Details





Titel:

16 MEI 2001. - Wet houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-06-2001 en tekstbijwerking tot 18-04-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-6
HOOFDSTUK II. - De aanvaarding.
Art. 7-10, 10bis, 11, 11bis, 12
HOOFDSTUK III. - De dienstnemingen en wederdienstnemingen.
Art. 13-19
HOOFDSTUK IV. - De vorming.
Art. 20-28
HOOFDSTUK V. - De graad.
Art. 29-32, 32bis, 33, 33bis
HOOFDSTUK VI. - De wederoproepingen en de bijkomende prestaties.
Art. 34-39
HOOFDSTUK VII. - De stand.
Art. 40-44, 44bis, 45-46
HOOFDSTUK VIII. [1 De vakrichtingen en de competentiepools]1
Art. 47-53
HOOFDSTUK IX. - De anciënniteit voor de bevordering in graad en de bevordering in graad.
Art. 53bis, 54-61, 61bis, 62, 62bis, 63, 63bis, 64-65, 65bis
HOOFDSTUK IX/1. [1 De voortgezette vorming]1
Art. 65ter, 65quater, 65quinquies, 65sexies, 65septies
HOOFDSTUK X. - Het krijgstuchtelijk stelsel.
Art. 66-68, 68/1
HOOFDSTUK XI. - De onmiddellijk beschikbare reserve.
Art. 69-71
HOOFDSTUK XI/1. [1 - De overgang en de promotie op diploma]1
Art. 71/1, 71/2, 71/3
HOOFDSTUK XII. - Het uittreden uit het reservekader.
Art. 72-74
HOOFDSTUK XIII. - Diverse bepalingen.
Art. 75-77
HOOFDSTUK XIV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 77bis, 78-86, 86bis, 86ter
HOOFDSTUK XV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 87-92, 92bis, 92ter, 92quater, 93-94



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1958030105  1987007061  1991007421  1994007161  1994007163 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2. § 1. Deze wet bepaalt het statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht.
  Het reservekader van de krijgsmacht omvat de reservemilitairen en de kandidaat-reservemilitairen.
  § 2. De reservemilitairen zijn :
  1° de reserveofficieren;
  2° de reserveonderofficieren;
  3° de reservevrijwilligers.
  § 3. De kandidaat-reservemilitairen zijn :
  1° de kandidaat-reserveofficieren;
  2° de kandidaat-reserveonderofficieren;
  3° [1 de kandidaat-reservevrijwilligers.]1
  [2 § 4. Dienen in de hoedanigheid van reserveofficier van niveau A, de reserveofficieren bedoeld in § 2, 1°, die:
   1° aangeworven werden op basis van een master;
   2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 71/1 werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau A;
   3° als officieren van het actief kader, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficierenvan niveau A.
   Dienen in de hoedanigheid van reserveofficier van niveau B, de reserveofficieren bedoeld in § 2, 1°, die, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10bis, als officieren van het actief kader werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau B.
   Dienen in de hoedanigheid van reserveonderofficier van niveau B, de reserveonderofficieren bedoeld in § 2, 2°, die:
   1° aangeworven werden op basis van een bachelor;
   2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 71/2 werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B;
   3° als onderofficieren van het actief kader, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B.
   Dienen in de hoedanigheid van reserveonderofficier van niveau C, de reserveonderofficieren bedoeld in § 2, 2°, die:
   1° aangeworven werden op basis van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, of een gelijkwaardig diploma of getuigschrift;
   2° als onderofficieren van het actief kader, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis, werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau C.]2
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.3. [1 De graden van de reservemilitairen zijn dezelfde als deze van de beroepsmilitairen van het actief kader.
   Overeenkomstig artikel 27, § 3, derde lid, van de wet van 28 februari 2007, hebben de reserveofficieren van niveau B slechts toegang tot de graden van lager officier.
   Voor de toepassing van deze wet wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad in aanmerking genomen.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.4. Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder :
  1° [1 de kandidaat-reservevrijwilliger : de persoon [2 , die voldoet aan de voorwaarden,]2 die een dienstneming heeft aangegaan om een vorming te volgen ten einde te kunnen worden toegelaten tot de personeelscategorie van de reservevrijwilligers;]1
  2° [1 [2 de kandidaat-reserveonderofficier van niveau C: de persoon, reservemilitair of niet, die aanvaard werd overeenkomstig artikel 7, die voldoet aan de voorwaarden en die een dienstneming of wederdienstneming heeft aangegaan om een vorming te volgen teneinde te kunnen worden toegelaten tot de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau C]2;]1
  [2 2° /1 de kandidaat-reserveonderofficier van niveau B:
   a) de persoon, reservemilitair of niet, die aanvaard werd overeenkomstig artikel 7, die voldoet aan de voorwaarden en die een dienstneming of wederdienstneming heeft aangegaan om een vorming te volgen teneinde te kunnen worden toegelaten tot de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B;
   b) de reservevrijwilliger of reserveonderofficier van niveau C bedoeld in artikel 71/2, die aanvaard werd om een basisvorming te volgen om opgenomen te kunnen worden, naargelang het geval, in een andere personeelscategorie of in een andere hoedanigheid in dezelfde personeelscategorie;]2
  3° [2 de kandidaat-reserveofficier van niveau A:
  a) de persoon, reservemilitair of niet, die aanvaard werd overeenkomstig artikel 7, die voldoet aan de voorwaarden en die een dienstneming of een wederdienstneming heeft aangegaan om een vorming te volgen teneinde te kunnen worden toegelaten tot de personeelscategorie van de reserveofficieren van niveau A
  b) de reserveofficier van niveau B bedoeld in artikel 71/1, die aanvaard werd om een basisvorming te volgen om opgenomen te kunnen worden in een andere hoedanigheid in dezelfde personeelscategorie;]2;]1
  4° [2 de reserveofficier van niveau A:
   a) de reservemilitair aangeworven op basis van een master;
   b) de reserveofficier van niveau B die de hoedanigheid van reserveofficier van niveau A heeft verworven;
   c) de officier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau A op zijn verzoek of van rechtswege;]2
  [2 4° /1 de reserveofficier van niveau B: de officier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau B op zijn verzoek of van rechtswege;
   4° /2 de reserveonderofficier van niveau B:
   a) de reservemilitair aangeworven op basis van een bachelor;
   b) de reservevrijwilliger of de reserveonderofficier van niveau C die de hoedanigheid van reserveonderofficier van niveau B heeft verworven;
   c) de onderofficier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B op zijn verzoek of van rechtswege;
   4° /3 de reserveonderofficier van niveau C:
   a) de reservemilitair aangeworven op basis van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, of een gelijkwaardig diploma of getuigschrift;
   b) de onderofficier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau C op zijn verzoek of van rechtswege;]2
  5° de reservemilitair behorende tot de onmiddellijk beschikbare reserve : de reservemilitair die zich verbindt, bij middel van een aanvullende speciale dienstneming, om te voldoen aan de speciale wederoproepingen;
  6° crisistoestand : de periode in vredestijd zoals bepaald in artikel 3ter van de wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden;
  7° gewone wederoproeping : de wederoproeping die tot doel heeft de training van de reservemilitair te onderhouden;
  8° speciale wederoproeping : de wederoproeping van de reservemilitair behorende tot de onmiddellijk beschikbare reserve in het kader van de aanwending van de krijgsmacht;
  9° spoedwederoproeping in crisistoestand : de wederoproeping van de reservemilitair die plaatsgrijpt in crisistoestand;
  10° spoedwederoproeping in periode van oorlog : de wederoproeping van de reservemilitair die plaatsgrijpt in periode van oorlog;
  11° mobilisatiewederoproeping : de wederoproeping van de reservemilitair die plaatsgrijpt in oorlogstijd;
  [2 12° de wet van 28 februari 2007: de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht.]2
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.5. De kandidaat-reservemilitair dient [1 uitsluitend]1 onder een stelsel van dienstnemingen [1 en van wederdienstnemingen ]1, de reservemilitair dient onder een stelsel van wederdienstnemingen. Deze stelsels gelden niet voor de militair bedoeld in de [2 artikelen 10, 2°, 10bis, 2°, 11, 2°, 11bis, 2°, 12, 2°]2 en 87.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.6. Voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze wet [3 en voor zover de reglementaire bepalingen niet onverenigbaar zijn met de reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van deze wet]3 zijn alle wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het statuut van de beroepsofficieren, de beroepsonderofficieren of de beroepsvrijwilligers toepasselijk op de reservemilitairen [1 ...]1, naargelang van de personeelscategorie waartoe zij behoren, [1 ...]1. <Erratum, zie B.St. 04.08.2001, p. 26735>
  [1 Voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze wet zijn alle wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het statuut van de kandidaat-militair van het actief kader toepasselijk op de kandidaat-reservemilitairen [2 , naargelang van de personeelscategorie waarvoor zij gevormd worden]2.]1
  [1 [3 Zijn evenwel niet van toepassing op de reservemilitairen, de bepalingen van de wet van 28 februari 2007 inzake:
   1° de sociale promotie;
   2° de externe mobiliteit;
   3° de rendementsperiode;
   4° de tijdelijke ambtsontheffing op aanvraag.]3.]1
  [1 Tot aan de door Koning bepaalde datum, moeten evenwel onder "de wettelijke en reglementaire bepalingen" bedoeld in dit artikel verstaan worden, degene die van toepassing waren op de dag vóór de inwerkingtreding van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht, rekening houdend met de wijzigingen die deze bepalingen zouden hebben ondergaan. Artikel 189 van voornoemde wet is evenwel toepasselijk op de militairen van het reservekader.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 7 en 56, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2013-07-31/04, art. 334, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>
  (3)<W 2018-07-19/31, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. - De aanvaarding.
Art.7. <W 2003-03-27/49, art. 150, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Om als kandidaat-reservemilitair [1 zoals bedoeld in artikel 4, 1°, 2°, 2° /1, a) en 3°, a),]1 te worden aanvaard moet men voldoen aan de vereisten bepaald in artikel [1 9 van de wet van 28 februari 2007]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.8. (eerste lid opgeheven) <W 2003-03-27/49, art. 151, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (tweede lid opgeheven) <W 2003-03-27/49, art. 151, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De Koning bepaalt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de wet door middel van een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het maximaal aantal [1 militairen van het reservekader]1 die tot de krijgsmacht mogen behoren.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.9. [1 De bepalingen betreffende de leeftijdsvoorwaarden zijn niet van toepassing op de sollicitant kandidaat-reservemilitair die deel uitmaakt van het burgerpersoneel van het ministerie van Landsverdediging.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.10.[1Naast de officieren van niveau A die met toepassing van artikel 7 zijn aangeworven, worden tot de categorie van de reserveofficieren van niveau A van de Krijgsmacht toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad:
   1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: [2 de voormalige beroepsofficieren van niveau A die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd werden]2 met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;
   2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden:
   a) de beroepsofficieren van niveau A van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;
   b) de officieren van niveau A aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur;
   c) de officieren kapelmeesters van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;]1
  [2 3° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de voormalige reserveofficieren bedoeld in 2°, nadat de periode tijdens dewelke zij van rechtswege werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau A, een einde genomen heeft.]2
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 10bis.[1 Tot de categorie van de reserveofficieren van niveau B van de Krijgsmacht worden toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad:
   1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: [2 de voormalige beroepsofficieren van niveau B die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd werden]2 met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;
   2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden:
   a) de beroepsofficieren van niveau B van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;
   b) de hulpofficieren van wie de dienstneming op aanvraag verbroken wordt of verstrijkt;
   c) de officieren van niveau B aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur;
   d) de officieren EVMI bedoeld in artikel 48 van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel;]1
  [2 3° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de voormalige reserveofficieren bedoeld in 2°, nadat de periode tijdens dewelke zij van rechtswege werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau B, een einde genomen heeft.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.11.[1 Naast de onderofficieren van niveau B die met toepassing van artikel 7 zijn aangeworven, worden tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B van de Krijgsmacht toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad:
   1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: [2 de voormalige beroepsonderofficieren van niveau B die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd werden]2 met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;
   2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden:
   a) de beroepsonderofficieren van niveau B van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;
   b) de onderofficieren van niveau B aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur;
   c) de onderofficieren muzikanten van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;]1
  [2 3° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de voormalige reserveonderofficieren bedoeld in 2°, nadat de periode tijdens dewelke zij van rechtswege werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B, een einde genomen heeft.]2
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 11bis.[1 Naast de onderofficieren van niveau C die met toepassing van artikel 7 zijn aangeworven, worden tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau C van de Krijgsmacht toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad:
   1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: [2 de voormalige beroepsonderofficieren van niveau C die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd werden]2 met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;
   2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden:
   a) de beroepsonderofficieren van niveau C van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;
   b) de onderofficieren van niveau C aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur;
   c) de onderofficieren EVMI bedoeld in artikel 48 van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel;]1
  [2 3° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de voormalige reserveonderofficieren bedoeld in 2°, nadat de periode tijdens dewelke zij van rechtswege werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau C, een einde genomen heeft.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.12.Naast de vrijwilligers die met toepassing van artikel 7 zijn aangeworven worden tot de categorie van de reservevrijwilligers van de krijgsmacht toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad :
  1° [4 op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de voormalige beroepsvrijwilligers die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd werden]4 met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;
  2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden :
  a) [3 de beroepsvrijwilligers]3 van wie het ontslag uit het ambt is [3 aanvaard is]3;
  b) de vrijwilligers [3 aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur]3.
  [2 c) de vrijwilligers EVMI bedoeld in artikel 48 van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel;]2
  [4 3° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de voormalige reservevrijwilligers bedoeld in 2°, nadat de periode tijdens dewelke zij van rechtswege werden toegelaten tot de categorie van de reservevrijwilligers, een einde genomen heeft.]4
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2010-01-10/15, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 16-07-2010>
  (3)<W 2018-07-19/31, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<W 2024-03-25/42, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK III. - De dienstnemingen en wederdienstnemingen.
Art.13. [1 De dienstneming als kandidaat-reservemilitair wordt aangegaan voor een duur van vijf jaar.]1
  ----------
  (1)<Opgeheven bij W 2008-12-30/35, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.14. <Opgeheven bij W 2008-12-30/35, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.15.[1 Voor het einde van de dienstneming en binnen de drie maanden die volgen op het slagen van de vorming kan de kandidaat-reserveofficier, -reserveonderofficier of -reservevrijwilliger een wederdienstneming in de hoedanigheid van respectievelijk reserveofficier, reserveonderofficier of reservevrijwilliger aangaan als hij, in voorkomend geval, voldoet aan de studievoorwaarden bepaald door de Koning om de hoedanigheid van reservemilitair te verwerven of aan de taalkennisvoorwaarden bedoeld in artikel 30, eerste lid, 4°. De voormelde studievoorwaarden dienen in overeenstemming te zijn met de academische en algemene vorming die noodzakelijk is voor de betrokken personeelscategorie en desgevallend voor het uitoefenen van de functie die aan de reservemilitair toevertrouwd zal worden.
   De kandidaat-reservemilitair die, in voorkomend geval, voor het einde van de dienstneming en binnen de drie maanden die volgen op het slagen van de vorming, nog niet aan de voormelde studievoorwaarden om de hoedanigheid van reservemilitair te verwerven of aan de taalkennisvoorwaarden voldoet, kan enkel een wederdienstneming in de hoedanigheid van reservemilitair aangaan op het ogenblik dat hij aan deze voorwaarden voldoet. Wanneer hij, op het einde van de dienstneming of de wederdienstneming in de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair, nog altijd niet voldoet aan de voormelde studievoorwaarden en met een attest van regelmatige lesbijwoning bewijst dat hij zijn studies voortzet, kan hij opeenvolgende wederdienstnemingen van een jaar in de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair aangaan zonder dat de duur van de dienstnemingen en wederdienstnemingen in de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair op het ogenblik van het slagen in de vorming als kandidaat-reservemilitair evenwel de normale duur van de door betrokkene gevolgde burgervorming met meer dan twee jaar overschrijdt.
   Degene die niet één van de in het eerste en tweede lid bedoelde wederdienstnemingen aangaat, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair en wordt met definitief verlof gezonden voor zover [2 zijn, naargelang het geval, dienstneming als kandidaat-reservemilitair of wederdienstneming als reservemilitair niet geschorst is]2.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16.[1 [3 Voor zover hij voldoet aan de aanvaardingsvoorwaarden bepaald in artikel 7, kan de kandidaat-reservevrijwilliger of de reservevrijwilliger hetzij een dienstneming in de hoedanigheid van kandidaat-reserveonderofficier van niveau B of niveau C, hetzij een dienstneming in de hoedanigheid van kandidaat-reserveofficier van niveau A aangaan.]3
  [2 Voor zover hij voldoet aan de aanvaardingsvoorwaarden bepaald in artikel 7, kan [3 de kandidaat-reserveonderofficier van niveau C of]3 de reserveonderofficier van niveau C een dienstneming in de hoedanigheid van kandidaat-reserveonderofficier van niveau B aangaan.]2
   Voor zover hij voldoet aan de aanvaardingsvoorwaarden bepaald in artikel 7, kan [3 de kandidaat-reserveonderofficier van niveau B of niveau C, of]3 de reserveonderofficier [2 van niveau B of niveau C]2 een dienstneming in de hoedanigheid van [2 kandidaat-reserveofficier van niveau A]2 aangaan.
  [3 Voor zover hij voldoet aan de aanvaardingsvoorwaarden bepaald in artikel 7, kan de reserveofficier van niveau B een dienstneming in de hoedanigheid van kandidaat-reserveofficier van niveau A aangaan.]3]1
  [3 Voor zover hij voldoet aan de aanvaardingsvoorwaarden bepaald in artikel 7, kan de kandidaat-reserveofficier van niveau A of de reserveofficier van niveau A, gesproten uit de normale of basis bijzondere werving, een dienstneming aangaan in de hoedanigheid van kandidaat-reserveofficier van niveau A, via de basis bijzondere of laterale bijzondere werving.
   De duur van de dienstneming als kandidaat-reserveofficier of als kandidaat-reserveonderofficier bedoeld in het eerste tot vijfde lid, bedraagt vijf jaar. De dienstneming gaat in door de ondertekening van de dienstnemingsakte de dag waarop de kandidaat zijn vorming begint en schorst elke andere lopende dienstneming of wederdienstneming.
   De kandidaat-reserveofficier of kandidaat-reserveonderofficier bedoeld in het eerste tot vijfde lid, behoudt de laatste graad in dewelke hij als reservemilitair benoemd of als kandidaat-reservemilitair aangesteld was, tot hij in een hogere graad aangesteld of benoemd wordt.
   Wanneer de kandidaat-reservemilitair of reservemilitair bedoeld in het eerste tot vijfde lid de vorming met succes beëindigt en, naargelang het geval, de hoedanigheid van reserveofficier van niveau A of reserveonderofficier van niveau B of niveau C verwerft, neemt de geschorste dienstneming of wederdienstneming bedoeld in het zesde lid, van rechtswege een einde op de dag waarop de kandidaat zijn nieuwe vorming aangevat heeft.
   In het geval de voormalige reservemilitair de hoedanigheid van kandidaat-reserveofficier of van kandidaat-reserveonderofficier verliest, wordt de geschorste wederdienstneming bedoeld in het zesde lid terug van kracht op de datum van de schorsing. De voormalige reservemilitair wordt terug opgenomen in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van reservemilitair. Hem worden de anciënniteit en de graad verleend die hij zou bekomen hebben indien hij zijn oorspronkelijke hoedanigheid niet had verlaten.
   De voormalige kandidaat-reservemilitair, die zijn oorspronkelijke basisvorming heeft stopgezet om een nieuwe basisvorming te volgen, en die de hoedanigheid van kandidaat-reserveofficier of van kandidaat-reserveonderofficier verliest, ten gevolge een definitieve mislukking in zijn nieuwe basisvorming om de redenen die de Koning bepaalt, kan van de Koning of van de door Hem aangewezen overheid, de toestemming krijgen om in zijn oorspronkelijke basisvorming heropgenomen te worden. In dat geval wordt de geschorste dienstneming bedoeld in het zesde lid terug van kracht op de datum van de schorsing. De duur van deze oorspronkelijke dienstneming wordt van rechtswege verlengd met de duur van de schorsing.
   In het geval de voormalige kandidaat-reservemilitair de hoedanigheid van kandidaat-reserveofficier of van kandidaat-reserveonderofficier verliest om een andere reden dan deze bedoeld in het tiende lid, of indien hij reeds een wederdienstneming had aangegaan overeenkomstig artikel 15, tweede lid, wordt de geschorste dienstneming of wederdienstneming bedoeld in het zesde lid terug van kracht op de datum van de schorsing. De duur van deze oorspronkelijke dienstneming of wederdienstneming wordt van rechtswege verlengd met de duur van de schorsing.]3
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<W 2024-03-25/42, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.17. <Opgeheven bij W 2008-12-30/35, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.18.De Koning bepaalt de nadere regels voor het aangaan van een dienstneming [1 of wederdienstneming]1 als kandidaat-reservemilitair of een wederdienstneming als reservemilitair.
  [2 ...]2
  [1 Behalve in het geval van de schorsing bedoeld in [2 artikel 16, zesde lid]2 doet elke nieuwe dienstneming of wederdienstneming elke vroegere dienstneming of wederdienstneming van rechtswege en op zijn datum eindigen.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.19.§ 1. De dienstneming of wederdienstneming wordt van rechtswege verbroken als gevolg van :
  1° het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair of van reservemilitair;
  2° (het verwerven van een hoedanigheid van kandidaat, in het actief kader,) <W 2003-03-27/49, art. 155, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2003>
  3° (het verlies van de nationaliteit dat voor gevolg heeft dat de militair geen [2 onderdaan meer is van een lidstaat van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat]2, of de beslissing tot verwijdering van het grondgebied, tot uitzetting of tot terugwijzing, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.) <W 2003-03-27/49, art. 155, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De dienstneming of wederdienstneming kan worden verbroken in de volgende gevallen :
  1° door reform;
  2° van ambtswege onder de voorwaarden en volgens de nadere uitvoeringsregels [1 van de artikelen 32 en 32bis]1;
  3° op verzoek van betrokkene onder de voorwaarden en volgens de nadere uitvoeringsregels van artikel 33;
  [3 4° door de door de Koning aangewezen overheid, indien de reservemilitair gedurende tien opeenvolgende jaren niet heeft voldaan aan de gewone wederoproepingen bedoeld in artikel 34, § 1, eerste lid, 1°.]3
  § 2. Elke lopende wederdienstneming eindigt van rechtswege wanneer de reservemilitair de leeftijdsgrens bepaald in artikel 73 bereikt.
  § 3. [2 In periode van oorlog en in oorlogstijd worden de lopende dienstnemingen en wederdienstnemingen van rechtswege verlengd tot de dag vastgesteld door de door de Koning aangewezen overheid en uiterlijk tot de dag bepaald voor het op vredesvoet brengen van het leger.
   In periode van crisis worden de lopende dienstnemingen en wederdienstnemingen van rechtswege verlengd tot de dag vastgesteld door de door de Koning aangewezen overheid en uiterlijk tot de dag bepaald voor het einde van de periode van crisis.]2.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<W 2024-03-25/42, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK IV. - De vorming.
Art.20.[1 De vormingscyclus bestaat uit de volgende vormingsperiodes, die op hun beurt onderverdeeld kunnen worden in deelperiodes, fases en modules :
   1° een periode van opleiding, onderverdeeld in :
   a) een deelperiode militaire basisvorming, die uit een militaire initiatiefase bestaat;
   b) [2 een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming, die bestaat uit:
   1) in voorkomend geval, een fase gespecialiseerde militaire opleiding;
   2) naargelang het geval, ofwel een fase gespecialiseerde professionele opleiding, ofwel een fase opleiding on the job;]2
   2° een evaluatieperiode.
   Tijdens de evaluatieperiode oefent de kandidaat een functie uit waarvoor hij een vorming gekregen heeft.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 11, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.21. [1 De bepalingen die gelden bij de beoordeling van de professionele hoedanigheden, de karakteriële hoedanigheden, de fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie en op medisch gebied en de morele hoedanigheden van de kandidaat-reservemilitair zijn dezelfde als deze die toepasselijk zijn op de kandidaat-militair van het actief kader.
   De beoordelingsmomenten zijn evenwel de volgende :
   1° voor de professionele hoedanigheden, op het einde van de militaire initiatiefase, op het einde van de periode van opleiding en op het einde van de evaluatieperiode;
   2° voor de fysieke hoedanigheden, op het einde van de periode van opleiding, in voorkomend geval, rekening houdende met een periode van minimum drie weken tussen de twee pogingen;
   3° voor de karakteriële hoedanigheden, op het einde van de periode van opleiding en op het einde van de evaluatieperiode.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.22. [1 De deelperiode militaire basisvorming moet, in voorkomend geval, voltooid zijn binnen de twaalf maanden die volgen op de ondertekening van de dienstnemingsakte in de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair.
   De deelperiode gespecialiseerde professionele vorming moet voltooid zijn binnen de achtenveertig maanden die volgen op de ondertekening van de dienstnemingsakte in de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair.
   De evaluatieperiode moet voltooid zijn binnen de zestig maanden die volgen op de ondertekening van de dienstnemingsakte in de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.23. [1 De Koning bepaalt per personeelscategorie en per soort werving :
   1° de samenstelling en de duur van de deelperiodes en de fasen;
   2° de minimale duur van de evaluatieperiode;
   3° de vrijstellingen van vorming en de voorwaarden waaronder zij kunnen toegestaan worden.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.24. De kandidaat-reservemilitair kan ertoe verplicht worden zijn vorming geheel of gedeeltelijk te ontvangen in een militaire of burgerlijke instelling, in België of in het buitenland.

Art.25. [1 § 1. De kandidaat-reservemilitair wordt aangesteld in de graad van soldaat, zodra zijn dienstneming een aanvang neemt.
   § 2. Aangesteld kan worden gedurende de vorming :
   1° de kandidaat-reserveofficier van de normale werving of basis bijzondere werving : in de graad van sergeant en onderluitenant;
   2° de kandidaat-reserveofficier van de laterale bijzondere werving : in de graad van sergeant en kapitein;
   3° de kandidaat-reserveonderofficier : in de graad van korporaal en sergeant;
   4° de kandidaat-reservevrijwilliger : in de graad van eerste soldaat.
   De Koning bepaalt de voorwaarden voor het verlenen en het intrekken van de aanstellingen.
  [2 De kandidaat-reservemilitair bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b), wordt aangesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 119, 119/1 en 119/2 van de wet van 28 februari 2007.]2
   § 3. De kandidaat die evenwel al in een hogere graad dan deze van de aanstelling benoemd is, behoudt deze graad tot op het ogenblik dat hij in een hogere graad aangesteld kan worden.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.26.[1 De kandidaat-reservemilitair die wegens een onvoldoende beoordeling van de professionele hoedanigheden geen toestemming krijgt om zijn vorming voort te zetten of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan, op zijn verzoek, van de door de Koning aangewezen overheid, in functie van de kaderbehoeften, de toestemming krijgen om gereclasseerd te worden in dezelfde hoedanigheid, in voorkomend geval, in een andere specifieke vormingscyclus, of, [2 indien hij kandidaat-reserveofficier van niveau A of kandidaat-reserveonderofficier van niveau B is]2, de toestemming om gereclasseerd te worden als kandidaat-reserveonderofficier van niveau C, of, indien hij kandidaat-reserveonderofficier van niveau C is, als kandidaat-reservevrijwilliger. Hij ondertekent in voorkomend geval een nieuwe dienstnemingsakte in deze nieuwe hoedanigheid. De reclassering is slechts één maal mogelijk en is niet mogelijk in geval van een onvoldoende beoordeling voor het geheel van de militaire initiatiefase.
   De kandidaat-reservemilitair, die het vereiste diploma voor de personeelscategorie waarvoor hij gevormd is, niet behaald heeft, kan op zijn verzoek, van de door de Koning aangewezen overheid de toestemming krijgen om, indien hij kandidaat-reserveofficier, kandidaat-reserveonderofficier van niveau B, of kandidaat-reserveonderofficier van niveau C is, gereclasseerd te worden als respectievelijk kandidaat-reserveonderofficier van niveau C, of kandidaat-reservevrijwilliger. Hij ondertekent in voorkomend geval een nieuwe dienstnemingsakte in deze nieuwe hoedanigheid.]1.
  [2 De nieuwe dienstneming bedoeld in het eerste en tweede lid verlengt, in voorkomend geval, van rechtswege de schorsing bedoeld in artikel 16, zesde lid.]2
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 12, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.27. De vorming van de kandidaat-reservemilitair neemt een einde in de volgende gevallen :
  1° door het slagen in de (voorziene) vorming; <Erratum, zie B.St. 04.08.2001, p. 26735>
  2° door het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair.
  In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, verliest de kandidaat-reservemilitair de graad waarin hij is aangesteld.

Art.28.De hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair [2 wordt]2 van [1 rechtswege ontnomen, door de overheid die de Koning aanwijst]1 :
  1° wanneer de kandidaat-reservemilitair als definitief mislukt beschouwd wordt volgens de regels bedoeld in [1 artikel 21]1 :
  a) omdat hij niet de vereiste professionele hoedanigheden bezit, of, hetzij niet kan, hetzij niet wenst [1 gereclasseerd te worden]1;
  b) omdat hij niet de vereiste karakteriële hoedanigheden bezit;
  c) omdat hij niet de vereiste fysieke hoedanigheden inzake de fysieke conditie bezit;
  2° wanneer de kandidaat-reservemilitair niet meer voldoet aan de eisen die op medisch gebied gesteld worden en zijn vorming niet meer kan voortzetten volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt;
  3° wanneer de kandidaat-reservemilitair de vereiste morele hoedanigheden niet meer bezit volgens de regels bedoeld in [1 artikel 21]1;
  4° wanneer de kandidaat-reservemilitair op zijn verzoek de verbreking van zijn dienstneming [2 of wederdienstneming]2 verkrijgt;
  5° [1 wanneer de kandidaat wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd en hetzij niet kan, hetzij niet wenst gereclasseerd te worden;]1
  6° [1 wanneer de kandidaat-reservemilitair niet in de voorziene vorming slaagt binnen de termijnen bepaald in artikel 22;]1
  7° wanneer de dienstneming [1 of de wederdienstneming]1 van ambtswege wordt verbroken.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK V. - De graad.
Art.29. De graad vormt de staat van reserveofficier, reserveonderofficier of reservevrijwilliger van de krijgsmacht.
  De graden van de reserveofficieren worden door de Koning verleend. [1 ...]1
  De graden van de reserveonderofficieren en de reservevrijwilligers worden door de [1 door de Koning aangewezen overheid]1 verleend. [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.30.[1 Om in één van de volgende graden van reservemilitair benoemd te worden, [2 moet de kandidaat-reservemilitair]2, op 31 december van het benoemingsjaar :
   1° [3 voor de graad van eerste soldaat, de leeftijd van veertig jaar niet overschreden hebben;]3
  [3 1/1° gedurende minstens 5 jaar kunnen dienen in het reservekader in de hoedanigheid van reservemilitair, rekening houdend met de datum waarop hij vanwege het bereiken van de leeftijdgrens in definitief verlof wordt geplaatst:
   a) voor de graad van onderluitenant van de reservemilitair van niveau A;
   b) voor de graad van majoor van de reservemilitair van niveau A van de laterale bijzondere werving;
   c) voor de graad van eerste sergeant-majoor van de reservemilitair van niveau B;
   d) voor de graad van sergeant van de reservemilitair van niveau C.]3
   2° de gevolgde vormingscyclus met succes beëindigd hebben;
   3° voldoen aan de geschiktheidsvoorwaarden die de Koning per personeelscategorie kan vaststellen;
   4° bovendien, voor de officieren van de laterale bijzondere werving, geslaagd zijn voor het taalexamen bedoeld in artikel 5, § 3, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger of over de grondige kennis van de taal beschikken in de zin van artikel 7 van dezelfde wet.
  [2 De bepalingen bedoeld in het eerste lid, 1° [3 en 1/1°]3, betreffende de leeftijdsvoorwaarden, zijn niet van toepassing op de kandidaat-reservemilitair bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b) en op de kandidaat-militair bedoeld in artikel 9.
   De kandidaat-reservemilitair bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b), wordt benoemd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 119, 119/1 en 119/2 van de wet van 28 februari 2007.]2
   De benoeming in de graden van onderluitenant, majoor, [2 eerste sergeant-majoor,]2 sergeant of eerste soldaat, naargelang het geval, heeft uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de wederdienstnemingsakte in de hoedanigheid van reserveofficier, van reserveonderofficier of van reservevrijwilliger bedoeld in artikel 15 ondertekend wordt.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<W 2019-05-20/11, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.31. De bij het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie voorgeschreven eed wordt afgelegd in de handen van zijn korpscommandant door de reserveofficier die de graad van onderluitenant bekomt [1 , door de reserveofficier van de laterale bijzondere werving die de graad van [2 kapitein]2 bekomt]1, door de reserveonderofficier die de graad van sergeant, bekomt, door de reservevrijwilliger die de graad van eerste soldaat bekomt.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.32. § 1. De reservemilitair kan van ambtswege ontslagen worden :
  1° indien hij zich aan ernstige, met zijn staat niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt;
  2° indien tijdens zijn prestaties beroepsongeschiktheid gebleken is.
  [1 3° indien hij onwettig afwezig is sinds meer dan eenentwintig opeenvolgende dagen.]1
  § 2. Voor de reserveofficieren, wordt de maatregel door de Koning genomen op het gemotiveerde verslag [1 van de door de Koning aangewezen overheid]1.
  Voor de reserveonderofficieren en de reservevrijwilligers wordt de maatregel uitgesproken door [1 de door de Koning aangewezen overheid]1 bij een gemotiveerde beslissing.
  § 3. In het geval bepaald in § 1, [1 ...]1 1°, wordt de maatregel genomen na raadpleging van een onderzoeksraad.
  De onderzoeksraad gaat na of de feiten vaststaan en brengt advies uit over de ernst ervan.
  De regels inzake de samenstelling van de onderzoeksraad en de procedure voor deze raad toepasselijk op de militairen van het actief kader zijn toepasselijk, desgevallend per personeelscategorie, op de reservemilitairen.
  In het geval bepaald in § 1, eerste lid, 2°, wordt de maatregel genomen op voorstel van de hiërarchische meerderen.
  [1 § 4. In het geval bepaald in § 1, 3°, wordt de maatregel genomen volgens de procedure bepaald door de Koning.
   De reservemilitair die zich bevindt in de deelstand "in werkelijke dienst" bedoeld in artikel 4 van de wet van 20 mei 1994 betreffende de perioden en de standen van de militairen van het reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de Krijgsmacht, en die onwettig afwezig is sinds meer dan eenentwintig opeenvolgende dagen waarop hij in werkelijke dienst zou moeten zijn, kan van ambtswege ontslagen worden door de overheid bedoeld in paragraaf 2.
   Overeenkomstig artikel 59, tweede lid, van de wet van 28 februari 2007, wordt de reservemilitair bedoeld in het tweede lid, de eerste werkdag na de datum van het begin van de onwettige afwezigheid verwittigd, tenminste met een aangetekende zending, van de mogelijkheid van ontslag. Hij wordt geacht verwittigd te zijn geweest, zelfs indien hij daar geen ontvangst van bevestigt, zodra de bedoelde verwittiging hem een tweede maal werd voorgelegd ten laatste de vijftiende dag na de datum van het begin van de onwettige afwezigheid.
   Overeenkomstig artikel 59, derde lid, van de wet van 28 februari 2007, wordt de reservemilitair van wie de onwettige afwezigheid gerechtvaardigd wordt door een geval van overmacht, heropgenomen in werkelijke dienst door de door de Koning aangewezen overheid.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 21, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 32bis. [1 Overeenkomstig artikel 58, eerste lid, van de wet van 28 februari 2007, wordt de reservemilitair definitief uit zijn ambt ontheven zonder de tussenkomst van een onderzoeksraad indien hij veroordeeld wordt overeenkomstig artikel 19 van het Strafwetboek of artikel 5 van het Militair Strafwetboek of tot de, zelfs tijdelijke, ontzetting uit één van de rechten bedoeld in artikel 31, 1° en 6°, van het Strafwetboek, behalve indien deze veroordelingen werden uitgesproken met uitstel en voor zover dit uitstel niet wordt herroepen]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.33. § 1. De reservemilitair kan schriftelijk zijn ontslag aanbieden. Dit ontslag heeft eerst uitwerking wanneer de Koning of de overheid die Hij aanduidt het heeft aanvaard.
  De Koning of de overheid die Hij aanduidt, kan het ontslag weigeren indien Hij oordeelt dat het strijdig is met het dienstbelang.
  § 2. De voormalige reservemilitair wiens wederdienstneming verbroken werd overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, § 1, eerste lid, 2°, (wordt, in het geval van mislukking in zijn vorming als kandidaat,) opnieuw in het kader van de reservemilitairen opgenomen onder de voorwaarden die de Koning bepaalt. Hem wordt de anciënniteit in de graad verleend die hij zou verworven hebben indien hij het reservekader niet had verlaten. <W 2003-03-27/49, art. 159, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2003>
  Wanneer de voornoemde voorwaarden niet zijn voldaan wordt de weigering tot wederopneming uitgesproken voor de reserveofficieren door de Koning en voor de reserveonderofficieren en de reservevrijwilligers door [1 de door de Koning aangewezen overheid]1.
  § 3. De bepalingen van § 2 zijn niet toepasselijk op de voormalige reserveofficier wiens wederdienstneming verbroken werd omdat hij een dienstneming aangegaan heeft in de hoedanigheid van :
  1° kandidaat-onderofficer of kandidaat-vrijwilliger van het actief kader;
  2° kandidaat-onderofficier of kandidaat-vrijwilliger [1 in vrijwillige militaire inzet]1.
  (3° kandidaat-onderofficier muzikant.) <W 2003-03-27/49, art. 159, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2003>
  [1 4° kandidaat-onderofficier of kandidaat-vrijwilliger aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur.]1
  De bepalingen van § 2 zijn niet toepasselijk op de voormalige reserveonderofficier wiens wederdienstneming verbroken werd omdat hij een dienstneming aangegaan heeft in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger van het (actief kader of) kandidaat-vrijwilliger [1 in vrijwillige militaire inzet of aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur]1. <Erratum, zie B.St. 04.08.2001, p. 26736>
  § 4. De reserveofficier of de reserveonderofficier komende uit de categorie van de officieren of onderofficieren [1 in vrijwillige militaire inzet of aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur]1, die ontslag verkrijgt voor het einde van de periode van tien jaar bedoeld in artikel 10 of artikel 11, wordt tot het verstrijken van die termijn overgeplaatst naar de categorie van de reservevrijwilligers met de graad van eerste soldaat.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 33bis. [1 De reservemilitair wordt beoordeeld inzake zijn fysieke geschiktheid en zijn medische geschiktheid overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 februari 2007, met uitzondering van de bepalingen inzake de geschiktheidscategorieën bedoeld in de artikelen 69 tot 72/5 van de wet van 28 februari 2007.
   De beoordeling van de fysieke geschiktheid en de medische geschiktheid gebeurt volgens een periodiciteit die de Koning bepaalt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 24, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VI. - De wederoproepingen en de bijkomende prestaties.
Art.34. § 1. De reservemilitairen met onbepaald verlof kunnen onderworpen worden aan de volgende wederoproepingen :
  1° gewone wederoproepingen die ten hoogste mogen bedragen :
  a) tien dagen per jaar voor de reserveofficieren en de reserveonderofficieren;
  b) zeven dagen per jaar voor de reservevrijwilligers;
  2° spoedwederoproepingen in crisistoestand;
  3° spoedwederoproepingen in periode van oorlog;
  4° mobilisatiewederoproepingen.
  In afwijking van het eerste lid, 1°, kan [2 de door de Koning aangewezen overheid]2, op voorstel van de [1 chef defensie]1 staf, eenheden, organismen of delen ervan behorend tot de krijgsmacht op vredesvoet, aanduiden waarbij de reservemilitair die er op vrijwillige basis deel van uitmaakt, onderworpen kan worden aan maximum zeven dagen bijkomende gewone wederoproeping per jaar. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 71, eerste lid, 1°, is dit lid niet toepasselijk op de militair die behoort tot de onmiddellijk beschikbare reserve.
  § 2. De gewone wederoproepingen bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, kunnen per twee of drie jaar gegroepeerd worden.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 25, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.35. De spoedwederoproepingen in crisistoestand bepaald in artikel 4, 9°, en vereist in het kader van de nationale of internationale hulpverlening of de operationele inzet, worden door de regering (onmiddellijk) ter kennis gebracht van de Kamer van volksvertegenwoordigers. <Erratum, zie B.St. 04.08.2001, p. 26736>

Art.36. [1 De door de Koning aangewezen overheid]1 treft de maatregelen die nodig zijn om de spoedige en regelmatige wederoproeping van de militairen met onbepaald verlof te verzekeren.
  Hij kan wederoproepingsuitstel bij mobilisatie verlenen wanneer hij oordeelt dat de aanwezigheid van de betrokkenen in een dienst of betrekking buiten het leger van belang voor het land wordt geacht.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 26, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.37. [1 De door de Koning aangewezen overheid]1, is er toe bevoegd, bij gemotiveerde beslissing, de militairen met onbepaald verlof te verbieden het land zonder machtiging te verlaten in de volgende omstandigheden :
  1° in crisistoestand;
  2° in periode van oorlog;
  3° in oorlogstijd.
  De reservemilitair die voor een duur van meer dan drie maanden het land verlaat, dient de militaire overheid te verwittigen.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 27, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.38.<W 2005-07-16/31, art. 75, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2005> De militair van het reservekader, met uitzondering van de kandidaat-reservemilitair [1 militaire]1 in basisvorming, kan, op verzoek of met het goedvinden van de Koning of de overheid die Hij aanduidt, bijkomende prestaties verrichten. [2 ...]2
  [2 De bijkomende prestaties kunnen worden uitgevoerd in het kader van de vervolmaking, in het kader van de bevordering of in functie van de kaderbehoeften wanneer één of meer militairen van het actief kader niet kunnen gevonden worden die over de specifieke bekwaamheden beschikken. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de militair van het reservekader moet voldoen om deze bijkomende prestaties te kunnen verrichten.
   De Koning bepaalt voor de bijkomende prestaties in functie van de kaderbehoeften de procedure voor het aanvragen van deze bijkomende prestatie, de duur van deze bijkomende prestatie die de 36 maanden niet mag overschrijden, de gevallen waarin aan deze bijkomende prestatie een einde gesteld kan worden, evenals de overheden die in dit kader bevoegd zijn om een advies te geven en een beslissing te nemen.]2
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 14, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.39.
  <Opgeheven bij W 2024-03-25/42, art. 15, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK VII. - De stand.
Art.40. [2 Bij het einde van de duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen bedoeld in artikel 68, § 3, zesde of zevende lid, van de wet van 28 februari 2007]2 en voor zover de belanghebbende ondertussen niet op reform werd gesteld, moet de [1 militair van het reservekader]1 met onbepaald verlof gezonden worden indien zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat de dienst ter hervatten.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 29, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.41. De [1 militair van het reservekader]1 in dienst kan slechts in de volgende gevallen tijdelijk uit zijn ambt ontheven worden :
  1° om gezondheidsredenen;
  2° bij tuchtmaatregel;
  3° met toepassing [2 van artikel 44bis, derde lid]2.
  [2 Overeenkomstig artikel 45, tweede lid, van de wet van 28 februari 2007, blijft de militair van het reservekader in tijdelijke ambtsontheffing onderworpen aan de militaire strafwetgeving en aan de krijgstucht.]2
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 30, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.42. Gedurende de in artikel 40 bedoelde tijd kan [2 de door de Koning aangewezen overheid]2 de [1 militair van het reservekader]1 die, volgens het advies van een geneeskundige commissie, niet in staat is om de dienst te hervatten, tijdelijk uit zijn ambt ontheffen om gezondheidsredenen.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.43. [1 Overeenkomstig artikel 56, eerste lid, van de wet van 28 februari 2007, kan de militair van het reservekader in dienst door de door de Koning aangewezen overheid bij tuchtmaatregel van zijn ambt ontheven worden voor een periode van maximum drie maanden.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 32, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.44. [1 De bepalingen betreffende de schorsing bij ordemaatregel en de preventieve verwijdering, bedoeld in artikel 51 van de wet van 28 februari 2007, zijn van toepassing op de militairen van het reservekader in werkelijke dienst.
   De onderzoeksraad bedoeld in artikel 51, § 5, van de wet van 28 februari 2007, wordt samengesteld overeenkomstig artikel 57, vijfde lid van dezelfde wet en gevormd uit militairen van het actief kader.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 33, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 44bis. [1 Indien geen sanctie wordt opgelegd, die het uittreden uit het reservekader tot gevolg heeft, worden de wederoproepingen of de prestaties gedurende de periode van schorsing omgezet in periodes van werkelijke dienst.
   Wanneer de ambtsontheffing bij tuchtmaatregel wordt uitgesproken, zonder dat ze de volledige schorsingsperiode dekt, worden de wederoproepingen of de prestaties gedurende de aanvullende periode omgezet in periodes van werkelijke dienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 34, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.45. Wanneer een in dienst zijnde [1 militair van het reservekader]1 gescheiden is van het leger, hetzij tengevolge van oorlogsomstandigheden, hetzij door uitzonderlijke omstandigheden die niet aan hem te wijten zijn, wordt elke bepaling betreffende het uittreden uit het reservekader te zijnen opzichte geschorst gedurende zijn afwezigheid.
  [2 ...]2
  De datum met ingang waarvan de van het leger gescheiden reservemilitair als met onbepaald verlof moet worden beschouwd, wordt door [2 de door de Koning aangewezen overheid]2 bepaald.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 35, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.46. De volgende statutaire maatregelen kunnen uitgesproken worden ten opzichte van de [1 militair van het reservekader]1 :
  1° de tijdelijke ambtsontheffing bij tuchtmaatregel;
  2° het ontslag van ambtswege, bedoeld in [1 de artikelen 32 en 32bis]1.
  Deze statutaire maatregelen kunnen uitgesproken worden voor dezelfde feiten waarvoor reeds een tuchtstraf zoals bepaald in artikel 22 van de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht, werd opgelegd.
  [2 3° de inhouding op de wedde.]2
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 36, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VIII. [1 De vakrichtingen en de competentiepools]1   ----------   (1)
Art.47.[1 De inschrijving van een reserveofficier of [2 reserveonderofficier in]2 een vakrichting en, in voorkomend geval, de verwerving door een reservemilitair van een competentiepool gebeurt op basis van de personeelsbehoeften van de Krijgsmacht op één van de wijzen en volgens de voorwaarden bepaald in de artikelen 38 tot 42 van de wet van 28 februari 2007]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 38, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.48. [1 De militairen van het actief kader worden toegelaten tot het reservekader van de Krijgsmacht, overeenkomstig, naargelang het geval, artikel 10, 10bis, 11, of 11bis, met de vakrichting waartoe zij behoorden als militairen van het actief kader.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 39, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.49.
  <Opgeheven bij W 2018-07-19/31, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.50. [1 In uitzonderingsgevallen, waarover verslag moet uitgebracht worden, kan de Koning, ten voorlopige titel, een reserveofficier aanstellen om het ambt van een hogere graad in zijn personeelscategorie uit te oefenen of voor het vervullen van functies in internationale instellingen of intergeallieerde militaire formaties]1.
  Het besluit van aanstelling en het verslag aan de Koning worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  De gevolgen van de aanstelling worden door de Koning bepaald. Nochtans komt, voor de toepassing van deze wet, alleen de graad waarin de reserveofficier benoemd is, in aanmerking.
  [1 De aanstelling van de reserveofficier die aangesteld werd om het ambt van een hogere graad uit te oefenen, vervalt de dag dat de opdracht eindigt zoals bepaald door de door de Koning aangewezen overheid.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 41, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.51.
  <Opgeheven bij W 2018-07-19/31, art. 42, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.52. [1 Wanneer de kaderbehoeften het vereisen, kan de door de Koning aangewezen overheid een reserveonderofficier, ten voorlopige titel, aanstellen om het ambt van een hogere graad in zijn personeelscategorie uit te oefenen of voor het vervullen van functies in internationale instellingen of intergeallieerde militaire formaties.
   De gevolgen van de aanstelling worden door de Koning bepaald. Nochtans komt, voor de toepassing van deze wet, alleen de graad waarin de reserveonderofficier benoemd is, in aanmerking.
   De aanstelling van de reserveonderofficier die aangesteld werd om het ambt van een hogere graad uit te oefenen, vervalt de dag dat de opdracht eindigt zoals bepaald door de door de Koning aangewezen overheid.]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 43, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.53. De reservemilitairen die deelnemen aan de luchtdienst, maken deel uit van één van de categorieën van het varend personeel van hun krijgsmachtdeel die de Koning bepaalt, onder de voorwaarden en volgens de procedure die Hij bepaalt.
  De reservemilitairen worden uit deze categorieën geschorst of geschrapt volgens de regels en de procedure die geldig zijn voor de militairen van het actief kader.

HOOFDSTUK IX. - De anciënniteit voor de bevordering in graad en de bevordering in graad.

Art. 53bis.[1 [2 De professionele evaluatie]2 bedoeld in artikel 66 van de wet van 28 februari 2007, wordt uitgevoerd op de door de Koning bepaalde momenten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2024-03-25/42, art. 19, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.54. De anciënniteit van de reservemilitair voor de bevordering in graad wordt vastgesteld volgens de regels die geldig zijn voor de militairen van het actief kader.
Art.55. De Koning regelt de bevordering van de reservemilitairen overeenkomstig de in dit hoofdstuk neergelegde beginselen.

Art.56. In de krijgsmacht heeft de bevordering van de reserveofficieren en -onderofficieren plaats in [2 de vakrichting waarin ze ingeschreven worden]2.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2013-07-31/04, art. 335, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 45, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.57.De bevordering van de reservemilitairen is onderscheiden van de bevordering van de militairen van het actief kader. De reservemilitair moet de gewone wederoproepingen verricht hebben en, desgevallend, de bijkomende gewone wederoproepingen bedoeld in artikel 34, § 1, tweede lid, of 71, eerste lid, 1°, voorzien voor zijn personeelscategorie.
  Hij moet eveneens de bijkomende prestaties verricht hebben die de bevordering betreffen, die de Koning bepaalt voor zijn personeelscategorie, zonder dat de gezamenlijke duur ervan meer dan zestig dagen mag bedragen per promotie.
   [1 Met uitzondering van de benoeming in de graden bedoeld in artikel 30, [2 eerste en derde lid]2, vinden de benoemingen in een hogere graad in het kader van de bevordering van de reservemilitair ten vroegste plaats op de achtentwintigste dag van de laatste maand van een trimester, voor zover de reservemilitair de wederoproepingen bedoeld in het eerste lid en de bijkomende prestaties bedoeld in het tweede lid, heeft verricht]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 46, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2019-05-20/11, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.58. [1 Onder voorbehoud van de bepalingen inzake de benoeming en de aanstelling van de kandidaat-reservemilitairen, worden de volgende graden naar anciënniteit verleend aan de reservemilitairen die aan de in deze wet bepaalde voorwaarden voldoen:
   1° van reservevrijwilliger;
   2° van lagere reserveonderofficier;
   3° van adjudant van niveau C;
   4° van luitenant van niveau A en van niveau B;
   5° van kapitein-commandant van niveau A en van niveau B.
   De reservemilitair bedoeld in het eerste lid, van wie de wijze van dienen onbevredigend geacht wordt of, in voorkomend geval, de reserveofficier of reserveonderofficier die niet geschikt geoordeeld wordt om de functies van de hogere graad uit te oefenen, kan evenwel bij de bevordering voorbijgegaan worden.
   De geschiktheid en de wijze van dienen worden beoordeeld volgens de regels en in de vorm van toepassing op de beroepsmilitairen.
   Indien de beoordeling van de geschiktheid of de wijze van dienen bedoeld in het tweede lid, tot gevolg heeft dat de betrokken reservemilitair definitief voorbij gegaan wordt bij de bevordering, kan hij een beroep indienen bij de beroepsinstantie bedoeld in artikel 178/2 van de wet van 28 februari 2007, volgens de regels van toepassing op de beroepsmilitairen.]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 47, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.59. [1 Met uitzondering van de benoeming in de graad van majoor voor de reservemilitair van de laterale bijzondere werving, overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 30, worden in het reservekader de graden van hoofdofficier]1 naar keuze van de Koning verleend, volgens de regels toepasselijk op de beroepsofficieren, op basis van het advies van een bevorderingscomité dat rekening houdt met de titels en de verdiensten van de kandidaten.
  ----------
  12)<W 2018-07-19/31, art. 48, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.60.Om in de reserve tot de graden van kapitein, majoor, [3 luitenant-kolonel en kolonel]3 te kunnen worden bevorderd, moet de reserveofficier voor beroepsproeven slagen. De Koning of de overheid die Hij aanduidt, bepaalt het programma van deze proeven.
  [1 De reserveofficieren van de laterale bijzondere werving worden evenwel vrijgesteld van de beroepsproeven voor de graden van kapitein en majoor.]1
  [4 De reserveofficieren die uit het kader van de beroepsofficieren komen zijn vrijgesteld van de beroepsproeven voor bevordering tot de graad van kapitein, indien zij reeds met succes voldaan hebben aan de vervolmakingscursus bedoeld in artikel 111, eerste lid, 1° van de wet van 28 februari 2007.]4
  Reserveofficieren die uit het kader van de beroepsofficieren komen zijn vrijgesteld van de beroepsproeven voor bevordering tot de [5 graad van majoor, indien zij reeds met succes de in artikel 111, eerste lid, 2°, van de wet van 28 februari 2007, tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht bedoelde vervolmakingscursus gevolgd hebben]5. Hetzelfde geldt voor wat betreft de taalexamens.
  [3 De officier bekleed met de graden van respectievelijk [4 ...]4, majoor of luitenant-kolonel die met deze graad in de reserve toegelaten wordt met toepassing van artikel 10, wordt geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van de beroepsproeven voor bevordering tot de graden van respectievelijk [4 ...]4, luitenant-kolonel of kolonel.]3
  De hoofdofficier bekleed met de graad van respectievelijk majoor, luitenant-kolonel of kolonel die met deze graad in de reserve toegelaten wordt met toepassing van artikel 10, 1°, wordt geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van de beroepsproeven voor bevordering tot de graden van respectievelijk luitenant-kolonel, kolonel of generaal-majoor.
  [2 De reserveofficier die houder is van het hogere stafbrevet of van het brevet van militair administrateur of van het hogere brevet van militair administrateur wordt volledig vrijgesteld van de beroepsproeven voor bevordering tot de graden van luitenant-kolonel, kolonel en generaal-majoor.]2
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2012-03-22/08, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 03-05-2012>
  (3)<W 2013-07-31/04, art. 337, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>
  (4)<W 2018-07-19/31, art. 49, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<W 2022-06-02/06, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 26-08-2022>

Art.61. [2 Om in de reserve tot de graad van eerste sergeant-majoor te kunnen worden bevorderd:
   1° moet de kandidaat-reserveonderofficier van niveau B geslaagd zijn in zijn vormingscyclus;
   2° moet de reserveonderofficier van niveau C slagen voor de beroepsproeven. De Koning of de overheid die Hij aanduidt, bepaalt het programma van deze proeven]2.
  De reserveonderofficier [2 van niveau C]2 die uit het kader van de beroepsonderofficieren komt, kan van [2 deze beroepsproeven]2 vrijgesteld worden indien hij reeds met succes een gelijkwaardige vorming heeft gevolgd. [1 De Koning bepaalt de gelijkwaardige vormingen.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 39, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 50, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 61bis. [1 Om in de reserve tot de graad van adjudant te kunnen worden bevorderd, moet de reserveonderofficier van niveau B slagen voor de beroepsproeven, die dezelfde zijn als voorzien in artikel 61, eerste lid, 2°.
   De eerste sergeant-majoor van niveau B kan niet meer bevorderd worden tot een hogere graad indien hij definitief mislukt is voor de beroepsproeven bedoeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 51, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.62. [1 Geen enkele reserveonderofficier van niveau C kan tot de graad van adjudant-chef in het reservekader worden benoemd indien hij niet geslaagd is voor de beroepsproeven voor de graad van adjudant-chef, volgens de regels toepasselijk op de beroepsonderofficieren. De Koning of de overheid die Hij aanduidt, bepaalt het programma van deze proeven.
   Geen enkele reserveonderofficier van niveau B kan tot de graad van adjudant-chef in het reservekader worden benoemd indien hij de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven bedoeld in artikel 65sexies, tweede lid, 2°, niet op regelmatige wijze volbracht heeft.
   De reserveonderofficier van niveau B of van niveau C, die uit het kader van de beroepsonderofficieren komt, en die met succes voldaan heeft aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-chef binnen het actief kader, heeft bij de opname in het reservekader eveneens voldaan aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-chef in het reservekader en kan onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden worden bevorderd tot de graad van adjudant-chef, naargelang het geval, van niveau B of van niveau C, binnen het reservekader]1.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 52, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 62bis. [1 Geen enkele reserveonderofficier van niveau B kan tot de graad van adjudant-majoor in het reservekader worden benoemd indien hij niet geslaagd is voor de beroepsproeven bedoeld in het artikel 62, eerste lid.
   De reserveonderofficier van niveau B die uit het kader van de beroepsonderofficieren komt, en die met succes voldaan heeft aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-majoor binnen het actief kader, heeft bij de opname in het reservekader eveneens voldaan aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-majoor in het reservekader en kan onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden worden bevorderd tot de graad van adjudant-majoor van niveau B binnen het reservekader.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 53, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.63. In de reserve worden de graden van (hoofdonderofficier) [1 , met uitzondering van de graad van adjudant-chef van niveau B van het reservekader,]1 naar keuze [1 de door de Koning aangewezen overheid]1 verleend, volgens de regels toepasselijk op de beroepsonderofficieren, op basis van het advies van een bevorderingscomité dat rekening houdt met de titels en de verdiensten van de kandidaten. <Erratum, zie B.St. 04.08.2001, p. 26736>
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 54, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 63bis.
  <Opgeheven bij W 2013-07-31/04, art. 338, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

Art.64. [1 Overeenkomstig artikel 65, § 1, van de wet van 28 februari 2007, kan de reservemilitair niet bevorderd worden tot een hogere graad wanneer hij hetzij op non-activiteit, hetzij in voorlopige hechtenis, hetzij geschorst bij ordemaatregel, hetzij gescheiden van het leger is.]1.
  De reservemilitair bedoeld in het eerste lid kan, op het ogenblik dat hij terug in werkelijke dienst of met onbepaald verlof geplaatst wordt, met terugwerkende kracht bevorderd worden onder de voorwaarden die gelden voor de militairen van het actief kader.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 55, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.65.
  <Opgeheven bij W 2017-11-19/01, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-12-2017>

Art. 65bis. [1 Overeenkomstig artikel 37 van de wet van 28 februari 2007, kan elke reservemilitair op elk ogenblik van bevordering afzien. Hij kan één keer op zijn beslissing terugkomen. Deze beslissing wordt evenwel onherroepelijk drie jaar nadat de betrokken reservemilitair zijn beslissing schriftelijk aan de door de Koning aangewezen overheid heeft meegedeeld]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 56, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IX/1. [1 De voortgezette vorming]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2008-12-30/35, art. 43, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art. 65ter. [1 [2 Tijdens zijn militaire loopbaan kan de reservemilitair zich kandidaat stellen voor de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven bedoeld, naargelang het geval, in de artikelen 60, 61, 61bis, 62 en 62bis]2.
  [2 Het geheel van deze bevorderingsprestaties wordt de voortgezette vorming genoemd. Op het einde van een vormingscyclus van de voortgezette vorming worden een of meerdere examens georganiseerd die gelden als de beroepsproeven.]2
   De Koning bepaalt de deelnemings-, uitstel- en uitsluitingsvoorwaarden voor deze bevorderingsprestaties [2 en de beroepsproeven]2.
   De reservemilitair kan [2 ...]2, zelfs nadat hij werd aanvaard, verzaken om bevorderingsprestaties aan te vangen of verder te zetten. Deze verzaking is onherroepelijk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2008-12-30/35, art. 43, 006; Inwerkingtreding : 01--01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 57, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 65quater. [1 De reserveofficier die voldoet aan de toekenningsvoorwaarden bepaald door de Koning, kan het hogere stafbrevet of het hogere brevet van militair administrateur behalen.]1   ----------   (1)
Art. 65quinquies. [1 Voor de reserveofficier van niveau A omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan:
   1° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang geven tot de graad van kapitein, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een lager reserveofficier om functies van lager officier van het reservekader in de schoot van een staf uit te oefenen;
   2° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van majoor, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier van het reservekader om staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen;
   3° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van luitenant-kolonel, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier van het reservekader om hoge staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen;
   4° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van kolonel, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier van het reservekader om hoge staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen.
   Voor de reserveofficier van niveau B omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan de bevorderingsprestaties bedoeld in het eerste lid, 1°. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 58, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 65sexies. [1 Voor de reserveonderofficier van niveau C omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan, naargelang het geval:
   1° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van eerste sergeant-majoor, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn om functies van reservekeuronderofficier uit te oefenen;
   2° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van adjudant-chef, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn om functies van reservehoofdonderofficier uit te oefenen.
   Voor de reserveonderofficier van niveau B omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan:
   1° voor de toegang tot de graad van adjudant, de bevorderingsprestaties bedoeld in het eerste lid, 1° ;
   2° voor de toegang tot de graad van adjudant-chef, de bevorderingsprestaties, bedoeld in het eerste lid, 2°. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 59, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 65septies. [1 Een deliberatiecommissie voor de voortgezette vorming doet uitspraak over de reservemilitair die niet heeft voldaan aan de criteria om te slagen voor de beroepsproeven, of die, zonder geldige reden, niet heeft deelgenomen aan de voorgeschreven beroepsproeven.
   Volgens de nadere regels bepaald door de Koning kan de deliberatiecommissie een of meerdere van de volgende beslissingen nemen:
   1° de betrokken reservemilitair is geheel of gedeeltelijk geslaagd en mag, in voorkomend geval, zijn vorming verderzetten;
   2° de betrokken reservemilitair kan een herexamen verkrijgen;
   3° de betrokken reservemilitair kan een uitstel verkrijgen;
   4° de betrokken reservemilitair is definitief mislukt.
   Naast de voorzitter, bestaat de deliberatiecommissie uit minstens drie andere leden, eventueel bijgestaan door een of meerdere specialisten of raadgevers en een secretaris aangeduid door de voorzitter, en ze wordt gevormd met militairen van het actief kader.
   De Koning bepaalt de nadere regels betreffende de organisatie, de concrete samenstelling en de werking van de deliberatiecommissie.
   Een reservemilitair kan bij de beroepsinstantie bedoeld in artikel 178/2 van de wet van 28 februari 2007, een beroep aantekenen tegen de beslissingen van de deliberatiecommissie, overeenkomstig de procedure voorzien voor de militairen van het actief kader. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 60, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK X. - Het krijgstuchtelijk stelsel.

Art.66. [1Wanneer hij in dienst is, is de militair van het reservekader onderworpen aan het krijgstuchtelijk stelsel van de beroepsmilitairen. Wanneer hij in onbepaald verlof is, wordt de militair van het reservekader onderworpen aan het krijgstuchtelijk stelsel van de beroepsmilitairen wanneer er een verband met zijn hoedanigheid van militair van het reservekader kan vastgesteld worden. De tuchtrechtspleging wordt schriftelijk gevoerd voor de militair van het reservekader met onbepaald verlof.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.67. De [1 militair van het reservekader]1 in dienst is onderworpen aan de militaire strafwetten. De reservemilitair met onbepaald verlof is slechts onderworpen aan de bepalingen van de militaire strafwetten die gelden voor de militairen met onbepaald verlof.   ----------   (1)
Art.68. Onder de omstandigheden die de Koning bepaalt, mag de [1 militair van het reservekader]1 zonder machtiging vanwege [2 de door de Koning aangewezen overheid]2 geen melding van zijn hoedanigheid maken.
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 46, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2018-07-19/31, art. 61, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 68/1. [1 Onder voorbehoud van de toepassing van andere wetten die de uitoefening van politieke activiteiten en mandaten beheersen, zijn de militairen van het reservekader gerechtigd alle politieke activiteiten en mandaten uit te oefenen, voor zover de dienst het toelaat en dat zij plaats hebben buiten de perioden waarin prestaties in de schoot van de Krijgsmacht worden geleverd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-07-31/04, art. 339, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

HOOFDSTUK XI. - De onmiddellijk beschikbare reserve.

Art.69. [1 De door de Koning aangewezen overheid]1 bepaalt op voorstel van de (chef defensie), overeenkomstig de regels bepaald door de Koning, het aantal reservemilitairen die jaarlijks kunnen worden aanvaard om een aanvullende speciale dienstneming voor de onmiddellijk beschikbare reserve te ondertekenen. <W 2003-03-27/49, art. 161, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 62, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.70. Om een aanvullende speciale dienstneming te kunnen ondertekenen, moet de reservemilitair voldoen aan de specifieke voorwaarden inzake gevolgde vorming, training en beschikbaarheid.   De speciale dienstneming wordt aangegaan voor een duur van een jaar en kan worden hernieuwd voor opeenvolgende periodes van een jaar. Deze dienstneming schorst de lopende dienstneming niet. Tijdens de duur van deze dienstneming en van de eventuele verlenging ervan bedoeld in artikel 71, tweede lid, is het de reservemilitair niet toegestaan een dienstneming (aan te gaan) bedoeld in artikel 16.
Art.71. Naast de wederoproepingen bepaald in artikel 34, § 1, eerste lid, kan de reservemilitair behorende tot de onmiddellijk beschikbare reserve onderworpen worden aan :
  1° maximum zeven dagen bijkomende gewone wederoproeping per jaar;
  2° de speciale wederoproeping die ten hoogste negen ononderbroken maanden mag bedragen en per speciale dienstneming slechts (éénmaal) kan worden opgelegd. <Erratum, zie B.St. 04.08.2001, p. 26736>
  De duur van de speciale wederoproeping bedoeld in het eerste lid, 2°, mag de termijn van de speciale dienstneming overschrijden. Deze dienstneming is in dit geval van rechtswege verlengd tot op het einde van de speciale wederoproeping. De hernieuwing bedoeld in artikel 70, tweede lid, gebeurt slechts na afloop van deze verlenging.

HOOFDSTUK XI/1. [1 - De overgang en de promotie op diploma]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 63, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 71/1. [1 Onder overgang wordt begrepen de opname van de reserveofficieren van niveau B in de personeelscategorie van de reserveofficieren van niveau A, overeenkomstig de bepalingen van artikel 119 van de wet van 28 februari 2007.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 64, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 71/2. [1 Onder promotie op diploma wordt begrepen de opname van de reservevrijwilligers of van de reserveonderofficieren van niveau C in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 119/1 en 119/2 van de wet van 28 februari 2007.]1   ----------   (1)
Art. 71/3. [1 Om door de door de Koning aangewezen overheid te worden aanvaard als kandidaat-reservemilitair en onafhankelijk van de voorwaarden die eigen zijn aan de personeelscategorie, waarvoor ze worden gevormd, moeten de reservemilitairen bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b), aan de volgende voorwaarden voldoen:
   1° niet meer dan vier keer afgewezen zijn met het oog op hun opname in een andere hoedanigheid omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in 2° tot 7° ;
   2° niet afgewezen worden door de door de Koning aangewezen overheid;
   3° op 31 december van het jaar van hun aanvaarding, de leeftijd die de Koning bepaalt niet bereikt hebben;
   4° batig gerangschikt worden bij een overgangsproef, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen;
   5° voor de militair van de marine, medisch geschikt zijn voor dienst op zee;
   6° in voorkomend geval, houder zijn van een voor het uitoefenen van de beoogde functie noodzakelijke bachelor vóór de afsluitingsdatum der inschrijvingen voor de betrokken promotie op diploma;
   7° in voorkomend geval, de bevorderingsprestaties bedoeld in artikel 65quinquies, eerste lid, 1°, met succes gevolgd hebben vóór de afsluitingsdatum der inschrijvingen voor de betrokken overgang.
   Per type van opname en personeelscategorie bepaalt de Koning:
   1° de voorwaarden waaraan de reservemilitairen moeten voldoen, onder de voorwaarden bedoeld in het eerste lid;
   2° de inhoud en de nadere regels van de overgangsproef bedoeld in het eerste lid, 4°. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/31, art. 66, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK XII. - Het uittreden uit het reservekader.

Art.72.De reservemilitair houdt op tot het reservekader te behoren :
  1° door ontslag van ambtswege of door ontslag op zijn verzoek bij toepassing van de artikelen 32 [1 , 32bis]1 en 33;
  2° door het bereiken van de leeftijdsgrens;
  3° door het vroegtijdig met definitief verlof zenden wanneer er teveel reservemilitairen zijn;
  4° door reform;
  5° [3 wanneer de militair geen onderdaan meer is van een lidstaat van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat, of, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwijdering van het grondgebied, terugwijzing, of uitzetting;]3
  [2 6° door het verstrijken van zijn dienstneming of wederdienstneming, indien hij geen nieuwe wederdienstneming aangaat en geen geschorste [4 dienstneming of]4 wederdienstneming heeft.]2
  De reservemilitair die het reservekader verlaten heeft bij toepassing van het eerste lid, 2°, 3° en 4°, behoudt zijn graad eershalve.
  [3 De door de Koning aangewezen overheid]3 kan hem deze eregraad ontnemen indien hij zich onwaardig getoond heeft hem te behouden.
  [4 Evenwel, kan de door de Koning aangewezen overheid de voormalige reservemilitair toelaten om opnieuw in het reservekader te worden opgenomen, voor zover hij de leeftijdsgrens bepaaldt in artikel 73, eerste lid, niet overschreden heeft en de kaderbehoeften het vereisen, indien hij de hoedanigheid van reservemilitair heeft verloren:
   1° door ontslag op zijn verzoek overeenkomstig het eerste lid, 1° ;
   2° door het vroegtijdig met definitief verlof zenden overeenkomstig het eerste lid, 3° ;
   3° door het verlopen van de periode bedoeld in de artikelen 10, 2°, 10bis, 2°, 11, 2°, 11bis, 2°, en 12, 2° ;
   4° door de verbreking van de wederdienstneming bedoeld in artikel 19, § 1, tweede lid, 4°.
   De reservemilitair bedoeld in het vierde lid, ondertekent hiertoe een nieuwe wederdienstneming. Hij ondergaat een verlies van anciënniteit gelijk aan de tijd die sinds het verlies van de hoedanigheid van reservemilitair verlopen is.]4
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 47, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<W 2013-07-31/04, art. 340, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>
  (3)<W 2018-07-19/31, art. 67, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<W 2024-03-25/42, art. 22, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.73. De reservemilitairen houden op tot het reservekader te behoren op 31 december van het jaar waarvan zij de leeftijd van zestig jaar bereikt hebben.   [1 Wanneer de kaderbehoeften het vereisen, kan [3 de door de Koning aangewezen overheid]3 evenwel een reservemilitair toelaten in het reservekader te blijven of er opnieuw in opgenomen te worden boven de in het eerste lid bepaalde leeftijd, met het oog op het verrichten van wederoproepingen bedoeld in artikel 4, 7° tot 11°, of prestaties bedoeld in artikel 38 [4 ...]4. Deze reservemilitair kan niet meer bevorderd worden tot een hogere graad. Deze reservemilitair ondertekent hiertoe een speciale wederdienstneming. De speciale wederdienstneming wordt aangegaan ofwel voor een duur van een jaar, die kan worden hernieuwd voor opeenvolgende periodes van een jaar, ofwel voor het uitoefenen van een mandaat waarmee de reservemilitair belast wordt door [3 de door de Koning aangewezen overheid]3.]1   [2 Elke wederdienstneming eindigt van rechtswege op 31 december van het jaar waarin de reservemilitair de leeftijd van vijfenzestig jaar heeft bereikt, tenzij de kaderbehoeften of bepaalde omstandigheden een overschrijding van deze leeftijdsgrens vereisen en voor zover de reservemilitair akkoord gaat met een verlenging van de wederdienstneming.]2   [2 Desgevallend, op aanvraag van de militair, wordt de lopende dienstneming of wederdienstneming verlengd, of kan een nieuwe dienst- of wederdienstneming worden aangegaan.]2   ----------   (1)   (2)   (3)   (4)
Art.74. De Koning stelt de reserveofficier, en [1 de door de Koning aangewezen overheid]1 de reserveonderofficier of reservevrijwilliger, op reform die, naar het advies van een geneeskundige commissie, definitief buiten staat zijn om te dienen.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/31, art. 69, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK XIII. - Diverse bepalingen.

Art.75.
  <Opgeheven bij W 2018-07-19/31, art. 70, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.76.Wanneer het leger gemobiliseerd is, kan de Koning afwijken van de bepalingen van de artikelen 7, [2 10, 10bis, 11, 11bis, 12 en 58]2.   ----------   (1)   (2)
Art.77. [1 De besturen en de regies van de federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de verenigingen van gemeenten alsook de concessiehouders van openbare diensten en de door deze besturen gesubsidieerde instellingen of die er van afhangen, moeten aan hun personeelsleden die militairen van het reservekader zijn de voor het verrichten van militaire prestaties vereiste verloven toestaan, zowel met het oog op hun opleiding als met het oog op hun bevordering. Die verloven worden niet in mindering gebracht van de verloven die belanghebbenden normaal kunnen genieten.
   De Koning kan voor sommige personeelsleden het aantal toegestane verlofdagen beperken, zonder echter te mogen gaan onder het aantal dagen, noodzakelijk om aan de reservemilitair toe te laten om zich in de getrainde reserve te kunnen handhaven.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-30/35, art. 50, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

HOOFDSTUK XIV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.

Art. 77bis. <Ingevoegd bij W 2003-03-27/49, art. 162; Inwerkingtreding : 01-11-2003> De wet van 26 maart 1937 waarbij de onderscheidene besturen van den Staat, van de provinciën, gemeenten en verenigingen van gemeenten verplicht worden aan hun beambten, reserve-officieren, faciliteiten toe te staan om hun de gelegenheid te geven de prestaties te volbrengen welke hun, als reserve-officier, worden opgelegd, wordt opgeheven.

Art.78. Het opschrift van de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren en de reserveofficieren van de krijgsmacht, gewijzigd bij de wetten van 27 december 1973, 13 juli 1976 en 22 maart 2001, wordt vervangen door het volgende opschrift :   " Wet betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de krijgsmacht ".
Art.79. De artikelen 54 tot 95 van dezelfde wet gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1960, 18 februari 1987, 22 december 1989, 21 december 1990, 20 mei 1994 en 22 maart 2001, worden opgeheven.

Art.80. In artikel 97 van dezelfde wet worden de woorden " , 54, 5° en 7°, 77, 80 en 92, lid 2 " geschrapt.

Art.81. De wet van 18 februari 1987 betreffende het statuut van de reserveonderofficieren van de krijgsmacht, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989, 21 december 1990, 20 mei 1994 en 22 maart 2001, wordt opgeheven.

Art.82. Hoofdstuk VII van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, dat het artikel 31 bevat, wordt opgeheven.

Art.83. In de wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden, wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidende :
  " Art. 3ter. De reservemilitair kan zich in crisistoestand in periode van vrede bevinden.
  De crisistoestand begint en eindigt op de tijdstippen die worden vastgelegd bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wanneer de krijgsmacht enkel samengesteld uit de militairen van het actief kader en de reservemilitairen behorende tot de onmiddellijk beschikbare reserve, er niet meer in slaagt om zijn opdrachten in het kader van operationele inzet of hulpverlening uit te voeren. ".

Art.84. Artikel 21, 3°, van de wet van 20 mei 1994 houdende statuut van de militairen korte termijn wordt opgeheven.

Art.85. Artikel 22 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 22. De militair korte termijn die met onbepaald verlof gezonden wordt, gaat over naar het reservekader, in zijn personeelscategorie.
  Hij wordt benoemd in de laatste graad die hij bij wege van aanstelling verkregen heeft en verkrijgt in die graad de anciënniteit bepaald door de Koning. ".

Art.86. Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 23. De met onbepaald verlof gezonden militair korte termijn wordt gedurende tien jaar onderworpen aan de wederoproepingen bepaald in artikel 34 van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht. ".

Art. 86bis. <Ingevoegd bij W 2003-03-27/49, art. 163; Inwerkingtreding : 01-11-2003> Artikel 1, eerste lid, 4°, van de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, wordt vervangen als volgt :
  " 4° die behoren tot het reservekader van de krijgsmacht en die een periode van vorming, een wederoproeping, een vrijwillige prestatie of een bijkomende prestatie bedoeld in artikel 38 van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, verrichten. ".

Art. 86ter. <Ingevoegd bij W 2003-03-27/49, art. 164; Inwerkingtreding : 01-11-2003> In artikel 3 van dezelfde wet wordt een § 1bis ingevoegd, luidende :
  " § 1bis. De militair van het reservekader van de krijgsmacht die een periode van vorming, een wederoproeping, een vrijwillige prestatie of een bijkomende prestatie bedoeld in artikel 38 van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, verricht, heeft recht op een wedde ten laste van de begroting van (Landsverdediging) op grond van zijn graad en stand. <Erratum, zie B.S. 04-07-2003, p. 36015>
  Wanneer hij een statutair agent is wiens bezoldiging, krachtens zijn statuut, door de rechtspersoon van publiek recht die zijn werkgever is, niet of slechts na verkoop van tijd mag geschorst worden, kan evenwel deze agent, wanneer hij een periode van vorming, wederoproeping, vrijwillige prestatie of een bijkomende prestatie bedoeld in artikel 38 van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, uitvoert en zijn normale bezoldiging van statutair agent geniet, enkel aanspraak maken op een weddecomplement ten laste van de begroting van Landsverdediging. Dit complement is, in voorkomend geval, gelijk aan het verschil tussen de wedde van militair waarop hij op grond van zijn graad en stand recht heeft enerzijds, en zijn wedde als statutair agent anderzijds, op voorwaarde dat de wedde van militair hoger is. ".

HOOFDSTUK XV. - Overgangs- en slotbepalingen.

Art.87. De reserveofficier aangeworven bij toepassing van artikel 54 of 55 van de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der beroepsofficieren van de krijgsmacht, de reserveonderofficier aangeworven bij toepassing van artikel 1 of 3 van de wet van 18 februari 1987 betreffende het statuut van de onderofficieren van het reservekader van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, de vrijwilliger korte termijn overgegaan naar het reservekader met toepassing van de artikelen 20 en 23 van de wet van 20 mei 1994 houdende statuut van de militairen korte termijn en de dienstplichtige met onbepaald verlof onderworpen aan de militaire verplichtingen met toepassing van artikel 3 van de dienstplichtwetten gecoördineerd op 30 april 1962 worden volgens de nadere regels vastgesteld door de Koning opgenomen in het reservekader, met behoud van hun graad en met hun anciënniteit in deze graad, voor de overblijvende duur van hun militaire verplichtingen zoals bepaald in hun statuut van oorsprong.

Art.88. Binnen zes maanden die voorafgaan aan het einde van zijn militaire verplichtingen kan de militair bedoeld in artikel 87, een wederdienstneming van vijf jaar aangaan, zonder de leeftijdslimiet bepaald in artikel 73 te overschrijden. Deze wederdienstneming vangt aan bij het verstrijken van voormelde militaire verplichtingen.
Art.89. Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet kan de reservemilitair met definitief verlof, op zijn aanvraag en naar gelang van de kaderbehoeften van zijn oorspronkelijk krijgsmachtdeel en van een beoordeling van zijn militair verleden, van de chef van het krijgsmachtdeel de toestemming krijgen heropgenomen te worden in het reservekader. Deze reservemilitair die voldoet al naargelang het geval aan de voor de staat van officier, onderofficier of vrijwilliger onontbeerlijke morele en fysieke hoedanigheden kan wederdienstnemingen van vijf jaar aangaan, zonder de leeftijdslimiet bepaald in artikel 73 te overschrijden. Bij de ondertekening van de wederdienstnemingsakte wordt verklaard dat hij onderworpen is aan de militaire wetten en door die verklaring de hoedanigheid van militair verkrijgt. Deze formaliteit wordt vastgesteld zoals bepaald in artikel 14, tweede en derde lid.

Art.90. Binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet kan de reservemilitair bedoeld in artikel 87, die niet definitief mislukt is in de proeven voor bevordering tot de hogere graad, en die voldoet aan de in deze wet bepaalde voorwaarden voor de bevordering in de graad, vragen om opnieuw deel te nemen aan de bevordering.

Art.91. De reserveofficier aangeworven bij toepassing van artikel 54 van de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der beroepsofficieren van de krijgsmacht en de reserveonderofficier aangeworven bij toepassing van artikel 1 van de wet van 18 februari 1987 betreffende het statuut van de onderofficieren van het reservekader van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, van wie het ontslag aanvaard werd binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, overeenkomstig de bepalingen van artikel 33, § 1, behoudt zijn graad eershalve.
  De bepalingen van artikel 72, derde lid, zijn op hem van toepassing.

Art.92.
  <Opgeheven bij W 2018-07-19/31, art. 71, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 92bis. [1 De volgende voorwaarden zijn enkel toepasselijk op de kandidaat-reservemilitairen die een dienstnemingsakte getekend hebben na de datum van inwerkingtreding van dit artikel, met uitzondering van die bedoeld in artikel 92quater :
   1° de studievoorwaarde om de hoedanigheid van reservemilitair te verwerven bedoeld in artikel 15;
   2° de leeftijdsvoorwaarde, bedoeld in artikel 30, eerste lid, 1°, d.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2008-12-30/35, art. 51, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art. 92ter. [1 Artikel 22, eerste lid, is enkel toepasselijk op de kandidaat-reservemilitairen die een dienstnemingsakte getekend hebben na de datum van inwerkingtreding van dit artikel, met uitzondering van die bedoeld in artikel 92quater.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2008-12-30/35, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art. 92quater. [1 In de twaalf maanden die volgen op de datum van inwerkingtreding van dit artikel, worden de kandidaat-reservemilitairen evenals de reservevrijwilligers die hun vorming nog niet beëindigd hebben, uitgenodigd om een nieuwe dienstnemingsakte met een duur van vijf jaar te ondertekenen.
   Deze nieuwe dienstnemingsakte doet elke vroegere, zelfs geschorste, dienstnemings- of wederdienstnemingsakte van rechtswege en op zijn datum eindigen. Als er binnen deze termijn geen nieuwe dienstnemingsakte is ondertekend, wordt betrokkene in definitief verlof geplaatst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2008-12-30/35, art. 53, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.93. De Koning kan de nadere overgangsmaatregelen vaststellen voor de toepassing van deze wet.

Art. 94. Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.
  (NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-11-2003 door KB 2003-05-03/60, art. 133)