Details





Titel:

6 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit houdende [de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties] <KB2024-04-16/07, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2024>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-10-2005 en tekstbijwerking tot 31-05-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. [1 - Personen met een handicap en redelijke aanpassingen.]1
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - De situatie van het contractueel personeel.
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Situatie van sommige stagiairs.
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 9-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1937100201  1973010803  2001002087 





Artikels:

HOOFDSTUK I. [1 - Personen met een handicap en redelijke aanpassingen.]1   ----------   (1)
Artikel 1.<KB 2007-03-05/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 26-03-2007> Voor de toepassing van dit [4 hoofdstuk wordt verstaan onder persoon met een handicap]4 :
  1° de persoon als dusdanig ingeschreven bij het " Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées ", bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, voorheen het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, [3 bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, " Service public francophone bruxellois"]3 bij de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";
  2° de persoon die een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming geniet op basis van de wet van 27 februari 1987 houdende tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  3° de persoon die in het bezit is van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
  4° het slachtoffer van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte die het bewijs kan voorleggen van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 % afgeleverd [2 door Fedris]2 of de bevoegde geneeskundige dienst in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector of in een gelijkwaardig stelsel;
  5° het slachtoffer van een ongeval van gemeen recht dat het bewijs kan voorleggen van een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % naar aanleiding van een gerechtelijke beslissing;
  6° de persoon die in het bezit is van een attest van [4 ...]4 invaliditeitserkenning afgeleverd door zijn verzekeringsinstelling of door het RIZIV;
  [3 7° de persoon in het bezit van een parkeerkaart voor personen met een handicap afgeleverd door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
   8° de persoon in het bezit van een "European disability card" afgeleverd door een bevoegde instelling.]3
  ----------
  (1)<KB 2014-02-26/10, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (2)<KB 2018-09-06/13, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2024-04-16/07, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
  (4)<KB 2024-04-16/07, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art.2.<KB 2007-03-05/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 26-03-2007> § 1. [2 De volgende personen kunnen tijdens hun deelname aan selecties vragen redelijke aanpassingen te bekomen:
   1° de persoon met een handicap in de zin van artikel 1, 1° tot en met 3° en 6° tot en met 8° ;
   2° het slachtoffer van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte die het bewijs kan voorleggen van een arbeidsongeschiktheid afgeleverd door Fedris of de bevoegde geneeskundige dienst in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector of in een gelijkwaardig stelsel;
   3° het slachtoffer van een ongeval van gemeen recht dat het bewijs kan voorleggen van een ongeschiktheid naar aanleiding van een gerechtelijke beslissing;
   4° de persoon die gewezen leerling is van het buitengewoon onderwijs en die hoogstens een getuigschrift of diploma behaald hebben in het buitengewoon onderwijs;
   5° de persoon in het bezit van een attest of verslag afgeleverd door een arts specialist, een huisarts, Medex, één van de centra voor leerlingenbegeleiding, Centres psycho-médico-sociaux of Kaleido dat een leerstoornis of een langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuigelijke beperking die een persoon in wisselwerking met diverse drempels kan beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren op de arbeidsmarkt, vaststelt;
   6° de persoon in het bezit van een attest afgeleverd door een onderwijsinstelling dat redelijke aanpassingen toekent tijdens de examens of tijdens het volgen van het onderwijs;
   7° de persoon in het bezit van een attest of verslag, dat een leerstoornis of een langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuigelijke beperking die een persoon in wisselwerking met diverse drempels kan beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren op de arbeidsmarkt, vaststelt en niet onder het toepassingsgebied van artikel 1 valt, voor wie de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning het pertinent acht redelijke aanpassingen te onderzoeken.]2
  § 2. Voor iedere [2 vergelijkende of doorlopende selectie]2 wordt, naast de lijst van de laureaten beoogd in artikel 27, § 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, een bijzondere lijst opgesteld van de personen met een handicap die laureaat zijn. Deze personen worden er enkel in opgenomen op hun vraag en voor zover zij een attest hebben voorgelegd waarin hun de hoedanigheid van persoon met een handicap in de zin van artikel 1 wordt toegekend.
  De personen met een handicap die zijn opgenomen in de bijzondere lijst beoogd in het eerste lid, blijven hun klassement behouden [1 gedurende vier jaar]1.
  § 3. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de regels met betrekking tot de selectie en de aanwerving van het Rijkspersoneel van toepassing op de selectie en de aanwerving van personen met een handicap.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-06/02, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2024-04-16/07, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art.3.<KB 2007-03-05/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010> § 1. [4 Elke overheidsdienst is verplicht personen met een handicap bedoeld in artikel 1 tewerk te stellen ten belope van minimum drie procent van zijn personeelsbestand.]4 [1 Onder " overheidsdienst ", wordt verstaan de federale overheidsdiensten, de programmatorische federale overheidsdiensten, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging, de federale politie of een van de rechtspersonen van publiek recht bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.]1
  [4 Wordt ambtshalve meegerekend in het percentage bedoeld in het eerste lid, het personeelslid dat:
   1° in dienst is getreden na voorrang te hebben gekregen op basis van de bijzondere lijsten bedoeld in artikel 2, § 2;
   2° in dienst is getreden na voorrang te hebben gekregen op basis van artikel 3, § 2, derde lid, tweede zin;
   3° in dienst is getreden na een selectie georganiseerd overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van het koninklijk besluit van 25 april 2005 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten;
   4° zich bevindt in het kennismakingstraject bedoeld in het koninklijk besluit van 24 maart 2024 houdende het kennismakingstraject;
   5° is benoemd na het kennismakingstraject bedoeld in het koninklijk besluit van 24 maart 2024 houdende het kennismakingstraject.]4
  [4 Het personeelsbestand bedoeld in het eerste lid omvat het aantal voltijdse equivalenten die zijn opgenomen in de inventaris van het personeelsplan van de overheidsdienst en personen met een handicap bedoeld in artikel 1 die een Gewestelijke beroepsopleiding volgen onder een arbeidsovereenkomst bij een overheidsdienst.]4
  [4 In afwijking van het derde lid worden de operationele functies van de politiediensten, penitentiaire diensten of hulpdiensten niet in aanmerking genomen om het personeelsbestand vast te leggen.]4
  [5 In afwijking van het derde lid worden de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de ambtenaren van de consulaire carrière van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking niet in aanmerking genomen om het personeelsbestand van deze overheidsdienst vast te leggen.]5
  [4 Overheidsdiensten kunnen de tewerkstelling bedoeld in het eerste lid voor maximaal een derde invullen door taken uit te besteden aan bedrijven die zorgen voor aangepaste tewerkstelling van personen met een handicap. Elke overheidsdienst stelt jaarlijks het aandeel van uitbesteed werk vast en bezorgt deze gegevens aan de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.]4
  [4 De minister die ambtenarenzaken binnen zijn bevoegdheden heeft, legt het referentiebedrag van het aandeel van uitbesteed werk bedoeld in het vijfde lid vast op basis van een omrekening van de financiële waarde van alle contracten naar een aantal voltijdse equivalenten.]4
  [4 ...]4
  § 2. [1 Een overheidsdienst die het percentage dat is bepaald in § 1, eerste lid, niet bereikt, is verplicht om voor elke aanwerving en voor elke indienstneming bij arbeidsovereenkomst eerst de bijzondere lijsten bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid te raadplegen.
   In geval van de aanwerving :
   - als er een of meer laureaten zijn op één van de bijzondere lijsten en een van die laureaten de betrekking aanvaardt, moet de betrekking aan hem worden toegekend, in de volgorde van de rangschikking van die lijst;
   - als er laureaten zijn op verschillende bijzondere lijsten, moet de betrekking worden toegekend aan de laureaat die ze aanvaardt en die het best gerangschikt staat op de oudste lijst;
   - als er geen laureaat is of geen laureaat die de betrekking aanvaardt, wordt de betrekking toegekend volgens de gewone regels inzake rekrutering.
   In geval van de indienstneming bij arbeidsovereenkomst moet de laureaat die het best gerangschikt staat op een van de bijzondere lijsten en die de betrekking aanvaardt volgens de in het tweede lid bepaalde volgorde in dienst worden genomen. Als er geen laureaat is of geen laureaat die de betrekking aanvaardt, moet er voorrang worden gegeven aan elke aanvrager die geslaagd is voor de selectietest en zijn hoedanigheid van persoon met een handicap doet gelden, in de zin van artikel 1.]1
  § 3. [1 De Inspecteur van Financiën, de regeringscommissaris, de afgevaardigde van de Minister van Begroting of de Regeringscommissaris van Begroting controleren de werkelijke toepassing van dit artikel voor elke aanwerving of indienstneming in een overheidsdienst die het percentage van 3 % bedoeld in § 1, eerste lid, niet bereikt.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-06/02, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013; treden echter pas in werking op 1 januari 2014 in de overheidsdiensten die op 1 januari 2013 het percentage van 2 % bereiken>
  (2)<KB 2018-09-06/13, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<W 2017-09-03/10, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
  (4)<KB 2024-04-16/07, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
  (5)<KB 2024-05-18/07, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 02-05-2024>

Art.4.[4 Bij de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken wordt een Commissie voor de Inclusie van Personen met een Handicap, hierna te noemen "de Commissie", opgericht die als volgt is samengesteld:
   1° een vertegenwoordiger van de Minister die ambtenarenzaken binnen zijn bevoegdheden heeft;
   2° een vertegenwoordiger van de Minister die de Gelijke kansen binnen zijn bevoegdheden heeft;
   3° een vertegenwoordiger van de Minister die personen met een handicap binnen zijn bevoegdheden heeft;
   4° een vertegenwoordiger van het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen;
   5° een vertegenwoordiger van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning;
   6° een vertegenwoordiger van het directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning;
   7° een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
   8° twee vertegenwoordigers van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een handicap;
   9° één vertegenwoordiger per representatieve vakbondsorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.]4
  ([4 De Commissie]4 heeft als taak elk jaar een verslag betreffende de toepassing van dit hoofdstuk binnen elke overheidsdienst te overhandigen aan de Regering. Hiertoe is de Commissie bevoegd om de informatie te vragen en te verkrijgen die ze nodig heeft voor de uitvoering van haar taak. Daarnaast kan ze alle aanbevelingen formuleren die nuttig zijn voor de verbetering van het beleid inzake aanwerving van personen met een handicap.) <KB 2007-03-05/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 26-03-2007>
  (De [4 Commissie]4 evalueert jaarlijks de inspanningen die worden geleverd door elke overheidsdienst en de mate waarin de verplichting bepaald in artikel 3 werd nageleefd. Ze formuleert in functie van deze evaluatie een advies indien de verplichting bepaald in artikel 3 niet werd nageleefd.) <KB 2007-03-05/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 26-03-2007>
  (Hierbij houdt ze onder meer rekening met de begintoestand van de overheidsdienst en met de mogelijkheden van de overheidsdienst om, in functie van de toestand van de arbeidsmarkt en de wervingsreserves en rekening houdend met de gewenste profielen, de vacatures in te vullen.) <KB 2007-03-05/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 26-03-2007>
  (In functie van de evaluatie kan de [4 Commissie]4 in haar advies een groeipad voorstellen en aanbevelingen formuleren, opdat de overheidsdienst op lange termijn de verplichting bepaald in artikel 3 zou naleven.) <KB 2007-03-05/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 26-03-2007>
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-06/02, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013; treden echter pas in werking op 1 januari 2014 in de overheidsdiensten die op 1 januari 2013 het percentage van 2 % bereiken>
  (2)<KB 2014-02-26/10, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (3)<KB 2021-09-30/18, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (4)<KB 2024-04-16/07, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art.5. De artikelen 25 en 26 van de wet van 22 maart 1999 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken treden in werking vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor de openbare diensten bedoeld in artikel 25, § 2, 1°, 3°, in zoverre dat dit hernomen werd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, 4° en 5°.

HOOFDSTUK II. - De situatie van het contractueel personeel.
Art.6. De personeelsleden die, binnen een federale overheidsdienst, worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst en die minstens drie jaren in dienst zijn op de datum waarop de inschrijvingen worden afgesloten, worden vrijgesteld van de voorafgaandelijke uitsluitingsproef, waarin eventueel wordt voorzien door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Administratie - bij de organisatie (...) van vergelijkende aanwervingsselecties op het niveau waarin zij aangeworven zijn. <KB 2006-05-01/56, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 22-05-2006>
  De in het eerste lid bedoelde personeelsleden moeten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, waarin wordt voorzien door artikel 16 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
  (NOTA : art. 6 vernietigd bij het arrest van de Raad van State nr. 187.345 van 24-10-2008, afdeling administratie, VIIIe Kamer; zie B.S. 19-11-2008, p. 61528)

HOOFDSTUK III. - Situatie van sommige stagiairs.
Art.7. Artikel 28ter, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1993, 19 november 1998 en 12 december 2002, wordt aangevuld als volgt :
  " 5° het verlof voor de uitoefening van een functie binnen een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid. "

Art.8. Artikel 14 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest, vervangen door het koninklijk besluit van 23 oktober 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 14. De stagiair onderworpen aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, opgeroepen om deel uit te maken van een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, moet :
  1° indien het gaat om een stagiair van niveau A :
  a. deelnemen aan de opleidingsactiviteiten die worden bepaald door de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de federale administratie in overleg met de verantwoordelijke minister van het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid;
  b. een eindverhandeling schrijven volgens de modaliteiten en binnen de termijn die wordt bepaald door de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de federale administratie in overleg met de verantwoordelijke minister van het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid;
  2° indien het gaat om een stagiair van de niveaus B, C of D, deelnemen aan de opleidingsactiviteiten die worden bepaald door de functioneel directeur van de stafdienst personeel en organisatie van de federale overheidsdienst waarnaar de stagiair wordt geaffecteerd of door de directeur van de personeelsdienst daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat, in overleg met de verantwoordelijke minister van het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid.
  De stageverslagen bedoeld in artikel 28quinquies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel worden opgesteld door de verantwoordelijke van het secretariaat, van de beleidscel, van de cel algemene beleidscoördinatie of van de cel algemeen beleid waaronder de stagiair ressorteert.
  Aan het einde van de stage legt de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de federale administratie of de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie van de federale overheidsdienst waarnaar de stagiair wordt geaffecteerd of de directeur van de personeelsdienst daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat, aan de benoemende overheid een gemotiveerd voorstel tot benoeming of ontslag voor op basis van de volgende elementen :
  1° een evaluatieverslag van de verantwoordelijke minister van het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid;
  2° het verslag over het regelmatig volgen van de opleidingsactiviteiten;
  3° de eindverhandeling, indien het gaat om een stagiair van niveau A.
  Bij een voorstel tot ontslag legt de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de federale administratie of de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie van de federale overheidsdienst waarnaar de stagiair wordt geaffecteerd of de directeur van de personeelsdienst daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat, de zaak desgevallend voor aan de interdepartementale stagecommissie of aan de stagecommissie.
  Onverminderd dit artikel, zijn de bepalingen met betrekking tot de stage van toepassing op de stagiair bedoeld in het eerste lid. "

HOOFDSTUK IV. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.9. In artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 13 september 1979, 26 januari 1984, 13 juli 1987, 25 november 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 31 maart 1995, 10 april 1995, 6 februari 1997, 15 september 1997, 19 november 1998, 26 april 1999, 13 mei 1999, 18 oktober 2001, 5 september 2002, 14 oktober 2002, 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° punt 17° wordt hersteld in de volgende lezing :
  " 17° Artikel 14 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest; ";
  2° punt 18° wordt hersteld in de volgende lezing :
  " 18° Artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage; ".

Art.10. Hoofdstuk IX van hetzelfde besluit, dat artikel 35 bevat, opgeheven door het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt als volgt hersteld :
  " HOOFDSTUK IX. - Toepassingsmodaliteiten van het artikel 14 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest. "
  Art. 35. § 1. Artikel 14, eerste lid, dient als volgt te worden gelezen :
  " De stagiair opgeroepen om deel uit te maken van een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid moet deelnemen aan de opleidingsactiviteiten die worden bepaald door de vormingsdirecteur in overleg met de verantwoordelijke minister van het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid. "
  § 2. Artikel 14, derde lid, dient als volgt te worden gelezen :
  " Aan het einde van de stage, legt de vormingsdirecteur aan de benoemende overheid of aan zijn afgevaardigde een gemotiveerd voorstel tot benoeming of ontslag voor op basis van de volgende elementen :
  1° een evaluatieverslag van de verantwoordelijke minister van het secretariaat, de beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid;
  2° het verslag over het regelmatig volgen van de opleidingsactiviteiten;
  3° de eindverhandeling, indien het gaat om een stagiair van niveau A. "
  § 3. Artikel 14, vierde lid, dient als volgt te worden gelezen :
  " Bij een voorstel tot ontslag, legt de vormingsdirecteur de zaak desgevallend voor aan de interparastatale stagecommissie of aan de stagecommissie. "

Art.11. De stagiairs van de federale overheidsdiensten en van de instellingen van openbaar nut waarvan het personeel onderworpen is aan het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, aangeduid om deel uit te maken van een secretariaat, van een beleidscel, van een cel algemene beleidscoördinatie of van een cel algemeen beleid en waarvan de stage werd onderbroken voor de aanvangsdatum van dit besluit, hervatten hun stage voor de nog te doorlopen duur volgens de modaliteiten bepaald in dit besluit.

Art. 12. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.