Details





Titel:

19 JULI 2001. - Koninklijk besluit betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-07-2001 en tekstbijwerking tot 06-09-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Beleidsondersteuning voor de federale Regering.
Afdeling 1. - Experten van de beleidsraden (...). <KB 2007-08-17/64, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 28-10-2007>
Art. 1
Afdeling 2. - De beleidscel. <KB 2003-10-23/32, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003>
Art. 2-4
Afdeling 3. - Cel algemene beleidscoördinatie en cellen algemeen beleid.
Art. 5-7
Afdeling 4. - Secretariaten.
Art. 8-9
Afdeling 5. - Wedden, zitpenningen en toelagen.
Art. 10-11
Afdeling 6. - Rechtspositie en andere bepalingen in verband met het geldelijk statuut.
Art. 12-14, 14bis, 15-18, 18bis
HOOFDSTUK II. - Personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest.
Art. 19-20
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en opheffings- en overgangsbepalingen.
Art. 21-25



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1937100201  1998002123  1999021246  2000021286 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Beleidsondersteuning voor de federale Regering.
Afdeling 1. - Experten van de beleidsraden (...).
Artikel 1. De experten in de beleidsraden, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst, worden aangewezen door de minister, desgevallend de staatssecretaris, binnen de perken van de daartoe (bij het begin van de legislatuur toegekende budgettaire middelen, ongeacht hun herziening tijdens de legislatuur). <KB 2008-04-27/30, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008>
  (Tweede lid geschrapt). <KB 2007-08-17/64, art. 18, 1°, 006; Inwerkingtreding : 28-10-2007>
  De experten in de beleidsraden kunnen vaste experten of experten belast met een bijzondere opdracht zijn.
  (Vierde lid geschrapt). <KB 2007-08-17/64, art. 18, 1°, 006; Inwerkingtreding : 28-10-2007>
  De vaste experten zetelen permanent binnen de beleidsraden (...). <KB 2007-08-17/64, art. 18, 2°, 006; Inwerkingtreding : 28-10-2007>
  De experten belast met een bijzondere opdracht verstrekken tijdelijk advies over bijzondere beleidsmateries.

Afdeling 2. - De beleidscel.
Art.2. <KB 2008-04-27/30, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008> § 1. Elk Regeringslid beschikt over een beleidscel binnen de perken van de daartoe bij het begin van de legislatuur toegekende budgettaire middelen, onverminderd de herziening ervan tijdens de legislatuur.
  Indien een Regeringslid bevoegd is voor meerdere materies, kan hij beschikken over meerdere beleidscellen of beleidskernen.
  § 2. De beleidscel of beleidskern ondersteunt het Regeringslid bij de voorbereiding en de evaluatie van het beleid, in het licht van een optimale integratie en coördinatie ervan binnen de betrokken federale overheidsdienst.
  § 3. De Minister of Staatssecretaris bepaalt de samenstelling van de beleidscel, eventueel uitgebreid met één of meerdere beleidskernen.
  Binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen, wijzen de Minister of de Staatssecretaris aan :
  1° de directeur van de beleidscel, aangeduid onder de leden van de beleidscel, die de titel draagt van directeur van het betrokken beleid;
  2° het hoofd van elke beleidskern, aangeduid onder de leden van de betrokken beleidskern en die voor die kern de bevoegdheden uitoefent van een directeur van een beleidscel;
  3° de inhoudelijke medewerkers, leden genoemd, aangewezen overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 3;
  4° de uitvoerende personeelsleden.
  De Minister of de Staatssecretaris beëindigt hun aanstelling.

Art.3. <KB 2008-04-27/30, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008> De leden van de beleidscellen moeten :
  1° voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 16, eerste lid, 2°, 3° en 4°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;
  2° houder zijn van een functie van niveau A of B of een diploma of een studiegetuigschrift kunnen voorleggen dat hen toelaat deel te nemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau A of B, of geslaagd zijn in een proef voor overgang naar het niveau A of B.

Art.4. <KB 2008-04-27/30, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008> Indien binnen de federale overheidsdienst geen beleidsraad werd opgericht, kan de Minister of Staatssecretaris buiten de leden bedoeld in artikel 2, § 3, experten aanduiden binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen.
  Het betreft experten extern aan de federale overheidsdiensten of federale programmatorische overheidsdiensten. De bepalingen betreffende de experten van een beleidsraad belast met een bijzondere opdracht zijn op hen van toepassing.

Afdeling 3. - Cel algemene beleidscoördinatie en cellen algemeen beleid.
Art.5.[1 Binnen de daartoe bij het begin van de legislatuur toegekende budgettaire middelen en onverminderd de herziening ervan tijdens de legislatuur, beschikt de Eerste Minister over een cel algemene beleidscoördinatie die hem of haar bijstaat bij de coördinatie, de voorbereiding en de evaluatie van het regeringsbeleid en beschikken de Vice-eersteministers over een cel algemeen beleid die hen bijstaat bij de voorbereiding en de evaluatie van het algemeen regeringsbeleid.
   De Ministerraad kan beslissen dat andere ministers eveneens over een cel algemeen beleid beschikken onder dezelfde voorwaarden.
   De leden van de cellen algemeen beleid vertegenwoordigen de Vice-eersteminister of de Minister op de vergaderingen van de cel algemene beleidscoördinatie.
   De bepalingen van artikel 2, § 3, zijn van toepassing op de cel algemene beleidscoördinatie en op de cellen algemeen beleid, met uitzondering van het tweede lid, 1° en 2°.
   De directeur van de cel algemene beleidscoördinatie en de directeurs van de cellen algemeen beleid worden benoemd en ontslagen door de Koning, respectievelijk op voorstel van de Eerste Minister, de betrokken Vice-eersteministers of ministers. Zij dragen de titel van directeur van het algemeen beleid.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-01-19/04, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 10-02-2023>

Art.6. De leden van de cel algemene beleidscoördinatie en de cellen algemeen beleid worden aangewezen door respectievelijk de Eerste Minister, de betrokken Vice-Eerste Minister of Minister binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen.
  Hun aanwijzing wordt beëindigd door respectievelijk de Eerste Minister, de betrokken Vice-Eerste Minister of de Minister ten laatste zeven dagen na de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit houdende ontslag van de Regering.
  Buiten de leden bedoeld in het eerste lid, kunnen de Eerste Minister, de Vice-Eerste Ministers en de betrokken Ministers experten aanwijzen binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen.

Art.7. De uitvoerende personeelsleden van de cel algemene beleidscoördinatie en de cellen algemeen beleid worden aangewezen door respectievelijk de Eerste Minister, de betrokken Vice-Eerste Minister of Minister binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen.

Afdeling 4. - Secretariaten.
Art.8.Elke Minister en elke Staatssecretaris beschikt over een secretariaat (binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen) bij het begin van de legislatuur, onverminderd (hun herziening) tijdens de legislatuur. <KB 2008-04-27/30, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008>
  (Onder deze medewerkers, kan een voltijds equivalent van niveau D tewerkgesteld worden in de verblijfplaats van de minister of staatssecretaris.) <KB 2003-07-19/33, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 12-07-2003>
  [1 Bij ontslag van de Regering of bij ontslag van een Regeringslid, stelt het betrokken Regeringslid voor de duur van twee jaar vanaf het ontslag een voltijdse equivalent ter beschikking van zijn uittredende voorganger die geen ministeriële functie meer uitoefent, binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen en voor zover de voorganger minstens gedurende zes voorafgaande maanden de ministeriële functie heeft uitgeoefend.]1
  De regeringscommissarissen benoemd door Ons sinds 20 juli 1999 en toegevoegd aan een minister, kunnen eveneens onder dezelfde voorwaarden over een secretariaat beschikken.
  ----------
  (1)<KB 2022-03-11/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 02-04-2022>

Art.9. De secretariaatsmedewerkers worden aangewezen door de minister, desgevallend de staatssecretaris, binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen. De Minister, desgevallend de Staatssecretaris, duidt onder hen een directeur aan.

Afdeling 5. - Wedden, zitpenningen en toelagen.
Art.10.<KB 2003-10-23/32, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003> § 1. De leden van de beleidscellen, de cellen algemeen beleid of de cel algemene beleidscoördinatie, de experten in de cellen algemeen beleid, de uitvoerende personeelsleden van deze cellen en de medewerkers van de secretariaten, die behoren tot het federaal administratief openbaar ambt, een dienst van de Staat, [2 een autonoom overheidsbedrijf bedoeld in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, met uitzondering van de autonome overheidsbedrijven die aandelen uitgeven die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten]2, een dienst of een bestuur die afhangt van de Gemeenschappen, de Gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie, of een gesubsidieerde onderwijsinrichting, genieten een weddecomplement, vastgesteld door de minister of de staatssecretaris binnen de perken van de daartoe toegekende budgettaire middelen. Dit weddecomplement wordt beschouwd als een toelage. Voor de personen die de hoedanigheid hebben van vast benoemde ambtenaar wordt dit weddecomplement in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.
  Indien zij niet behoren tot de diensten of instellingen bedoeld in het eerste lid, genieten zij een wedde vastgesteld door de minister of de staatssecretaris binnen de perken van de budgettaire middelen die hiertoe worden toegekend. [1 Ze genieten ook onder dezelfde voorwaarden en nadere regels van een aanvullend pensioen, zoals deze bedoeld in de artikelen 2 tot en met 3bis, van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten.]1
  § 2. De vaste experten van de beleidsraden (...) ontvangen zitpenningen vastgesteld door de minister of de staatssecretaris binnen de perken van de budgettaire middelen die hiertoe worden toegekend. <KB 2007-08-17/64, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 28-10-2007>
  De experten van de beleidsraden (of beleidscellen) belast met een bijzondere opdracht, kunnen op hun verzoek een toelage of een wedde genieten binnen de perken van de budgettaire middelen die hiertoe worden toegekend. <KB 2008-04-27/30, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008>
  § 3. In afwijking van § 1, wordt aan de autobestuurders toegekend :
  1° een maandelijkse forfaitaire toelage van 272,22 euro;
  2° een forfaitaire vergoeding met een maximumbedrag van 2478,20 euro per jaar.
  (De maandelijks toelage kan) worden verhoogd binnen de perken van de budgettaire middelen die hiertoe worden toegekend. <KB 2008-04-27/30, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008>
  Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties en het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van de ministeries zijn op hen niet van toepassing.
  [2 § 4. De directeurs, leden, experten en uitvoerende personeelsleden van de beleidscellen, de cellen algemeen beleid of de cel algemene beleidscoördinatie en de medewerkers van de secretariaten mogen niet behoren tot de personeelsleden van een autonoom overheidsbedrijf bedoeld in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, of één van haar dochterondernemingen, bedoeld in artikel 13, § 1 van de voormelde wet van 21 maart 1991.]2
  ----------
  (1)<KB 2019-12-11/05, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (2)<KB 2023-08-30/01, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 16-09-2023>

Art.11.<KB 2003-10-23/32, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003> § 1. De geldelijke toestand van de leden, experten en uitvoerende personeelsleden van de cellen en van de medewerkers van de secretariaten, bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, wordt geregeld als volgt :
  1° indien zij behoren tot een federale overheidsdienst [1 , een openbare instelling van sociale zekerheid, een federale instelling van openbaar nut]1 of een wetenschappelijke instelling van de Staat, blijft hun werkgever hun wedde verder uitbetalen zonder dat dit gecompenseerd wordt door de minister of staatssecretaris;
  2° indien zij niet behoren tot een federale overheidsdienst [1 , een openbare instelling van sociale zekerheid, een federale instelling van openbaar nut]1 of een wetenschappelijke instelling van de Staat, blijft hun werkgever hun wedde verder uitbetalen, maar betaalt de minister of de staatssecretaris, indien de werkgever hierom verzoekt, hem de wedde terug, desgevallend verhoogd met de werkgeversbijdrage.
  § 2. De terugbetaling van de bezoldiging van personeelsleden die behoren tot een bestuur of een dienst die afhangt van de Gemeenschappen, de Gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie, wordt verricht overeenkomstig de voorwaarden die de betrokken Regering of het betrokken College vaststelt naar analogie met artikel 20
  ----------
  (1)<KB 2017-03-09/07, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2017>

Afdeling 6. - Rechtspositie en andere bepalingen in verband met het geldelijk statuut.
Art.12. (Opgeheven) <KB 2003-10-23/32, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003>

Art.13. De rechtspositie (de personen bedoeld in artikel 10, § 1, en), van de experten belast met een bijzondere opdracht die een wedde genieten (...) is van statutaire aard en de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is erop niet van toepassing. <KB 2003-10-23/32, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003>
  Wanneer zij niet de hoedanigheid van vast benoemde ambtenaar hebben, zijn zij echter onderworpen aan het sociaal zekerheidsstatuut van de contractuele personeelsleden van de Staat.

Art.14.[1 De stagiair onderworpen aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en aan het koninklijk besluit van 24 september betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, opgeroepen om deel uit te maken van een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid heeft als evaluator de P&O-directeur of zijn gemachtigde, of de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde daar waar er geen stafdienst "Personeel en Organisatie" bestaat.
   Het functiegesprek, het planningsgesprek, de functioneringsgesprekken en het evaluatiegesprek worden evenwel gevoerd in overleg met de minister verantwoordelijk voor het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid, of zijn gemachtigde. Deze deelt hiertoe aan de evaluator alle informatie mee die nuttig is om de verschillende gesprekken te voeren.
   De verslagen van het verplichte functioneringsgesprek en het evaluatieverslag worden, voor ze aan de stagiair bezorgd worden, goedgekeurd door de minister verantwoordelijk voor het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid, of zijn gemachtigde.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-11-23/03, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 14bis.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.15. § 1. Het opschrift van Afdeling 1 van Hoofdstuk XI van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen wordt vervangen als volgt :
  " Verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid of bij een ministerieel kabinet. ".
  § 2. In artikel 95 van hetzelfde koninklijk besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " het kabinet van een federaal minister of staatssecretaris " vervangen door de woorden " het secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid of in voorkomend geval bij het kabinet van een lid van de federale Regering ";
  2° een tweede lid toegevoegd, luidende :
  " Het akkoord is voor wat betreft de Regering of het College van de Gemeenschap of het Gewest afhankelijk van de voorwaarde dat deze organen een reglement hebben genomen waarbij de nadere regels inzake terugbetaling van de bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar worden bepaald. Voor wat betreft de federale Regering, is het verlof onbezoldigd. ".
  § 3. Artikel 98, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Bij het einde van de aanstelling en tenzij de ambtenaar naar een ander secretariaat, cel algemene beleidscoördinatie of cel algemeen beleid van de federale Regering of kabinet overgaat bekomt hij per maand activiteit in deze organen één dag verlof met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen. ".

Art.16. De leden, de experten, de uitvoerende personeelsleden en de medewerkers, (...) kunnen ten laste van de Staat een abonnement op een gemeenschappelijk vervoermiddel bekomen binnen de perken van de toegekende budgettaire middelen. <KB 2003-10-23/32, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003>
  (Een dienstvoertuig dat mag gebruikt worden voor privé-doeleinden, kan ter beschikking gesteld worden van de directeurs van de cellen en de secretariaten bedoeld in dit besluit.
  Binnen de perken van de budgettaire middelen toegekend voor de werkingskosten van de cellen en secretariaten bedoeld in dit besluit, kunnen de personen bedoeld in het eerste lid, gemachtigd worden hun eigen voertuig te gebruiken onder de voorwaarden van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene reglementering inzake reiskosten, voor de ambtenaren met wie zij kunnen gelijkgesteld worden. Zij moeten geen reiswijzer bijhouden.) <KB 2003-07-19/33, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 12-07-2003>

Art.17. § 1. De wedden, zitpenningen en toelagen voorzien (in artikel 10) worden maandelijks, na vervallen termijn, uitbetaald. De maandwedde of de maandtoelage is gelijk aan 1/12 van het jaarlijks bedrag. Wanneer de maandwedde of maandtoelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij uitbetaald overeenkomstig de regel bepaald in de bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. <KB 2003-10-23/32, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003>
  § 2. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten geldt ook voor deze wedden, zitpenningen en toelagen.
  Bij wijze van overgangsmaatregel is de mobiliteitsregeling die van toepassing is op de wedden van het personeel van de ministeries van toepassing.
  Zij worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art.18. § 1. Op het einde van de legislatuur of in geval van ontslag van een Regeringslid, kan de betrokken minister of staatssecretaris binnen de perken van de toegekende budgettaire middelen een forfaitaire toelage wegens ontslag of beëindiging van de functie toekennen aan de leden, experten, uitvoerende personeelsleden en medewerkers, (...), zo die generlei beroeps- of vervangingsinkomen of rustpensioen genieten. <KB 2003-10-23/32, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 12-07-2003>
  Een overlevingspensioen, een werkloosheidsuitkering, een uitkering wegens ziekte, moederschapsuitkering of het gewaarborgd bestaansminimum toegekend door een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn worden voor de toepassing van het eerste lid, niet als een vervangingsinkomen beschouwd.
  § 2. De ontslagtoelage wordt in maandelijkse schijven toegekend, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode generlei beroepsactiviteit uitoefende, of dat hij zich bevindt in één van de voorwaarden bepaald in § 1, eerste lid.
  §3. De ontslagtoelage wordt niet beschouwd als loon voor de toepassing van de werkloosheidsreglementering, noch voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.

Art. 18bis. <Ingevoegd bij KB 2003-07-19/33, art. 13; Inwerkingtreding : 12-07-2003> De Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister wordt belast met de controle op de samenstelling van de cellen beleidsvoorbereiding, de cellen algemeen beleid en de secretariaten.
  De federale overheidsdiensten belast met het administratief en budgettair beheer van voornoemde cellen en secretariaten zenden een voor eensluidend verklaard afschrift van ieder besluit betreffende het personeel aan de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister. (Wat de leden van de beleidscellen of -kernen betreft, wordt een kopie van het diploma of een bewijs dat vermeldt dat voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 2°, van dit besluit, bij dit eensluidend verklaard afschrift gevoegd.) <KB 2008-04-27/30, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 20-03-2008>
  De Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister viseert de goedgekeurde besluiten en stuurt ze door naar de betrokken betalingsdienst, die slechts na ontvangst van de geviseerde besluiten tot uitbetaling mag overgaan.
  De betrokken betalingsdienst laat de besluiten die niet door de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister geviseerd werden, zonder gevolg.
  Na akkoord van de Eerste Minister, mag de minister of de staatssecretaris afwijken van de omvang van een secretariaat, een beleidscel of een kern in een beleidscel, of een cel algemeen beleid, binnen de perken van de globale budgettaire middelen toegekend voor al deze organen.

HOOFDSTUK II. - Personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest.
Art.19. De personeelsleden van de federale overheidsdiensten kunnen deel uitmaken van het kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest overeenkomstig de voorwaarden bepaald in Afdeling 1 van Hoofdstuk XI van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

Art.20. De bezoldiging van de in artikel 19 vermelde personeelsleden wordt uitbetaald door hun dienst van herkomst.
  De terugbetaling van de bezoldiging aan de Schatkist gebeurt aan de hand van een driemaandelijkse staat, die door de betrokken dienst aan de Regering of het College wordt gezonden.
  De aanvraag tot terugbetaling moet bij het begin van elk kwartaal voor het voorafgaande kwartaal worden gedaan.

HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en opheffings- en overgangsbepalingen.
Art.21. § 1. Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de respectieve besluiten houdende ontslag van het geheel of een deel van de leden van een federaal ministerieel kabinet en, in voorkomend geval, van een cel van een Regeringscommissaris, die worden genomen uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit houdende ontslag van de huidige Regering.
  De bepalingen van artikel 6, tweede lid, tweede streepje, en derde lid, van voornoemd koninklijk besluit van 4 mei 1999 worden op de datum van inwerkingtreding van de respectieve koninklijke besluiten houdende oprichting van de federale overheidsdiensten opgeheven.
  § 2. Worden opgeheven op de dag na de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit houdende ontslag van de huidige Regering :
  1° het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de samenstelling en de werking van de federale ministeriële kabinetten en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van het kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest deel uit te maken;
  2° het koninklijk besluit van 29 mei 2000 betreffende de samenstelling en de werking van de cellen van regeringscommissarissen en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van cel van een regeringscommissaris deel uit te maken.

Art.22. Het artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 februari 1971, 4 maart 1993 en 26 september 1994, wordt aangevuld met de woorden " en aan de leden, experten, uitvoerende personeelsleden en medewerkers bedoeld in het artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest. ".

Art.23. (Opgeheven) <KB 2003-07-19/33, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 12-07-2003>

Art.24. (Opgeheven) <KB 2003-07-19/33, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 12-07-2003>

Art. 25. Onze Eerste Minister en Onze Ministers en Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.