16 DECEMBER 1851. - [OUD] BURGERLIJK WETBOEK. - BOEK III - TITEL XVIII : Voorrechten en hypotheken. - HYPOTHEEKWET (Opschrift gewijzigd door W2019-04-13/28, art. 2, 066; Inwerkingtreding : 01-11-2020) (NOTA : art. 1 gewijzigd op een onbepaalde datum door W1995-02-09/35, art. 1, 012; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-04-1987 en tekstbijwerking tot 29-12-2023)
Inleidende bepalingen. Overdracht van zakelijke rechten.
Art. 1-2, 2bis, 3-6
HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.
Art. 7-8, 8/1, 9-11
HOOFDSTUK II. Voorrechten.
Art. 12-16
AFDELING I. Voorrechten op roerende en onroerende goederen.
Art. 17
AFDELING II. Voorrechten op roerende goederen.
Art. 18
§ I. ALGEMENE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN.
Art. 19
§ II. VOORRECHTEN OP BEPAALDE ROERENDE GOEDEREN.
Art. 20
§ III. RANG VAN DE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN IN GEVAL VAN SAMENLOOP VAN DIE VOORRECHTEN.
Art. 21-25, 25bis, 26
AFDELING III. Voorrechten op onroerende goederen.
Art. 27-28
AFDELING IV. Hoe voorrechten bewaard worden.
Art. 29-38, 38/1, 38bis, 39-40
HOOFDSTUK III. Hypotheken.
Art. 41-45, 45bis, 46
AFDELING I. Wettelijke hypotheken.
Art. 47
Art. 47 WAALS GEWEST
Art. 48
§ 1. WAARBORGEN DOOR VOOGDEN TE VERSTREKKEN IN HET BELANG VAN MINDERJARIGEN EN ONBEKWAAMVERKLAARDEN.
Art. 49-63
§ 2. WAARBORGEN TEN BEHOEVE VAN GEHUWDE VROUWEN. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; W 14-07-1976, art. 4-47, § 1>
Art. 64-72
AFDELING II. - Bedongen hypotheken.
Art. 73-80
AFDELING III. Rang van de hypotheken onderling.
Art. 81
AFDELING IV. [1 - Hypotheken voor alle sommen]1
Art. 81bis
AFDELING V. - [1 Overdracht van bevoorrechte en hypothecaire schuldvorderingen.]1
Art. 81ter, 81quater, 81quinquies, 81sexies, 81septies, 81octies, 81nonies, 81decies, 81undecies
HOOFDSTUK IV. Wijze van inschrijving van de voorrechten en hypotheken.
Art. 82-90, 90bis, 90ter, 91
HOOFDSTUK V. Doorhaling en vermindering van de inschrijvingen.
Art. 92-95
HOOFDSTUK VI. Gevolgen van de voorrechten en hypotheken tegen derden-bezitters.
Art. 96-107
HOOFDSTUK VII. Tenietgaan van de voorrechten en hypotheken.
Art. 108
HOOFDSTUK VIII. Wijze waarop eigendommen van de voorrechten en hypotheken worden gezuiverd.
Art. 109-122
HOOFDSTUK IX. Openbaarheid van de registers en verantwoordelijkheid [1 ...]1.
Art. 123-134
HOOFDSTUK X. <ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Wijze van houden en bewaren van de hypothecaire bescheiden.
Art. 135-138
Hoofdstuk XI. - <Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Vermelding van de partijen en van de onroerende goederen.
Art. 139-143
Hoofdstuk XII. <Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Materiële vormen van de formaliteiten van openbaarmaking en van de aanvragen.
Art. 144
Hoofdstuk XIII.[1 De organisatie van de hypotheekbewaring]1
Art. 145-146
1995022258 2000003783 2016003313 2018201420 2018204737 2021031920 2021031921 2022020877 2022034123
Inleidende bepalingen. Overdracht van zakelijke rechten.
Artikel 1.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,3°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.2.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,3°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 2bis.
<Opgeheven bij W 2013-12-21/26, art. 64, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art.3.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,3°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.4.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,3°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.5.Op de overdracht van een ingeschreven bevoorrechte of hypothecaire schuldvordering, of op de indeplaatsstelling in een zodanig recht, kan men zich tegen derden alleen beroepen indien zij voortvloeien uit akten [2 in artikel 3.31 van het Burgerlijk Wetboek]2 genoemd en indien de dagtekening en de aard van de titel van de overnemer op de kant der inschrijving zijn vermeld, met opgave van de namen, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de partijen.
(Hetzelfde geldt voor de afstand van de rang van een hypotheek, alsook voor de inpandgeving van een ingeschreven bevoorrechte of hypothecaire schuldvordering.) <W 10-10-1913, art. 3>
De [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 vermeldt, onderaan op het borderel, de in [1 haar]1 registers aangebrachte wijziging.
In geval van overdracht van een niet ingeschreven bevoorrechte of hypothecaire schuldvordering, of van indeplaatsstelling in een zodanig recht, zal de overnemer de hypotheek of het voorrecht door inschrijving niet kunnen bewaren dan voor zover de akte van overdracht verleden is in de vorm die voor de ingeschreven schuldvorderingen vereist is.
----------
(1)<W 2018-07-11/07, art. 13, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
(2)<W 2020-02-04/16, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.6. <W 10-10-1967, art. 3-21> Ieder tegen wie een hypothecaire inschrijving bestaat, genomen tot waarborg van een vaststaande en zekere schuldvordering, kan, zelfs voordat de schuld vervalt, door de overnemer van de schuldvordering gedagvaard worden vóór de rechtbank van eerste aanleg van zijn woonplaats, ten einde de verklaring af te leggen die bij artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek is voorgeschreven.
De gedaagde is gehouden zich naar de bepalingen van de artikelen 1452 en volgende van het genoemde wetboek te gedragen, zoniet kan hij eenvoudig schuldenaar worden verklaard, zoals bepaald is in artikel 1542 van het voormelde wetboek.
HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.
Art.7.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,4°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.8.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,4°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 8/1.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,4°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.9.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,4°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.10.
<Opgeheven bij W 2020-02-04/16, art. 29,4°, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.11.
<Opgeheven bij W 2019-05-08/14, art. 7, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK II. _ Voorrechten.
Art.12. (2095). Voorrecht is een recht dat uit hoofde van de bijzondere aard der schuldvordering aan een schuldeiser toekomt en hem voorrang verleent boven de andere schuldeisers, zelfs de hypothecaire.
Art.13. (2096). Tussen de bevoorrechte schuldeisers wordt de voorrang geregeld naar de verschillende aard van de voorrechten.
Art.14. (2097). Bevoorrechte schuldeisers die in dezelfde rang zijn, worden naar evenredigheid van hun vordering betaald.
Art.15. (2098). Het voorrecht, verbonden aan de rechten van de Staatskas, en de orde waarin het wordt uitgeoefend, worden geregeld door de wetten daartoe betrekkelijk.
De Staatskas kan echter geen voorrecht bekomen ten nadele van vroeger door derden verkregen rechten.
Art.16. (2099). Voorrechten kunnen bestaan op roerende goederen of op onroerende goederen.
AFDELING I. _ Voorrechten op roerende en onroerende goederen.
Art.17. De gerechtskosten zijn bevoorrecht op de roerende en de onroerende goederen, ten aanzien van alle schuldeisers in wier belang zij zijn gemaakt.
AFDELING II. _ Voorrechten op roerende goederen.
Art.18. (2100). De voorrechten zijn ofwel algemeen, ofwel bijzonder met betrekking tot bepaalde roerende goederen.
§ I. ALGEMENE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN.
Art.19.(2101). De schuldvorderingen, bevoorrecht op alle roerende goederen, worden hierna opgesomd en zij worden in de volgende orde verhaald :
1° De gerechtskosten die in het gemeenschappelijk belang van de schuldeisers zijn gemaakt;
2° De begrafeniskosten in verhouding tot de stand en het vermogen van de overledene;
3° De kosten van laatste ziekte gedurende een jaar;
[4 3°bis. De onderhoudsschulden zonder dat het bedrag daarvan 15 000 euro mag te boven gaan;]4
[4 3°ter]4 (voor de werknemers bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, het loon zoals bepaald in artikel 2 van genoemde wet, vooraleer de in artikel 23 van genoemde wet bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht, zonder dat het bedrag daarvan 7.500 euro mag te boven gaan; deze beperking wordt niet toegepast op de vergoedingen die in het loon begrepen zijn en die verschuldigd zijn aan dezelfde personen wegens beëindiging van hun dienstbetrekking.
Het hierboven bepaalde bedrag wordt om de twee jaar aangepast door de Koning, na advies van de Nationale Arbeidsraad.
- De schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers gegrond :
a) op artikel 61, § 1, 2° en 4°, § 2, 2° en 4° [2 ...]2, van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, voor de bedragen die het heeft betaald in toepassing van de artikelen 35 en 51 van dezelfde wet;
b) op artikel 62, 1° en 2°, van dezelfde wet voor de inhoudingen die het heeft gedaan op de in a) bedoelde bedragen en die het heeft betaald in toepassing van artikel 67, § 1, 1°, van dezelfde wet.
- De sommen uitgeleend in het kader van een investeringsspaarplan bedoeld in hoofdstuk IV van de wet van 22 mei 2001 [9 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers]9.
- Voor dezelfde werknemers, de aanvullende vergoeding waarop zij ten laste van de werkgever recht hebben krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad, die de toekenning voorziet van een aanvullende vergoeding aan bepaalde oudere werknemers in geval van ontslag, of krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in het paritair comité, paritair subcomité of in de onderneming, die gelijkaardige voordelen voorziet als die voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en rekening houdende met het maandbedrag van de aanvullende vergoeding, de berekeningswijze vaststellen van het bedrag van de bevoorrechte schuldvordering van deze oudere werknemer.
- De inschakelingsvergoeding bedoeld in de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact.) <W 2002-06-26/55, art. 83, Inwerkingtreding : 01-04-2007>
[3 3° ter. De schadevergoeding die de veroordeelde overeenkomstig een in kracht van gewijsde gegane beslissing aan het slachtoffer dat een natuurlijke persoon is en zijn rechtverkrijgenden tot en met de tweede graad verschuldigd is als vergoeding voor de lichamelijke of psychische schade als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad die een strafbaar feit vormt. Dit voorrecht komt de wettelijk gesubrogeerde niet toe;]3
4° (de schuldvorderingen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en deze van de verzekeringsinstellingen bepaald bij artikel 2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de ten onrechte uitbetaalde prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging, de uitkeringsverzekering of de moederschapsverzekering.) <Opgeheven bij W 12-04-1965, art. 49, 2°, en hersteld bij W 2002-01-14/39, art. 27, 020; Inwerkingtreding : 22-02-2002>
(De bedragen die uit kracht van de besluitwet betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers als vakantiebijdrage of als vakantiegeld verschuldigd zijn voor het verlopen dienstjaar en voor het lopende dienstjaar;) <BESLW 03-01-1946, art. 14>
4°bis. (de schuldvordering [7 van Fedris]7 voor de uitkeringen, bedragen en kapitalen die bedoeld worden in artikel 60, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.) <W 2006-07-13/68, art. 69, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
De schuldvorderingen van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers) ten opzichte van de werkgevers;
4°ter. (De bijdragen en bijdrageopslagen verschuldigd aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en die waarvan hij de inning verzekert, [6 ...]6 de bijdragen en bijdrageopslagen verschuldigd [8 ...]8 aan het Fonds voor bestaanszekerheid en aan het Sociaal Fonds voor de diamantarbeiders, evenals de vorderingen verschuldigd aan de pensioeninstellingen en aan de rechtspersonen belast met de organisatie van de solidariteitsregeling, zoals bedoeld in de programmawet van 24 december 2002, en aan [8 Fedris]8 en de vorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, op basis van artikel 62, 2° van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen.
(de schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers gegrond op artikel 62, 2° van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen evenals de schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers tegenover de werkgevers, de curatoren en de vereffenaars gegrond op artikel 67, § 1, 2°, van deze zelfde wet, in zover die schuldvorderingen niet meer bij wettelijke in de plaatsstelling ingevorderd kunnen worden, en de schuldvorderingen van ditzelfde Fonds, gegrond op de artikelen 61, § 1, 1° en 3°, en § 2, 1° en 3°, en 64, § 1, van dezelfde wet.) <W 2002-06-26/55, art. 83, Inwerkingtreding : 01-04-2007>
[5 De administratieve geldboeten, de bijdragen en bijdrageopslagen]5 verschuldigd aan de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen en aan de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, met toepassing van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, van Hoofdstuk III van Titel III van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen en van Hoofdstuk II van Titel III van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.) <W 2005-07-03/46, art. 44, 026; Inwerkingtreding : 23-02-2007>
[1 De bijdragen en verhogingen verschuldigd aan het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen in toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel 6 van de programmawet van 22 juni 2012.]1
4°quater. De betaling van de hoofdbijdragen en van de aanvullende bijdragen, verschuldigd door de wekgevers ondeworpen aan de wet op kinderbijslagen;
4°quinquies. (...) <W 2002-06-26/55, art. 83, Inwerkingtreding : 01-04-2007> 4°sexies. (...) <W 18-12-1968, art. 7, 1°> 4°septies. (De betaling van de bijdragen, bedoeld in de artikelen 15 en 16 van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen en in artikel 10 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;) <W 28-07-1971, art. 21, 2°> 4°octies. (De betaling van de bijdragen van, de bijdrageopslag en van de eventuele interest voorzien bij de wet tot oprichting van een Nationale Sociale Commissie voor de kleine ondernemingen).) <W 24-12-1962, art. 17> 4°nonies. (De schuldvorderingen van de verzekeraar in geval van betaling van vergoedingen en renten wegens arbeidsongeval tijdens de schorsing (van de waarborg) van het verzekeringscontract.) <W 10-04-1971, art. 101, 2°> <W 2006-07-13/68, art. 69, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2006> 4°nonies. (De betaling door een onderneming van de sommen en verzuimsrente bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de wet op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.) <W 26-03-1971, art. 48> (4°decies. De vorderingen van de auteurs, zoals omschreven in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.) <W 1994-06-30/35, art. 91, L2, 010; Inwerkingtreding : 1994-08-01> 5° De leveringen van levensmiddelen aan de schuldenaar en zijn familie gedaan gedurende zes maanden. (6° : de schuldvorderingen van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten tot betaling van de verplichte bijdragen in toepassing van de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, en van het Begrotingsfonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten tot betaling van de verplichte bijdragen in toepassing van de wet van 17 maart 1993 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten;) <W 2006-07-20/39, art. 159, 028; Inwerkingtreding : 07-08-2006> De termijnen, in de drie vorige paragrafen bepaald, zijn die, welke aan de dood, de ontneming van het bezit of de inbeslagneming van de roerende goederen voorafgaan. Wanneer niet de gehele waarde van de onroerende goederen is opgebruikt voor de bevoorrechte of hypothecaire schuldvorderingen, wordt het nog verschuldigde gedeelte van de prijs bij voorrang aangewend tot voldoening van de in dit artikel vermelde schuldvorderingen. ---------- (1)<W 2012-06-22/02, art. 32, 039; Inwerkingtreding : 08-07-2012> (2)<W 2013-07-30/01, art. 18, 042; Inwerkingtreding : 11-08-2013> (3)<W 2014-02-21/47, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 25-05-2014> (4)<W 2014-05-12/07, art. 11, 049; Inwerkingtreding : 01-08-2014> (5)<W 2016-07-01/01, art. 17, 053; Inwerkingtreding : 01-07-2016. Temporeel toepassingsgebied en overgangsbepalingen: art. 18 > (6)<KB 2018-05-15/05, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (7)<KB 2018-09-06/13, art. 8, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (8)<KB 2018-09-06/13, art. 9, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (9)<W 2018-12-14/02, art. 13, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2018> § II. VOORRECHTEN OP BEPAALDE ROERENDE GOEDEREN. Art. 20.(2102). De schuldvorderingen, op bepaalde roerende goederen bevoorrecht, zijn : 1° (De huur- en pachtgelden van onroerende goederen zijn bevoorrecht op de vruchten van de oogst van het jaar, en op de waarde van al hetgeen het verhuurde huis of de hoeve stoffeert en, van al hetgeen tot de exploitatie van de hoeve dient, en wel : Indien het een huis betreft, voor twee vervallen jaren; daarenboven voor het lopende jaar, alsmede voor het jaar dat daarop volgt, en zelfs, indien de huurcontracten authentiek zijn of indien zij, onderhands zijnde, een vaste dagtekening hebben, voor al hetgeen nog moet vervallen; in dit laatste geval hebben de overige schuldeisers het recht om het huis voor het overblijvende gedeelte van de huurtijd weder te verhuren en de huur te genieten, echter onder verplichting om aan de eigenaar te betalen al hetgeen hem nog mocht zijn verschuldigd; Indien het een hoeve betreft, voor een vervallen pachtjaar en voor het lopende jaar.) <W 07-03-1929, art. 11> Hetzelfde voorrecht geldt voor de herstellingen ten laste van de huurder en voor alles wat de uitvoering van de huur betreft. De eigenaar kan beslag leggen op de roerende goederen die zijn huis of zijn hoeve stofferen, wanneer zij buiten zijn toestemming zijn weggebracht, en hij behoudt daarop zijn voorrecht, mits hij ze heeft opgeëist binnen de tijd van veertig dagen, wanneer het roerende goederen betreft die een hoeve stoffeerden; en binnen de tijd van vijftien dagen, wanneer het roerende goederen betreft die een huis stoffeerden; 2° [3 ...]3; 3° [3 ...]3; 4° De kosten tot behoud van de zaak gemaakt; 5° De prijs van niet betaalde roerende goederen, indien zij zich nog in het bezit van de schuldenaar bevinden, onverschillig of hij ze met of zonder tijdsbepaling gekocht heeft. (De schadevergoedingen toegekend aan de burgerlijke partij op het voertuig dat gediend heeft voor het plegen van de inbreuk.) <W 1999-05-03/82, art. 41, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2003> (Het voorrecht ingesteld bij de nrs. 4 en 5 houdt op te gelden wanneer die roerende goederen onroerend zijn geworden door bestemming of incorporatie, behalve indien het machines, toestellen, gereedschappen en ander bedrijfsuitrustingsmaterieel betreft, gebruikt in [4 landbouw-,]4 nijverheids-, handels- of ambachtsondernemingen. In dit geval blijft het voorrecht met betrekking tot deze goederen bestaan gedurende vijf jaren te rekenen van de levering [1 ...]1. [1 ...]1 De levering wordt bewezen door de boeken van de verkoper, behoudens tegenbewijs. In geval van onroerend beslag op de machines, toestellen, gereedschappen en ander bedrijfsuitrustingsmaterieel, of van faillietverklaring van de schuldenaar, voordat vijf jaren zijn verstreken, blijft het voorrecht bestaan tot na de verdeling van de penningen of tot na vereffening van het faillissement.) <W 29-07-1957, art. 1> Indien de verkoop zonder tijdsbepaling gedaan is, kan de verkoper de verkochte voorwerpen zelfs terugvorderen zolang zij zich in het bezit van de koper bevinden, en de wederverkoop ervan beletten, mits de terugvordering geschiedt binnen acht dagen na de levering en de voorwerpen zich nog in dezelfde staat bevinden als ten tijde van de levering. Het verval van het recht op terugvordering brengt tevens mede het verval van de rechtsvordering tot ontbinding, ten aanzien van de overige schuldeisers. In de wetten en gebruiken van de koophandel betreffende de terugvordering wordt niets gewijzigd. (Opgeheven) <KBN64 30-11-1939, art. 290> 6° [3 ...]3; 7° De vrachtkosten en bijkomende kosten, op het vervoerde goed, zolang de vervoerder dit onder zich heeft, en gedurende vierentwintig uren die volgen op de aflevering aan de eigenaar of aan de geadresseerde, mits dezen in het bezit ervan gebleven zijn; 8° De schuldvorderingen, ontstaan uit misbruik en ontrouw van openbare ambtenaren in de uitoefening van hun bediening, zijn bevoorrecht op de door hen gestelde zekerheid en op de vervallen interest daarvan; (9° Voor de verzekeringsovereenkomsten waarop de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst niet van toepassing is, zijn de uit een ongeval ontstane schuldvorderingen ten bate van een door dat ongeval benadeelde derde of diens rechthebbenden, bevoorrecht op de vergoeding die de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid verschuldigd is op grond van de verzekeringsovereenkomst. Geen betaling aan de verzekerde zal bevrijdend zijn, zolang de bevoorrechte schuldeisers niet schadeloos zijn gesteld.) <W 1994-03-16/32, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 1994-05-04> 10° (...) <W 2001-08-10/54, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 17-09-2001> 11° (De voorschotten die overeenkomstig de wetgeving betreffende de schadeloosstelling voor de schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater, zijn uitgekeerd voor het herstel van de schade veroorzaakt aan de oogst, op de vruchten van de oogst van het jaar of op de prijs van die oogst.) <W 10-01-1977, art. 10, 1°> 12° [2 gedurende vijf jaar vanaf de datum van de factuur, de schuldvordering die de metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd tegenover hun medecontractant-aannemer hebben wegens werken die zij hebben uitgevoerd of laten uitvoeren, op de schuldvordering die deze medecontractant-aannemer wegens dezelfde aanneming heeft tegenover de bouwheer. De onderaannemer wordt als aannemer en de aannemer als bouwheer beschouwd ten opzichte van de eigen onderaannemers van de eerstgenoemde. De rechtstreekse vordering kan niet meer worden ingesteld na het ontstaan van de samenloop.]2 (12° De schuldvorderingen van de leden van een ziekenfonds en van een landsbond op de reservefondsen door deze gevestigd volgens de bepalingen van de wetgeving betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden.) <W 1990-08-06/35, art. 74, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1991> ---------- (1)<W 2013-01-14/16, art. 45, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2013> (2)<W 2013-07-11/19, art. 91, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (3)<W 2013-07-11/19, art. 100, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (4)<W 2016-12-25/12, art. 62, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> § III. RANG VAN DE VOORRECHTEN OP ROERENDE GOEDEREN IN GEVAL VAN SAMENLOOP VAN DIE VOORRECHTEN. Art. 21. De gerechtskosten gaan boven alle schuldvorderingen ten behoeve waarvan zij zijn gemaakt. Art. 22. De kosten die tot behoud van de zaak gemaakt zijn, gaan boven de vroegere voorrechten. Zij gaan, in alle gevallen, zelfs boven het voorrecht van de laatste drie nummers van artikel 19. Art. 23.[1 De vervoerder heeft de voorrang boven de verkoper van het roerend goed dat tot pand strekt, behalve indien hij bij de ontvangst wist dat de prijs ervan nog verschuldigd was.]1 Het voorrecht van de verkoper wordt pas uitgeoefend na dat van de eigenaar van het huis of van de hoeve, tenzij de verkoper ten tijde dat de roerende goederen in de verhuurde plaatsen werden gebracht, de verhuurder heeft gewaarschuwd dat de prijs ervan niet betaald was. ---------- (1)<W 2013-07-11/19, art. 92, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018> Art. 24. <Opgeheven bij W 2013-07-11/19, art. 100, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018> Art. 25.[1 Het voorrecht van de begrafeniskosten gaat boven alle andere voorrechten, met uitzondering van het voorrecht van de gerechtskosten, het voorrecht van de naderhand tot behoud van de zaak gemaakte kosten, en het voorrecht van de vervoerder, voor zover de verkoper van de in pand gegeven zaak boven hem geen voorrang heeft.]1 ---------- (1)<W 2013-07-11/19, art. 93, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018> Art. 25bis. <Opgeheven bij W 2013-07-11/19, art. 100, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018> Art. 26. De bijzondere voorrechten hebben de voorrang boven de overige algemene voorrechten. AFDELING III. _ Voorrechten op onroerende goederen. Art. 27.(2103). De schuldeisers, op onroerende goederen bevoorrecht, zijn : 1° De verkoper, op het verkochte onroerend goed, voor de betaling van de prijs; 2° De ruilers, op de wederkerig geruilde onroerende goederen, voor de betaling van de opleg en de vergoeding van de overwaarde, en ook voor de vaste som die bij de akte mocht zijn bepaald als schadeloosstelling van het geval van uitwinning; 3° De schenker, op het geschonken onroerend goed, voor de geldelijke lasten of andere begrote prestaties die aan de begiftigde zijn opgelegd; 4° De medeërfgenamen of deelgenoten, en wel : Voor de betaling van de opleg of de vergoeding van de overwaarde, op al de onroerende goederen begrepen in de kavel die met opleg bezwaard is, tenzij het voorrecht door de akte van verdeling tot een of meer van die onroerende goederen is beperkt; Voor de betaling van de prijs der veiling, op het geveilde goed; Voor de bij artikel 884 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde vrijwaring, op al de onroerende goederen die begrepen zijn in de kavel van de garanten, tenzij de akte van verdeling het voorrecht beperkt tot een deel van die onroerende goederen. Dit voorrecht bestaat slechts voor zover in de akte van verdeling een vaste som voor het geval van uitwinning bedongen is; 5° (De aannemers, architecten, metselaars en andere werklieden, die gebezigd worden voor het ontginnen van land of het droogleggen van moerassen, voor het bouwen, herbouwen of herstellen van gebouwen, kanalen of welke andere werken ook, mits echter door een deskundige, op verzoekschrift benoemd door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarbinnen de goederen gelegen zijn, vooraf een proces-verbaal is opgemaakt, de ingeschreven schuldeisers behoorlijk opgeroepen zijnde, ten einde de gesteldheid van de plaats te bepalen, met betrekking tot de werken die de eigenaar verklaart te willen uitvoeren, en mits de werken, ten laatste binnen zes maanden na hun voltooiing, door een eveneens op verzoekschrift benoemde deskundige zijn in ontvangst genomen. Het bedrag van het voorrecht mag echter de waarde die door het tweede proces-verbaal is vastgesteld, niet overschrijden, en blijft beperkt tot de meerwaarde die ten tijde van de vervreemding van het onroerende goed bestaat en uit de daaraan verrichte werken voortkomt.) <W 10-10-1967, art. 3-22> [1 5° bis. Het slachtoffer dat een natuurlijke persoon is en zijn rechtverkrijgenden tot en met de tweede graad, op de onroerende goederen van de veroordeelde, voor de schadevergoeding die de veroordeelde overeenkomstig een in kracht van gewijde gegane beslissing verschuldigd is als vergoeding voor de lichamelijke of psychische schade als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad die een strafbaar feit vormt. Dit voorrecht bestaat slechts bij inschrijving binnen twee maanden na het tijdstip waarop de beslissing in kracht van gewijsde gaat en komt de wettelijk gesubrogeerde niet toe. Dat voorrecht wordt pas uitgeoefend na de wettelijke en bedongen hypotheken die voor het tijdstip waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan bij het [3 bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]3 werden ingeschreven;]1 6° (De Staat, op de gezond te maken steenkolenvestigingen, ten belope van de onkosten door hem uitbetaald bij gelegenheid van de saneringswerken, uitgevoerd overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 april 1967 betreffende de gezondmaking van de steenkolenvestigingen die aan hun eerste bestemming zijn onttrokken.) <KBN 2, 18-04-1967, art. 12> [2 7° De vereniging van mede-eigenaars, op de kavel in een gebouw of groep van gebouwen voor de bijdragen verschuldigd met betrekking tot deze kavel. Dit voorrecht is beperkt tot de bijdragen van het lopende boekjaar en het eraan voorafgaande boekjaar. Het neemt rang in na het voorrecht van de gerechtskosten bepaald in artikel 17, het voorrecht bepaald in artikel 114 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en de eerder ingeschreven voorrechten.]2 ---------- (1)<W 2014-02-21/47, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 25-05-2014> (2)<W 2018-06-18/03, art. 176, 059; Inwerkingtreding : 01-01-2019> (3)<W 2018-07-11/07, art. 14, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 28. De rechtsvordering van artikel 1654 van het Burgerlijk Wetboek tot ontbinding van de koop, en de rechtsvordering van artikel 1705 tot terugvordering van de geruilde zaak, kunnen niet worden ingesteld ten nadele van de ingeschreven schuldeiser, noch ten nadele van de onderverkrijger, noch ten nadele van derden, verkrijgers van zakelijke rechten, nadat het voorrecht bij het vorige artikel verleend, is teniet gegaan of vervallen. Dezelfde regel geldt voor de rechtsvordering tot herroeping, gegrond op niet-nakoming van voorwaarden die door het voorrecht mochten zijn gewaarborgd. Ingeval de verkoper, de ruiler of de schenker de rechtsvordering tot ontbinding instelt, kunnen derden de gevolgen daarvan altijd tegenhouden, mits zij aan de eiser het kapitaal uitkeren, samen met het toebehoren dat, overeenkomstig artikel 87 van deze wet, door de inschrijving van het voorrecht is bewaard. De sommen, tot terugbetaling waarvan de verkoper of de ruiler mocht worden veroordeeld ingevolge de rechtsvordering tot ontbinding of tot terugvordering, worden aangewend tot voldoening van de bevoorrechte of hypothecaire schuldvorderingen, die deze eigenschap ten gevolge van een van die rechtsvorderingen zouden verliezen, en wel volgens de rang van die schuldvorderingen op het ogenblik van de ontbinding van de koop of van de ruil. AFDELING IV. _ Hoe voorrechten bewaard worden. Art. 29.(2106). Tussen de schuldeisers hebben de voorrechten slechts gevolg ten aanzien van de onroerende goederen, voor zover zij zijn openbaar gemaakt door inschrijving in de registers van de [2 hypothecaire openbaarmaking]2, met uitzondering van de voorrechten der gerechtskosten [1 en van het voorrecht bedoeld in artikel 27, 7°.]1. ---------- (1)<W 2018-06-18/03, art. 177, 059; Inwerkingtreding : 01-01-2019> (2)<W 2018-07-11/07, art. 15, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 30. De verkoper bewaart zijn voorrecht door de overschrijving van de titel waarbij de eigendom is overgedragen en waarbij wordt vastgesteld dat de koopprijs hem geheel of ten dele verschuldigd is. Art. 31. De ruilers bewaren wederzijds hun voorrecht op de geruilde onroerende goederen, door de overschrijving van het ruilcontract, waarbij wordt vastgesteld dat hun een opleg, een vergoeding van de overwaarde of een vaste som als schadeloosstelling voor het geval van uitwinning verschuldigd is. Art. 32. De schenker bewaart zijn voorrecht, voor de geldelijke lasten of de andere begrote prestaties die aan de begiftigde zijn opgelegd, door de overschrijving van de akte van schenking, waarbij die lasten en prestaties worden vastgesteld. Art. 33. De medeërfgenaam of deelgenoot bewaart zijn voorrecht door de overschrijving van de akte van verdeling of van de akte van veiling. Art. 34. De overschrijving, bij de vier vorige artikelen voorgeschreven, geldt als inschrijving voor de verkoper, de ruiler, de schenker, de erfgenaam of de deelgenoot en voor de wettelijk in hun plaats gestelde uitlener. Hetzelfde geldt voor de overschrijving die op verzoek van de laatstgenoemde gedaan wordt. Art. 35.[1 Op straffe van vergoeding van alle schade jegens derden moet er, op het ogenblik van de overschrijving ambtshalve in het register een inschrijving worden gedaan]1 : 1° Van de schuldvorderingen die voortvloeien uit de akte van eigendomsoverdracht; 2° Van iedere opleg of vergoeding van de overwaarde, die voortvloeit uit de akte van ruiling. Deze inschrijving omvat de som die als schadevergoeding voor het geval van uitwinning bedongen is; 3° Van de geldelijke lasten en de andere begrote prestaties die voortvloeien uit de akte van schenking; 4° Van iedere opleg en vergoeding van de overwaarde, die voortvloeit uit de akte van verdeling of van veiling. Deze inschrijving vermeldt de bedingen betreffende de vrijwaring wegens uitwinning, indien zodanige bedingen zijn gemaakt. ---------- (1)<W 2015-12-18/12, art. 87, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> Art. 36.De verkoper, de ruilers, de schenker, de medeërfgenamen of deelgenoten kunnen, door een uitdrukkelijk beding in de akte, de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 ontslaan van de ambtshalve te nemen inschrijving. In dat geval verliezen zij het voorrecht en het recht om een vordering tot ontbinding of tot terugvordering in te stellen, maar zij kunnen, krachtens hun titel, een hypothecaire inschrijving nemen, waarvan echter de rang zal worden bepaald door haar dagtekening. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 16, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 37. De bij de vorige artikelen voorgeschreven inschrijvingen moeten door de schuldeisers vernieuwd worden overeenkomstig artikel 90. Bij gebreke van vernieuwing hebben dezen nog slechts een hypotheek, waarvan de rang zal worden bepaald door de dagtekening van haar inschrijving. Art. 38. (2110). Door 1° de inschrijving van het proces-verbaal, die gedaan is voor de aanvang van de werken en waaruit de gesteldheid van de plaats blijkt; en 2° de inschrijving van het tweede proces-verbaal binnen vijftien dagen nadat de werken in ontvangst zijn genomen; bewaren de aannemers, architecten, metselaars en andere werklieden, gebezigd om de werken uit te voeren waarvan sprake in artikel 27, hun voorrecht op de dag van het eerste proces-verbaal. Na het verstrijken van die laatste termijn hebben zij nog slechts een hypotheek, waarvan de rang wordt bepaald door de dagtekening van haar inschrijving, en alleen voor de meerwaarde. Art. 38/1. [1 Het voorrecht waarin artikel 27, 5° bis, voorziet, wordt behouden door de inschrijving binnen twee maanden nadat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. In geval van een laattijdige inschrijving neemt het voorrecht pas rang op de dag waarop het wordt ingeschreven.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-02-21/47, art. 4, 047; Inwerkingtreding : 25-05-2014> Art. 38bis. <KBN2 18-04-1967, art. 12> De Staat behoudt het voorrecht, voorzien bij artikel 27, 6°, door inschrijving gedaan, vóór de aanvang der werken, van het proces-verbaal, dat de plaatsbeschrijving vaststelt en van het verslag, opgesteld door het Aankoopcomité, overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 april 1967 betreffende de gezondmaking van de steenkolenvestigingen, die aan hun eerste bestemming zijn onttrokken en door de inschrijving, gedaan na het einde van de werken, van het proces-verbaal, dat de plaatsbeschrijving vaststelt en de eindafrekening van de uitgevoerde werken bevat. Het voorrecht wordt behouden van de eerste inschrijving af, voor zover dat de tweede inschrijving wordt gedaan binnen de drie maanden van de definitieve oplevering der werken. Eens deze termijn overschreden, zal het voorrecht slechts van de tweede inschrijving af zijn plaats innemen. Indien de door het Aankoopcomité gedane schattingen worden betwist, wordt de melding van de rechtsvordering door het Aankoopcomité ingevoerd, overeenkomstig de laatste alinea van artikel 7 van het voormeld besluit, gedaan naast de inschrijving van het betwist proces-verbaal en verslag. De definitieve uitspraak over deze rechtsvordering gedaan, wordt ingeschreven. Art. 39. De schuldeisers en legatarissen, die volgens artikel 878 van het Burgerlijk Wetboek het recht hebben om de afscheiding van de boedels te vragen, bewaren dit recht met betrekking tot de onroerende goederen der nalatenschap ten opzichte van de schuldeisers van de erfgenamen of vertegenwoordigers van de overledene, door inschrijving te nemen op elk van die onroerende goederen binnen zes maanden na het openvallen van de erfenis. Totdat deze termijn verstreken is, kan geen hypotheek op die goederen worden gevestigd en kan geen vervreemding ervan worden toegestaan door de erfgenamen of vertegenwoordigers van de overledene, ten nadele van de schuldeisers en legatarissen. Art. 40. De overnemers van die verschillende bevoorrechte schuldvorderingen oefenen dezelfde rechten uit als de overdragers in wier plaats zij treden, mits zij zich gedragen naar de bepalingen van artikel 5 van deze wet. HOOFDSTUK III. _ Hypotheken. Art. 41. (2114). Hypotheek is een zakelijk recht op onroerende goederen, die verbonden zijn ter voldoening van een verbintenis. Zij is uit haar aard ondeelbaar en blijft voor het geheel bestaan op al de verbonden onroerende goederen, op elk van die goederen en op ieder gedeelte ervan. Zij volgt die goederen, in welke handen zij ook overgaan. Art. 42. (2115). Hypotheek komt slechts tot stand in de gevallen en overeenkomstig de vormen bij de wet toegelaten. Art. 43. (2116). Er zijn wettelijke hypotheken, bedongen hypotheken en testamentaire hypotheken. Art. 44. (2117). De wettelijke hypotheek is de hypotheek die uit de wet ontstaat. De bedongen hypotheek is de hypotheek die afhankelijk is van overeenkomsten en van de uiterlijke vorm van akten en contracten. De testamentaire hypotheek is de hypotheek die door een erflater wordt gevestigd op een of meer onroerende goederen, bepaaldelijk aangewezen in het testament, tot waarborg van de door hem gemaakte legaten. Art. 45.(2118). Voor hypotheek zijn alleen vatbaar : 1° Onroerende goederen die in de handel zijn; 2° De rechten van vruchtgebruik, erfpacht en opstal, gevestigd op dezelfde goederen, zolang die rechten duren. De verkregen hypotheek strekt zich uit tot het toebehoren dat als onroerend goed beschouwd wordt, en tot de verbeteringen die aan het met hypotheek bezwaard onroerend goed worden aangebracht. Niettemin is de hypothecaire schuldeiser gehouden de verkoop te eerbiedigen van de gewone kappingen van schaarhout en van hoogstammig hout, die te goeder trouw volgens plaatselijk gebruik zijn gedaan, onverminderd de uitoefening van zijn recht op de niet betaalde prijs. Verhuringen, te goeder trouw toegestaan na de vestiging van de hypotheek, worden eveneens geëerbiedigd; evenwel, indien zij voor langer dan negen jaren zijn aangegaan, wordt de huurtijd verminderd overeenkomstig (artikel [1 in artikel 3.31 van het Burgerlijk Wetboek]1 van het Burgerlijk Wetboek). <W 14-07-1976, art. 4-16, 1°> ---------- (1)<W 2020-02-04/16, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021> Art. 45bis. <W 08-07-1924, art. 5> Hypotheek kan gevestigd worden op gebouwen waarvan de oprichting begonnen of zelfs nog maar ontworpen is, mits hij die de hypotheek verleent, een reeds bestaand recht heeft, op grond waarvan hij te zijnen behoeve vermag te bouwen. Art. 46. (2119). Roerende goederen kunnen niet worden gevolgd krachtens hypotheek. AFDELING I. _ Wettelijke hypotheken. Art. 47.(2121). De rechten en schuldvorderingen waaraan een wettelijke hypotheek is toegekend, zijn : (...) die van minderjarigen en onbekwaamverklaarden, op de goederen van hun voogd; ((...)); die van de Staat, de provincies, de gemeenten en de openbare instellingen, op de goederen van de ontvangers en beheerders die rekenplichtig zijn. <W 14-07-1976, art. 14-16, 2°> <W 1991-07-18/33, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 1992-07-26> (Ten voordele doch op kosten van het Fonds ter voorkoming en vergoeding van schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater wordt een wettelijke hypotheek toegekend op de onroerende goederen waarvoor het Fonds een voorschot heeft uitgekeerd overeenkomstig de wetgeving betreffende de schadeloosstelling veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.) <W 10-01-1977, art. 10, 3°> (Ten voordele van het Hulpfonds tot financieel herstel van de gemeenten wordt een wettelijke hypotheek toegekend op de onroerende goederen van de gemeenten die een tegemoetkoming van het Fonds genieten.) <KBN 208, 23-09-1983, art. 11> (Bevestiging) <W 06-12-1984, art. 2, 1°> <Zie DCVR 24-01-1984, art. 23, inwerkingtreding is onbepaald> Art. 47_WAALS_GEWEST. (2121). De rechten en schuldvorderingen waaraan een wettelijke hypotheek is toegekend, zijn : (...) die van minderjarigen en onbekwaamverklaarden, op de goederen van hun voogd; ((...)); die van de Staat, de provincies, de gemeenten en de openbare instellingen, op de goederen van de ontvangers en beheerders die rekenplichtig zijn. <W 14-07-1976, art. 14-16, 2°> <W 1991-07-18/33, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 1992-07-26> (Ten voordele doch op kosten van het Fonds ter voorkoming en vergoeding van schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater wordt een wettelijke hypotheek toegekend op de onroerende goederen waarvoor het Fonds een voorschot heeft uitgekeerd overeenkomstig de wetgeving betreffende de schadeloosstelling veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.) <W 10-01-1977, art. 10, 3°> [Ten voordele van het Hulpfonds tot financieel herstel van de gemeenten wordt een wettelijke hypotheek toegekend op de onroerende goederen van de gemeenten die een tegemoetkoming van het Fonds genieten.] <KBN 208, 23-09-1983, art. 11> (Bevestiging) <W 06-12-1984, art. 2, 1°> <Zie DCW 11-10-1985, art. 11, inwerkingtreding is onbepaald> [1 Ten voordele doch op kosten van het Waalse Gewest wordt een wettelijke hypotheek op de zakelijke rechten toegekend aan de eigenaars aan wie het Waalse Gewest voorschotten voor die rechten heeft gestort overeenkomstig artikel D.325 van het Waterwetboek gecoördineerd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2005 betreffende Boek II van het Milieuwetboek.]1 [2 Ten voordele doch op kosten van het Waalse Gewest wordt een wettelijke hypotheek op de zakelijke rechten toegekend aan de eigenaars aan wie het Waalse Gewest voorschotten voor die rechten heeft gestort overeenkomstig artikel D. 325 van het Waterwetboek gecoördineerd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2005 betreffende Boek II van het Milieuwetboek.]2 [3 Ten voordele doch op kosten van het Waalse Gewest wordt een wettelijke hypotheek op de zakelijke rechten toegekend aan de eigenaars aan wie het Waalse Gewest voorschotten voor die rechten heeft gestort overeenkomstig artikel D. 325 van het Waterwetboek gecoördineerd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2005 betreffende Boek II van het Milieuwetboek.]3 [4 Ten voordele doch op kosten van het Waalse Gewest wordt een wettelijke hypotheek op de zakelijke rechten toegekend aan de eigenaars aan wie het Waalse Gewest voorschotten voor die rechten heeft gestort overeenkomstig artikel D.325 van het Waterwetboek gecoördineerd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2005 betreffende Boek II van het Milieuwetboek.]4 [5 Ten voordele doch op kosten van het Waalse Gewest wordt een wettelijke hypotheek op de zakelijke rechten toegekend aan de eigenaars aan wie het Waalse Gewest voorschotten voor die rechten heeft gestort overeenkomstig artikel D.289 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.]5 ---------- (1)<DWG 2010-12-22/50, art. 154, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2011> (2)<DWG 2011-12-15/31, art. 147, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2012> (3)<DWG 2012-12-19/18, art. 156, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2013> (4)<DWG 2013-12-11/12, art. 157, 045; Inwerkingtreding : 01-01-2014> (5)<DWG 2014-12-12/02, art. 99, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2015> Art. 48. (2122). De wettelijke hypotheek van de Staat, de provincies, de gemeenten en de openbare instellingen strekt zich uit tot de tegenwoordige en toekomstige goederen van de rekenplichtige en tot de toekomstige goederen (van zijn echtgenoot of echtgenote, tenzij deze die goederen door erfenis of schenking, of onder bezwarende titel met zijn of haar eigen penningen), verkregen heeft. <W 2003-02-13/36, art. 22, 023; Ed : 01-06-2003> § 1. WAARBORGEN DOOR VOOGDEN TE VERSTREKKEN IN HET BELANG VAN MINDERJARIGEN EN ONBEKWAAMVERKLAARDEN. Art. 49. <W 2001-04-29/39, art. 43, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> De vrederechter stelt binnen de termijn bepaald in artikel 407, § 1, van het Burgerlijk Wetboek het bedrag vast waarvoor een hypothecaire inschrijving wordt genomen. Hij wijst de onroerende goederen aan waarop deze inschrijving moet worden gevorderd, zulks rekening houdend met het vermogen van de minderjarigen en van de onbekwaamverklaarden, met de aard van de waarden waaruit het vermogen bestaat, alsook met hetgeen zich in verband met de verantwoordelijkheid van de voogd kan voordoen. De vrederechter kan naar gelang van de omstandigheden verklaren dat op de goederen van de voogd geen inschrijving wordt genomen. Dergelijke verklaring geldt slechts totdat zij wordt herroepen. Art. 50. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 44, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Art. 51. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 44, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Art. 52. <W 2001-04-29/39, art. 45, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> De inschrijving wordt genomen op verzoek van de griffier, zulks krachtens de beschikking van de vrederechter of het vonnis van de rechtbank. Indien de voogd zich, vooraleer deze formaliteit is vervuld, meer met het beheer inlaat dan is toegestaan op grond van de beschikking gegeven krachtens artikel 391 van het Burgerlijk Wetboek, kan de vrederechter hem de voogdij overeenkomstig artikel 398 van het Burgerlijk Wetboek onttrekken. De toeziende voogd moet op eigen verantwoordelijkheid erover waken dat de inschrijving wettig op de goederen van de voogd wordt genomen. Art. 53. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 46, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Art. 54. <W 2001-04-29/39, art. 47, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> De griffiers mogen op eigen verantwoordelijkheid en op straffe van afzetting, indien daartoe grond bestaat, geen uitgifte van beschikkingen gegeven ter uitvoering van artikel 407 van het Burgerlijk Wetboek afgeven vooraleer tegen de voogd de inschrijving is genomen voor de bedragen en op de onroerende goederen die de vrederechter heeft aangewezen. Art. 55. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 48, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Art. 56. <W 2001-04-29/39, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Indien de voogd onroerende goederen bezit, die echter ontoereikend worden geoordeeld om voor zijn gehele beheer tot waarborg te strekken, kan de vrederechter overeenkomstig artikel 407, § 1, 6°, van het Burgerlijk Wetboek, bijkomende waarborgen bepalen. Art. 57. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Art. 58. <W 2001-04-29/39, art. 51, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Ingeval de waarborgen verstrekt aan de minderjarigen of aan de onbekwaamverklaarden ontoereikend zijn geworden, kan de vrederechter krachtens artikel 407, § 2, van het Burgerlijk Wetboek bepalen dat het bedrag dat door de hypotheek gewaarborgd moest zijn, wordt verhoogd of dat die hypotheek tot andere onroerende goederen wordt uitgebreid. Indien de voogd geen andere onroerende goederen bezit of de waarde ervan ontoereikend wordt geoordeeld, kan de vrederechter andere waarborgen of bijkomende waarborgen bepalen zoals omschreven in artikel 56. Art. 59.Indien de voogd, [1 in het geval van artikel 58]1, naderhand onroerende goederen verkrijgt, wordt gehandeld zoals in de artikelen 49 en volgende bepaald is. ---------- (1)<W 2014-05-05/09, art. 8, 048; Inwerkingtreding : 18-07-2014> Art. 60. <W 2001-04-29/39, art. 52, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Indien de door de voogd verstrekte waarborgen in de loop van de voogdij blijkbaar overmatig worden, kan de vrederechter overeenkomstig artikel 407, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, de aanvankelijk gestelde zekerheid verminderen. Art. 61. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Art. 62. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Art. 63. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 2. WAARBORGEN TEN BEHOEVE VAN GEHUWDE VROUWEN. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; W 14-07-1976, art. 4-47, § 1> Art. 64. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> De vrouw heeft een bijzondere hypotheek op de goederen die bij het huwelijkscontract zijn verbonden tot zekerheid van haar huwelijksgoed en van haar huwelijksvoorwaarden. Zij kan in haar huwelijkscontract eveneens een bijzondere hypotheek bedingen tot waarborg van de terugnemingen, van welke aard ook, zelfs voorwaardelijke of eventuele, die zij tegen haar man zal hebben uit te oefenen. Deze hypotheken worden door de man, vóór de voltrekking van het huwelijk, ingeschreven en hebben gevolg te rekenen van de dag van de inschrijving. De inschrijving kan ook door de vrouw gevorderd worden. Art. 65. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> Het contract wijst de goederen aan die met hypotheek bezwaard worden, het voorwerp van de waarborg en bepaalt tot welk bedrag de inschrijving mag worden genomen. Art. 66. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> Indien geen hypotheek bedongen is, of ingeval van ontoereikendheid van de waarborgen door het contract bepaald, kan de vrouw, gedurende het huwelijk, krachtens een machtiging van de voorzitter van de rechtbank van haar woonplaats, en tot een door hem vast te stellen bedrag, hypothecaire inschrijvingen vorderen op de onroerende goederen van haar man, tot zekerheid van de rechten in § 1 van artikel 64 vermeld. Art. 67. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> De vrouw kan altijd, niettegenstaande beding van het tegendeel, maar krachtens een machtiging van de voorzitter van de rechtbank van haar woonplaats, gedurende het huwelijk, inschrijvingen vorderen op de onroerende goederen van haar echtgenoot wegens alle gronden van verhaal die zij tegen hem kan hebben, zoals die welke ontstaan uit verbintenissen door haar ondertekend, uit vervreemding van haar eigen goederen, uit schenkingen of uit erfenissen waartoe zij mocht zijn geroepen. Art. 68. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> De inschrijvingen die krachtens de artikelen 66 en 67 genomen worden, wijzen elk onroerend goed in het bijzonder aan en vermelden de bedragen waarvoor die inschrijvingen worden gevorderd. Art. 69. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> De bloedverwanten en aanverwanten van de echtgenoten tot en met de derde graad kunnen, in de gevallen in de vorige artikelen bedoeld, mits zij zich gedragen naar de daarin voorgeschreven regels, de inschrijvingen vorderen in naam van de vrouw. Art. 70. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> De vrederechter van het kanton van de woonplaats van de man en de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg kunnen deze inschrijvingen in naam van de vrouw ambtshalve vorderen. De man kan deze inschrijvingen altijd uit eigen hoofde nemen. Art. 71. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> De vrouw kan van de inschrijvingen, krachtens de voorgaande bepalingen genomen, niet rechtstreeks afstand doen ten voordele van haar man. Art. 72. (Opgeheven. - Overgangsbepaling) <W 14-07-1976, art. 4-16, 3°; art. 4-47, § 1> In het geval van de artikelen 66, 67, 69 en 70 kan de man vragen dat de hypotheek, die uit hoofde van de terugnemingen van de vrouw is ingeschreven, verminderd wordt tot de bedragen die de vrouw kan hebben te vorderen, en beperkt wordt tot de onroerende goederen die deze bedragen voldoende waarborgen. De rechtbank doet uitspraak zoals in summiere zaken, de procureur des Konings gehoord en op tegenspraak van deze, na het advies te hebben ingewonnen van de drie naaste bloedverwanten van de vrouw, en, bij ontstentenis van bloedverwanten binnen twee myriameter afstand, het advies van drie personen van wie bekend is dat zij met de vrouw of haar familie vriendschapsbetrekkingen onderhouden. AFDELING II. - Bedongen hypotheken. Art. 73. (2124). Bedongen hypotheken kunnen alleen worden toegestaan door hen die bekwaam zijn om de onroerende goederen welke zij daarmee bezwaren, te vervreemden. Art. 74. (2125). Zij die op een onroerend goed enkel een recht hebben dat opgeschort is door een voorwaarde, of in bepaalde gevallen kan worden ontbonden, of vatbaar is voor vernietiging, kunnen slechts een hypotheek toestaan die aan dezelfde voorwaarden of aan dezelfde vernietiging onderworpen is. Art. 75. (2126). Goederen van minderjarigen en van onbekwaamverklaarden kunnen niet anders met hypotheek bezwaard worden dan wegens de oorzaken en met inachtneming van de vormen die bij de wet bepaald zijn. (Tweede lid opgeheven) <W 2007-05-09/44, art. 36, 14°, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Art. 76. (2127). De bedongen hypotheek kan slechts worden toegestaan bij een authentieke akte of bij een in rechte of voor notaris erkende onderhandse akte. Volmachten tot het vestigen van hypotheek moeten in dezelfde vorm gegeven worden. Art. 77. <Opgeheven bij W 2013-12-21/26, art. 65, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> Art. 78. (2129). De bedongen hypotheek is alleen dan geldig, indien hetzij de authentieke titel tot vestiging van de schuldvordering, hetzij een latere authentieke akte, een bijzondere opgave bevat van de aard en de ligging van ieder van de tegenwoordige onroerende goederen van de schuldenaar, waarop deze de hypotheek voor de schuldvordering toestaat. Hypotheek kan niet worden gevestigd op toekomstige goederen. Art. 79. (2131). Indien de met hypotheek bezwaarde onroerende goederen teniet zijn gegaan of beschadiging hebben geleden, zodat zij voor de zekerheid van de schuldeiser ontoereikend zijn geworden, is deze gerechtigd terugbetaling van zijn schuldvordering te eisen. De schuldenaar wordt echter toegelaten tot het aanbieden van een aanvullende hypotheek, indien het verlies of de beschadiging buiten zijn schuld heeft plaatsgehad. Art. 80.(2132). De bedongen hypotheek is slechts geldig voor zover het bedrag waarvoor zij is verleend, in de akte bepaald is. Indien de schuldvordering die uit de verbintenis voortvloeit, voorwaardelijk is, wordt de voorwaarde vermeld in de beschrijving waarvan hierna sprake is. (De hypotheek verleend tot zekerheid van een geopend krediet is geldig; haar rang wordt bepaald naar de dagtekening van haar inschrijving, ongeacht de tijdstippen waarop de door de kredietgever aangegane verbintenissen worden uitgevoerd, welke uitvoering door alle wettelijke middelen bewezen kan worden. De kredietgever behoudt tegenover derden het recht om over de hypotheek te beschikken, zelfs indien verbintenissen op het krediet toe te rekenen, vertegenwoordigd zijn door verhandelbare papieren. Nochtans kan de houder van deze papieren door een verzet de gevolgen schorsen van akten van opheffing of andere, die aan zijn recht nadeel zouden toebrengen. Het verzet moet betekend worden aan de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 en aan de kredietgever en het moet keuze van woonplaats [2 in België bevatten als de verzetdoener in België noch zijn maatschappelijke zetel, noch een exploitatiezetel, noch zijn woonplaats heeft]2. Het verzet wordt door de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 overgeschreven op de kant van de inschrijving, en van deze overschrijving wordt melding gemaakt onderaan op het origineel van het exploot. Het verzet heeft slechts gevolg gedurende twee jaren, indien het niet vernieuwd wordt; opheffing ervan kan bij een eenvoudig exploot verleend worden.) <W 15-04-1889, enig art.> ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 17, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (2)<W 2019-04-28/01, art. 46, 063; Inwerkingtreding : 16-05-2019> AFDELING III. _ Rang van de hypotheken onderling. Art. 81.(2134). Tussen de schuldeisers onderling neemt de hypotheek niet eerder rang dan van de dag der inschrijving in de registers van de [1 hypothecaire openbaarmaking]1 gedaan, in de vorm en op de wijze die de wet voorschrijft. Alle schuldeisers die op dezelfde dag zijn ingeschreven, hebben samenlopende hypotheken van dezelfde dagtekening, zonder onderscheid tussen de inschrijving van 's morgens en die van 's avonds, ook indien zodanig verschil door de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 mocht zijn vermeld. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 18, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> AFDELING IV. [1 - Hypotheken voor alle sommen]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 20, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> Art. 81bis.[1 § 1. Een hypotheek mag verleend worden tot zekerheid van toekomstige schuldvorderingen indien de gewaarborgde schuldvorderingen bepaald zijn of bepaalbaar zijn op het ogenblik van de hypotheekstelling; haar rang wordt bepaald naar de dagtekening van haar inschrijving, ongeacht de tijdstippen waarop de gewaarborgde schuldvorderingen ontstaan. § 2. Indien een hypotheek wordt gevestigd tot zekerheid van toekomstige schuldvorderingen die over een onbepaalde duur kunnen ontstaan of tot zekerheid van schuldvorderingen uit hoofde van een overeenkomst van onbepaalde duur, kan de persoon tegen wie de hypotheek wordt ingeschreven of de derde-bezitter van het met hypotheek bezwaarde goed, de hypotheek steeds opzeggen met een opzegging van minstens drie maanden en maximum zes maanden, die aan de schuldeiser wordt gericht bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding. De opzeggingstermijn gaat in op de dag van de ontvangstmelding. Inzake toekomstige schuldvorderingen heeft de opzegging tot gevolg dat de hypotheek enkel nog strekt tot zekerheid van gewaarborgde schuldvorderingen die bestaan bij het verstrijken van de opzeggingstermijn. Inzake overeenkomsten van onbepaalde duur, blijven slechts die schuldvorderingen gewaarborgd die bij het verstrijken van de opzeggingstermijn bestaan tengevolge van de uitvoering van de overeenkomst. Wie de hypotheek opzegt, kan eisen dat de schuldeiser hem schriftelijk de inventaris meedeelt van de schuldvorderingen die nog gewaarborgd zijn op het einde van de opzeggingstermijn.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 20, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> AFDELING V. - [1 Overdracht van bevoorrechte en hypothecaire schuldvorderingen.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> Art. 81ter.[1 Deze afdeling is van toepassing op alle schuldvorderingen gewaarborgd door een hypotheek, alle schuldvorderingen waarvoor een recht werd bedongen om een hypothecaire waarborg te eisen, met inbegrip van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte, en op alle schuldvorderingen gewaarborgd door een voorrecht op een onroerend goed.]1 [2 "Onverminderd de bepalingen van het Belgisch Scheepvaartwetboek, is deze afdeling eveneens van toepassing op alle schuldvorderingen gewaarborgd door een scheepshypotheek.]2 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> (2)<W 2019-05-08/14, art. 8, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2020> Art. 81quater.[1 § 1. Wanneer een schuldvordering waarvan sprake is in artikel 81ter wordt overgedragen of in pand gegeven door of aan een instelling of, in voorkomend geval, aan of door een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling dat, op het ogenblik van de overdracht of van de inpandgeving : 1° een mobiliseringsinstelling is in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector, of 2° een Belgische kredietinstelling is [3 , een kredietinstelling die onder een andere lidstaat ressorteert of een bijkantoor van een kredietinstelling die ressorteert onder een derde land in de zin van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen]3, met inbegrip van, in voorkomend geval, een bijzonder vermogen van een kredietinstelling die Belgische covered bonds uitgeeft in de zin van deze wet, of 3° een financiële instelling in de zin van artikel 3, 12°, van de wet betreffende de financiële zekerheden, zijn artikelen 5 en 92, derde lid, niet van toepassing op deze overdracht of op deze inpandgeving. De overdrager of de pandgevende schuldenaar van de schuldvordering moet, op verzoek van derden, de nodige informatie verstrekken betreffende de identiteit van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser. § 2. Een voorschot toegestaan in het raam van een bevoorrechte of hypothecaire kredietopening of in het kader van een kredietopening bedongen met het recht om een hypotheekgarantie te eisen, met inbegrip van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte kan worden overgedragen In het geval bedoeld in de vorige lid geniet de overnemer eveneens de voorrechten en zekerheden die de kredietopening waarborgen en, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, de rechten om een hypotheekgarantie te eisen ongeacht het bedrag dat krachtens de kredietopening zal verschuldigd blijven. Het overgedragen voorschot wordt bij voorrang betaald boven de voorschotten die na de overdracht in het kader van de kredietopening zijn toegestaan. De voorschotten die vóór of op datum van de overdracht zijn toegestaan, worden betaald in gelijke rang met de overgedragen voorschotten, behalve indien de overdrager en de overnemer een andere rangregeling of achterstelling zijn overeengekomen. Artikel 5 is niet van toepassing op een dergelijke rangregeling of achterstelling. Een dergelijke rangregeling of achterstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die door derden werden verworven vóór de datum van de overdracht of, in voorkomend geval, vóór de datum van de rangregeling of achterstelling, met inbegrip van de rechten van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van bestaande schuldvorderingen met betrekking tot voorschotten die vooraf werden overgedragen of in pand gegeven, behoudens uitdrukkelijk akkoord van deze derden. Het recht op benuttiging van het krediet wordt geschorst ten belope van het bedrag [2 dat de schuldenaar]2 verschuldigd blijft uit hoofde van het overgedragen voorschot. De overdrager kan op elk ogenblik eisen dat de overnemer hem informeert over het verschuldigde bedrag bedoeld in het vorige lid. § 3. Onverminderd artikel 92, tweede lid, wordt de akte van toestemming tot doorhaling of vermindering vergezeld van een voor eensluidend verklaard afschrift of van een voor eensluidend verklaard woordelijk uittreksel van de onderhandse akte van overdracht. § 4. Behoudens andersluidende overeenkomst, waarborgt een hypotheek verleend voor bestaande en toekomstige schulden, die bepaald of bepaalbaar zijn op grond van de in de hypotheekakte voorkomende beschrijving van de gewaarborgde schuldvorderingen, eveneens van rechtswege de schuldvorderingen die overeenstemmen met deze beschrijving en die eerder door de hypothecaire schuldeiser werden overgedragen aan een instelling, aan een compartiment van een instelling of een bijzonder vermogen, zoals vermeld in § 1, op voorwaarde dat de schuldenaar van de schuldvordering nog niet in kennis werd gesteld van deze overdracht en evenmin werd erkend door deze schuldenaar op het ogenblik van de hypotheekvestiging. Het eerste lid is eveneens van toepassing op overgedragen schuldvorderingen die, op het ogenblik van de overdracht, niet worden gewaarborgd door een hypotheek, een voorrecht op een onroerend goed of een recht om een hypotheekgarantie te eisen, met inbegrip van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> (2)<W 2015-10-26/06, art. 75, 052; Inwerkingtreding : 09-11-2015> (3)<W 2016-12-25/12, art. 63, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018> Art. 81quinquies. [1 Wanneer eenzelfde hypotheek ongeacht of dit al dan niet in het kader van een kredietopening gebeurt meerdere schuldvorderingen waarborgt waarvan één is overgedragen aan een instelling of aan een compartiment van een instelling, zoals bepaald in artikel 81quater, § 1, dan wordt deze overgedragen schuldvordering bij voorrang betaald boven de schuldvorderingen ontstaan na de datum van de overdracht. De schuldvorderingen ontstaan vóór of op de datum van de overdracht worden betaald in gelijke rang met de overgedragen schuldvorderingen, behalve indien de overdrager en de overnemer een andere rangregeling of een achterstelling zijn overeengekomen. Artikel 5 is niet van toepassing op een dergelijke rangregeling of achterstelling. Een dergelijke rangregeling of achterstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die door derden werden verworven vóór de datum van de overdracht of, in voorkomend geval, vóór de datum van de rangregeling of achterstelling, met inbegrip van de rechten van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van bestaande schuldvorderingen met betrekking tot voorschotten die vooraf werden overgedragen of in pand gegeven, behoudens uitdrukkelijk akkoord van deze derden.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> Art. 81sexies. [1 § 1. Een hypothecair mandaat wordt, behoudens uitdrukkelijk andersluidend beding in het mandaat, van rechtswege geacht te zijn bedongen ten gunste van de erfopvolgers ten bijzondere of ten algemene titel van de houder van de gewaarborgde schuldvordering, met inbegrip van de overnemers van de schuldvordering. Een hypotheekbelofte wordt, behoudens uitdrukkelijk andersluidend beding, van rechtswege geacht te zijn bedongen ten gunste van de erfopvolgers ten bijzondere of ten algemene titel van de houder van de gewaarborgde schuldvordering, met inbegrip van de overnemers van de schuldvordering § 2. Wanneer een schuldvordering wordt overgedragen overeenkomstig artikel 81quater, § 1, verwerft de overnemer, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, de rechten die de overdrager geniet ten titel van een hypothecair mandaat of van een hypotheekbelofte, ten belope van de overgedragen schuldvordering. De overnemer mag, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, deze rechten uitoefenen ten aanzien van de lastgever en ten aanzien van de in het mandaat aangewezen lasthebbers of ten aanzien van hen die de hypotheekbelofte hebben verstrekt. Op grond van het mandaat of de hypotheekbelofte mag de hypotheek worden gevestigd ten gunste van de overnemer voordat de lastgever(s) en de schuldenaar van de overgedragen verbintenissen kennis hadden van de overdracht. § 3. Wanneer een of meer schuldvorderingen die worden gewaarborgd door een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte, vóór de hypotheekvestiging worden overgedragen aan een instelling, een compartiment van een instelling of een bijzonder vermogen, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, waarborgt de hypotheek die wordt gevestigd ter uitvoering van het mandaat of van de hypotheekbelofte, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, niet alleen de in de hypotheekakte beschreven bestaande en toekomstige schuldvorderingen van de overdrager, maar ook van rechtswege de schuldvorderingen die eerder werden overgedragen door de overdrager aan de overnemer. De hypotheek kan naar keuze worden ingeschreven alleen op naam van de overdrager, op naam van de overdrager en de overnemer, of alleen op naam van de overnemer. Ongeacht de keuze van inschrijvingswijze, geniet de overnemer de hypothecaire rechten ten belope van de schuldvordering(en) die aan hem werd (of werden) overgedragen en kan hij deze rechten uitoefenen ten aanzien van degene die de hypotheek verleent en ten aanzien van derden. § 4. Wanneer een hypotheek wordt gevestigd ter uitvoering van een hypothecair mandaat of van een hypotheekbelofte, worden de schuldvorderingen die vóór of na de hypotheekvestiging zijn overgedragen aan een instelling, een bijzonder vermogen of aan een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, bij voorrang betaald ten opzichte van de schuldvorderingen die zijn ontstaan na de datum van de overdracht, ongeacht of de schuldvordering al dan niet geschiedt in het kader van een kredietopening. De schuldvorderingen die vóór of op datum van de overdracht zijn ontstaan, worden betaald in gelijke rang met de overgedragen schuldvorderingen, behalve indien de overdrager en de overnemer een andere rangregeling of achterstelling zijn overeengekomen. Artikel 5 is niet van toepassing op de rangregeling of de achterstelling krachtens deze paragraaf. Een dergelijke rangregeling of achterstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die door derden werden verworven vóór de datum van de overdracht of, in voorkomend geval, vóór de datum van de rangregeling of achterstelling, met inbegrip van de rechten van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van bestaande schuldvorderingen die vooraf werden overgedragen of in pand gegeven, behoudens uitdrukkelijk akkoord van deze derden.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> Art. 81septies. [1 Wanneer ter vervanging van een hypothecair mandaat, een hypotheekbelofte of een bestaande hypotheek, een nieuw hypothecair mandaat of een nieuwe hypotheekbelofte wordt verleend of een nieuwe hypotheek wordt gevestigd, wordt een dergelijk hypothecair mandaat, een dergelijke hypotheekbelofte of een dergelijke hypotheek, behoudens andersluidende overeenkomst gesloten tussen de overdrager en de overnemer, of tussen de pandgever en de pandhoudende schuldeiser, en in dezelfde mate als deze bestaande zekerheden, van rechtswege geacht te zijn verleend of gevestigd ten gunste van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van de schuldvorderingen die worden gewaarborgd door het bestaande hypothecaire mandaat, de bestaande hypotheekbelofte of de bestaande hypotheek en die vóór de vervanging werden overgedragen of in pand gegeven aan of door een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, zoals vermeld in artikel 81quater, § 1.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> Art. 81octies. [1 § 1. Wanneer een schuldvordering die werd overgedragen aan een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, wordt overgedragen door deze instelling, dit bijzonder vermogen of dit compartiment van een instelling : 1° verwerft de overnemer eveneens de rechten die de instelling, het bijzondere vermogen of het compartiment bezit overeenkomstig artikelen 81ter tot 81septies, met inbegrip van de rechten die betrekking hebben op de voorrechten, hypotheken, hypotheekbeloften en hypothecaire mandaten of de hypotheken die worden gevestigd krachtens een mandaat of een hypotheekbelofte; . 2° behoudt de schuldvordering haar rang die wordt bepaald afhankelijk van artikelen 81quinquies, en 81sexies, § 4, behoudens andersluidend beding in de overeenkomst van overdracht. Artikel 5 is niet van toepassing op een dergelijke rangregeling of achterstelling. § 2. Wanneer een schuldvordering in pand wordt gegeven ten gunste van of door een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1 : 1° omvat het pand, behoudens andersluidend beding in de pandakte, de rechten van de pandgever met betrekking tot het hypothecair mandaat, de hypotheekbelofte of de hypotheek gevestigd krachtens het hypothecair mandaat of de hypotheekbelofte; 2° kan de pandhoudende schuldeiser, behoudens andersluidend beding in de pandakte, ten aanzien van derden, van de lastgever en de in het mandaat aangewezen lasthebbers alsook ten aanzien van degene die de hypotheekbelofte heeft verstrekt, de rechten van de pandgever uitoefenen betreffende het hypothecair mandaat of de hypotheekbelofte of de hypotheek gevestigd krachtens het hypothecair mandaat of de hypotheekbelofte die ten gunste van hem in pand zijn gegeven. De hypotheek kan naar keuze worden ingeschreven alleen op naam van de pandgever, op naam van de pandgever en de overdrager die de schuldvordering heeft overgedragen aan de pandgever, of alleen op naam van de overdrager van de schuldvordering]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> Art. 81nonies. [1 Wanneer een schuldvordering die opgenomen is in een hypothecaire grosse aan toonder of aan order, wordt overgedragen of in pand gegeven ten gunste van of door een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, zijn de bepalingen van artikelen 81ter tot en met 81octies van toepassing op die overdracht of op die inpandgeving, zonder dat een endossement of een afgifte van de titel aan de overnemer of aan de pandhoudende schuldeiser nodig is.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> Art. 81decies.[1 § 1. Een registratie van een schuldvordering overeenkomstig [2 artikel 15 van bijlage III van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen]2 of de schrapping van een schuldvordering uit dit register voor een wederbelegging in het algemene vermogen van de instelling die de Belgische covered bonds uitgeeft waarvoor het register wordt gehouden, wordt op dezelfde manier behandeld als een overdracht van die schuldvorderingen voor de toepassing van de bepalingen in artikelen 81quater tot 81nonies. Het bijzondere vermogen heeft dan de hoedanigheid van overnemer in geval van registratie en de hoedanigheid van overdrager in geval van schrapping uit het register. § 2. In geval van schrapping uit het register wegens overdracht van schuldvordering aan een andere overnemer dan een kredietinstelling die de Belgische covered bonds uitgeeft waarvoor het register wordt gehouden, zijn de bepalingen van artikelen 81quater tot 81nonies van toepassing op de overdracht aan de overnemer en maakt de schrapping een loutere uitvoeringsdaad uit met betrekking tot deze overdracht.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> (2)<W 2015-10-26/06, art. 76, 052; Inwerkingtreding : 09-11-2015> Art. 81undecies.[1 [3 Zonder afbreuk te doen aan artikel 78 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en aan artikel 106 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen]3, kan een overdracht van schuldvorderingen zoals bedoeld in artikel 81ter, in het raam van een fusie, overneming of splitsing van ondernemingen of in het raam van de inbreng of verkoop van het geheel of een gedeelte van de hypothecaire bedrijvigheid of van de gehele of een gedeelte van de portefeuille van deze schuldvorderingen, door een kredietgever, worden tegengeworpen aan alle derden door haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de FSMA.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/39, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (zie KB 2014-04-19/40, art. 2)> (2)<W 2015-10-26/06, art. 77, 052; Inwerkingtreding : 09-11-2015> (3)<W 2022-07-20/40, art. 281, 069; Inwerkingtreding : 06-10-2022> HOOFDSTUK IV. _ Wijze van inschrijving van de voorrechten en hypotheken. Art. 82.(2146). [2 De inschrijvingen geschieden op de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.]2 De rechten van voorrecht of hypotheek die zijn verkregen maar niet ingeschreven vóór het overlijden van de schuldenaar, kunnen niet meer worden ingeschreven dan binnen drie maanden na het openvallen van de erfenis, onverminderd de bepalingen van artikel 112. Het gevolg van de inschrijvingen, genomen vóór de opening van een faillissement, wordt door de bijzondere wetten op het faillissement geregeld. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 19, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (2)<W 2023-12-22/05, art. 6, 070; Inwerkingtreding : 08-01-2024> Art. 83.(2148). Om de inschrijving te verkrijgen [2 bezorgt de schuldeiser, zelf of via een derde, aan de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 de authentieke uitgifte van de akte waaruit het voorrecht of de hypotheek ontstaat. Hij voegt daarbij twee (...) borderellen, waarvan een op de uitgifte van de titel kan worden geschreven. Deze borderellen bevatten : <W 2006-12-19/33, art. 64, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> 1° De naam, de voornamen [1 en de woonplaats]1 van de schuldeiser; 2° De naam, de voornamen [1 en de woonplaats]1 van de schuldenaar of een zodanige persoonlijke en bijzondere aanwijzing dat de [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 in alle gevallen de met hypotheek bezwaarde persoon kan herkennen en onderscheiden; (3° De bijzondere aanduiding van de akten die de hypotheek of het voorrecht vestigen, bevestigen of erkennen en de dagtekening van die akten;) <W 10-10-1913, art. 16> 4° Het bedrag van de hoofdsom en het toebehoren van de schuldvorderingen waarvoor inschrijving wordt gevorderd, en de tijd die voor hun betaling is bepaald; 5° De bijzondere aanduiding van de aard en de ligging van elk van de onroerende goederen waarop de inschrijver zijn voorrecht of zijn hypotheek wil bewaren; [3 Alle betekeningen en kennisgevingen betreffende de inschrijving worden gedaan aan de zetel of de woonplaats van de inschrijver als deze een zetel of een woonplaats in België heeft.]3 [3 Wanneer de inschrijver geen zetel of woonplaats in België heeft of behoudt, moet hij woonstkeuze doen in België.]3 De [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 doet in [2 haar]2 register aantekening van de inhoud van de borderellen; [2 zij]2 geeft aan de verzoekers de uitgifte van de titel terug, alsook een van de borderellen, waarop [2 zij]2 onderaan bevestigt de inschrijving te hebben gedaan, met opgave van de [1 referte eraan]1. ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 66, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 20, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (3)<W 2019-04-28/01, art. 47, 063; Inwerkingtreding : 16-05-2019> Art. 84.Om de inschrijving of de vermelding door de artikelen 3 en 5 vereist, te verkrijgen, [2 bezorgen de partijen, zelf of via een derde, aan de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 : 1° (Indien het een eis in recht betreft, twee uittreksels (...) bevattende de naam, de voornamen [1 en de woonplaats]1 van de partijen en in voorkomend geval, die van de nieuwe eigenaar, met aanduiding van zijn titel; de vermelding van de rechten waarvan de vernietiging of de herroeping wordt verzocht, en van de rechtbank die van de eis kennis moet nemen); <W 10-10-1913, art. 4> <W 2006-12-19/33, art. 65, 1°, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> 2° Indien het een vonnis betreft, twee uittreksels (...) door de griffier afgegeven, en bevattende de naam, de voornamen [1 en de woonplaats]1 van de partijen, het beschikkende gedeelte van de beslissing, alsook de vermelding van de rechtbank of het hof waardoor de beslissing is gewezen; <W 2006-12-19/33, art. 65, 1°, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> 3° Indien het een overdracht betreft, de authentieke uitgifte van de akte en twee uittreksels (...), bevattende de door artikel 5 vereiste opgaven. <W 2006-12-19/33, art. 65, 1°, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> (Voor de toepassing van artikel [3 3.97]3 van het Burgerlijk Wetboek, moeten aan de [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 worden voorgelegd : 1° door de notaris, indien het een notariële akte betreft, twee uittreksels (...), bevattende de datum van de akte houdende vaststelling van de ontbinding van de vereniging van medeëigenaars, de naam van de optredende notaris en diens standplaats, alsook de naam, voornamen [1 en woonplaats]1 van de partijen bij de akte bedoeld in artikel [3 3.85]3, § 1, van het Burgerlijk Wetboek; <W 2006-12-19/33, art. 65, 1°, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> 2° door de eiser, indien het een rechtsvordering betreft, twee uittreksels (...), bevattende de naam, voornamen [1 en woonplaats]1 van de partijen, alsmede de rechtbank die kennis moet nemen van de vordering; <W 2006-12-19/33, art. 65, 1°, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> 3° door de partijen of door een derde, indien het een rechterlijke beslissing betreft, twee uittreksels (...) door de griffier afgegeven, bevattende de datum waarop de rechterlijke beslissing is genomen, het gerecht dat ze heeft genomen, de naam, voornamen [1 en woonplaats]1 van de partijen, het beschikkend gedeelte van de rechterlijke beslissing en een verklaring van de griffier waaruit blijkt dat er geen rechtsmiddelen zijn aangewend.) <W 1994-06-30/34, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-08-1995> <W 2006-12-19/33, art. 65, 1°, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> (Om de inschrijvingen bedoeld in artikel 1493 van het Gerechtelijk Wetboek te verrichten, leggen de partijen aan de [2 lgemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 voor : zo het gaat om een rechtsvordering, twee uittreksels (...), met vermelding van de naam, voornaam en woonplaats van de partijen, het in beslag genomen goed, de datum van het beslagexploot en de rechtbank die over de vordering uitspraak zal moeten doen; gaat het om een beslissing, twee uittreksels (...), afgeleverd door de griffier en bevattend de aanduiding van de naam, voornaam en woonplaats van de partijen, het beschikkend gedeelte van de beslissing en het gerecht dat ze geveld heeft alsmede een verklaring van de griffier waaruit blijkt dat de termijnen van verzet en hoger beroep verstreken zijn en geen van beide rechtsmiddelen tegen de beslissing werd aangewend.) <W 10-10-1967, art. 3-105><W 2006-12-19/33, art. 65, 2°, 030 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 geeft aan de verzoeker een van de uittreksels terug, waarop [2 zij]2 de verklaring aanbrengt dat de inschrijving of de vermelding gedaan is. ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 67, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 21, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (3)<W 2020-02-04/16, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021> Art. 85. Verzuim van een of meer van de formaliteiten, bij de twee vorige artikelen voorgeschreven, heeft alleen dan nietigheid van de inschrijving of van de vermelding ten gevolge, wanneer daaruit nadeel voor derden ontstaat. Art. 86. (2149). Inschrijvingen op de goederen van een overledene kunnen gedaan worden met aanwijzing van de overledene alleen. Art. 87. (2151). De bevoorrechte of hypothecaire schuldeiser die ingeschreven is voor een kapitaal dat interesten of rentetermijnen opbrengt, heeft het recht om ten hoogste voor drie jaren in dezelfde rang te worden geplaatst als voor zijn kapitaal, onverminderd de bijzondere inschrijvingen, die voor andere interesten of rentetermijnen kunnen worden genomen en hypotheek medebrengen te rekenen van hun dagtekening. Art. 88.(2152). Het is aan degene in wiens voordeel een inschrijving bestaat of aan zijn vertegenwoordigers geoorloofd, in het register van de hypotheken de door hem gekozen woonplaats te veranderen, onder verplichting om een andere [2 woonstkeuze te doen in België]2. Te dien einde legt hij, hetzij in persoon, hetzij door een derde, op het [1 bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 een authentieke akte over, waaruit zijn wil dienaangaande blijkt, ofwel tekent hij op het register zelf van de hypotheken een verklaring, houdende verandering van woonplaats. In dit laatste geval wordt zijn identiteit, indien de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 het eist, bevestigd door een notaris, die eveneens zijn handtekening onder de verklaring plaatst. [2 Wanneer de begunstigde van een inschrijving die geen woonstkeuze in België heeft gedaan zijn zetel of woonplaats buiten België verplaatst, doet hij of doen zijn vertegenwoordigers woonstkeuze in België. Het tweede en het derde lid zijn van toepassing. Bij gebrek van woonstkeuze worden de betekeningen en kennisgevingen gedaan aan de laatste in het register vermelde zetel of woonplaats in België.]2 ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 22, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (2)<W 2019-04-28/01, art. 48, 063; Inwerkingtreding : 16-05-2019> Art. 89.(2153). De wettelijke hypotheek van de Staat, de provincies, de gemeenten en de openbare instellingen wordt ingeschreven tegen overlegging van twee borderellen, die bevatten : De naam, de voornamen, de hoedanigheid of de nauwkeurige aanwijzing van de schuldeiser en van de schuldenaar, hun [1 zetel of woonplaats]1, de aard van de te bewaren rechten en het bedrag van hun bepaalde of eventuele waarde; ten slotte de speciale aanduiding van de aard en van de ligging van elk van de onroerende goederen. ---------- (1)<W 2019-04-28/01, art. 49, 063; Inwerkingtreding : 16-05-2019> Art. 90. <W 10-10-1913, art. 5> (2154). De inschrijvingen houden de hypotheek en het voorrecht in stand gedurende (dertig jaar te rekenen van de dag der inschrijving); zij houden op van kracht te zijn indien de inschrijvingen niet zijn vernieuwd voor het verstrijken van die termijn. <W 1992-08-04/31, art. 58, 006; Inwerkingtreding : op door de Koning bepaalde datum en ten laatste op 01-01-1993> Is het bezwaarde onroerend goed op enigerlei wijze in andere handen overgegaan, dan moeten, voordat dertig jaren zijn verlopen sinds de overschrijving van de titel van verkrijging of het openvallen der erfenis, de inschrijvingen worden vernieuwd met vermelding van de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de nieuwe eigenaar, van zijn titel van eigendom of, in voorkomend geval, van de titel van erkenning van het voorrecht of van het hypotheekrecht. In geval van achtereenvolgende overgangen sluit de vernieuwing, gedaan met vermelding van de tweede of van een volgende verkrijger, voordat dertig jaren zijn verlopen sinds de eerste overdracht, de noodzakelijkheid uit van enige vernieuwing tegen de vroegere verkrijgers. Art. 90bis.<W 10-10-1913, art. 6> De inschrijvingen, overeenkomstig de (§ 1) der eerste afdeling van hoofdstuk III, genomen ten behoeve van minderjarigen, van onbekwaamverklaarden, van in een krankzinnigengesticht geplaatste personen (...) houden op van kracht te zijn, indien zij niet worden vernieuwd voor het verstrijken van het jaar volgende op het eindigen van de voogdij of (van het voorlopig bewind) en, in elk geval, voor het verstrijken van het dertigste jaar te rekenen van de dag der inschrijving. <W 14-07-1976, art. 4-16, 4°> De oorzaak van het verval wordt op de kant van de vervallen inschrijvingen vermeld, tegen overlegging, aan de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1, van de akte of van het authentiek getuigschrift waaruit zulks blijkt; deze kanttekening geldt als doorhaling. Met uitzondering van de inschrijvingen genomen ten voordele van minderjarigen, worden de inschrijvingen zonder kanttekening betreffende de oorzaak van verval door de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 van ambtswege vernieuwd in de loop van het dertigste jaar te rekenen van de dag der inschrijving. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 23, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 90ter. <W 10-10-1913, art. 7> De inschrijving tot vernieuwing geldt enkel als eerste inschrijving, indien zij niet de nauwkeurige aanwijzing van de vernieuwde inschrijving bevat, maar het is niet nodig de vorige inschrijvingen daarin te vermelden. De bepaling van artikel 85 is hierop toepasselijk. Art. 91.(2155). De kosten van de inschrijvingen en van hun vernieuwing komen ten laste van de schuldenaar, tenzij het tegendeel bedongen is; zij worden door de inschrijver voorgeschoten behalve wat betreft de wettelijke hypotheken; voor de inschrijving hiervan heeft de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie haar]1 verhaal op de schuldenaar. De kosten van de overschrijving komen ten laste van de verkrijger. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 24, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> HOOFDSTUK V. _ Doorhaling en vermindering van de inschrijvingen. Art. 92.<W 2007-04-25/38, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 18-05-2007> De inschrijvingen worden doorgehaald of verminderd krachtens de toestemming van de belanghebbende partijen, daartoe bevoegd, ofwel krachtens een vonnis in laatste aanleg gewezen of in kracht van gewijsde gegaan, ofwel krachtens een vonnis, uitvoerbaar verklaard niettegenstaande verzet of beroep. De volmacht tot doorhaling of vermindering moet uitdrukkelijk en in authentieke vorm gegeven worden. De inschrijvingen van de bedongen hypotheken kunnen eveneens worden doorgehaald of verminderd krachtens een authentieke akte waarin de instrumenterende ambtenaar eenzijdig bevestigt dat de schuldeiser zijn toestemming heeft verleend met deze doorhaling of vermindering; alle inschrijvingen die in de voorgelegde akte zijn opgenomen worden ambtshalve doorgehaald of verminderd. [1 Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 1653 van het Gerechtelijk Wetboek, geldt hetzelfde voor de ambtshalve inschrijvingen uitgevoerd in overeenstemming met artikel 35.]1 De overnemer van een hypothecaire schuldvordering kan geen doorhaling of vermindering toestaan, tenzij de overdracht voortvloeit uit akten als vermeld in artikel 2. ---------- (1)<W 2014-04-25/23, art. 139, 046; Inwerkingtreding : 24-05-2014> Art. 93.(2158). Zij die doorhaling of vermindering vorderen, leggen op het [2 bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 over, hetzij de uitgifte der authentieke akte of de akte in brevet, houdende toestemming (of houdende bevestiging van de toestemming), hetzij de uitgifte van het vonnis. <W 2007-04-25/38, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 18-05-2007> Een woordelijk uittreksel uit de authentieke akte is voldoende, wanneer de notaris die het heeft afgegeven, daarin verklaart dat de akte noch voorwaarde, noch voorbehoud bevat. [1 ...]1 ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 68, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 25, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 94. (2159). De eis tot doorhaling of vermindering, als hoofdvordering ingesteld, wordt (...) gebracht voor de rechtbank van de plaats waar de inschrijving gedaan is. <W 12-08-1911, enig art.> De overeenkomst tussen de schuldeiser en de schuldenaar aangegaan om in geval van geschil de eis voor een door hen bepaalde rechtbank te brengen, zal echter tussen hen worden nagekomen. De rechtsvorderingen tegen de schuldeisers, waartoe de inschrijvingen aanleiding kunnen geven, worden ingesteld door dagvaarding aan hun persoon, of aan de laatste in het register vermelde gekozen woonplaats; en zulks niettegenstaande het overlijden, hetzij van de schuldeisers, hetzij van hen bij wie zij woonplaats hebben gekozen. Art. 95. (2160). De rechtbanken moeten de doorhaling bevelen, wanneer de inschrijving gedaan is zonder gegrond te zijn op de wet of op een titel, of wanneer zij geschied is krachtens een titel die hetzij onregelmatig, hetzij vervallen of gekweten was, of wanneer de rechten van voorrecht of hypotheek op wettelijke wijze zijn teniet gegaan. HOOFDSTUK VI. _ Gevolgen van de voorrechten en hypotheken tegen derden-bezitters. Art. 96. (2166). De schuldeisers die een ingeschreven voorrecht of hypotheek hebben op een onroerend goed, volgen dat goed, in welke handen het ook overgaat, om gerangschikt en betaald te worden volgens de orde van hun schuldvorderingen of inschrijvingen. Art. 97. (2167). Indien de derde-bezitter de hierna te bepalen formaliteiten om zijn eigendom te zuiveren niet vervult, blijft hij, uit kracht van de inschrijvingen alleen, als bezitter verbonden voor alle hypothecaire schulden; elke tijdsbepaling en elk uitstel van betaling, aan de oorspronkelijke schuldenaar verleend, komen hem ten goede. Art. 98. (2168). De derde-bezitter is in dit geval verplicht van het met hypotheek bezwaarde onroerend goed zonder voorbehoud afstand te doen, ofwel alle opeisbare interesten en kapitalen te voldoen, hoe groot het bedrag daarvan ook mag zijn. Art. 99. (2169). Voldoet de derde-bezitter niet geheel aan een van deze verplichtingen, dan heeft ieder hypothecair schuldeiser het recht om het met hypotheek bezwaarde goed tegen hem te doen verkopen, dertig dagen na bevel te hebben gedaan aan de oorspronkelijke schuldenaar, en na aanmaning aan de derde-bezitter om de opeisbare schuld te betalen of van het erf afstand te doen. (In de aanmaning wordt de mogelijkheid van de derde-bezitter vermeld om, op straffe van onontvankelijkheid, binnen de acht dagen die volgen op de betekening van het op hem verrichte beslag, aan de rechter ieder koopaanbod uit de hand van zijn onroerend goed over te maken.) <W 1998-07-05/57, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Art. 100. (2172). Afstand wegens hypotheek kan gedaan worden door alle derden-bezitters die niet persoonlijk verbonden zijn voor de schuld en die bekwaam zijn om te vervreemden. Art. 101. (2173). Hij kan gedaan worden, zelfs nadat de derde-bezitter, uitsluitend in deze hoedanigheid, de verbintenis erkend heeft of veroordeeld is. De afstand belet niet dat de derde-bezitter, tot aan de toewijzing, het onroerend goed kan terugnemen tegen betaling van de gehele schuld en van de kosten. Art. 102. (2174). Afstand wegens hypotheek wordt gedaan op de griffie van de rechtbank van de plaats waar de goederen gelegen zijn, en deze rechtbank verleent daarvan akte. Op verzoek van de meest gerede onder de belanghebbenden, wordt een curator over het afgestane onroerend goed aangesteld, tegen wie de verkoping van het goed vervolgd wordt overeenkomstig de vormen voorgeschreven voor de uitwinning. Art. 103. (2175). Beschadigingen door het toedoen of de nalatigheid van de derde-bezitter veroorzaakt, ten nadele van de hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers, leveren grond op voor een eis tot schadevergoeding tegen hem; maar uitgaven en verbeteringen door hem gedaan kan hij slechts terugvorderen ten belope van de meerwaarde die uit de verbetering is ontstaan. Art. 104. (2176). De vruchten van het met hypotheek bezwaarde onroerend goed zijn door de derde-bezitter eerst verschuldigd te rekenen van de dag van de aanmaning tot afstand of tot betaling; en, indien de begonnen vervolgingen gedurende drie jaren zijn gestaakt, te rekenen van de nieuwe aanmaning die gedaan zal worden. Art. 105. (2177). De erfdienstbaarheden en zakelijke rechten, die de derde-bezitter had op het onroerend goed vooraleer dit in zijn bezit was, herleven na de afstand of na de tegen hem gedane toewijzing. Zijn persoonlijke schuldeisers oefenen hun hypotheek uit op het afgestane of toegewezen goed, volgens hun rang, na al degenen die tegen de vorige eigenaars een inschrijving hadden. Art. 106. (2178). De derde-bezitter die de hypothecaire schuld betaald heeft, of die van het met hypotheek bezwaarde onroerend goed heeft afstand gedaan, of die de uitwinning van dat goed heeft ondergaan, heeft zijn verhaal, als naar recht, op de hoofdschuldenaar. Art. 107. (2179). De derde-bezitter die zijn eigendom wil zuiveren door betaling van de prijs, moet de vormen in acht nemen die in hoofdstuk VIII hierna zijn voorgeschreven. HOOFDSTUK VII. _ Tenietgaan van de voorrechten en hypotheken. Art. 108. (2180). De voorrechten en hypotheken gaan teniet : 1° Door het tenietgaan van de hoofdverbintenis; 2° Door de afstand van het voorrecht of van de hypotheek door de schuldeiser; 3° Uit kracht van de rechterlijke beslissingen, in de gevallen bepaald in §§ 1 en 2 van afdeling I van hoofdstuk III; 4° Door de vervulling van de vormen en voorwaarden, die aan de derden-bezitters zijn voorgeschreven om de door hen verkregen goederen te zuiveren; 5° Door verjaring; Voor de schuldenaar is er, ten opzichte van de goederen die zich in zijn handen bevinden, verjaring na verloop van de tijd, bepaald voor de verjaring van de vorderingen, tot zekerheid waarvan de hypotheek of het voorrecht is verleend. Voor de derde-bezitter is er eerst verjaring na verloop van de tijd die voor de langste verjaring van de onroerende rechten vereist is. Inschrijvingen, door de schuldeiser genomen, stuiten de loop niet van de verjaring die door de wet ten behoeve van de schuldenaar of van de derde-bezitter is vastgesteld, maar de laatstgenoemde kan genoodzaakt worden op zijn kosten een titel van erkenning van de hypotheek te verschaffen, vanaf het ogenblik dat zijn verkrijging is overgeschreven. De derde-bezitter is gehouden de titel te vernieuwen, achtentwintig jaren na de dagtekening ervan indien hij het met hypotheek bezwaarde goed alsdan nog bezit; 6° Door de oorzaak vermeld in § 2 van artikel 82. HOOFDSTUK VIII. _ Wijze waarop eigendommen van de voorrechten en hypotheken worden gezuiverd. Art. 109. (2182). De overdrager draagt aan de verkrijger slechts de eigendom en de rechten over die hij zelf op het overgedragene bezat; hij draagt die over onder verband van dezelfde voorrechten en hypotheken als waarmede hij bezwaard was. Art. 110.(2183). De nieuwe eigenaar die zich wil beveiligen tegen de gevolgen van de vervolgingen die op grond van hoofdstuk VI hiervoren kunnen worden ingesteld is gehouden hetzij vóór de vervolgingen, hetzij uiterlijk binnen dertig dagen te rekenen van de eerste hem gedane aanmaning, aan de schuldeisers [1 ...]1 te betekenen : 1° De dagtekening van zijn titel, indien deze authentiek is, of die van de notariële akte of van het vonnis, houdende erkenning van de onderhandse akte; de naam en de standplaats van de notaris voor wie de akte is verleden, ofwel de rechtbank die het vonnis heeft gewezen; de aanwijzing van de partijen; de nauwkeurige aanduiding van de onroerende goederen; de prijs en de lasten die van de koopprijs deel uitmaken; de waardering van deze lasten en die van de prijs zelf, indien deze bestaat in een lijfrente of in enige andere verbintenis dan het betalen van een bepaald kapitaal, en ten slotte, de waardering van de zaak, indien deze geschonken is of overgedragen onder enige andere titel dan die van verkoop; 2° De opgave van de dagtekening, het boekdeel en het nummer van de overschrijving; 3° Een tabel in drie kolommen, waarvan de eerste bevat de dagtekening van de hypotheken en die van de inschrijvingen, alsook de opgave van het boekdeel en het nummer van die inschrijvingen; de tweede, de naam van de schuldeisers; en de derde, het bedrag van de ingeschreven schuldvorderingen. ---------- (1)<W 2019-04-28/01, art. 50, 063; Inwerkingtreding : 16-05-2019> Art. 111. De nieuwe eigenaar kan van het recht, hem bij het vorige artikel verleend, slechts gebruik maken onder voorwaarde dat hij de voorgeschreven kennisgeving doet binnen een jaar te rekenen van de overschrijving van de titel van verkrijging. Art. 112. De in de vorige artikelen vermelde kennisgeving moet alleen gedaan worden aan de schuldeisers die vóór de overschrijving van de akte van verkrijging ingeschreven waren. Elke inschrijving, die na die overschrijving genomen wordt tegen de vorige eigenaars, blijft zonder werking. Art. 113. De nieuwe eigenaar verklaart bij dezelfde akte, dat hij de hypothecaire schulden en lasten zal voldoen ten belope van de prijs of van de opgegeven waarde, zonder enige aftrek ten voordele van de verkoper of van wie ook. Behoudens beding van het tegendeel in de titels van de schuldvorderingen, zal hij het genot hebben van elke tijdsbepaling en van elk uitstel van betaling, aan de oorspronkelijke schuldenaar verleend, en hij zal die welke tegen de laatstgenoemde waren bedongen, in acht nemen. De niet vervallen schuldvorderingen die slechts voor een gedeelte batig zijn gerangschikt, zijn onmiddellijk opeisbaar, ten belope van dit gedeelte ten aanzien van de nieuwe eigenaar, en voor het geheel ten aanzien van de schuldenaar. Art. 114. Indien zich onder de schuldeisers een verkoper bevindt, die bevoorrecht is en die tevens een rechtsvordering tot ontbinding bezit, zal hij, te rekenen van de hem gedane kennisgeving, veertig dagen tijd hebben om tussen de twee rechten een keuze te doen, op straffe van verval van zijn rechtsvordering tot ontbinding, zodat hij alleen nog zijn voorrecht kan opeisen. Indien hij de ontbinding van het contract verkiest, zal hij zulks op straffe van verval moeten verklaren op de griffie van de rechtbank, voor welke de rangregeling moet worden vervolgd. De verklaring zal binnen de hierboven bepaalde tijd worden gedaan, en binnen tien dagen worden gevolgd door het instellen van de eis tot ontbinding. Te rekenen van de dag waarop de verkoper de rechtsvordering tot ontbinding verkozen heeft, is de zuivering geschorst en zij kan pas worden hervat nadat de verkoper afstand heeft gedaan van de rechtsvordering tot ontbinding, of nadat deze vordering is afgewezen. De voorafgaande bepalingen zijn van toepassing op de ruiler en op de schenker. Art. 115.(2185). Wanneer de nieuwe eigenaar de bovenvermelde kennisgeving binnen de bepaalde tijd gedaan heeft, kan ieder schuldeiser wiens titel is ingeschreven, vorderen dat het onroerend goed in openbare veiling verkocht wordt, onder voorwaarde : 1° Dat deze vordering door een (deurwaarder) aan de nieuwe eigenaar wordt betekend, uiterlijk binnen veertig dagen na de kennisgeving gedaan ten verzoeke van de laatstgenoemde [1 ...]1; <W 05-07-1963, art. 48, § 4> <KBN301 30-03-1936, art. 1, niet uitdrukkelijk gewijzigd> 2° Dat zij een bod bevat waarbij de verzoeker of een door hem aangewezen persoon de prijs verhoogt met een twintigste boven de prijs die in het contract was bedongen of door de nieuwe eigenaar was opgegeven. Dit bod slaat op de hoofdprijs en de lasten, zonder enige aftrek ten nadele van de ingeschreven schuldeisers. de kosten van het eerste contract hoeven niet in aanmerking te komen; 3° Dat dezelfde betekening binnen dezelfde termijn gedaan wordt aan de vorige eigenaar en aan de hoofdschuldenaar; 4° Dat het origineel en de afschriften van deze exploten worden ondertekend door de verzoekende schuldeiser of door zijn gemachtigde, voorzien van een uitdrukkelijke volmacht, die in dit geval verplicht is afschrift van zijn volmacht te geven. Zij moeten in voorkomend geval ook ondertekend worden door de derde-bieder; 5° Dat de verzoeker aanbiedt persoonlijke of hypothecaire borg te stellen ten belope van vijfentwintig t.h. van de prijs en van de lasten, ofwel, wanneer hij een gelijk bedrag in consignatie gegeven heeft, dat hij afschrift betekent van het bewijs van consignatie. Alles op straffe van nietigheid. ---------- (1)<W 2019-04-28/01, art. 51, 063; Inwerkingtreding : 16-05-2019> Art. 116. (2186). Indien de schuldeisers de veiling niet hebben gevorderd in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde tijd, blijft de waarde van het onroerend goed onherroepelijk bepaald op de prijs die in het contract was bedongen of door de nieuwe eigenaar was opgegeven. De inschrijvingen die niet in batige rang komen ten opzichte van de prijs, worden doorgehaald voor het gedeelte dat de prijs te boven gaat, ingevolge de minnelijke of gerechtelijke rangregeling, opgemaakt overeenkomstig de wetten op de rechtspleging. De nieuwe eigenaar bevrijdt zich van de voorrechten en hypotheken, hetzij door aan de batig gerangschikte schuldeisers het bedrag te betalen van de opeisbare schuldvorderingen of van de schuldvorderingen die hij vrij is te voldoen, hetzij door de prijs ten belope van de schuldvorderingen in consignatie te geven. Hij blijft onderworpen aan de batig gerangschikte voorrechten en hypotheken, voor de niet opeisbare schuldvorderingen waarvan hij zich niet zou willen of kunnen bevrijden. Art. 117.(2187). In geval van herverkoop ten gevolge van hoger bod, geschiedt die herverkoop met inachtneming van de vormen die door het [1 Gerechtelijk Wetboek]1 zijn bepaald. ---------- (1)<W 2014-05-05/09, art. 9, 048; Inwerkingtreding : 18-07-2014> Art. 118.(2188). Hij aan wie het goed wordt toegewezen, is gehouden de toewijzingsprijs te voldoen en bovendien de verkrijger of de begiftigde; die het bezit verloren heeft, te vergoeden voor de wettig gemaakte kosten van zijn contract, voor die van de overschrijving op de registers van de [1 hypothecaire openbaarmaking]1, voor die van de kennisgeving en voor die welke door hem zijn gemaakt om de herverkoop te bekomen. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 26, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 119. (2189). De verkrijger of de begiftigde, die het geveilde onroerend goed als laatste bieder behoudt, is niet verplicht het vonnis van toewijzing te doen overschrijven. Art. 120. (2190). De schuldeiser die de veiling heeft gevorderd en van zijn vordering afstand doet, kan, zelfs indien hij het bedrag van het bod betaalt, de openbare veiling niet beletten, tenzij al de overige hypothecaire schuldeisers daarin uitdrukkelijk toestemmen, of tenzij dezen, na door een deurwaarder te zijn aangemaand om binnen vijftien dagen de veiling te vervolgen, aan die aanmaning geen gevolg geven. In dit geval behoort het bedrag van het bod aan de schuldeisers, volgens de rang van hun schuldvorderingen. Art. 121. (2191). De verkrijger aan wie het goed wordt toegewezen, kan het bedrag dat de bij zijn titel bedongen prijs te boven gaat, en de interest van dat bedrag te rekenen van de dag van elke betaling, op de verkoper verhalen als naar recht. Art. 122. (2192). Ingeval de titel van de nieuwe eigenaar onroerende en roerende goederen omvat, of verscheidene onroerende goederen, de ene met hypotheek bezwaard en de andere niet, ongeacht of zij gelegen zijn in een zelfde dan wel in verschillende arrondissementen, vervreemd zijn tegen een en dezelfde prijs dan wel tegen verschillende en afzonderlijke prijzen, al dan niet behoren tot een zelfde bedrijf, dan zal, indien daartoe reden bestaat, de prijs van ieder onroerend goed waarop bijzondere en afzonderlijke inschrijvingen zijn genomen, in de kennisgeving van de nieuwe eigenaar worden opgegeven bij vergelijkende waardering naar evenredigheid van de totale in de titel vermelde prijs. De schuldeiser die een bod doet tot verhoging van de prijs, kan in geen geval verplicht worden in zijn bod te begrijpen hetzij roerende goederen, hetzij andere onroerende goederen dan die welke voor zijn schuldvordering met hypotheek bezwaard zijn en in hetzelfde arrondissement zijn gelegen; behoudens het verhaal van de nieuwe eigenaar op zijn rechtsvoorgangers, tot vergoeding van de schade die hij mocht lijden door de verdeling van door hem verkregen goederen of door de splitsing van bedrijven. HOOFDSTUK IX. _ Openbaarheid van de registers en verantwoordelijkheid [1 ...]1. ---------- (1)<W 2015-12-18/12, art. 88, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> Art. 123.<W 1995-02-09/35, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> [1 Wanneer verscheidene openbaar te maken titels dezelfde dag in het bij artikel 124, 1°, voorgeschreven register worden ingeschreven in uitvoering van artikel 135, wordt de voorrang bepaald naar de dagtekening van die titels. Voor de titels die dezelfde datum dragen, wordt de voorrang bepaald naar het volgnummer waaronder de aanbieding van de titels vermeld wordt in het voormelde register.]1 Het eerste lid is niet van toepassing op de schuldeisers bedoeld in artikel 81, tweede lid. ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 69, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2014> Art. 124.[1 [2 Ieder inzake hypothecaire openbaarmaking bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie houdt]2 : 1° een register van de neergelegde titels, waarin de aanbiedingen van de titels waarvan men de inschrijving of de overschrijving vordert, worden aangetekend onder een volgnummer en naarmate zij geschieden; 2° een register waarin de overschrijvingen worden opgenomen; 3° een register waarin de inschrijvingen van de voorrechten en hypotheken en de doorhalingen of verminderingen worden opgenomen.]1 ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 70, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 27, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 125.[2 Ieder inzake hypothecaire openbaarmaking bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie houdt]2 bovendien een register (...); daarin [2 vermeldt]2 zij bij uittreksel en naarmate de [1 aanbieding]1 van de akten geschiedt, onder de namen van ieder bezwaarde eigenaar, en in een voor hem bestemd vak, de inschrijvingen, doorhalingen en andere akten die hem aangaan. Zij [2 wijst]2 ook de registers aan waarin elke akte is opgenomen, en het nummer waaronder zij is ingeschreven. <RB 26-06-1947, art. 81> ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 71, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 28, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 126.[1[2 De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie geeft]2 aan de verzoeker desgevraagd een bewijs van de aanbieding van de akten of borderellen die bestemd zijn om overgeschreven of ingeschreven te worden. Dit bewijs vermeldt het registernummer waaronder de aanbieding is ingeschreven. Zij [2 mag]2 de overschrijvingen en inschrijvingen in de daartoe bestemde registers niet doen dan onder de in artikel 135, 1°, bepaalde dagtekening en in de volgorde van de hun daarvan gedane aanbiedingen. De uitgiften van de in artikel 1 bedoelde akten of vonnissen, bevattend of met toevoeging van de vermelding van de vervulling van de overschrijving, worden door de [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 binnen de maand na de in artikel 135, 1°, bepaalde dagtekening van overschrijving teruggestuurd aan de verzoeker.]1 ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 72, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 29, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 127.(2196). De [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie is gehouden]1 zijn gehouden getuigschriften af te geven, waarbij worden vastgesteld de overgangen en de toekenningen van zakelijke rechten, alsook de huurcontracten, toegestaan door alle personen, aangewezen in de schriftelijke vorderingen welke hun te dien einde worden gedaan. [2 zij is]2 eveneens gehouden aan ieder die erom verzoekt, afschrift te geven van de bestaande inschrijvingen of overschrijvingen, ofwel getuigschriften waarbij wordt vastgesteld dat er geen bestaan. (Ongeacht de dagtekening van de akte en van de overschrijving ervan, [3 is zij gehouden]3 de akte bedoeld in artikel [4 3.85]4, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, en de wijzigingen ervan, in het getuigschrift te vermelden.) <W 1994-06-30/34, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-08-1995> ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 30, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (2)<W 2018-07-11/07, art. 31, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (3)<W 2018-07-11/07, art. 32, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (4)<W 2020-02-04/16, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021> Art. 128.[1 In geen geval mag, op straffe van schadevergoeding aan de partijen, verzuimd worden om, in de registers, de overschrijvingen te doen van akten die aan deze formaliteit zijn onderworpen, en de inschrijvingen die op het [2 bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 zijn gevorderd. Er ontstaat eveneens een recht op schadevergoeding bij het niet vermelden, in de getuigschriften, van een of meer van de bestaande overschrijvingen of inschrijvingen, tenzij de vergissing voortkomt uit de ontoereikendheid van aanduidingen in de aanvraag tot het bekomen van het getuigschrift [3 ...]3.]1 ---------- (1)<W 2015-12-18/12, art. 89, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> (2)<W 2018-07-11/07, art. 33, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> (3)<W 2021-02-07/01, art. 33, 067; Inwerkingtreding : 01-03-2021> Art. 129.(2198). In geval van zuivering blijft het onroerend goed, ten opzichte waarvan de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie in haar]1 getuigschriften een of meer ingeschreven rechten van hypotheek onvermeld mocht hebben gelaten, hiervan ontheven in de handen van de nieuwe bezitter, mits de aanvraag van het getuigschrift duidelijk de schuldenaar aanwijst ten laste van wie de inschrijvingen zijn genomen. Deze bepaling doet echter geen afbreuk aan het recht van de niet vermelde schuldeisers om te bekwamer tijd de veiling te vorderen en om zich te doen plaatsen in de rang die hun toekomt, zolang de prijs door de verkrijger niet is bers geopende rangregeling niet is gesloten. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 34, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 130.(2199). In geen geval mogen [1 de overschrijvingen of inschrijvingen, of de afgifte van getuigschriften worden geweigerd of vertraagd,]1, op straffe van schadevergoeding aan de partijen; te dien einde worden, op aanvraag van de verzoekers, dadelijk processen-verbaal van de weigeringen of vertragingen opgemaakt, hetzij door een vrederechter, hetzij door een (gerechtsdeurwaarder) of een notaris. <W 05-07-1963, art. 48, § 4> ---------- (1)<W 2015-12-18/12, art. 90, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> Art. 131.(2201). Alle registers van de [1 hypothecaire openbaarmaking]1, uitgezonderd het in artikel 125 vermelde, worden (...) genummerd en geparafeerd op elk blad, met vermelding van eerste en laatste, door (een van de rechters van de rechtbank in wier gebied het kantoor gevestigd is.) <KB 14-07-1933, enig art.> <RB 26-06-1947, art. 81> Het register van de neergelegde titels wordt dagelijks afgesloten, zoals de registratieregisters. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 35, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 132.(2202). De [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie is]2 zijn gehouden zich in de uitoefening van hun ambt naar alle bepalingen van dit hoofdstuk te gedragen [1 ...]1. ---------- (1)<W 2015-12-18/12, art. 91, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> (2)<W 2018-07-11/07, art. 36, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 133.(2203). De vermeldingen van neerleggingen, de inschrijvingen en de overschrijvingen worden achter elkaar in de registers gedaan, zonder enig wit vak of enige tussenregel [1 ...]1. ---------- (1)<W 2015-12-18/12, art. 92, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> Art. 134.De [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie kan de vergissingen die zij]2 mocht hebben begaan [1 , herstellen zonder dat van de belanghebbende partijen een retributie wordt gevorderd,]1 door in zijn registers een overschrijving van de akten en borderellen te doen, maar alleen op de lopende dag, en voorafgegaan door een nota waarin de eerste overschrijving vermeld wordt. ---------- (1)<W 2015-12-18/12, art. 93, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> (2)<W 2018-07-11/07, art. 37, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> HOOFDSTUK X. _ <ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Wijze van houden en bewaren van de hypothecaire bescheiden. Art. 135.<ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> In het register van de neergelegde titels, waarvan het houden is voorgeschreven bij artikel 124, 1°, worden ingeschreven : 1° [1 op de dag en in de volgorde van hun aanbieding]1 [2 ...]2, alle akten, vonnissen, borderellen en enig ander stuk aangeboden om overgeschreven, ingeschreven of eenvoudig vermeld te worden op de kant van de registers die worden gehouden ter uitvoering van artikel 124, 2° en 3°; [1 de buiten de openingsuren van het kantoor aangeboden akten, vonnissen, borderellen en enig andere stukken worden geacht aangeboden te zijn in het begin van het daarop volgende eerste openingsuur van het kantoor; voor zover het werkelijke tijdstip van aanbieding kan worden vastgesteld, bepaalt dit de onderlinge volgorde voor de neerlegging van deze documenten;]1 2° de akten en vonnissen waarbij een gehele of gedeeltelijke opheffing wordt verleend of bevolen en die worden aangeboden met het oog op doorhaling of vermindering. ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 73, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 38, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 136.<Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Van de inschrijvingen in het register van de neergelegde titels wordt onverwijld, zo niet na afsluiting van het register zonder verplaatsing een kopie gemaakt door de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 39, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 137.<Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> De openbare en andere ambtenaren maken een echt verklaarde kopie van iedere akte die in brevet of origineel wordt aangeboden met het oog op doorhaling, vermindering of kantmelding. De kopie wordt overhandigd [1 ...]1 terzelfder tijd als de akte. Ze heeft dezelfde bewijskracht als deze akte in geval van verlies of vernieling van deze laatste. ---------- (1)<W 2018-07-11/07, art. 40, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 138. <Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> De Minister van Financiën bepaalt de vorm van de kopieën bedoeld in de artikelen 136 en 137. De kopieën worden neergelegd op een plaats, binnen de termijn en volgens de regels bepaald door de Minister van Financiën. Hoofdstuk XI. - <Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Vermelding van de partijen en van de onroerende goederen. Art. 139.<Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> § 1. (In iedere akte of ieder stuk waarvan de [2 hypothecaire openbaarmaking]2 vereist is, wordt iedere natuurlijke persoon op wiens naam de openbaarmaking moet geschieden vermeld met zijn naam, gevolgd door zijn voornamen, plaats en datum van geboorte en woonplaats. [1 De personen die beschikken over een rijksregisternummer of aan wie een identificatienummer in het bisregister werd toegekend in uitvoering van artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, worden tevens met dit nummer vermeld, op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar of de aanvrager hierover beschikt. Hetzelfde geldt voor het geval waarin dit nummer na het verlijden van de akte of het stuk maar vóór het aanbieden ervan wordt bekomen. Dit identificatienummer kan ook onderaan de akte worden vermeld.]1 Indien de akte authentiek is of in geval van inschrijving van een wettelijke hypotheek, waarmerkt de instrumenterende ambtenaar of de persoon die de inschrijving kan vorderen de bovenvermelde identiteitsgegevens hetzij in de tekst, hetzij onderaan de akte of het stuk. Die waarmerking geschiedt op grond van de gegevens vervat in het rijksregister van de natuurlijke personen, de identiteitskaart, het trouwboekje of, bij betwisting, de registers van de burgerlijke stand. Indien de waarmerking gebeurt op basis van de identiteitskaart volstaan de eerste twee voornamen in de plaats van de opname van alle voornamen. De voornamen worden vermeld in de volgorde waarin zij voorkomen in het stuk op grond waarvan de identificatie is gebeurd. De [1 uitgiften]1 en uittreksels aangeboden aan de [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 geven de inhoud van deze waarmerking weer. In de andere gevallen wordt een uittreksel uit de registers van de burgerlijke stand gevoegd bij de akte of het stuk.) <W 2007-03-01/37, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 24-03-2007> § 2. Indien de persoon op wiens naam de openbaarmaking moet geschieden, niet bekend is [1 ...]1 in het rijksregister, bepaalt de openbare ambtenaar, de andere ambtenaar of de aanvrager, naargelang van het geval, in de bovengenoemde waarmerking of onderaan de akte of het stuk, het identiteitsbewijs op grond waarvan de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte van de betrokkene zijn vastgesteld. Bij gebrek aan de identificatiestukken bedoeld in de voorgaande leden, kunnen deze laatste worden vervangen door een akte van bekendheid opgesteld door een Belgisch notaris. § 3. Voor de openbaar te maken vonnissen wordt de identificatie van de personen gewaarmerkt door een notaris, door de ambtenaar of door de optredende overheid, onderaan de [1 uitgifte]1, op de wijze voorgeschreven bij dit artikel. § 4. (...) <W 2007-03-01/37, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 24-03-2007> § 5. De Koning kan de in dit artikel genoemde identificatieregels aanvullen. ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 39, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 41, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 140.<Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> In iedere akte of ieder stuk waarvan de [2 hypothecaire openbaarmaking]2 vereist is, moet iedere vennootschap, vereniging of andere privaatrechtelijke rechtspersoon op wiens naam de openbaarmaking moet geschieden vermeld worden met de benaming, rechtsvorm, datum van de oprichtingsakte en de zetel van de vennootschap of de statutaire zetel, alsook met het (ondernemingsnummer) [1 bedoeld in artikel 5 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen,]1 indien deze vennootschap, vereniging of rechtspersoon (ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen). <L 2007-03-01/37, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 24-03-2007> De Koning kan de in dit artikel genoemde identificatieregels aanvullen. ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 40, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 42, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 141.<Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> De vermelding van de onroerende goederen waarvoor een openbaar te maken akte of stuk is opgemaakt, bevat de volgende gegevens : geografische ligging (gemeente, straat of gehucht, politienummer), kadastrale beschrijving, zoals blijkt uit een uittreksel, minder dan een jaar oud, uit de kadastrale legger, aard en oppervlakte. Indien sedert de overschrijving van de laatste titel de gegevens betreffende de geografische ligging en de kadastrale beschrijving gewijzigd zijn, moeten die gegevens zoals ze blijken uit die titel eveneens worden vermeld. Betreft het verdiepingen of gedeelten van verdiepingen van een onroerend goed bedoeld in artikel [1 3.84]1 van het Burgerlijk Wetboek, dan moet de vermelding tevens conform de gegevens zijn van de overgeschreven basisakte en van de overgeschreven akten die de basisakte hebben gewijzigd. In de akte of het stuk waarvan de openbaarmaking vereist is, wordt de eigendomstitel van de desbetreffende onroerende goederen vermeld en de laatst overgeschreven titel indien hij minder dan dertig jaar oud is. De Koning kan de in dit artikel genoemde identificatieregels aanvullen. ---------- (1)<W 2020-02-04/16, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2021> Art. 142.<Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> [1 § 1.]1 De Koning bepaalt de wijze waarop in elke aanvraag om een getuigschrift, de natuurlijke en de rechtspersonen uit hoofde van wie inlichtingen worden gevraagd en de betrokken onroerende goederen, moeten worden vermeld. [1 § 2. Personen die gemachtigd zijn om een getuigschrift aan te vragen bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie gebruiken, in voorkomend geval, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen uit hoofde van wie de inlichtingen worden gevraagd, als zoekcriterium, voor zover zij worden beoogd overeenkomstig artikel 5, § 1 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.]1 ---------- (1)<W 2019-05-05/19, art. 132, 064; Inwerkingtreding : 29-06-2019> Art. 143.<Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> De [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2 mag weigeren het geheel van de formaliteit waarvan de openbaarmaking gevraagd is te vervullen of het gevraagde getuigschrift af te geven indien niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 139 tot 142 [1 of aan de door de Koning, krachtens artikel 144, 1° en 2°, vastgestelde vereisten]1 . ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 74, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 43, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Hoofdstuk XII. _ <Ingevoegd bij W 1995-02-09/35, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Materiële vormen van de formaliteiten van openbaarmaking en van de aanvragen. Art. 144.[1 De Koning kan : 1° voor de door Hem aangewezen stukken of categorieën van stukken bestemd voor hypothecaire openbaarmaking : a) de vereisten vaststellen waaraan ze moeten voldoen, alsook de materiële vormen van de hypothecaire openbaarmaking; Hij kan inzonderheid het gebruik voorschrijven van formulieren waarvan de minister van Financiën het model bepaalt; b) bepalen dat zij op een gedematerialiseerde wijze kunnen of moeten worden aangeboden, alsmede de modaliteiten van hun aanbieding en van de uitvoering van de hypothecaire openbaarmaking. Hij kan daarbij afwijken van de bepalingen van de artikelen 83, 84, eerste lid, 3°, tweede lid, 1°, en laatste lid, 89 en 126; c) bepalen dat ingeval van gedematerialiseerde aanbieding ervan, deze aanbieding moet worden vergezeld van gestructureerde metagegevens betreffende het stuk, waarvan in het bijzonder, voor elke partij bij de akte, haar identificatienummer in het Rijksregister of het haar in uitvoering van artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid toegekende identificatienummer in het bisregister of, voor een rechtspersoon, zijn ondernemingsnummer bedoeld in artikel 5 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen; 2° de materiële vormen en de inhoud bepalen van iedere aanvraag om een kopie, uittreksel of getuigschrift; Hij kan het gebruik voorschrijven van formulieren waarvan de minister van Financiën het model bepaalt; de Koning kan voor de door Hem aangewezen aanvragen of categorieën van aanvragen, bepalen of zij op een gedematerialiseerde wijze kunnen of moeten worden ingediend alsmede de modaliteiten van hun indiening; 3° de vormvoorwaarden bepalen van de kopieën, uittreksels of getuigschriften afgeleverd door de [2 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]2; de Koning kan bepalen dat de door Hem aangewezen kopieën, uittreksels of getuigschriften op een gedematerialiseerde wijze kunnen of moeten worden afgeleverd, alsmede de modaliteiten van hun aflevering; 4° het houden van de in de artikelen 124 en 125 bedoelde registers regelen en de materiële vormen ervan bepalen.]1 ---------- (1)<W 2013-12-21/26, art. 75, 044; Inwerkingtreding : 10-01-2014> (2)<W 2018-07-11/07, art. 44, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Hoofdstuk XIII.[1 De organisatie van de hypotheekbewaring]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2015-12-18/12, art. 94, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> Art. 145.[1 De openbare dienst van de [2 hypothecaire openbaarmaking van akten en stukken]2 wordt verzekerd door [2 de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën]2.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2015-12-18/12, art. 95, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)> (2)<W 2018-07-11/07, art. 45, 060; Inwerkingtreding : 30-07-2018> Art. 146.[1 Voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften is een retributie verschuldigd aan de Staat. De Koning bepaalt het tarief van deze retributies en de nadere regels inzake toepassing ervan.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij W 2015-12-18/12, art. 96, 054; Inwerkingtreding : 01-11-2016 (KB 2016-09-26/05, art. 35, 1°)>