen die door het Fonds uitgevoerd worden.

Afdeling 8. - Tijdelijke werkloosheid.
Art.53.[1 Het Fonds neemt een deel ten laste van de werkloosheidsuitkeringen die door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening worden uitbetaald aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst in haar uitvoering is geschorst met toepassing van de artikelen 49, 50, 51 en 77/4 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
   De Koning bepaalt, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, het bedrag van het deel dat door het Fonds ten laste genomen wordt.]1
  ----------
  (1)<W 2011-04-12/05, art. 35, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.54. <W 2006-07-11/44, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006> De Koning bepaalt de nadere regelen en de termijnen van de uitbetaling aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, van het gedeelte, bedoeld in artikel 53, dat ten laste is van het Fonds.
  Hij kan ten laste van het Fonds de verplichting voorzien tot het storten van voorschotten om de uitbetaling door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van een deel van de werkloosheidsuitkeringen bedoeld in artikel 53 te dekken.

Afdeling 9. - Uitsluiting of beperking van bepaalde tegemoetkomingen van het Fonds.
Art.55. De Koning kan bepaalde tegemoetkomingen van het Fonds uitsluiten of beperken.

HOOFDSTUK III. - Inkomsten van het Fonds.
Art.56.De inkomsten van het Fonds bestaan uit de opbrengst van de in artikel 60 bedoelde bijdragen, bijdrage-opslagen en nalatigheidsintresten die hem gestort worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid [2 ...]2, alsmede uit de opbrengst der terugbetalingen uitgevoerd krachtens de artikelen 60 tot 64.
  (De inkomsten van het Fonds kunnen ook bestaan uit [1 een krediet dat ingeschreven wordt in de begroting van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, ter financiering van de kosten van de uitbreiding van het toepassingsgebied tot ondernemingen met minder dan twintig werknemers.]1) <W 2006-07-11/44, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  Deze inkomsten zijn eveneens bestemd tot dekking van de uitgaven van het Fonds inzake de diensten, het personeel, de uitrusting en de inrichtingen die de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening krachtens artikel 32 ter beschikking stelt van het Fonds, alsmede de last van de krachtens artikel 57 aangegane leningen.
  ----------
  (1)<W 2017-04-18/07, art. 31, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 32, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.57. Teneinde het hoofd te bieden aan onvoorziene uitgaven, kan het Fonds leningen aangaan onder de vorm van kredietvoorschotten ten belope van de werkelijke behoeften, behalve voor de ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit.

Art.58.§ 1. De Koning kan, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, aan de werkgevers die onder de toepassing vallen van deze wet, elk jaar de betaling van de bijdragen opleggen waarvan Hij het bedrag vaststelt. Hij bepaalt, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, een bijzondere bijdrage voor de ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit.
  (De Koning kan bepaalde categorieën van ondernemingen vrijstellen van de betaling van de bijdragen voor wat betreft de opdracht van het Fonds bedoeld in artikel 33 waarvoor een alternatief systeem van financiering is voorzien.) <W 2006-07-11/44, art. 24, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  Het geraadpleegde orgaan deelt zijn advies mede binnen twee maanden nadat hem het verzoek is gedaan, zoniet mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
  § 2. ([2 De Koning kan, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, elk jaar de betaling van een bijdrage, waarvan Hij het bedrag vaststelt, opleggen aan de werkgevers bedoeld bij of krachtens de artikelen 1 en 2 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. De opbrengst van deze bijdragen mag niet hoger zijn dan het bedrag, ten laste genomen door het Fonds op grond van artikel 53, van de werkloosheidsuitkeringen uitbetaald aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst in haar uitvoering is geschorst met toepassing van de artikelen 49, 50, 51 en 77/4 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.]2
  De Koning kan, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, de bijdrage voorzien in het eerste lid voor bepaalde werkgevers of bepaalde categorieën van werkgevers aanpassen.
  Het geraadpleegde orgaan deelt zijn advies mede binnen twee maanden nadat hem het verzoek is gedaan, zoniet mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.) <W 2006-07-11/44, art. 24, 2°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  [§ 3. De bijdragen zijn verschuldigd vanaf het eerste trimester van onderwerping aan de bepalingen van deze wet. [1 ...]1] <W 2006-07-11/44, art. 24, 3°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  [2 § 4. De werkgever die overgaat tot ontslag van een bediende, bedoeld in artikel 82, § 5, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of een bediende wiens arbeidsovereenkomst wordt beoogd door artikel 86/2, § 3, van dezelfde wet is een bijdrage van 3 % verschuldigd op het ontslagbedrag. De Koning bepaalt wat moet worden begrepen onder " ontslagbedrag ".
   Hij bepaalt de modaliteiten en termijnen van betaling van de bijdrage bedoeld in het eerste lid, zowel als de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf.]2
  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 67, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<W 2011-04-12/05, art. 36, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.59. De Koning kan de werkgevers met werknemers die uitgesloten zijn van de toepassing van alle of sommige bepalingen van deze wet, geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de betalingen van de bijdragen.

Art.60.De bijdragen verschuldigd krachtens deze wet zijn volgens de modaliteiten en binnen de termijnen die door de Koning worden vastgesteld [1 betaalbaar aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.]1
  De niet-betaling binnen de aldus vastgestelde termijnen brengt de toepassing mee van de bijdrage-opslagen en de nalatigheidsintresten, berekend volgens dezelfde bedragen en onder dezelfde voorwaarden als degene die vastgesteld zijn door hoger vermelde wet van 27 juni 1969 en de besluitwet van 7 februari 1945, alsmede door hun uitvoeringsbesluiten.
  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid [1 kan]1 ten laste van het Fonds de administratiekosten terugvorderen die voortspruiten uit de toepassing van artikel 56 en de vorige leden van dit artikel.
  ----------
  (1)<W 2017-12-17/17, art. 32, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.61.§ 1. De werkgever, de curator of de vereffenaar moet aan het Fonds, wanneer het tot uitbetaling is overgegaan, het volgende terugbetalen :
  1° het bedrag van de vergoedingen die het Fonds met toepassing van artikel 33 heeft uitbetaald;
  2° het bedrag van de lonen, vergoedingen en voordelen die het Fonds (met toepassing van artikel 35, §§ 1 en 2) heeft uitbetaald; <W 2006-07-11/44, art. 25, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  3° het bedrag van de bijkomende vergoeding die het Fonds met toepassing van artikel 49 heeft uitbetaald;
  4° het bedrag van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen die het Fonds met toepassing van artikel 51 heeft uitbetaald.
  § 2. Het Fonds treedt van rechtswege in de rechten en de vorderingen van de werknemer tegenover de werkgever, curator of vereffenaar voor :
  1° het bedrag van de vergoedingen die het Fonds in toepassing van artikel 33 heeft uitbetaald;
  2° het bedrag van de lonen, vergoedingen en voordelen die het Fonds (met toepassing van artikel 35, §§ 1 en 2) heeft uitbetaald; <W 2006-07-11/44, art. 25,1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  3° het bedrag van de bijkomende vergoeding die het Fonds met toepassing van artikel 49 heeft uitbetaald;
  4° het bedrag van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen die het Fonds met toepassing van artikel 51 heeft uitbetaald.
  § 3. [1 ...]1.
  § 4. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2013-07-30/01, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 11-08-2013>

Art.62. Het Fonds treedt van rechtswege :
  1° in de rechten en plichten van de Staat voor de inning bij de werkgever, de curator of de vereffenaar van de door het Fonds gedane fiscale inhoudingen;
  2° in de rechten en plichten van de in artikel 67 bedoelde instellingen voor de inning van de door het Fonds betaalde sociale bijdragen bij de werkgever, de curator of de vereffenaar.

Art.63. § 1. In geval van gelijkstelling van een herstructurering van een onderneming met een sluiting van een onderneming, legt het beheerscomité van het Fonds de duur vast van de periode waarbinnen de bedragen, die door het Fonds bij wijze van voorschot werden uitbetaald, moeten worden terugbetaald; deze periode begint te lopen vanaf het einde van de herstructureringsperiode. Het kan deze periode tot terugbetaling inkorten of verlengen, zonder een door de Koning vastgesteld maximum te overschrijden.
  § 2. Wanneer een herstructurering van een onderneming met een sluiting van een onderneming wordt gelijkgesteld, kunnen enkel de werknemers, die werden ontslagen tijdens de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde herstructureringsperiode, genieten van de tegemoetkomingen van het Fonds. Voor elke herstructurering legt het beheerscomité van het Fonds de nadere regels vast voor de tegemoetkoming van het Fonds, waaronder het aantal werknemers dat bij de herstructurering betrokken is alsmede de totale kostprijs. Het aantal werknemers en de daarmee overeenstemmende kostprijs moeten worden bepaald op basis van de verschillende tegemoetkomingen van het Fonds.

Art.64. <W 2006-07-11/44, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006> § 1. De werkgever, de curator of de vereffenaar moeten het Fonds het bedrag terugbetalen van de overbruggingsvergoeding dat het heeft uitbetaald op grond van artikel 41.
  Zij moeten het Fonds eveneens het bedrag terugbetalen van de fiscale inhouding die op de in het eerste lid bedoelde vergoeding werd verricht en van de sociale bijdragen betaald door het Fonds.
  § 2. Wanneer de werkgever de bijkomende vergoeding, die het Fonds met toepassing van artikel 49 heeft betaald, moet terugbetalen, kan de Koning, onverminderd de intresten, een toeslag bepalen op de aan het Fonds verschuldigde bedragen om de bijkomende administratieve kosten te dekken die deze opdracht met zich meebrengt.

HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling door het Fonds.
Art.65.<Art. 65 gewijzigd bij KB 2010-12-19/15, art. 33, 008; Inwerkingtreding : 03-02-2011, maar ingetrokken bij KB 2011-03-03/04, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 03-02-2011>

  Wat de in de artikelen 35, 41, 47, 49 en 51 bedoelde vergoedingen betreft, wordt het verzoek tot betaling bij het Fonds ingediend op initiatief van de werknemer. Wat de vergoedingen bepaald (bij artikel 33) betreft, komt het Fonds tussen op basis van informatie, die verstrekt wordt door de werkgever, de curator of de vereffenaar, of op verzoek van de werknemer. <W 2006-07-11/44, art. 27, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
   De Koning bepaalt de nadere regels voor de indiening van dit verzoek, de inlichtingen die de werkgever, [1 ...]1 de curator of de vereffenaar en de werknemer aan het Fonds moeten verstrekken en de termijn gedurende welke het dossier van de werknemer moet bewaard worden alsmede de nadere regels voor deze bewaring. In geval van faillissement (...) of na vereffening van de onderneming hebben de curatoren, vereffenaars, lasthebbers of de werkgever die de activa heeft overgenomen, dezelfde verplichtingen als de werkgever. <W 2006-07-11/44, art. 27, 2° en 3°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
   De Koning bepaalt de wijze waarop de betalingen door het Fonds geschieden, alsmede de formaliteiten die het Fonds moet vervullen bij die betalingen.
  ----------
  (1)<W 2013-07-30/01, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 11-08-2013>

Art.66. Het Fonds moet tot uitbetaling zijn overgegaan binnen drie maanden vanaf de dag waarop het beheerscomité deze wet toepasselijk heeft verklaard en waarop het volledige individuele dossier van de werknemer en het volledig dossier van de onderneming bij het Fonds zijn voor de toepassing van de opdrachten (bedoeld bij de artikelen 33, 35, 41, 47 en 49). <W 2006-07-11/44, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  Het Fonds moet tot uitbetaling zijn overgegaan binnen zestig dagen vanaf de dag waarop het individueel volledig dossier door de werknemer ingediend werd in uitvoering van de in artikel 51 bedoelde opdracht.
  De Koning bepaalt wat verstaan wordt onder een volledig dossier van de onderneming en een volledig individueel dossier van de werknemer.
  De intresten zijn van rechtswege verschuldigd vanaf de dag volgend op de laatste dag waarop de uitbetaling had moeten verricht zijn.

Art.67.§ 1. Wanneer het Fonds de in de artikelen 35, 41 en 47 bedoelde betalingen verzekert, moet het :
  1° de inhoudingen doen die opgelegd worden met toepassing van de belastingswetgeving, de wetgeving betreffende de sociale zekerheid en de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en de ingehouden bedragen aan de in artikel 60 [1 bedoelde instelling]1 en aan de Staat overdragen;
  2° [1 aan de in artikel 60 bedoelde instelling en aan de Fondsen voor bestaanszekerheid bedoeld in de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, waarvan de statuten bepalen dat zij zelf bijdragen innen en invorderen,]1 de werkgeversbijdragen betalen die opgelegd worden door de wetgeving betreffende de sociale zekerheid en de bijzondere of collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.
  In afwijking van punt 2°, moet het Fonds enkel de werkgeversbijdragen betalen die opgelegd worden door de wetgeving inzake sociale zekerheid wanneer hij de in artikel 41 bedoelde overbruggingsvergoeding betaalt.
  § 2. Wanneer, bij verzuim van de werkgever, het Fonds de in (de artikelen 33, 49 en 51 bedoelde) betalingen doet, moet hij de inhoudingen verrichten die krachtens de belastings- en sociale wetgeving zijn opgelegd. <W 2006-07-11/44, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  ----------
  (1)<W 2023-11-05/04, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 03-12-2023>

Art.68. In geval van gelijkstelling van een herstructurering met een sluiting met toepassing van artikel 5, worden de bedragen die door de werkgever worden uitbetaald aan de werknemers die bij de herstructurering betrokken zijn en waarvoor de tegemoetkoming van het Fonds gevraagd en verkregen werd, aan elke werknemer uitbetaald in naam en voor rekening van het Fonds ten belope van het volledig individueel bedrag van zijn tegemoetkoming.

HOOFDSTUK V. - Informatie van het Fonds.
Art.69.<Art. 69 gewijzigd bij KB 2010-12-19/15, art. 34, 008; Inwerkingtreding : 03-02-2011, maar ingetrokken bij KB 2011-03-03/04, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 03-02-2011>

  Bij sluiting van zijn onderneming (het Fonds hiervan op de hoogte brengen), moet de werkgever (het Fonds hiervan op de hoogte brengen). De Koning bepaalt de termijnen waarbinnen deze kennisgeving aan het Fonds moet worden gedaan alsmede de inlichtingen die de werkgever moet verstrekken. <W 2006-07-11/44, art. 30, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
   De Koning bepaalt de nadere regels volgens dewelke de werkgever bij het Fonds het bewijs moet leveren van de betalingen die hij overeenkomstig artikel 68 voor rekening van het Fonds gedaan heeft.
   De Koning bepaalt de inlichtingen die de werkgever aan het Fonds moet meedelen bij sluiting van de onderneming ten gevolge van overmacht, en waarvoor een aanvraag tot tegemoetkoming van het Fonds werd ingediend.
   De lasthebbers, curatoren en de vereffenaars hebben, alsmede de werkgever die de activa heeft overgenomen, dezelfde verplichtingen als deze die ten laste van de werkgever vallen en zij voldoen hieraan onder dezelfde voorwaarden.
   Bovendien moeten de curator of de vereffenaar het Fonds inlichten over de overdracht van het geheel of een deel van de activa van de failliete onderneming (...). <W 2006-07-11/44, art. 30, 2°, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  [1 Zesde lid opgeheven.]1
   De Fondsen voor bestaanszekerheid moeten het Fonds alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de bepaling van zijn tegemoetkoming.
  ----------
  (1)<W 2013-07-30/01, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 11-08-2013>

HOOFDSTUK VI. - Verzaking.
Art.70. Onder de door de Koning bepaalde voorwaarden kan het beheerscomité van het Fonds verzaken aan de terugvordering ten laste van de werknemers van alle ten onrechte betaalde bedragen.

HOOFDSTUK VII. - Verjaring.
Art.71.Verjaren na drie jaar de vorderingen waarover de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid [1 beschikt]1 tegen de werkgever op wie deze wet van toepassing is uit hoofde van niet-betaling der bijdragen, bijdrage-opslagen en nalatigheidsintresten binnen de vereiste termijnen.
  Drie jaar na de datum van de betaling verjaren de vorderingen ingesteld tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid [1 ...]1 tot terugbetaling van niet-verschuldigde betaling van bijdragen.
  ----------
  (1)<W 2017-12-17/17, art. 32, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.72. Eén jaar vanaf de dag dat het dossier van de werknemer volledig is en goedgekeurd door het beheerscomité van het Fonds, verjaren de rechtsvorderingen inzake de uitbetaling van de in artikel 18 bedoelde sluitingsvergoeding en van de (bij de artikelen 33, 35, 41, 47, 49 en 51 bepaalde) tegemoetkomingen. <W 2006-07-11/44, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  Deze termijn kan geschorst worden door een ingebrekestelling gericht aan het Fonds. De Koning bepaalt wat moet verstaan worden onder ingebrekestelling.

Art. 72/1. [1 § 1. De terugvordering van de ten onrechte aan de werknemer verrichte betalingen op basis van de artikelen 33, 35, 41, 47, 49 en 51 verjaart na drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de betaling werd verricht.
   De in het eerste lid voorgeschreven termijn wordt teruggebracht tot zes maanden indien de betaling enkel het gevolg is van een vergissing van het Fonds, waarvan de werknemer zich normaliter geen rekenschap kon geven.
   De in het eerste lid voorgeschreven termijn wordt verlengd tot vijf jaar indien ten onrechte werd betaald in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de werknemer.
   § 2. Van de beslissing tot terugvordering wordt, op straffe van nietigheid, kennis gegeven aan de werknemer bij ter post aangetekend schrijven.
   Hierin worden, op straffe van nietigheid, vermeld :
   - de vaststelling van het onverschuldigde;
   - het totale bedrag van het onverschuldigde, evenals de berekeningswijze ervan;
   - de bepalingen in strijd waarmede de betalingen werden verricht;
   - de in aanmerking genomen verjaringstermijn en de motivering ervan;
   - de mogelijkheid om, op straffe van verval, binnen een termijn van dertig dagen na de aanbieding aan de werknemer van het aangetekend schrijven, beroep in te stellen bij de bevoegde arbeidsrechtbank.
   Het ter post neerleggen van het aangetekend schrijven stuit de verjaring.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/01, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 11-08-2013. Zie ook art. 11>

TITEL V. - Raadpleging van de Nationale Arbeidsraad.
Art.73. Voor het uitoefenen van de bevoegdheden die Hem door deze wet zijn toegekend, wint de Koning het advies in van de Nationale Arbeidsraad. De Nationale Arbeidsraad deelt zijn advies mede binnen twee maanden nadat hem het verzoek daartoe is gedaan, zoniet mag aan de adviesvereisten worden voorbijgegaan.

TITEL VI. - Toezicht en sancties.
HOOFDSTUK I. - Toezicht.
Art.74. [1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 95, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.75. De Minister van Financiën, de Minister van Justitie, met inbegrip van de parketten en de griffies der Hoven en van alle rechtscolleges van de rechterlijke orde, alsmede de instellingen van sociale zekerheid zijn gehouden, wanneer zij daartoe worden aangezocht door de Administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, hem alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem, zonder verplaatsing, van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden inzage te verlenen, en hem alle inlichtingen, afschriften of uittreksels te laten nemen, welke de Administrateur-generaal voor het uitvoeren van de opdrachten van het Fonds nodig acht. Van de akten, stukken, registers, bescheiden of inlichtingen met betrekking tot de rechtspleging mag evenwel geen inzage worden verleend zonder uitdrukkelijk verlof van de procureur-generaal.

HOOFDSTUK II. - Strafbepalingen.
Art.76. [1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 50°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.77. [1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 50°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.78. [1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 50°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.79. [1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 50°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.80. [1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 50°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

TITEL VII. - Wijzigingsbepalingen.
Art.81. Een artikel 3bis , luidend als volgt, wordt in de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, ingevoegd :
  " Art. 3bis . De werknemer heeft recht op de betaling, door de werkgever, van het hem verschuldigde loon. Dit recht op de betaling van het loon heeft betrekking op het loon, vooraleer de in artikel 23 bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht. "

Art.82. Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 10. Voor het loon is van rechtswege rente verschuldigd met ingang van het tijdstip waarop het eisbaar wordt.
  Die rente wordt berekend op het loon, vooraleer de in artikel 23 bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht. "

Art.83. <W 2006-07-11/44, art. 34, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006> In artikel 19, eerste lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° 3°bis, ingevoegd bij de wet van 12 april 1965, vervangen bij de wet van 13 januari 1977 en gewijzigd bij de wetten van 22 januari 1985, 22 mei 2001, 8 april 2003 en van 23 december 2005 wordt vervangen als volgt :
  " 3°bis voor de werknemers bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, het loon zoals bepaald in artikel 2 van genoemde wet, vooraleer de in artikel 23 van genoemde wet bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht, zonder dat het bedrag daarvan 7.500 euro mag te boven gaan; deze beperking wordt niet toegepast op de vergoedingen die in het loon begrepen zijn en die verschuldigd zijn aan dezelfde personen wegens beëindiging van hun dienstbetrekking.
  Het hierboven bepaalde bedrag wordt om de twee jaar aangepast door de Koning, na advies van de Nationale Arbeidsraad.
  - De schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers gegrond :
  a) op artikel 61, § 1, 2° en 4°, § 2, 2° en 4°, § 3 en § 4, van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, voor de bedragen die het heeft betaald in toepassing van de artikelen 35 en 51 van dezelfde wet;
  b) op artikel 62, 1° en 2°, van dezelfde wet voor de inhoudingen die het heeft gedaan op de in a) bedoelde bedragen en die het heeft betaald in toepassing van artikel 67, § 1, 1°, van dezelfde wet.
  - De sommen uitgeleend in het kader van een investeringsspaarplan bedoeld in hoofdstuk IV van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen.
  - Voor dezelfde werknemers, de aanvullende vergoeding waarop zij ten laste van de werkgever recht hebben krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad, die de toekenning voorziet van een aanvullende vergoeding aan bepaalde oudere werknemers in geval van ontslag, of krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in het paritair comité, paritair subcomité of in de onderneming, die gelijkaardige voordelen voorziet als die voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en rekening houdende met het maandbedrag van de aanvullende vergoeding, de berekeningswijze vaststellen van het bedrag van de bevoorrechte schuldvordering van deze oudere werknemer.
  - De inschakelingsvergoeding bedoeld in de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact. "
  2° in 4°ter, ingevoegd door de wet van 18 december 1968 en gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 535 van 31 maart 1987, het koninklijk besluit van 19 mei 1995 en de wet van 25 januari 1999 en de programmawet van 24 december 2002, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
  " de schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers gegrond op artikel 62, 2° van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen evenals de schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers tegenover de werkgevers, de curatoren en de vereffenaars gegrond op artikel 67, § 1, 2°, van deze zelfde wet, in zover die schuldvorderingen niet meer bij wettelijke in de plaatsstelling ingevorderd kunnen worden, en de schuldvorderingen van ditzelfde Fonds, gegrond op de artikelen 61, § 1, 1° en 3°, en § 2, 1° en 3°, en 64, § 1, van dezelfde wet.
  3° 4°quinquies, ingevoegd bij de besluitwet van 28 december 1944 en vervangen bij de wet van 22 januari 1985, wordt opgeheven.

Art.84. Artikel 1, 10° en 11°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten in geval van inbreuk op sommige sociale wetten wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 10° de werkgever, de curatoren en de vereffenaars die zich schuldig maken aan overtreding van de bepalingen van titels II, III, en van de artikelen 61, 64, 65 en 69 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen en van hun uitvoeringsbesluiten;
  11° de werkgever die een overname van activa heeft verricht, zijn aangestelden of mandatarissen die een overtreding hebben begaan op de bepalingen van de artikelen 65 en 69 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen en van hun uitvoeringsbesluiten; ".

TITEL VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.85. Het Fonds neemt de rechten en plichten, de activa en de passiva over van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, opgericht bij artikel 9 van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen.

Art.86. Tot hun opheffing blijven de koninklijke besluiten van kracht die genomen werden in uitvoering van :
  1° de wet van 27 juni 1960 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;
  2° de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;
  3° de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
  4° de wet van 12 mei 1975 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
  5° de wet van 12 april 1985 waarbij het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;
  6° artikel 9, vijfde lid, van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden;
  7° titel IV, hoofdstuk I, afdeling 2 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.
  De koninklijke besluiten tot algemeen verbindend verklaring van beslissingen van paritaire comités inzake de methodes tot voorafgaande informatie en herplaatsing bij sluiting van een onderneming, blijven van toepassing tot hun opheffing of hun vervanging door besluiten die in uitvoering van deze wet zijn genomen of door collectieve arbeidsovereenkomsten die door de Koning algemeen verbindend zijn verklaard. Dit lid is niet van toepassing op de bepalingen die niet overeenstemmen met deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.
  De inbreuken op de besluiten die krachtens dit artikel van kracht blijven, worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van titel VI.

Art.87. De Koning mag de bepalingen van bestaande wetten wijzigen om ze aan te passen aan de bepalingen van deze wet.

Art.88. Worden opgeheven :
  1° de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;
  2° de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
  3° de wet van 12 mei 1975 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
  4° de wet van 12 april 1985 waarbij het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;
  5° artikel 9, vijfde lid, van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden;
  6° titel IV, hoofdstuk I, afdeling 2 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;
  7° (...) <W 2006-07-11/44, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  zoals tot op heden gewijzigd.

Art.89. § 1. Deze wet is van toepassing op :
  1° de gevallen van sluiting van ondernemingen waarbij de sluitingsdatum na de datum van haar inwerkingtreding valt;
  2° de gevallen van verplaatsing van de exploitatiezetel of van de fusie van de onderneming die gelijkgesteld wordt met een sluiting van de onderneming waarbij de datum na de datum van haar inwerkingtreding valt;
  3° (...) <W 2006-07-11/44, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  4° de verzoeken tot herstructurering waarbij de indieningsdatum na de datum van haar inwerkingtreding valt.
  § 2. De bepalingen, opgeheven door artikel 88, blijven evenwel van toepassing op :
  1 ° de gevallen van sluiting van ondernemingen waarbij de sluitingsdatum niet later dan de datum van inwerkingtreding van deze wet valt;
  2° de gevallen van de verplaatsing van de exploitatiezetel of van de fusie van de onderneming die gelijkgesteld wordt met een sluiting van de onderneming waarbij de datum niet later dan de datum van inwerkingtreding van deze wet valt;
  3° (...) <W 2006-07-11/44, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 03-09-2006>
  4° de verzoeken tot herstructurering waarbij de indieningsdatum niet later dan de datum van de inwerkingtreding van deze wet valt.

Art. 90. § 1. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt.
  § 2. In afwijking van artikel 89, § 1, zijn de afdelingen 3 en 7 van hoofdstuk II van Titel IV voor de ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit zoals bedoeld bij artikel 2, 3°, b) , van toepassing :
  1° op de sluitingen van ondernemingen waarbij de sluitingsdatum ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet valt;
  2° op gevallen van verplaatsing van de exploitatiezetel of van fusie van de onderneming die gelijkgesteld wordt met een sluiting van de onderneming, waarvan de datum ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet valt;
  3° op de verzoeken tot herstructurering waarvan de indieningsdatum ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet valt.
  (NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 81 tot 82 vastgesteld op 01-07-2005 door KB 2005-07-03/36, art. 1)
  (NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-04-2007 door KB 2007-03-23/35, art. 57)