16 JULI 1993. - Bijzondere wet tot vervollediging van de federale staatsstructuur. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-04-2006 en tekstbijwerking tot 28-12-2015)
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Art. 1-64
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Art. 65
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
Art. 66-89
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
Art. 90-121
HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken en van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.
Art. 122-124
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
Art. 125-126
HOOFDSTUK VII. - Diverse bepalingen.
Art. 127
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 128
1963080201 1966071850 1980080801 1980080901 1989021001 1989021006 1989021010
1993000560 1993000561 1994000566 1994003523 1994027231 1994035581 1994036413 1994036418 1995000212 1995000469 1995000948 1995031531 1995035392 1996003119 1996031157 1996031348 1996031503 1996031504 1996031505 1996031506 1996031507 1996031508 1996031509 1996035329 1996036560 1997003016 1997003017 1997014174 1997031256 1997031257 1997031258 1997031259 1997031260 1997031261 1997031434 1997031467 1997031501 1997801898 1998003109 1998003680 1998031418 1998031422 1999000256 1999000332 1999000491 1999003316 2000003177 2000003178 2000031001 2000031057 2000031192 2000031347 2000031352 2001029360 2002003505 2002003528 2004031399 2005022925 2005031321 2007000356 2007003159 2007003328
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Artikel 1. Artikel 5, § 1, II, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° Het beleid inzake maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de organieke regels betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van :
a) de vaststelling van het minimumbedrag, de toekenningsvoorwaarden en de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen overeenkomstig de wetgeving tot instelling van het recht op een bestaansminimum;
b) de aangelegenheden met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die geregeld zijn in de artikelen 1 en 2 en in de hoofdstukken IV, V en VII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschappen om aanvullende of bijkomende rechten toe te kennen;
c) de aangelegenheden met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die geregeld zijn in de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de commissies van openbare onderstand;
d) de regelingen met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten bedoeld in artikelen 6 en 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, die opgenomen zijn in de artikelen 6, § 4, 11, § 5, 18ter, 27, § 4, en 27bis, § 1, laatste lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en in de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen. "
Art.2. § 1. Artikel 6, § 1, II, van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" II. Wat het leefmilieu en het waterbeleid betreft :
1° De bescherming van het leefmilieu, onder meer die van de bodem, de ondergrond, het water en de lucht tegen verontreiniging en aantasting, alsmede de strijd tegen de geluidshinder;
2° Het afvalstoffenbeleid;
3° De politie van de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven onder voorbehoud van de maatregelen van interne politie die betrekking hebben op de arbeidsbescherming;
4° De waterproduktie en watervoorziening, met inbegrip van de technische reglementering inzake de kwaliteit van het drinkwater, de zuivering van het afvalwater en de riolering.
De federale overheid is echter bevoegd voor :
1° Het vaststellen van de produktnormen;
2° De bescherming tegen ioniserende stralingen, met inbegrip van het radioactief afval;
3° De doorvoer van afvalstoffen. "
§ 2. Artikel 6, § 1, V, van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" V. Wat het landbouwbeleid betreft :
1° De toepassing, in het kader van het Landbouwfonds, van de Europese maatregelen inzake het landbouwstructuurbeleid met betrekking tot :
- de specifieke steun voor de landbouw in probleemgebieden;
- de plattelandsontwikkeling;
2° Het Landbouwinvesteringsfonds;
3° De aanvullende of suppletieve hulp aan landbouwbedrijven;
4° Het promotiebeleid;
5° De toepassing van de Europese maatregelen in het raam van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die betrekking hebben op het leefmilieu en op de landinrichting, de bosbouw en het natuurbehoud.
Voor andere dan de in het eerste lid, 1°, bedoelde aangelegenheden worden de Gewesten betrokken bij het beheer van het Landbouwfonds. "
§ 3. Artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 3° Het afzet- en uitvoerbeleid, onverminderd de federale bevoegdheid om :
a) waarborgen te verstrekken tegen export-, import- en investeringsrisico's;
b) een beleid van coördinatie en samenwerking te voeren;
c) een beleid van bevordering te voeren in overleg met de Gewesten en, met het oog op een maximale efficiëntie, bij voorkeur via in artikel 92bis, § 1, bedoelde samenwerkingsakkoorden met één of meer Gewesten. "
§ 4. Artikel 6, § 1, VI, tweede lid, 2°, van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° kan de Ministerraad op het gebied van de economische expansie, op voorstel van de betrokken Gewestregering, de Staatswaarborg verlenen bedoeld in de artikelen 19 tot 21 en 22, derde lid, e, van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie. "
§ 5. Artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 6°, van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, wordt aangevuld met de woorden ", met uitzondering van de bevoegdheid van de Gewesten voor de vestigingsvoorwaarden inzake toerisme ".
§ 6. Artikel 6, § 1, VIII, 1°, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° De verenigingen van provincies en van gemeenten tot nut van het algemeen, met uitzondering van het door de wet georganiseerde specifieke toezicht inzake brandbestrijding; "
§ 7. In artikel 6, § 1, VIII, 2°, van dezelfde wet, zoals gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988, worden de woorden ", met uitzondering van de provincie Brabant " geschrapt.
§ 8. Artikel 6, § 1, IX, 3°, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" Het toezicht op de naleving van deze normen ressorteert onder de bevoegdheid van de federale overheid.
De vaststelling van de inbreuken kan eveneens worden verricht door de daartoe door de Gewesten gemachtigde ambtenaren. "
§ 9. In artikel 6, § 1, X, van dezelfde wet wordt bepaling 2°bis ingevoegd, luidend als volgt :
" 2°bis het juridisch stelsel van de land- en waterwegenis, welke ook de beheerder ervan zij, met uitzondering van de spoorwegen beheerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. "
§ 10. In artikel 6, § 1, X, 8°, van dezelfde wet, worden de woorden " en de taxidiensten " vervangen door de woorden ", het taxivervoer en het verhuren van auto's met chauffeur ".
§ 11. Na § 2 van artikel 6 van dezelfde wet wordt een § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
" § 2bis. De federale overheid pleegt overleg met de betrokken Gewestregeringen voor de voorbereiding van de onderhandelingen en de beslissingen, alsmede voor het opvolgen van de activiteiten van de Europese instellingen die betrekking hebben op het landbouwbeleid. Op Europees niveau hebben de vertegenwoordigers van de Gewesten zitting naast de federale vertegenwoordigers in de technische comités. "
§ 12. In artikel 6, § 3bis, in fine, van dezelfde wet wordt een 5° ingevoegd, luidend als volgt :
" 5° de maatregelen die een weerslag hebben op het landbouwbeleid. "
§ 13. In artikel 6, § 4, van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) artikel 6, § 4, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° het ontwerpen van de federale regelingen inzake produktnormen en inzake de doorvoer van afvalstoffen, bedoeld in § 1, II, tweede lid, 1° en 3°. "
b) aan artikel 6, § 4, wordt een 6° en 7° toegevoegd, luidend als volgt :
" 6° het ontwerpen van de federale algemene bepalingen bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;
7° het ontwerpen van federale algemene bepalingen bedoeld in artikel 189 van de nieuwe gemeentewet. "
§ 14. Artikel 6, § 5, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 5. De federale overheid en de betrokken Gewestregeringen bepalen in overleg de wijze waarop het beleid inzake in-, uit-, en doorvoer van afvalstoffen kan worden gecoördineerd. "
§ 15. Artikel 6 van dezelfde wet wordt aangevuld met een § 8, luidend als volgt :
" § 8. Indien een voorstel van wet, decreet of ordonnantie een materie betreft, bedoeld in de §§ 2, 2bis, 3, 3bis, 4, 5, en in artikel 11, tweede lid, vindt het overleg, de betrokkenheid of de adviesverlening van de federale overheid en de betrokken Gemeenschaps- of Gewestregeringen plaats volgens de regelen bepaald in het reglement van de Wetgevende Kamer of de Raad waarbij het voorstel van wet, decreet of ordonnantie wordt ingediend. "
Art.3. § 1. Artikel 6bis, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. De Gemeenschappen en Gewesten zijn bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek in het raam van hun respectieve bevoegdheden, met inbegrip van het onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten. "
§ 2. Artikel 6bis, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. De federale overheid is evenwel bevoegd voor :
1° het wetenschappelijk onderzoek dat nodig is voor de uitoefening van haar eigen bevoegdheden, met inbegrip van het wetenschappelijk onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten;
2° de uitvoering en organisatie van netwerken voor gegevensuitwisseling tussen wetenschappelijke instellingen op nationaal en internationaal vlak;
3° het ruimtevaartonderzoek in het raam van internationale of supranationale instellingen en overeenkomsten of akten;
4° de federale wetenschappelijke en culturele instellingen, met inbegrip van hun onderzoeksactiviteiten en hun activiteiten van openbare dienstverlening. De Koning wijst deze instellingen bij in Ministerraad overlegd besluit aan. Het eensluidend advies van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen is vereist voor elke latere wijziging van dit besluit;
5° de programma's en acties die een homogene uitvoering vereisen op nationaal of internationaal vlak in domeinen en volgens nadere regels vastgesteld in samenwerkingsakkoorden bedoeld in artikel 92bis, § 1;
6° het bijhouden van een permanente inventaris van het wetenschappelijk potentieel van het land volgens regels vastgesteld in een samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 92bis, § 1;
7° de Belgische medewerking aan activiteiten van internationale onderzoeksorganen volgens regels vastgesteld in samenwerkingsakkoorden bedoeld in artikel 92bis, § 1. "
§ 3. In artikel 6bis, § 3, laatste lid, van dezelfde wet worden de woorden " volgens een procedure vastgesteld bij koninklijk besluit overlegd in Ministerraad na advies van de Gemeenschappen en de Gewesten " vervangen door de woorden " op advies van de overeenkomstig artikel 92ter samengestelde Federale Raad voor het Wetenschapsbeleid ".
§ 4. Artikel 6bis, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met een nieuw lid, luidende :
" Elke Gemeenschap en elk Gewest kunnen iedere deelneming weigeren wat hen betreft en wat de instellingen aangaat die onder hun bevoegdheid ressorteren. "
§ 5. Aan dezelfde wet wordt een artikel 100 toegevoegd, luidende :
" Artikel 100. - § 1. In afwijking van artikel 6bis, § 2, blijft de federale overheid tijdelijk bevoegd voor alle programma's die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel bestaan, met inbegrip van de programma's in het raam of ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten, tenzij er in deze programma's een andere wijziging wordt aangebracht dan een wijziging van het beschikbare budget.
§ 2. In afwijking van artikel 6bis, § 3, blijven de initiatieven die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel bestaan, onderworpen aan de in het koninklijk besluit van 9 april 1990 voorziene procedure. "
Art.4. In artikel 7, tweede lid, 1), van dezelfde wet worden de woorden " de provincie Brabant en " geschrapt.
Art.5. Artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 11. - Binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de Gewesten kunnen de decreten de niet-naleving van hun bepalingen strafbaar stellen en de straffen wegens die niet-naleving bepalen; de bepalingen van Boek I van het Strafwetboek zijn hierop van toepassing, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere inbreuken door een decreet kunnen worden gesteld.
Het eensluidend advies van de Ministerraad is vereist voor iedere beraadslaging in de Gemeenschaps- of Gewestregering over een voorontwerp van decreet waarin een straf of een strafbaarstelling is opgenomen waarin Boek I van het Strafwetboek niet voorziet.
Binnen de grenzen vermeld in het eerste lid, kunnen de decreten :
1° de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie toekennen aan de beëdigde ambtenaren van de Gemeenschaps- of Gewestregering of van instellingen die onder het gezag of het toezicht van de Gemeenschaps- of Gewestregering ressorteren;
2° de bewijskracht regelen van processen-verbaal;
3° de gevallen bepalen waarin een huiszoeking kan plaatshebben. "
Art.6. Artikel 14 van dezelfde wet, opgeheven door de bijzondere wet van 16 januari 1989, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
" Artikel 14. - Binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Gewesten en de Gemeenschappen, kunnen de decreten een recht van voorkoop invoeren, voor zover dit recht van voorkoop geen afbreuk doet aan een op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel bestaand recht van voorkoop.
Enerzijds kan het decreet geen recht van voorkoop invoeren op de goederen van het federale openbaar of privaat domein; anderzijds kunnen enkel de Gemeenschappen en de Gewesten een recht van voorkoop invoeren op de goederen van hun eigen openbaar of privaat domein. "
Art.7. Artikel 19, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Behoudens toepassing van artikel 10, regelt het decreet de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 4 tot 9, onverminderd de bevoegdheden die door de Grondwet aan de wet zijn voorbehouden. "
Art.8. Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 23. - De onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de Ministers, gewezen Ministers en Ministers van Staat, alsmede de leden en de gewezen leden van de Wetgevende Kamers, bepaald bij de wet, zijn van overeenkomstige toepassing op de Gemeenschaps- en Gewestministers, alsook op de leden en gewezen leden van de Raden, wat betreft de ambten die van de Gemeenschap of het Gewest afhangen.
In afwijking van het eerste lid, mogen de leden van een Gemeenschapsraad of -regering lid zijn van het personeel van het onderwijs van de betrokken Gemeenschap. "
Art.9. Artikel 24 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 24. - § 1. De Vlaamse Raad bestaat uit :
1° 118 rechtstreeks gekozen leden;
2° de 6 eerstverkozen leden van de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
Indien één of meer van deze leden lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of gewestelijk staatssecretaris zijn, kan de Nederlandse taalgroep uit zijn midden de leden kiezen die in hun plaats deel uitmaken van de Vlaamse Raad.
De Vlaamse Raad kan bij decreet de aantallen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, wijzigen. Het aantal leden bedoeld in het eerste lid, 2°, moet steeds gelijk zijn aan de verhouding van 6 tot 118 van het aantal leden bedoeld in het eerste lid, 1°. Indien het met toepassing van dit lid verkregen aantal geen geheel getal is, wordt de overblijvende fractie afgerond tot de eenheid of weggelaten naar gelang zij de helft van de eenheid bereikt of niet.
§ 2. De Waalse Gewestraad bestaat uit 75 rechtstreeks gekozen leden.
De Waalse Gewestraad kan bij decreet het aantal bedoeld in het eerste lid wijzigen.
§ 3. De Franse Gemeenschapsraad bestaat uit :
1° 75 leden van de Waalse Gewestraad;
2° 19 leden gekozen uit en door de Franse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
De Franse Gemeenschapsraad kan, bij decreet, de aantallen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, wijzigen. Het aantal leden bedoeld in het eerste lid, 2°, moet steeds gelijk zijn aan de verhouding van 19 tot 75 van het aantal leden bedoeld in het eerste lid, 1°. Indien het met toepassing van dit lid verkregen aantal geen geheel getal is, wordt de overblijvende fractie afgerond tot de eenheid of weggelaten naar gelang zij de helft van de eenheid bereikt of niet.
Indien, als gevolg van de toepassing van het vorenstaande lid, de Franse Gemeenschapsraad niet alle leden van de Waalse Gewestraad omvat, regelt de Franse Gemeenschapsraad bij decreet op grond van objectieve regelen en in verhouding tot het stemcijfer van de lijsten behaald bij de verkiezingen van de Waalse Gewestraad de wijze waarop de leden van de Waalse Gewestraad worden gekozen om deel uit te maken van de Franse Gemeenschapsraad en de wijze waarop het aantal mandaten dat aan elke fractie toekomt, wordt bepaald.
§ 4. Indien de Waalse Gewestraad het aantal van zijn leden verhoogt zodat de Franse Gemeenschapsraad niet alle leden van de Waalse Gewestraad omvat, bepaalt de Waalse Gewestraad op grond van objectieve regelen en in verhouding tot het stemcijfer van de lijsten behaald bij de verkiezingen van de Waalse Gewestraad tegelijk het aantal van degenen die deel uitmaken van de Franse Gemeenschapsraad, alsook de wijze waarop zij worden gekozen en verdeeld over de fracties; de Franse Gemeenschapsraad past in overeenstemming daarmee het aantal van zijn leden aan om de verhouding bedoeld in § 3, tweede lid, in acht te nemen. "
Art.10. In titel III, hoofdstuk II, eerste afdeling, van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 24bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 24bis. - § 1. Om rechtstreeks tot lid van de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad gekozen te kunnen worden, moet men :
1° Belg zijn;
2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;
3° de volle leeftijd van 21 jaar hebben bereikt;
4° zijn woonplaats hebben :
a) voor de Vlaamse Raad, in een gemeente van het grondgebied van het Vlaamse Gewest en in overeenstemming daarmee ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van die gemeente;
b) voor de Waalse Gewestraad, in een gemeente van het grondgebied van het Waalse Gewest en in overeenstemming daarmee ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van die gemeente;
5° niet verkeren in een der gevallen van uitsluiting of van schorsing bedoeld in de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek.
De verkiesbaarheidsvereisten moeten vervuld zijn op de dag van de verkiezing, met uitzondering van de woonplaats- en inschrijvingsvereisten waaraan reeds voldaan moet zijn zes maanden vóór de verkiezing.
§ 2. Onverminderd § 4, is het mandaat van lid van de Vlaamse Raad, van de Franse Gemeenschapsraad en van de Waalse Gewestraad onverenigbaar met de volgende ambten of mandaten :
1° lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers;
2° senator bedoeld in artikel 53, § 1, 1°, 2°, 5°, 6° en 7°, van de Grondwet;
3° federaal minister of staatssecretaris;
4° provinciegouverneur, gouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur, provincieraadslid, provinciegriffier;
5° arrondissementscommissaris;
6° een ambt van de rechterlijke orde;
7° staatsraad, assessor van de afdeling wetgeving of lid van het auditoraat, van het coördinatiebureau of van de griffie van de Raad van State;
8° rechter, referendaris of griffier in het Arbitragehof;
9° raadsheer, auditeur of griffier van het Rekenhof;
10° militair in actieve dienst, met uitzondering van de reserveofficieren die weder zijn opgeroepen en van de dienstplichtigen;
11° behoudens wat de personeelsleden van het onderwijs betreft, lid van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag staat van de betrokken Raad of Regering; dienaangaande kan elke Raad, bij decreet, een regime van politiek verlof organiseren ten voordele van de beambten die onder de bevoegdheid van de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest ressorteren.
§ 3. De Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad kunnen, ieder wat hem betreft, bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.
§ 4. De mandaten van lid van de Vlaamse Raad, van de Franse Gemeenschapsraad en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap zijn onderling onverenigbaar.
§ 5. De leden van de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad die, overeenkomstig artikel 24, § 1, lid van de Vlaamse Raad zijn, maar met toepassing van de §§ 2 en 3 van dit artikel en van artikel 12, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, hun mandaat in de Vlaamse Raad niet kunnen opnemen, worden in de Vlaamse Raad vervangen door hun opvolgers, verkozen bij de verkiezingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad op dezelfde lijsten van dezelfde taalgroep als deze leden, in de volgorde waarin zij op elk van de bovengenoemde lijsten zijn verkozen.
De leden van de Waalse Gewestraad die, overeenkomstig artikel 24, §§ 3 en 4, lid van de Franse Gemeenschapsraad zijn, maar met toepassing van de §§ 2 en 3 van dit artikel, hun mandaat in de Franse Gemeenschapsraad niet kunnen opnemen, worden in de Franse Gemeenschapsraad vervangen door hun opvolgers, verkozen bij de verkiezingen van de Waalse Gewestraad op dezelfde lijsten als deze leden, in de volgorde waarin zij op elk van de bovengenoemde lijsten zijn verkozen.
De leden van de Franse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad die, overeenkomstig artikel 24, §§ 3 en 4, lid van de Franse Gemeenschapsraad zijn, maar, met toepassing van § 2 van dit artikel en van artikel 12, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, hun mandaat in de Franse Gemeenschapsraad niet kunnen opnemen, worden in de Franse Gemeenschapsraad vervangen door hun opvolgers, verkozen bij de verkiezingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad op dezelde lijsten van dezelfde taalgroep als deze leden, in de volgorde waarin zij op elk van de bovengenoemde lijsten zijn verkozen. "
Art.11. In titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet worden de artikelen 25 tot 30 samengebracht in een nieuwe " Afdeling Ibis. - Verkiezingen ".
In de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet wordt artikel 25 ondergebracht in een nieuwe " Eerste onderafdeling. - Kiezers ".
Art.12. In de nieuwe eerste onderafdeling, met als opschrift " Kiezers ", van de nieuwe afdeling Ibis, met als opschrift " Verkiezingen ", van Hoofdstuk II, wordt artikel 25 van dezelfde wet vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 25. - § 1. De leden van de Vlaamse Raad bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 1°, worden rechtstreeks gekozen door de Belgen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, in de bevolkingsregisters van een gemeente van het grondgebied van het Vlaamse Gewest zijn ingeschreven en niet verkeren in een der gevallen van uitsluiting of schorsing bedoeld in de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek.
De leden an de Waalse Gewestraad worden rechtstreeks gekozen door de Belgen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, in de bevolkingsregisters van een gemeente van het grondgebied van het Waalse Gewest zijn ingeschreven en niet verkeren in een der gevallen van uitsluiting of schorsing bedoeld in de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek.
De kiesgerechtigdheidsvoorwaarden bedoeld in de vorenstaande leden betreffende de nationaliteit en de inschrijving in de bevolkingsregisters moeten vervuld zijn op de dag van het opstellen van de kiezerslijst; de andere voorwaarden moeten vervuld zijn op de dag van de verkiezing.
§ 2. Ieder kiezer heeft recht op slechts één stem. "
Art.13. In de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet worden de artikelen 26 tot 26quater samengebracht in een nieuwe " Onderafdeling 2. - Indeling van de kierzers en van de stembureaus ".
Art.14. In de nieuwe onderafdeling 2, met als opschrift " Indeling van de kiezers en van de stembureaus ", van dezelfde nieuwe afdeling Ibis, met als opschrift " Verkiezingen ", wordt artikel 26 van dezelfde wet vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 26. - § 1. De Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad stellen, ieder wat hem betreft, bij decreet de kieskringen vast.
§ 2. Geen kieskring mag de grenzen van het grondgebied van een Gewest overschrijden.
§ 3. Indien er meerdere kieskringen zijn, telt elke kieskring zoveel keren een zetel als de gewestelijke deler in het cijfer van de bevolking van de kieskring begrepen is. De gewestelijke deler wordt verkregen door het bevolkingscijfer van het Gewest te delen door het aantal rechtstreeks te kiezen leden.
De overblijvende zetels worden toegewezen aan de kieskringen met het grootste nog niet vertegenwoordigde bevolkingsoverschot.
§ 4. De indeling van de leden van de Raad over de kieskringen wordt door de Vlaamse Regering en de Waalse Regering, ieder wat haar betreft, bepaald in verhouding tot de bevolking.
Het bevolkingscijfer van elke kieskring wrdt om de tien jaar vastgesteld door de volkstelling of door enig ander middel bedoeld in artikel 49, § 3, van de Grondwet.
Binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking van het bevolkingscijfer bepaalt de Vlaamse Regering en de Waalse Regering, ieder wat haar betreft, het aantal zetels dat aan elke kieskring toekomt.
De nieuwe zetelverdeling wordt toegepast vanaf de eerstvolgende gehele vernieuwing van de betrokken Raad. "
Art.15. In dezelfde nieuwe onderafdeling 2, met als opschrift " Indeling van de kiezers en van de stembureaus ", wordt een nieuw artikel 26bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 26bis. - De stemming is verplicht en geheim. Ze heeft plaats in de gemeente. "
Art.16. In dezelfde nieuwe onderafdeling 2, met als opschrift " Indeling van de kiezers en van de stembureaus ", wordt een nieuw artikel 26ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 26ter. - De leden van de Vlaamse Raad, bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 1°, en de leden van de Waalse Gewestraad, bedoeld in artikel 24, § 2, worden rechtstreeks gekozen door kiescolleges die, voor elke kieskring, samengesteld zijn uit alle kiezers van de gemeenten die deel uitmaken van het grondgebied van de betrokken kieskring. "
Art.17. In dezelfde nieuwe onderafdeling 2, met als opschrift " Indeling van de kiezers en van de stembureaus ", wordt een nieuw artikel 26quater ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 26quater. - In de hoofdplaats van elke kieskring wordt een hoofdbureau van de kieskring samengesteld. De Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad bepalen, ieder wat hem betreft, bij decreet de hoofdplaats van de kieskringen.
Het hoofdbureau van de kieskring wordt voorgezeten door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bevoegd voor de hoofdplaats of, bij zijn ontstentenis, door de magistraat die hem vervangt. In de kieskringen waar geen rechtbank van eerste aanleg is, wordt het hoofdbureau van de kieskring voorgezeten door de vrederechter bevoegd voor de hoofdplaats of, bij zijn ontstentenis, door één van zijn platsvervangers naar dienstouderdom.
Het hoofdbureau van de kieskring bestaat, buiten de voorzitter, uit vier bijzitters, vier plaatsvervangende bijzitters en een secretaris, door de voorzitter aangewezen uit de kiezers van de hoofd=laats van de kieskring. "
Art.18. In de nieuwe afdeling Ibis, met als opschrift " Verkiezingen ", van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet wordt artikel 27 ondergebracht in een nieuwe " Onderafdeling 3. - Oproeping van de kiezers ".
Art.19. In de nieuwe onderafdeling 3, met als opschrift " Oproeping van de kiezers ", van dezelfde nieuwe afdeling Ibis, met als opschrift " Verkiezingen ", wordt artikel 27 vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 27. - In geval van een vacature waarin niet kan worden voorzien door het aanstellen van een opvolger, vergadert het kiescollege binnen veertig dagen na het ontstaan van de vacature. De datum van de verkiezing wordt, al naar het geval, bepaald door een besluit van de Vlaamse Regering of van de Waalse Regering.
Indien echter een vacature ontstaat binnen drie maanden vóór de vernieuwing van de Raad, mag het kiescollege niet worden opgeroepen dan bij beslissing van de Raad. Dit geldt eveneens wanneer de vacature veroorzaakt is, hetzij door het ontslag van een titularis en door de afstand van de opvolgers, hetzij door het ontslag van een titularis of door de afstand van de opvolgers. In die onderscheiden gevallen heeft de eventuele vergadering van het kiescollege plaats binnen veertig dagen na de beslissing. "
Art.20. In de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet worden de artikelen 28 tot 28quater samengebracht in een nieuwe " Onderafdeling 4. - Kandidaatstelling en stembiljetten ".
Art.21. In de nieuwe onderafdeling 4, met als opschrift " Kandidaatstelling en stembiljetten ", van dezelfde nieuwe afdeling Ibis, met als opschrift " Verkiezingen ", wordt artikel 28 van dezelfde wet vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 28. - Bij het voordragen van de kandidaten voor de mandaten van lid van de Vlaamse Raad of lid van de Waalse Gewestraad, al naar het geval, moeten tegelijkertijd en met inachtneming van dezelfde vormen kandidaat-opvolgers worden voorgedragen. Zij moeten, op straffe van nietigheid, voorgedragen worden in dezelfde akte als de kandidaat-titularissen en de samen voorgedragen kandidaten van beide categorieën moeten daarin afzonderlijk worden gerangschikt met nauwkeurige aanduiding van elke categorie.
Er mogen niet meer kandidaat-opvolgers zijn dan tweemaal het aantal kandidaat-titularissen die in dezelfde akte worden voorgedragen. Er mogen er niet meer dan zes zijn en niet minder dan drie. Indien het aantal toe te kennen zetels evenwel meer dan dertig bedraagt, mogen er niet meer dan twaalf zijn.
De voordracht van de kandidaten, titularissen en opvolgers, geeft de volgorde aan waarin deze kandidaten in elk van beide categorieën worden voorgedragen.
Een kiezer mag niet meer dan één voordracht voor dezelfde verkiezing ondertekenen. Een aftredend lid van de Vlaamse Raad en een aftredend lid van de Waalse Gewestraad kunnen, al naar het geval, in dezelfde kieskring niet meer dan één voordracht voor dezelfde verkiezing ondertekenen. De kiezer die of het aftredend lid dat dit verbod overtreedt, is strafbaar met de straffen bepaald bij artikel 202 van het Kieswetboek. "
Art.22. In dezelfde onderafdeling 4, met als opschrift " Kandidaatstelling en stembiljetten ", wordt een nieuw artikel 28bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 28bis. - § 1. De voordracht van kandidaten moet ondertekend worden door hetzij een minimum aantal kiezers, hetzij een minimum aantal aftredende leden van betrokken Raad.
De Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad bepalen, ieder wat hem betreft, bij decreet de aantallen bedoeld in het eerste lid.
§ 2. Een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één lijst voor een zelfde verkiezing.
Niemand mag tegelijk in meer dan een kieskring voorgedragen worden.
De bewilligende kandidaat die de een of andere verbodsbepaling van de vorige twee leden overtreedt, is strafbaar met de straffen bepaald in artikel 202 van het Kieswetboek. Zijn naam wordt geschrapt van alle lijsten waarop hij voorkomt.
§ 3. De kiezers die kandidaten voordragen, moeten zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een gemeente die deel uitmaakt van het grondgebied van de betrokken kieskring ten minste de negentigste dag die aan de vastgestelde datum van de verkiezing voorafgaat. "
Art.23. In dezelfde onderafdeling 4, met als opschrift " Kandidaatstelling en stembiljetten ", wordt een nieuw artikel 28ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 28ter. - Tenzij de wet een wijze van stemming door middel van geautomatiseerde systemen invoert, maakt het hoofdbureau van de kieskring onmiddellijk na het afsluiten van de kandidatenlijst het stembiljet op overeenkomstig het model en de voorschriften bepaald bij de wet. "
Art.24. In dezelfde onderafdeling 4, met als opschrift " Kandidaatstelling en stembiljetten ", wordt een nieuw artikel 28quater ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 28quater. - Bij de verkiezingen voor de gehele vernieuwing van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad kunnen de kandidaten van een lijst, met instemming van de personen die hen voorgedragen hebben, verklaren dat zij, met het oog op de zetelverdeling, zich verbinden met de bij name aan te wijzen kandidaten van lijsten die in andere kieskringen van dezelfde provincie zijn voorgedragen of die, wanneer de kieskringen met de provinciegrenzen samenvallen of deze overschrijden, maar kleiner zijn dan het Gewest, in andere kieskringen van het betrokken Gewest zijn voorgedragen. "
Art.25. In de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet worden de artikelen 29 tot 29undecies samengebracht in een nieuwe " Onderafdeling 5. - Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ".
Art.26. In de nieuwe onderafdeling 5, met als hoofding " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", van dezelfde nieuwe afdeling Ibis, met als opschrift " Verkiezingen ", wordt artikel 29 van dezelfde wet vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 29. - § 1. De verkiezingen voor de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad geschieden volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging.
§ 2. Is er evenwel slechts één lid van de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad te verkiezen, dan wordt de kandidaat die de meeste stemmen heeft verkregen, gekozen verklaard.
Bij gelijk stemmenaantal is de oudste in jaren gekozen. "
Art.27. In dezelfde onderafdeling 5, met als opschrift " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", wordt een nieuw artikel 29bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29bis. - Het stemcijfer van iedere lijst wordt bepaald door de optelling van het getal der stembiljetten waarop op geldige wijze voor die lijst gestemd is.
Alleenstaande kandidaturen worden geacht ieder een afzonderlijke lijst te vormen. "
Art.28. In de nieuwe onderafdeling 5, met als opschrift " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", van de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet worden de artikelen 29ter tot 29quater samengebracht in een nieuw punt " I. Zetelverdeling bij ontstentenis van lijstenverbinding ".
Art.29. In het nieuwe punt " I. Zetelverdeling bij ontstentenis van lijstenverbinding " van dezelfde onderafdeling 5, met als hoofding " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", wordt een nieuw artikel 29ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29ter. - Het hoofdbureau van de kieskring deelt het stemcijfer van iedere lijst achtereenvolgens door 1, 2, 3, 4, 5 enz. en rangschikt de quotiënten in de volgorde van hun belangrijkheid, totdat er voor alle lijsten samen zoveel quotiënten worden bereikt als er leden te kiezen zijn. Het laatste quotiënt dient als kiesdeler.
De verdeling over de lijsten geschiedt zo dat aan iedere lijst een aantal zetels wordt toegekend, gelijk aan het aantal keren dat haar stemcijfer de kiesdeler bevat, behoudens toepassing van artikel 29quater.
Indien een lijst meer zetels verkrijgt dan ze kandidaat-titularissen en -opvolgers telt, worden de niet-toegekende zetels gevoegd bij die welke aan de andere lijsten toekomen; de verdeling over deze lijsten geschiedt door voortzetting van de in het eerste lid omschreven bewerking, zodat voor ieder nieuw quotiënt een zetel wordt toegekend aan de lijst waartoe het behoort. "
Art.30. In hetzelfde nieuwe punt " I. Zetelverdeling bij ontstentenis van lijstenverbinding " wordt een nieuw artikel 29quater ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29quater. - Wanneer een zetel met evenveel recht aan verscheidene lijsten toekomt, wordt hij toegekend aan de lijst met het hoogste stemcijfer en, bij gelijkheid van de stemcijfers, aan de lijst waarop de kandidaat voorkomt die onder de kandidaten wier verkiezing in het geding is, de meeste stemmen heeft verkregen of, subsidiair, die de oudste in jaren is. "
Art.31. In de nieuwe onderafdeling 5, met als opschrift " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", van de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet worden de artikelen 29quinquies tot 29septies samengebracht in een nieuw punt " II. Zetelverdeling in geval van lijstenverbinding ".
Art.32. In het nieuwe punt " II. Zetelverdeling in geval van lijstenverbinding " van dezelfde onderafdeling 5, met als hoofding " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", wordt een nieuw artikel 29quinquies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29quinquies. - In de kieskringen waar de kandidaten van een of meer lijsten de in artikel 28quater bedoelde verklaring van lijstenverbinding hebben gedaan, stelt het hoofdbureau van de kieskring een kiesdeler vast door het algemeen totaal van de geldige stemmen te delen door het getal van de in de kieskring toe te kennen zetels.
Het deelt de stemcijfers door deze deler en bepaalt aldus voor elke lijst haar kiesquotiënt, waarvan de eenheden het aantal onmiddellijk behaalde zetels aanduiden.
Daarna deelt het elk kiesquotiënt door 1, indien de lijst nog geen zetel, door 2, indien zij 1 zetel, door 3, indien zij twee zetels heeft verkregen en zo vervolgens. Het eventuele recht van de lijst wordt op die wijze uitgedrukt door de breuk die men verkrijgt wanneer men haar kiesquotiënt deelt door het getal van de zetels die ze achtereenvolgens zou bezetten indien de aanvullende zetel haar telkens toegekend werd.
Het proces-verbaal van die verrichtingen wordt dadelijk gezonden aan de voorzitter van het provinciaal centraal bureau; alleen de overige door de wet bepaalde documenten worden aan de griffier van de betrokken Raad gestuurd. "
Art.33. In hetzelfde nieuwe punt " II. Zetelverdeling in geval van lijstenverbinding " wordt een nieuw artikel 29sexies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29sexies. - § 1. Het hoofdbureau van de kieskring waarin de provinciehoofdplaats ligt, houdt zitting als provinciaal centraal bureau. Het vergadert de dag na de stemming op het uur dat de voorzitter bepaalt. Indien het werk opgeschort is ten gevolge van een vertraging in de ontvangst van één of meer processen-verbaal van de hoofdbureaus van de kieskringen, kan de vergadering tijdelijk onderbroken worden. Ze wordt dezelfde dag of zo nodig de volgende dag hervat op het uur waarop de ontbrekende stukken worden verwacht. Het bureau stelt het stemcijfer van iedere groep vast door optelling van de stemcijfers van de lijsten die er deel van uitmaken. De andere lijsten behouden hun stemcijfers.
Het bureau bepaalt door samenstelling van de eenheden van de ingevolge artikel 29quinquies vastgestelde quotiënten hoeveel zetels de verschillende lijstengroepen en de alleenstaande lijsten voor de gehele provincie reeds hebben verkregen en hoeveel zetels aanvullend te verdelen zijn.
Tot die aanvullende verdeling laat het alle lijsten toe, behalve die welke in geen enkele kieskring een aantal stemmen hebben verkregen dat ten minste gelijk is aan zesenzestig ten honderd van de kiesdeler die krachtens artikel 29quinquies, eerste lid, vastgesteld is. Het laat tot die verdeling ook de alleenstaande lijsten toe die dit procent hebben bereikt.
Het bureau deelt de stemcijfers achtereenvolgens door 1, 2, 3 enz. indien de lijst nog geen enkele zetel definitief heeft verkregen; door 2, 3, 4 enz. indien zij slechts één zetel, door 3, 4, 5 enz. indien zij reeds twee zetels heeft verkregen en zo vervolgens, derwijze dat bij de eerste deling telkens gedeeld wordt door een cijfer gelijk aan het totaal van de zetels dat de groep of de lijst zou verkrijgen indien de eerste van de nog beschikbare zetels haar toegekend werd.
Het bureau rangschikt de quotiënten in de volgorde van hun belangrijkheid, totdat een aantal quotiënten gelijk aan het aantal beschikbare zetels is bereikt; elke in aanmerking komend quotiënt brengt de toekenning meer van een aanvullende zetel aan de betrokken groep of lijst.
§ 2. De Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad kunnen, ieder wat hem betreft, bij decreet het procent van stemmen dat een lijstengroep moet verkrijgen om in aanmerking te komen voor de zetelverdeling bedoeld in § 1, derde lid, wijzigen. "
Art.34. In hetzelfde nieuwe punt " II. Zetelverdeling in geval van lijstenverbinding " wordt een nieuw artikel 29septies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29septies. - Het provinciaal centraal bureau wijst vervolgens de kieskringen aan waar de verbonden lijsten de hun toekomende aanvullende zetel of zetels zullen verkrijgen.
Voor de alleenstaande lijsten is de aanwijzing volkomen duidelijk en heeft de toekenning het eerst plaats, en wel te beginnen met de lijsten die de hoogste in aanmerking komende quotiënten hebben.
Voor de verbonden lijsten geschiedt de aanwijzing als volgt :
De volgorde van belangrijkheid van de in artikel 29sexies, § 1, laatste lid, bedoelde quotiënten bepaalt de orde waarin elke groep achtereenvolgens aan de beurt komt om de nog toe te kennen zetel te bezetten.
Samen met elke groep komt de kieskring aan de beurt waar de groep een zetel verkrijgt.
Te dien einde schrijft het provinciaal centraal bureau onder elkaar, in evenveel kolommen als er groepen voor de verdeling aan de beurt komen, de breuken voor zeteltoewijzing vermeld in de bij artikel 29quinquies bedoelde processen-verbaal van elke kieskring, rangschikt ze in de volgorde van hun belangrijkheid, waarbij de breuk die de eenheid het dichtst benadert, eerst komt, en vermeldt tegenover elke breuk de naam van de kieskring waarop zij betrekking heeft.
De groep waaraan de eerste zetel bij de aanvullende toekenning van de mandaten toekomt, verkrijgt hem in de kieskring die bovenaan staat in de aan die groep toegewezen kolom, en zo vervolgens. Heeft de aan de beurt komende kieskring het volle aantal zetels reeds gekregen, dan gaat de zetel die de aan de beurt komende groep toekomt, naar de kieskring die onmiddellijk volgt in dezelfde kolom, en in voorkomend geval naar de daarop volgende kieskring.
Zijn alle zetels reeds toegekend in de kieskringen waar de groep kandidaten heeft, dan kan de aanvullende zetel haar niet worden toegekend en wordt het mandaat dat nog openstaat in de kieskring waar de groep geen kandidaten heeft, aan een andere lijst toegekend overeenkomstig het volgende lid.
Wanneer, nadat de lijsten aan de beurt gekomen zijn en de kieskringen aangewezen zijn, bevonden wordt dat in een kieskring een lijst meer zetels verkrijgt dan zij er kandidaat-titularissen en -opvolgers telt, voegt het provinciaal centraal bureau de niet-toegekende zetels bij die welke aan de overige lijsten in dezelfde kieskring toekomen, en zet te dien einde de in artikel 29sexies, § 1, omschreven bewerkingen voort; ieder nieuw quotiënt brengt toekenning mee van een zetel aan de betrokken groep of lijst die een toereikend aantal kandidaten telt in de kieskring. "
Art.35. In de nieuwe onderafdeling 5, met als opschrift " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", van de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet worden de artikelen 29octies tot 29undecies samengebracht in een nieuw punt " III. Aanwijzing van de gekozenen ".
Art.36. In het nieuwe punt " III. Aanwijzing van de gekozenen " van dezelfde onderafdeling 5, met als hoofding " Verdeling van de zetels en aanwijzing van de gekozenen ", wordt een nieuw artikel 29octies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29octies. - Wanneer het aantal kandidaat-titularissen van een lijst gelijk is aan het aantal zetels dat aan die lijst toekomt, zijn al die kandidaten gekozen.
Is het aantal groter, dan worden de zetels toegekend aan de kandidaat-titularissen die de meeste stemmen hebben behaald. Bij gelijk stemmental is de volgorde van de lijst beslissend. Alvorens de gekozenen aan te wijzen, kent, naar gelang van het geval, het hoofdbureau van de kieskring of het provinciaal centraal bureau aan de kandidaat-titularissen individueel de lijststemmen toe die ten gunste van de orde van voordracht zijn uitgebracht. Deze toekenning geschiedt door overdracht. Aan de naamstemmen, door de eerste kandidaat van de lijst behaald, worden zoveel lijststemmen toegevoegd als nodig is om het verkiesbaarheidscijfer van die lijst te bereiken, welk cijfer wordt verkregen door het stemcijfer van de lijst te delen door het getal van de aan de lijst definitief toegekende zetels, vermeerderd met één. Is er een overschot, dan wordt het op gelijke wijze toegekend aan de tweede kandidaat, en zo vervolgens totdat alle lijststemmen zijn toegekend.
Is het aantal kandidaat-titularissen van een lijst lager dan dat van de aan de lijst toekomende zetels, dan zijn deze kandidaten gekozen en worden de overblijvende zetels toegekend aan de kandidaat-opvolgers die het eerst komen in de bij artikel 29novies bepaalde orde. Zijn er niet genoeg opvolgers, dan wordt het overschot verdeeld overeenkomstig artikel 29ter, derde lid. "
Art.37. In hetzelfde nieuwe punt " III. Aanwijzing van de gekozenen " wordt een nieuw artikel 29novies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29novies. - Voor elke lijst waarop een of meer kandidaten gekozen zijn, worden de kandidaat-opvolgers die de meeste stemmen hebben behaald, eerste, tweede en derde opvolger enz. verklaard; bij gelijk stemmental is de orde van inschrijving op het stembiljet beslissend. Het aantal opvolgers mag het dubbel van het aantal gekozen titularissen niet te boven gaan en niet minder zijn dan drie.
Alvorens de opvolgers aan te wijzen, kent het hoofdbureau aan de kandidaat-opvolgers individueel de stemmen toe die uitgebracht zijn ten gunste van de volgorde waarin zij op de lijst voorkomen. Het getal van die stemmen wordt verkregen door het getal van de op de kandidaat-opvolgers uitgebrachte naamstemmen af te trekken van het stemcijfer van de lijst.
De toekenning van de te verdelen stemmen geschiedt door overdracht. Aan de naamstemmen, door de eerste kandidaat-opvolger behaald, worden zoveel stemmen toegevoegd als nodig is om het verkiesbaarheidscijfer te bereiken. Is er een overschot, dan wordt het op gelijke wijze toegekend aan de tweede kandidaat-opvolger, en zo vervolgens naar de orde van de voordracht.
Geen stemmen worden toegekend aan de kandidaten die tegelijk als titularis en als opvolger zijn voorgedragen en reeds als titularis gekozen zijn. "
Art.38. In hetzelfde nieuwe punt " III. Aanwijzing van de gekozenen " wordt een nieuw artikel 29decies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29decies. - De uitslag van de algemene telling van de stemmen en de namen van de gekozenen worden in het openbaar afgekondigd. "
Art.39. In hetzelfde nieuwe punt " III. Aanwijzing van de gekozenen " wordt een nieuw artikel 29undecies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 29undecies. - De verrichtingen vermeld in de artikelen 29octies tot 29decies worden gedaan door het hoofdbureau van de kieskring in het geval bedoeld in punt I en door het provinciaal centraal bureau in het geval bedoeld in punt II.
Wanneer met toepassing van artikel 28quater de kieskringen met de provinciegrenzen samenvallen of deze overschrijden, worden de bevoegdheden van de provinciale centrale bureaus uitgeoefend door een gewestelijk centraal bureau. De Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad bepalen, ieder wat hem betreft, bij decreet het hoofdbureau van de kieskring dat deze functie vervult. "
Art.40. In de nieuwe afdeling Ibis van titel III, hoofdstuk 2, van dezelfde wet wordt artikel 30 ondergebracht in een nieuwe " Onderafdeling 6. - Verkiezing van de Brusselse leden ".
Art.41. In de nieuwe onderafdeling 6, met als hoofding " Verkiezing van de Brusselse leden ", van dezelfde nieuwe afdeling Ibis, met als opschrift " Verkiezingen ", wordt artikel 30 van dezelfde wet vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 30. - § 1. De leden bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, eerste zin, worden overeenkomstig de volgorde verkregen met toepassing van artikel 20, § 2, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, al naar het geval, door de voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of, indien de voorzitter niet behoort tot de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, door de eerste ondervoorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad voor gekozen verklaard.
Voor de verkiezing van de leden bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, tweede zin, en § 3, eerste lid, 2°, zendt elke fractie, vóór het einde van de tweede week die volgt op de algemene rechtstreekse verkiezingen van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad, al naar het geval, aan de voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of, indien de voorzitter behoort tot de andere taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, aan de eerste ondervoorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad een lijst met, in rangorde, zoveel namen van haar leden die zij aanwijst om deel uit te maken van respectievelijk de Vlaamse Raad en de Franse Gemeenschapsraad als er mandaten aan de fractie toekomen overeenkomstig het derde lid.
Het aantal mandaten van de leden bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, tweede zin, en § 3, eerste lid, 2°, dat aan elke fractie toekomt, wordt bepaald door de volgorde verkregen met toepassing van artikel 20, § 2, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
De lijsten van de leden aangewezen om deel uit te maken van de Vlaamse Raad of de Franse Gemeenschapsraad, zijn slechts geldig indien ze ondertekend zijn door de meerderheid van de leden die op dezelfde lijst gekozen zijn.
De voorzitter of de ondervoorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, al naar het geval, vergewist zich of de voorwaarden voor het opmaken van de lijsten van de leden aangewezen om deel uit te maken van de Vlaamse Raad of de Franse Gemeenschapsraad vervuld zijn. Hij verklaart de aangewezen leden voor gekozen.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel worden geacht een fractie te vormen, de leden van een taalgroep die op een zelfde lijst verkozen zijn.
§ 3. Is een mandaat bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, eerste zin, vacant, dan voorziet, al naar het geval, de voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of, indien de voorzitter niet behoort tot de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, de eerste ondervoorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad onverwijld in zijn vervanging door zijn opvolger in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad voor gekozen te verklaren.
Doet een overeenkomstig § 1 gekozen lid afstand of is een mandaat bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, tweede zin, en § 3, eerste lid, 2°, vacant, dan voorzien de leden van de betrokken fractie van de Nederlandse of de Franse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bedoeld in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, al naar het geval, die eerder de betreffende zetel hebben toegewezen, onverwijld in de vervanging door een nieuwe aanwijzing; de opvolger beëindigt het mandaat van zijn voorganger. "
Art.42. § 1. Artikel 31 van dezelfde wet wordt opgeheven.
§ 2. In afdeling II, eerste onderafdeling, van hoofdstuk II van titel III van dezelfde wet wordt, vóór artikel 32, artikel 31 hersteld in de volgende lezing :
" Artikel 31. - § 1. Elke Raad spreekt zich uit over de geldigheid van de kiesverrichtingen betreffende zijn leden en hun opvolgers.
In geval van nietigverklaring van de verkiezing moeten alle formaliteiten worden overgedaan, ook de voordracht van de kandidaten.
§ 2. Elk bezwaar tegen een verkiezing moet, op straffe van verval, schriftelijk gebeuren, ondertekend zijn door een van de kandidaten en de identiteit en de woonplaats van de indiener van het bezwaar vermelden.
Het moet binnen tien dagen na het opmaken van het proces-verbaal, en in ieder geval vóór het onderzoek van de geloofsbrieven, aan de griffier van de betrokken Raad tegen ontvangstbewijs overhandigd worden.
§ 3. Elke Raad onderzoekt de geloofsbrieven en beslist de geschillen die hieromtrent rijzen. "
Art.43. In titel III, hoofdstuk II, afdeling II, eerste onderafdeling, van dezelfde wet wordt na artikel 31 een nieuw artikel 31bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 31bis. - Alvorens in functie te treden leggen de leden van de Vlaamse Raad de volgende eed af : " Ik zweer de Grondwet na te leven ".
Alvorens in functie te treden leggen de leden van de Franse Gemeenschapsraad en van de Waalse Gewestraad de volgende eed af : " Je jure d'observer la Constitution ".
De leden van de Waalse Gewestraad die hun woonplaats hebben in een gemeente van het Duits taalgebied bedoeld in artikel 5 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, kunnen, alvorens in functie te treden, de volgende eed afleggen : " Ich schwöre, die Verfassung zu befolgen ". "
Art.44. In titel III, hoofdstuk II, afdeling II, eerste onderafdeling, van dezelfde wet wordt na artikel 31bis een nieuw artikel 31ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 31ter. - § 1. Elke Raad bepaalt het bedrag van de vergoeding die aan zijn leden wordt toegekend. Deze vergoeding heeft hetzelfde statuut als de vergoeding aan de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, welke zij niet mag overschrijden. Zij mag niet worden gecumuleerd met de vergoeding van senator. Zij mag worden gecumuleerd met de vergoeding toegekend door een andere Raad, voor zover de gecumuleerde vergoeding de vergoeding aan de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers niet overschrijdt.
Indien de gecumuleerde vergoeding de vergoeding aan de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers overschrijdt, wordt de vergoeding toegekend door de Raad waarvoor het lid niet rechtstreeks gekozen is, dienovereenkomstig verminderd.
Elke Raad bepaalt de vergoeding van de leden van zijn bureau.
Elke Raad stelt ook de pensioenregeling van zijn leden vast en bepaalt de wijze waarop hun reiskosten worden terugbetaald.
§ 2. De lasten voortvloeiend uit de toepassing van § 1 worden gedragen door de begroting van de Gemeenschap of het Gewest van de betrokken Raad. "
Art.45. Artikel 32, § 1, vierde lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De Waalse Gewestraad komt na iedere vernieuwing van rechtswege bijeen op de derde dinsdag na de dag waarop de vernieuwing heeft plaatsgevonden. De Vlaamse Raad en de Franse Gemeenschapsraad komen na iedere vernieuwing van rechtswege bijeen op de vierde dinsdag na de dag waarop de vernieuwing heeft plaatsgevonden. "
Art.46. § 1. Het eerste lid van artikel 35 van dezelfde wet wordt § 1.
§ 2. Het tweede en derde lid van artikel 35 van dezelfde wet worden § 2.
§ 3. In artikel 35 van dezelfde wet wordt een nieuwe § 3 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 3. In afwijking van het bepaalde in § 2, worden de decreten bedoeld in artikel 17, § 2, van de Grondwet en in hoofdstuk II, afdelingen I en Ibis, en de artikelen 37bis, 49, 51, 59, § 3, en 63, § 4, van deze wet aangenomen met tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. "
Art.47. Artikel 37 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 37. - De Gemeenschaps- en Gewestministers zijn in de Raad alleen dan stemgerechtigd, indien zij er lid van zijn.
Zij hebben zitting in de Raad en het woord moet hun worden verleend wanneer zij het vragen.
De Raad kan de aanwezigheid van de leden van de Regering vorderen. "
Art.48. In hoofdstuk II, afdeling II, eerste onderafdeling, van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 37bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 37bis. - § 1. De Vlaamse Raad kan bij decreet beslissen senatoren bedoeld in artikel 53, § 1, 1°, van de Grondwet, zonder stemrecht bij zijn werkzaamheden te betrekken.
De Franse Gemeenschapsraad en de Waalse Gewestraad kunnen, ieder wat hem betreft, bij decreet besluiten senatoren bedoeld in artikel 53, § 1, 2°, van de Grondwet, zonder stemrecht bij hun werkzaamheden te betrekken.
§ 2. Onverminderd de overige grondwettelijke en wettelijke onverenigbaarheden, mogen de senatoren die op deze uitnodiging ingaan, niet tegelijk titularis zijn van een door verkiezing verkregen gemeentelijk, provinciaal of Europees mandaat.
Met een door verkiezing verkregen gemeentelijk mandaat worden gelijkgesteld een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en een mandaat van burgemeester benoemd buiten de Raad. "
Art.49. Artikel 49 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 49. - § 1. De Raden kunnen, ieder wat hem betreft, bij decreet de bepalingen van de artikelen 32, 33, 34, 37, 41, 46, 47 en 48, envals de bepalingen van Hoofdstuk III, Afdeling II, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
§ 2. De Vlaamse Raad, de Franse Gemeenschapsraad en de Waalse Gewestraad kunnen, ieder wat hem betreft, bij decreet beslissen dat een lid van de Raad dat tot lid van hun Regering wordt verkozen, onmiddellijk ophoudt zitting te hebben en weer in functie treedt na ontslag uit zijn functie als lid van de Regering. Het decreet voorziet in zijn vervanging in de Raad. "
Art.50. Artikel 50 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 50. - De leden van de Vlaamse Raad bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, nemen in de Vlaamse Raad niet deel aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest behoren.
De leden van de Waalse Gewestraad die de eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd, nemen in de Franse Gemeenschapsraad en in de Waalse Gewestraad niet deel aan de stemmingen over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren. "
Art.51. § 1. Artikel 51 van dezelfde wet wordt opgeheven.
§ 2. Artikel 51 van dezelfde wet wordt hersteld in de volgende lezing :
" Artikel 51. - De Vlaamse Raad en de Franse Gemeenschapsraad kunnen, ieder wat hem betreft beslissen dat de senatoren bedoeld in artikel 53, § 1, 3° en 4°, van de Grondwet, worden aangewezen door enerzijds de in respectievelijk § 1, 1°, en § 2, van artikel 24 bedoelde leden en anderzijds de in artikel 23 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bedoelde taalgroepen. "
Art.52. Artikel 52 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 52. - De Franse Gemeenschapsraad en de Waalse Gewestraad kunnen hun onderlinge samenwerking en die van hun diensten regelen, gemeenschappelijke vergaderingen houden en gemeenschappelijke diensten instellen. "
Art.53. § 1. In artikel 53, eerste lid, worden de woorden " In de bij artikel 51 van deze wet bedoelde Raad of in de Waalse Gewestraad, naargelang van het geval, " vervangen door de woorden " In de Waalse Gewestraad ".
In artikel 53, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het Waalse Gewest behoren " geschrapt.
§ 2. Artikel 53, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Nochtans kunnen voorstellen van decreet en amendementen worden ingediend in het Duits door de leden van de Raad die hun woonplaats hebben in een gemeente van het Duits taalgebied vastgesteld bij artikel 5 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. "
§ 3. In artikel 53, vierde lid, van dezelfde wet worden de woorden " 1° en 2° " geschrapt.
Art.54. Artikel 59 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 59. - § 1. Elke Gemeenschaps- en Gewestregering wordt door de Raad gekozen.
§ 2. Om tot lid van de Vlaamse Regering, de Franse Gemeenschapsregering of de Waalse Regering gekozen te kunnen worden, moet men :
1° Belg zijn;
2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;
3° de volle leeftijd van 21 jaar hebben bereikt;
4° zijn woonplaats hebben :
a) voor de Vlaamse Regering, in een gemeente van het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en in overeenstemming daarmee ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van die gemeente;
b) voor de Franse Gemeenschapsregering, in een gemeente van het grondgebied van het Waalse Gewest of het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en in overeenstemming daarmee ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van die gemeente;
c) voor de Waalse Regering, in een gemeente van het grondgebied van het Waalse Gewest en in overeenstemming daarmee ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van die gemeente;
5° niet verkeren in een der gevallen van uitsluiting of van schorsing bedoeld in de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek.
De verkiesbaarheidsvereisten moeten vervuld zijn uiterlijk op de dag van de verkiezing.
§ 3. Artikel 24bis, §§ 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de Vlaamse Regering, de Franse Gemeenschapsregering en de Waalse Regering.
Art.55. § 1. Artikel 61, tweede lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.
§ 2. Artikel 61 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 61. - Niemand kan tegelijk lid zijn van een Gemeenschaps- of Gewestregering en lid van de federale Regering. "
Art.56. § 1. Artikel 63, § 4, van dezelfde wet wordt opgeheven.
§ 2. Artikel 63, § 4, van dezelfde wet wordt hersteld in de volgende lezing :
" § 4. De Raden kunnen, ieder wat hem betreft, bij decreet het maximum aantal leden van hun Regering wijzigen. "
§ 3. In artikel 63, § 1 en § 2, van dezelfde wet worden de woorden " behoort tot " vervangen door de woorden " heeft zijn woonplaats in ".
Art.57. In artikel 68 van dezelfde wet wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
" De Regering bepaalt het statuut van haar leden. "
Art.58. § 1. Artikel 76, §§ 2 en 3 van dezelfde wet wordt opgeheven.
§ 2. Artikel 76 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 76. - Wanneer de Vlaamse Regering beraadslaagt over de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest behoren, heeft elk lid van de Vlaamse Regering dat zijn woonplaats heeft in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, slechts zitting met raadgevende stem. "
Art.59. Artikel 77 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 77. - De Franse Gemeenschapsregering en de Waalse Regering kunnen hun onderlinge samenwerking en die van hun diensten regelen, gemeenschappelijke vergaderingen houden en gemeenschappelijke diensten organiseren. "
Art.60. In artikel 87, § 5, van dezelfde wet worden de woorden " met inbegrip van het onderwijs, " vervangen door de woorden " met inbegrip van het onderwijs, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen van gemeenten tot nut van het algemeen, ".
Art.61. § 1. Artikel 92bis, § 1, tweede lid, tweede zin, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 augustus 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De akkoorden die betrekking hebben op de aangelegenheden die bij decreet worden geregeld, alsmede de akkoorden die de Gemeenschap of het Gewest zouden kunnen bezwaren of Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, hebben eerst gevolg nadat zij instemming hebben verkregen bij decreet. De akkoorden die betrekking hebben op de aangelegenheden die bij wet worden geregeld, alsmede de akkoorden die de Staat zouden kunnen bezwaren of Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, hebben eerst gevolg nadat zij instemming hebben verkregen bij wet. "
§ 2. Aan artikel 92bis, § 2, in fine, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 augustus 1988, wordt een d) toegevoegd, luidend als volgt :
" d) op de verenigingen van gemeenten en van provincies tot nut van het algemeen die de grenzen van een Gewest overschrijden. "
§ 3. Artikel 92bis, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 augustus 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De federale overheid en de Gewesten sluiten in ieder geval een samenwerkingsakkoord :
a) voor het onderhoud, de exploitatie en de ontwikkeling van de telecommunicatie- en telecontrolenetwerken die, in verband met het verkeer en de veiligheid, de grenzen van een Gewest overschrijden;
b) voor de toepassing op federaal en gewestelijk vlak van de door de Europese Gemeenschap vastgestelde regelen inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten;
c) voor de coördinatie tussen het beleid inzake de arbeidsvergunningen en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten. "
§ 4. In artikel 92bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 mei 1993, wordt na § 4ter een § 4quater ingevoegd, luidend als volgt :
" § 4quater. De federale overheid, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Gewesten sluiten in ieder geval een samenwerkingsakkoord voor de verplichte overheveling zonder schadeloosstelling van het personeel en de overdracht van de goederen, rechten en verplichtingen van de provincie Brabant naar de provincie Vlaams-Brabant, de provincie Waals-Brabant, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschapscommissies bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en de federale overheid.
Het in het eerste lid bedoelde samenwerkingsakkoord over de overheveling van het personeel kan slechts worden gesloten na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel.
De overgang van personeelsleden geschiedt met hun graad of een gelijkwaardige graad en in hun hoedanigheid.
Zij behouden ten minste de bezoldiging en de ancienniteit die zij hadden of zouden verkregen hebben indien zij in hun dienst van herkomst het ambt hadden blijven uitoefenen dat zij bij hun overplaatsing bekleedden. "
§ 5. In artikel 92bis, § 5, van dezelfde wet, ingevoegd, bij de wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 5 mei 1993 worden de woorden " de §§ 2, 3, 4, 4bis, en 4ter " vervangen door de woorden " de §§ 2, 3, 4, 4bis, 4ter en 4quater ".
§ 6. In artikel 92bis, § 6, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 5 mei 1993 worden de woorden " de §§ 2, 3, 4, 4bis en 4ter " vervangen door de woorden " de §§ 2, 3, 4, 4bis, 4ter en 4quater ".
Art.62. Aan artikel 92quater van dezelfde wet ingevoegd door de bijzondere wet van 5 mei 1993 worden een tweede en een derde lid toegevoegd, luidend als volgt :
" De Kamers kunnen een advies over deze voorstellen aan de Koning geven, overeenkomstig de nadere regelen bepaald door de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 41, § 5, van de Grondwet.
De Raden kunnen een advies over deze voorstellen aan hun Regering geven. "
Art.63. § 1. In afwijking van artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, stelt de wet de kieskringen vast voor de eerste verkiezingen voor (het Vlaams Parlement) en (het Waals Parlement) en, voor zover (het Vlaams Parlement) en (het Waals Parlement) met toepassing van artikel 26, § 1, geen decreet aannemen, voor hun volgende verkiezingen. <L 2006-03-27/33, art. 14, A, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
In afwijking van artikel 26, § 4, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bepaalt de Koning binnen een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van dit artikel, bij een in Minsterraad overlegd besluit, in overeenstemming met artikel 26, §§ 3 en 4, eerste en tweede lid, het aantal zetels dat aan iedere kieskring toekomt voor de verkiezingen voor (het Vlaams Parlement) en (het Waals Parlement). <W 2006-03-27/33, art. 14, A, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 2. In afwijking van artikel 26quater, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bepaalt de wet de hoofdplaats van de kieskringen voor de eerste verkiezingen voor (het Waals Parlement) en de (het Waals Parlement) en, voor zover (het Vlaams Parlement) en (het Waals Parlement) met toepassing van artikel 26quater, eerste lid, geen decreet aannemen, voor hun volgende verkiezingen. <W 2006-03-27/33, art. 14, A, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 3. In afwijking van artikel 28bis, § 1, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, moet de voordracht van kandidaten voor de eerste verkiezing van de leden van (het Vlaams Parlement), bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en van de leden van de (het Waals Parlement), bedoeld in artikel 24, § 2, van dezelfde bijzondere wet en voor zover (het Vlaams Parlement) en (het Waals Parlement) met toepassing van artikel 28bis, § 1, tweede lid, geen decreet aannemen, voor hun volgende verkiezingen ondertekend worden : <W 2006-03-27/33, art. 14, A, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° hetzij :
a) door ten minste vijfhonderd kiezers voor kieskringen met meer dan 900 000 inwoners;
b) door ten minste vierhonderd kiezers voor kieskringen met 400 000 tot 900 000 inwoners;
c) door te minste tweehonderd kiezers voor kieskringen met minder dan 400 000 inwoners;
2° hetzij :
a) voor de eerste verkiezing door ten minste twee leden van de Wetgevende Kamers die behoren tot respectievelijk de Nederlandse en de Franse taalgroep van deze Kamers;
b) voor de volgende verkiezingen, door ten minste twee aftredende leden van (het betrokken Parlement). " <W 2006-03-27/33, art. 14, B, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.64. § 1. De artikelen 1, § 4, 6, § 1, VI, eerste lid, 4°, 6, § 6, 2°, 6, § 3, 7°, 6, § 4, 2°, 6bis, § 4, 32, § 1, vierde lid, 57, 58, 65, 66, 67, 74, 75, 85, 86, 90 en 91 van dezelfde wet worden opgeheven.
In artikel 3, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " enerzijds, en voor het Waalse Gewest bij toepassing van artikel 1, § 4, anderzijds " opgeheven.
In artikel 19, § 1, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " en van de in artikel 1, § 4, bedoelde Raad " opgeheven.
§ 2. Artikel 6, § 1, VIII, 3°, tweede zin, van dezelfde wet wordt opgeheven.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Art.65. In artikel 32, § 1, derde lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de wet van 16 juni 1989, worden de woorden " de Kamer van volksvertegenwoordigers " vervangen door de woorden " de Senaat ".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
Art.66. In artikel 4, eerste zin, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen worden de woorden " Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest heeft " vervangen door de woorden " Met als enige uitzondering de bevoegdheden die overeenkomstig artikel 59quater, § 4, tweede lid, van de Grondwet aan de Vlaamse Raad en aan de Waalse Gewestraad worden toegekend, heeft het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ".
Art.67. Het tweede en het derde lid van artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De latere verkiezingen vinden plaats op de overeenkomstig artikel 59quater van de Grondwet bepaalde datum. "
Art.68. § 1. Artikel 12, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Artikel 24bis, § 2, van de bijzondere wet is van toepassing op het mandaat van lid van de Raad. Behoudens wat de personeelsleden van het onderwijs betreft, is het mandaat van lid van de Raad bovendien onverenigbaar met het ambt van lid van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag staat van het college van een gemeenschapscommissie of van het verenigd college.
Artikel 23 van de bijzondere wet is van toepassing op de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. "
§ 2. Aan artikel 12 van dezelfde wet wordt een § 4 toegevoegd, luidend als volgt :
" § 4. Indien krachtens artikel 59quinquies van de Grondwet, een lid van de Raad dat lid is van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag van de Franse Gemeenschapsregering staat, overgedragen wordt naar de Franse Gemeenschapscommisie en lid wordt van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag van het College van de Franse Gemeenschapscommissie staat, ontstaat de overenigbaarheid bedoeld in § 2, eerste lid, tweede zin, de zestigste dag na zijn overdracht.
Behalve indien hij geniet van een regime van politiek verlof, verliest de belanghebbende, na verloop van deze termijn, van rechtswege zijn mandaat van lid van de Raad indien hij niet ondertussen zijn ambt of mandaat heeft opgezegd van lid van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag van het College van de Franse Gemeenschapscommissie staat. "
Art.69. Aan artikel 13 van dezelfde wet wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt :
" De kiesgerechtigheidsvoorwaarden bedoeld in het vorenstaande lid betreffende de nationaliteit en de inschrijving in de bevolkingsregisters moeten vervuld zijn op de dag van het opstellen van de kiezerslijst; de andere voorwaarden moeten vervuld zijn op de dag van de verkiezing. "
Art.70. Artikel 25, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De Raad bepaalt het bedrag van de vergoeding die aan zijn leden wordt toegekend. Deze vergoeding heeft hetzelfde statuut als de vergoeding van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, welke zij niet mag overschrijden. Zij mag niet worden gecumuleerd met de vergoeding van senator. Zij mag worden gecumuleerd met de vergoeding toegekend door een andere Raad, voor zover de gecumuleerde vergoeding de vergoeding van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers niet overschrijdt. Indien de gecumuleerde vergoeding de vergoeding van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers overschrijdt, wordt de vergoeding toegekend door de Raad waarvoor het lid niet rechtstreeks gekozen is, dienovereenkomstig verminderd. "
Art.71. In artikel 26, § 1, van dezelfde wet worden de woorden " tweede woensdag na de maand waarin " vervangen door de woorden " derde dinsdag na de dag waarop ".
Art.72. In artikel 28, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " 34 tot 42 " vervangen door de woorden " 34, 35, §§ 1 en 2, 36, 37, 38 tot 42 ".
Art.73. Artikel 34 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 34. - § 1. De Regering bestaat uit vijf leden door de Raad gekozen.
Behalve de Voorzitter, telt de Regering twee leden van de Nederlandse taalgroep en twee leden van de Franse taalgroep.
§ 2. Om tot lid van de Regering gekozen te kunnen worden moet men, op de dag van de verkiezing, voldoen aan de verkiesbaarheidsvereisten bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid. "
Art.74. § 1. In artikel 35, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt tussen de eerste en de tweede zin de volgende bepaling ingevoegd :
" Op deze lijst wordt bij de kandidaten die geen lid zijn van de Raad, aangeduid tot welke taalgroep zij geacht worden te behoren voor de toepassing van de regels bedoeld in de artikelen 34, § 1, 35, § 4, 36, voorlaatste lid, 37, § 2, 41, § 2, tweede lid, 53, voorlaatste lid, 60, tweede en derde lid en 74bis. "
§ 2. In artikel 35, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, wordt tussen de eerste en de tweede zin de volgende bepaling ingevoegd :
" Bij de voordracht van kandidaten die geen lid zijn van de Raad, wordt aangeduid tot welke taalgroep zij geacht worden te behoren voor de toepassing van de regels bedoeld in de artikelen 34, § 1, 35, § 4, 36, voorlaatste lid, 37, § 2, 41, § 2, tweede lid, 53, voorlaatste lid, 60, tweede en derde lid en 74bis. "
§ 3. Artikel 35, § 3, van dezelfde wet, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De artikelen 60, § 3, derde en vierde lid, en § 4, derde lid, en 62 van de bijzondere wet, alsook artikel 12, §§ 2 en 4, van deze wet zijn mede van toepassing op de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Niemand kan tegelijkertijd lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en lid van een andere Gewestregering zijn. "
Art.75. § 1. In artikel 36 van dezelfde wet, waarvan de huidige tekst in de nieuwe lezing de eerste paragraaf van artikel 36 wordt, wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :
" De artikelen 68, eerste lid, 69, 70, 72 en 73 van de bijzondere wet zijn mede van toepassing op het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt het statuut van haar leden. "
§ 2. Aan artikel 36 van dezelfde wordt een paragraaf 2 toegevoegd, luidend als volgt :
" § 2. De aanneming van een motie van wantrouwen tegen het college of een of meer van haar leden, wanneer de Franse Gemeenschapscommissie overeenkomstig artikel 59quinquies, § 1, van de Grondwet, decreetgevende macht uitoefent, heeft niet enkel het ontslag tot gevolg van het college of van het betwiste lid of de betwiste leden, maar ook, naar gelang het geval, van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die tot de Franse taalgroep behoren of van één lid of meer leden hiervan. De aanneming van de motie heeft niet alleen de aanstelling tot gevolg van het nieuwe college, het nieuwe lid of de nieuwe leden, maar ook, naar gelang het geval, van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die tot de Franse taalgroep behoren of van één lid of meer leden hiervan.
Wanneer bedoeld ontslag en aanstelling betrekking hebben op de Voorzitter is bovendien artikel 35, § 2, derde lid, van toepassing. "
Art.76. § 1. In artikel 41, § 1, van dezelfde wet worden de woorden " onder zijn leden " geschrapt.
In artikel 41, § 1, van dezelfde wet wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt :
" Om tot Gewestelijk Staatssecretaris gekozen te kunnen worden moet men, op de dag van zijn verkiezing, voldoen aan de verkiesbaarheidsvereisten bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid. "
§ 2. Artikel 41, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" Wanneer de Regering kandidaten voorstelt die geen lid zijn van de Raad wordt aangeduid tot welke taalgroep zij geacht worden te behoren voor de toepassing van de regels bedoeld in § 2, tweede lid, § 4, en in artikel 60, tweede en derde lid. "
§ 3. In artikel 41, § 3, tweede lid, van dezelfde wet wordt tussen de eerste en tweede zin een bepaling ingevoegd, luidend als volgt :
" Bij de verkiezing van gewestelijke staatssecretarissen die geen lid zijn van de Raad, wordt aangeduid tot welke taalgroep zij geacht worden te behoren voor de toepassing van de regels bedoeld in § 2, tweede lid, § 4, en in artikel 60, tweede en derde lid. "
§ 4. In de Nederlandse tekst van artikel 41, § 3, tweede lid, voorlaatste zin, worden de woorden ", bedoeld in artikel 53, tweede lid " vervangen door de woorden " die de groepen van aangelegenheden gekozen hebben, bedoeld in artikel 53, tweede lid ".
§ 5. Artikel 41, § 5, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 5. Artikel 35, § 3, van deze wet is mede van toepassing op de gewestelijke staassecretarissen. "
§ 6. Artikel 41 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidend als volgt :
" § 7. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt het statuut van de gewestelijke staatssecretarissen die geen lid zijn van de Raad, zonder dat hun vergoeding die van de gewestelijke staatssecretarissen die lid zijn van de Raad overschrijdt. "
Art.77. In artikel 60, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " de twee tot de Nederlandse taalgroep behorende leden van de Exectutieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door de woorden " de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de gewestelijke staatssecretarissen die tot de Nederlandse taalgroep behoren ".
In artikel 60, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden " de twee tot de Franse taalgroep behorende leden vande Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest " vervangen door de woorden " de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de gewestelijke staatssecretarissen die tot de Franse taalgroep behoren ".
In artikel 60, vierde lid, van dezelfde wet worden de woorden " uit de leden van de colleges bedoeld bij het tweede en het derde lid " vervangen door de woorden " uit de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ".
Art.78. In artikel 67, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " van artikel 64 " vervangen door de woorden " van de artikelen 64 en 65 ".
Art.79. In boek III, titel III, hoofdstuk I, van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 70bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 70bis. - Artikel 39 van deze wet is toepasselijk op de verordeningen en besluiten van de gemeenschapscommissies. De verordeningen en besluiten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden evenwel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt in het Nederlands met een vertaling in het Frans, en de verordeningen en besluiten van de Franse Gemeenschapscommissie worden erin bekendgemaakt, in het Frans met een vertaling in het Nederlands. "
Art.80. § 1. In artikel 72, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " De artikelen 34, 36 tot 39, 41, 42, 44, 46 en 48 " vervangen door de woorden " De artikelen 34, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 44, 46 en 48 ".
§ 2. In artikel 72, vierde lid, van dezelfde wet worden de woorden " Artikel 35 " vervangen door de woorden " Artikel 35, §§ 1 en 2 ".
Art.81. § 1. In artikel 75, tweede lid, eerste zin, van dezelfde wet worden de woorden " verdeelt onder zijn leden " vervangen door de woorden " verdeelt onder zijn leden, met uitzondering van de Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ".
§ 2. In artikel 75, derde lid, eerste zin, van dezelfde wet worden de woorden " het eerste lid " vervangen door de woorden ", met uitzondering van de Voorzitter van de Brusselse Hoofstedelijke Regering, het eerste lid ".
Art.82. In hoofdstuk III van boek III van dezelfde wet wordt een artikel 79bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 79bis. - De personeelsleden van de provincie Brabant die aangesteld zijn in het onderwijs dat op 1 september 1992 op het grondgebied bedoeld bij artikel 2, § 1, door de provincie werd georganiseerd, gaan op 1 januari 1995 over naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenscapscommissie, naar gelang ze tewerkgesteld waren in een Nederlandstalige of een Franstalige onderwijsinstelling.
Na overleg tussen de federale overheid, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie enerzijds en de representatieve vakorganisaties van het personeel anderzijds, worden in het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 92bis, § 4quater van de bijzondere wet de nadere regelen van de overgang van de personeelsleden bepaald. "
Art.83. In hoofdstuk III van boek III van dezelfde wet wordt een artikel 80bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 80bis. - De goederen, rechten en verplichtingen van de provincie Brabant, die bestemd zijn voor de organisatie van het in artikel 79bis bedoelde onderwijs worden zonder schadeloosstelling aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen, overeenkomstig het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 92bis, § 4quater, van de bijzondere wet. "
Art.84. In een nieuw boek IIIbis, met als opschrift " Bepalingen ter uitvoering van artikel 59quinquies, § 2, van de Grondwet ", van dezelfde wet wordt een artikel 83bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 83bis. - Onverminderd de artikelen 83ter en 83quater kan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad vanaf het begrotingsjaar 1995 middelen overdragen aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissies, die worden verdeeld volgens de verdeelsleutel van 20 pct. voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en 80 pct. voor de Franse Gemeenschapscommissie. "
Art.85. In het nieuwe boek IIIbis, met als opschrift " Bepalingen ter uitvoering van artikel 59quinquies, § 2, van de Grondwet ", van dezelfde wet wordt een artikel 83ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 83ter. - § 1. Vanaf het begrotingsjaar 1995 trekt de Brusselse Hoofdstedelijke Raad jaarlijks op zijn begroting een speciale dotatie uit voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie, voor het onderwijs bedoeld in artikel 79bis, eerste lid.
Het basisbedrag voor deze dotatie wordt voor het begrotingsjaar 1992 vastgesteld op 1,050 miljard frank.
Voor het begrotingsjaar 1995 wordt deze dotatie verdeeld volgens de sleutel 55 pct. voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en 45 pct. voor de Franse Gemeenschapscommissie. Vanaf het begrotingsjaar 1996 wordt deze dotatie verdeeld volgens de sleutel van 38 pct. voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en 62 pct. voor de Franse Gemeenschapscommissie. Vanaf het begrotingsjaar 1999 wordt deze verdeelsleutel aangepast aan het percentage leerlingen dat op 31 december van het voorafgaande jaar ingeschreven was in het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs, bedoeld in artikel 79bis.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1995 trekt de Brusselse Hoofstedelijke Raad jaarlijks op zijn begroting een speciale dotatie uit voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenscapscommissie. Het basisbedrag van deze dotatie is gelijk aan het bedrag dat op 1 januari 1992 op de begroting van de provincie Brabant uitgetrokken was voor provinciale taken op het in artikel 2, § 1, bedoelde grondgebied, die behoren tot de bevoegdheid van één van beide Gemeenschapscommissies, de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap.
Deze dotatie wordt verdeeld volgens de verdeelsleutel van 20 pct. voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie en 80 pct. voor de Franse Gemeenschapscommissie.
§ 3. Vanaf het begrotingsjaar 1995 trekt de Brusselse Hoofdstedelijke Raad jaarlijks op zijn begroting een speciale dotatie uit voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Het basisbedrag van deze dotatie is gelijk aan het bedrag dat op 1 januari 1992 op de begroting van de provincie Brabant uitgetrokken was voor provinciale taken op het in artikel 2, § 1, bedoelde grondgebied, die behoren tot de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
§ 4. De in de §§ 1, 2, en 3 bedoelde basisbedragen worden jaarlijks aangepast aan de gemiddelde ontwikkeling van de lonen in de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering sedert 1992. Die gemiddelde ontwikkeling is gelijk aan de gemiddelde ontwikkeling van de maximumloonschaal overeenstemmend met de hoogste gewone graad van elk van de niveaus in de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering waarbij die ontwikkeling wordt vastgesteld tussen 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de aanpassing en 1 januari van het jaar zelf van de aanpassing en waarbij dat gemiddelde wordt aangepast aan de ontwikkeling, over dezelfde periode, van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig het stelsel van indexkoppeling dat van toepassing is in de openbare sector.
Op voorstel van zijn regering kan de Raad de in het vorige lid bedoelde bedragen verhogen. "
Art.86. In het nieuwe boek IIIbis, met als opschrift " Bepalingen ter uitvoering van artikel 59quinquies, § 2, van de Grondwet ", van dezelfde wet wordt een artikel 83quater ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 83quater. - § 1. Vanaf het begrotingsjaar 1993 trekt de Brusselse Hoofdstedelijke Raad jaarlijks op zijn begroting een speciaal bedrag uit waarop de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie een trekkingsrecht kunnen uitoefenen. Dit bedrag beloopt ten minste :
- in het begrotingsjaar 1993 : 1 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1994 : 2 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1995 : 2,6 miljard frank;
- vanaf het begrotingsjaar 1996 : 2,6 miljard frank, jaarlijks aangepast aan de gemiddelde ontwikkeling van de lonen in de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering sinds 1992. Artikel 83ter, § 4, eerste lid, tweede zin is van overeenkomstige toepassing.
Op voorstel van zijn Regering kan de Raad de in het vorige lid bedoelde bedragen verhogen.
§ 2. Wanneer de Vlaamse Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscomissie haar trekkingsrecht uitoefent, worden haar de middelen overgedragen ten belope van het bedrag dat door haar taalgroep op voorstel van zijn college wordt vastgesteld. Wanneer één van deze Gemeenschapscommissies gebruik maakt van haar trekkingsrecht, ontvangt de andere commissie automatisch een bedrag, berekend volgens de verdeelsleutel van 80 pct. voor de Franse Gemeenschapscommissie en 20 pct. voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het totaal van de overeenkomstig deze paragraaf overgedragen middelen mag het overeenkomstig § 1 vastgestelde bedrag niet overschrijden. "
Art.87. In een nieuw boek IIIter, met als opschrift " Bepalingen ter uitvoering van artikel 1, vierde lid, van de Grondwet ", van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 83quinquies ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 83quinquies. - § 1. De taken van algemeen bestuur die in de provincies worden uitgeoefend door de bestendige deputatie en die niet onder de bevoegdheid vallen van de Gemeenschappen of de in artikel 60 bedoelde instellingen, worden voor het grondgebied bedoeld in artikel 2, § 1, uitgeoefend door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
De taken van algemeen bestuur die in de provincies worden uitgeoefend door de provincieraden en die geen aangelegenheden zijn die behoren tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen of de in artikel 60 bedoelde instellingen, worden voor het grondgebied bedoeld in artikel 2, § 1, uitgeoefend door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.
§ 2. De rechtsprekende taken die in de provincies worden uitgeoefend door de bestendige deputatie, worden voor het grondgebied bedoeld in artikel 2, § 1, uitgeoefend door een college van 9 leden die door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, op voordracht van zijn Regering, worden aangesteld. Ten minste drie leden behoren tot de minst talrijke taalgroep.
Voor de leden van dit college gelden dezelfde onverenigbaarheden als voor de leden van de bestendige deputatie in de provincies.
Bij de procedure voor het college moeten dezelfde regels nageleefd worden als die welke van toepassing zijn wanneer in de provincies de bestendige deputatie een rechtsprekende taak vervult.
§ 3. De taken die door of krachtens de wet of het decreet toegewezen zijn aan de provincieraad worden, wat het grondgebied bedoeld bij artikel 2, § 1, betreft, uitgeoefend door de taalgroepen bedoeld in artikel 60, tweede, derde en vierde lid en de verenigde vergadering bedoeld in artikel 60, vierde lid, telkens als het gaat om een zaak die tot de bevoegdheid van deze laatsten behoort.
De taken die door of krachtens de wet of het decreet toegewezen zijn aan de bestendige deputatie worden, wat het grondgebied bedoeld bij artikel 2, § 1, betreft, uitgeoefend door de coleges bedoeld in artikel 60, tweede, derde en vierde lid, telkens als het gaat om een zaak die tot de bevoegdheid van deze laatsten behoort.
§ 4. De Koning brengt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de bestaande wetten in overeenstemming met de in de §§ 1, 2 en 3 vervatte regels. "
Art.88. In artikel 84 van dezelfde wet worden de woorden " Artikel 94 van de bijzondere wet is " vervangen door de woorden " De artikelen 92quater, 94 en 99 van de bijzondere wet zijn ".
Art.89. § 1. Artikel 11, laatste lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.
§ 2. Artikel 12, § 3, van dezelfde wet wordt opgeheven.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
Art.90. In artikel 1, § 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, wordt een nieuw 1°bis ingevoegd, luidend als volgt :
" 1°bis fiscale ontvangsten, bedoeld in deze wet; "
Art.91. Artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" 8° de taksen gelijkgesteld met accijnzen en geheven op een in het verbruik gebracht produkt, wegens de schade die het aan het milieu geacht wordt te berokkenen, genaamd milieutaksen. "
Art.92. Artikel 4, § 4, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 4. De federale wetgever blijft bevoegd voor het vaststellen van de heffingsgrondslag van de in artikel 3, eerste lid, 4° tot 8°, bedoelde belastingen, alsook van de aanslagvoet en de vrijstellingen van de in artikel 3, eerste lid, 7° en 8°, bedoelde belastingen. Een wijziging in een van deze elementen kan evenwel slechts doorgevoerd worden met instemming van de Gewestregeringen. "
Art.93. § 1. In artikel 5, § 1, van dezelfde wet worden de woorden " eerste lid, 1° tot 7°, " ingevoegd tussen de woorden " artikel 3 " en " bedoelde belastingen ".
§ 2. In artikel 5 van dezelfde wet wordt een nieuwe § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
" § 2bis. De netto-opbrengst van de in artikel 3, eerste lid, 8°, bedoelde belastingen wordt tussen de Gewesten verdeeld volgens het aantal inwoners van respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. "
§ 3. Artikel 5, § 3, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. Tenzij het Gewest er anders over beslist voor de belastingen waarvoor de opbrengst volledig is toegewezen, zorgt de Staat met inachtneming van de door hem vastgestelde procedureregels kosteloos voor de dienst van de in artikel 3, eerste lid, 1° tot 7°, bedoelde belastingen voor rekening van en in overleg met het Gewest.
Met inachtneming van de door hem vastgestelde procedureregels, zorgt de Staat voor de dienst van de in artikel 3, eerste lid, 8°, bedoelde belastingen voor rekening van en in overleg met het Gewest. De Minister van Financiën en de Gewestregeringen sluiten een overeenkomst om de inningskosten te bepalen. "
Art.94. Na artikel 5 van dezelfde wet wordt in een nieuwe titel IIIbis " Gemeenschapsbelasting " een nieuw artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 5bis. -
§ 1. Het kijk- en luistergeld is een gemeenschapsbelasting.
§ 2. De federale wetgever blijft bevoegd voor het vaststellen van de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de in § 1 bedoelde belasting. Een wijziging in een van deze elementen kan evenwel niet doorgevoerd worden dan met instemming van de Gemeenschapsregeringen.
§ 3. Vanaf het begrotingsjaar 1993 zijn de Gewesten gemachtigd om op de in § 1 bedoelde belasting opcentiemen te heffen.
Tenzij het Gewest er anders over beslist, zorgt de Staat met inachtneming van de door hem vastgestelde procedureregels kosteloos voor de dienst van de in het 1° lid bedoelde opcentiemen voor rekening van en in overleg met het Gewest.
§ 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt de in § 1 bedoelde belasting geacht te zijn gelokaliseerd op de plaats waar het televisietoestel wordt gehouden en, wat de toestellen in autovoertuigen betreft, op de plaats waar de houder van het toestel gevestigd is.
Aan de Franse Gemeenschap wordt het gedeelte van de netto-opbrengst toegwezen van het in het Franse taalgebied gelokaliseerde kijk- en luistergeld, verhoogd met 80 pct. van het gedeelte van de netto-opbrengst van deze belasting in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
Aan de Vlaamse Gemeenschap wordt het gedeelte van de netto-opbrengst toegewezen van het in het Nederlandse taalgebied gelokaliseerde kijk- en luistergeld, verhoogd met 20 pct. van het gedeelte van de netto-opbrengst van deze belasting in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
§ 5. Tenzij de Gemeenschappen er in onderlinge overeenstemming anders over beslissen, zorgt de Staat met inachtneming van de door hem vastgestelde procedureregels kosteloos voor de dienst van de in § 1 bedoelde belasting voor rekening van en in overleg met de Gemeenschappen.
Indien de Gemeenschappen zelf instaan voor de dienst van de in § 1 bedoelde belasting, zorgen zij, tenzij het Gewest er anders over beslist, kosteloos, met inachtneming van de door hen vastgestelde procedureregels, voor de dienst van de in § 3, eerste lid, bedoelde opcentiemen voor rekening van en in overleg met het Gewest. "
Art.95. § 1. In artikel 10, § 1, van dezelfde wet worden de woorden " de artikelen 3, eerste lid, 6° en 7°, en 6, § 1, tweede lid, 1°, aan de Gemeenschappen en " vervangen door de woorden " artikel 3, eerste lid, 6° en 7°, aan ".
§ 2. In artikel 10, § 2, eerste zin, van dezelfde wet wordt het woord " tenminste " geschrapt.
§ 3. Artikel 10 van dezelfde wet wordt aangevuld met een nieuwe § 3, luidend als volgt :
" § 3. Vanaf het begrotingsjaar 1992 wordt de volledige netto-opbrengst van de in artikel 5bis, § 1, bedoelde belasting aan de Gemeenschappen toegewezen. "
§ 4. In artikel 10 van dezelfde wet wordt een nieuwe § 4 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 4. De volledige netto-opbrengst van de in artikel 3, eerste lid, 8°, bedoelde belastingen wordt aan de Gewesten toegewezen, met uitzondering van de milieutaksen op niet-hernieuwbare energie, waarvan het aan de Gewesten toegewezen gedeelte bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt vastgesteld na overleg met de Gewestregeringen. "
Art.96. Artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 11. -
De Gemeenschappen en de Gewesten kunnen geen opcentiemen heffen op de in deze wet bedoelde belastingen, behalve op die welke bedoeld zijn in de artikelen 3, eerste lid, 6°, 5bis, § 1, en 6, § 2.
Zij kunnen geen kortingen toestaan op de in deze wet bedoelde belastingen, behalve op die welke bedoeld zijn in de artikelen 3, eerste lid, 6°, en 6, § 2.
Onder voorbehoud van de bij deze wet bepaalde gevallen zijn de Gemeenschappen en de Gewesten niet gemachtigd belastingen te heffen op de materies waarop een bij deze wet bedoelde belasting wordt geheven. "
Art.97. § 1. In artikel 12, § 1, van dezelfde wet wordt een nieuw 3°bis ingevoegd, luidend als volgt :
" 3°bis voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999, het in artikel 32bis, § 3, bedoelde vierde gedeelte middelen; "
§ 2. In artikel 12, § 2, van dezelfde wet worden de woorden " tot 3° " vervangen door de woorden " tot 3°bis ".
Art.98. In artikel 13, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, wordt het woord " twee " vervangen door het woord " drie ".
Art.99. Na artikel 16 van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 16bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 16bis. -
§ 1. Vanaf het begrotingsjaar 1993 geschiedt de berekening van het eerste gedeelte middelen bovendien aan de hand van een derde gegeven, waarbij wordt uitgegaan van de volgende basisbedragen :
- voor het Vlaamse Gewest : 0,3230 miljard frank;
- voor het Waalse Gewest : 0,1673 miljard frank;
- voor het Brusselse Hoofdstedelijk Grewest : 0,0403 miljard frank.
" 2. voor 1993 wordt er evenwel een uitzonderlijke en niet-terugkerende vermindering van 0,0548 miljard frank toegepast op het bedrag bedoeld in § 1 voor het Vlaamse Gewest, van 0,0263 miljard frank op het bedrag bedoeld in § 1 voor het Waalse Gewest en van 0,0096 miljard frank op het bedrag bedoeld in § 1 voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
§ 3. Vanaf het begrotingsjaar 1994 worden de in § 1 bedoelde bedragen jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddeld indexcijfer van de consumptieprijzen op dezelfde wijze als bepaald in artikel 13, § 2.
§ 4. Vanaf het begrotingsjaar 1993 worden de overeenkomstig §§ 1, 2 en 3 verkregen bedragen vervolgens opgesplitst in twee gedeelten :
1° een gedeelte van 85,7 pct.;
2° een gedeelte van 14,3 pct. "
Art.100. Na artikel 16bis van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 16ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 16ter. -
§ 1. Vanaf het begrotingsjaar 1993, en voor elk Gewest, wordt het met toepassing van artikel 16bis, § 4, 2°, verkregen gedeelte van 14,3 pct. in aanmerking genomen naar verhouding van zes constante opeenvolgende annuïteiten die overeenkomen met de aflossing van dat gedeelte en met de interest berekend tegen de in artikel 14, § 1, bepaalde rentevoet.
§ 2. Voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999 wordt uitgegaan van het bedrag dat wordt verkregen door de overeenkomstig § 1 vastgestelde annuïteiten voor de voorgaande begrotingsjaren op te tellen.
§ 3. De overeenkomstig § 2 berekende bedragen worden opgesplitst in twee gedeelten :
1° een gedeelte van 85,7 pct.;
2° een gedeelte van 14,3 pct. "
Art.101. Artikel 17 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 17. -
Voor elk Gewest worden de bedragen die overeenkomen met de met toepassing van de artikelen 13, § 4, 1°, en 16, § 3, 1°, en vanaf het begrotingsjaar 1993 eveneens de met toepassing van de artikelen 16bis, § 4, 1°, en 16ter, § 3, 1°, verkregen gedeelten van 85,7 pct. opgeteld. Het aldus verkregen totaal wordt verminderd met het bedrag van de in artikel 48 bedoelde nationale solidariteitstussenkomst waarop het betrokken Gewest recht heeft. "
Art.102. § 1. Artikel 20, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. De met toepassing van de artikelen 16, § 3, 2°, en 16ter, § 3, 2°, voor elk van de drie Gewesten verkregen bedragen worden opgeteld. "
§ 2. Artikel 20, § 3, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. Voor elk Gewest wordt het verschil berekend tussen het totaal van de met toepassing van de artikelen 16, § 3, 2°, en 16ter, § 3, 2°, verkregen bedragen worden enerzijds, en het met toepassing van § 2 van dit artikel verkregen resultaat anderzijds. "
Art.103. In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 23bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 23bis. -
§ 1. Vanaf het begrotingsjaar 1995 geschiedt de berekening van het tweede gedeelte middelen bovendien aan de hand van een tweede gegeven, waarbij wordt uitgegaan van de volgende basisbedragen in het begrotingsjaar 1993 :
- voor het Vlaamse Gewest : 0,6089 miljard frank;
- voor het Waalse Gewest : 0,3647 miljard frank;
- voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest : 0,5224 miljard frank.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1994 worden deze bedragen jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddeld indexcijfer van de consumptieprijzen op dezelfde wijze als bepaald in artikel 13, § 2. "
Art.104. § 1. In artikel 27, § 2, van dezelfde wet wordt het jaartal " 1999 " vervangen door het jaartal " 1994 ".
§ 2. Artikel 27 van dezelfde wet wordt aangevuld met een nieuwe § 3, luidend als volgt :
" § 3. Voor de begrotingsjaren 1995 tot en met 1999 wordt het tweede gedeelte middelen per Gewest als volgt samengesteld :
1° het bedrag verkregen met toepassing van artikel 23bis, § 2;
2° het basisbedrag verkregen met toepassing van artikel 24, § 3;
3° het bedrag van de overgangscorrectie verkregen met toepassing van artikel 25, § 2;
4° het bedrag verkregen met toepassing van artikel 26, § 3. "
Art.105. Na artikel 32 van dezelfde wet wordt in een nieuwe onderafdeling 4. - " Het vierde gedeelte " van Hoofdstuk II, Afdeling 1, een nieuw artikel 32bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 32bis. -
§ 1. Voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999 wordt jaarlijks voor de drie Gewesten samen het totaal bepaald van :
1° het in artikel 21 bedoelde eerste gedeelte middelen;
2° het in artikel 27 bedoelde tweede gedeelte middelen;
3° het in artikel 32 bedoelde derde gedeelte middelen.
§ 2. Het in § 1 verkregen totaal wordt jaarlijks vermenigvuldigd met een procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar, en vanaf het begrotingsjaar 1995 verhoogd met het voor het vorige begrotingsjaar, in § 3 voor de drie Gewesten samen in aanmerking genomen bedrag, nadat dit laatste aangepast is aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan een procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar.
Het in vorig lid in aanmerking te nemen procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt bedraagt :
- in het begrotingsjaar 1994 : 10 pct.;
- in het begrotingsjaar 1995 : 15 pct.;
- in het begrotingsjaar 1996 : 20 pct.;
- in het begrotingsjaar 1997 : 70 pct.;
- in het begrotingsjaar 1998 : 75 pct.;
- in het begrotingsjaar 1999 : 97,5 pct.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar.
§ 3. Voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999 wordt jaarlijks de verhouding bepaald van het in § 2 verkregen resultaat tot de totale ontvangsten inzake personenbelasting uitgedrukt in percenten met vijf decimalen.
Het vierde gedeelte middelen voor elk Gewest wordt verkregen door dat percentage toe te passen op het bedrag van de ontvangsten inzake personenbelasting, volgens de Gewestelijke lokalisatie ervan. "
Art.106. § 1. Artikel 33, § 2 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Ieder jaar worden deze bedragen aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen alsook aan de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar. In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar. "
§ 2. In artikel 33 van dezelfde wet wordt een nieuwe § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
" § 2bis. Indien het rekenkundig gemiddelde van de jaarlijkse reële groei van het bruto nationaal produkt tijdens de periode 1993 tot en met 2004 lager is dan 2 pct., wordt het in § 2 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag opnieuw bepaald, doch op basis van een uniforme reële groei van 2 pct. tijdens de begrotingsjaren 1993 tot en met 2005.
Indien het verschil tussen het in vorig lid en het in § 2 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag meer dan 0,25 pct. bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op basis van § 2 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 een bedrag in aanmerking genomen gelijk aan het op basis van § 2 voor het begrotingsjaar 2005 verkregen bedrag, vermeerderd met 0,25 pct. van het voor het begrotingsjaar 2004 op basis van § 2 verkregen bedrag.
Indien het verschil tussen het in het eerste lid en het in § 2 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag minder dan 0,25 pct. bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op basis van § 2 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 het in het eerste lid bepaalde bedrag in aanmerking genomen. "
Art.107. In artikel 33 van dezelfde wet wordt § 3 vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. Ieder jaar wordt het in § 2 verkregen bedrag of, in voorkomend geval, het voor het begrotingsjaar 2005 in § 2bis in aanmerking genomen bedrag, voor de drie Gewesten samen uitgedrukt in percenten met vijf decimalen van de totale ontvangsten inzake personenbelasting. "
Art.108. In titel IV, hoofdstuk II, van dezelfde wet worden de artikelen 35bis en 35ter samengebracht in een nieuwe " Afdeling IV. - Bijkomende middelen. "
Art.109. In de nieuwe afdeling IV, met als opschrift " Bijkomende middelen ", van titel IV, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 35bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 35bis. -
§ 1. Voor de begrotingsjaren 1993 tot en met 1999 bedragen de bijkomende middelen voor het Vlaamse Gewest :
- in het begrotingsjaar 1993 : 0,2768 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1994 : 0,5424 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1995 : 0,8535 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1996 : 1,3382 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1997 : 1,3633 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1998 : 1,5540 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1999 : 1,7207 miljard frank.
§ 2. Voor de begrotingsjaren 1993 tot en met 1999 bedragen de bijkomende middelen voor het Waalse Gewest :
- in het begrotingsjaar 1993 : 0,4695 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1994 : 0,5954 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1995 : 0,7431 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1996 : 0,8781 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1997 : 0,9849 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1998 : 1,0755 miljard frank;
- in het begrotingsjaar 1999 : 1,1545 miljard frank. "
Art.110. In de nieuwe afdeling IV, met als opschrift " Bijkomende middelen ", van titel IV, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 35ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 35ter. -
§ 1. Voor de vaststelling van de bedragen voor het begrotingsjaar 2000 en voor elk van de daaropvolgende begrotingsjaren wordt uitgegaan van de bijkomende middelen verkregen met toepassing van deze afdeling voor het vorige begrotingsjaar, voor het Vlaamse en het Waalse Gewest samen.
§ 2. Ieder jaar wordt het met toepassing van § 1 verkregen totaal aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, alsook aan de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2.
§ 3. Het met toepassing van § 2 verkregen resultaat wordt omgeslagen over het Vlaamse en het Waalse Gewest volgens de verdeelsleutel :
- voor het Vlaamse Gewest : 61,96 pct.;
- voor het Waalse Gewest : 38,04 pct. "
Art.111. In artikel 45 van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 45bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 45bis. -
§ 1. Voor het begrotingsjaar 1993 wordt een basisbedrag bepaald van 4,5 miljard frank.
§ 2. Voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999 wordt jaarlijks voor de beide Gemeenschappen samen het totaal bepaald van :
1° de basisbedragen verkregen met toepassing van artikel 44, § 3;
2° de bedragen van de overgangscorrectie verkregen met toepassing van artikel 45, § 2.
§ 3. Het in § 2 verkregen totaal wordt jaarlijks vermenigvuldigd met een procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar, en vanaf het begrotingsjaar 1994 verhoogd met het voor het vorige begrotingsjaar, in § 4 voor de beide Gemeenschappen samen in aanmerking genomen bedrag, nadat dit laatste aangepast is aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan een procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar.
Het in het vorige lid in aanmerking te nemen procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt bedraagt :
- in het begrotingsjaar 1994 : 10 pct.;
- in het begrotingsjaar 1995 : 15 pct.;
- in het begrotingsjaar 1996 : 20 pct.;
- in het begrotingsjaar 1997 : 70 pct.;
- in het begrotingsjaar 1998 : 75 pct.;
- in het begrotingsjaar 1999 : 97,5 pct.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar.
§ 4. Voor de begrotingsjaren 1993 tot en met 1999 wordt jaarlijks de verhouding bepaald van, naargelang het geval, het in § 1 bepaalde bedrag of het in § 3 verkregen resultaat, tot het totaal van de in beide Gemeenschappen gelokaliseerde ontvangsten inzake personenbelasting, zoals bepaald in artikel 44, § 2, uitgedrukt in percenten met vijf decimalen.
Dit percentage wordt toegepast op de in elk der Gemeenschappen gelokaliseerde ontvangsten inzake personenbelasting. De aldus verkregen resultaten vormen de basisbedragen voor de onderscheiden Gemeenschappen. "
Art.112. In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 45ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 45ter. -
§ 1. Voor het begrotingsjaar 1993 wordt een basisbedrag vastgesteld van 5,065 miljard frank.
Vanaf het begrotingsjaar 1994 tot en met het begrotingsjaar 1999 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar. In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar.
§ 2. Voor de begrotingsjaren 1993 tot en met 1999 wordt jaarlijks de verhouding van het in § 1 verkregen bedrag tot het totaal van de in beide Gemeenschappen gelokaliseerde ontvangsten inzake personenbelasting, zoals bepaald in artikel 44, § 2, uitgedrukt in percenten met vijf decimalen.
§ 3. Dit percentage wordt toegepast op de in elk der Gemeenschappen gelokaliseerde ontvangsten inzake personenbelasting. De aldus verkregen resultaten vormen de basisbedragen voor de onderscheiden Gemeenschappen. "
Art.113. Artikel 46 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 46. -
§ 1. Voor de begrotingsjaren 1989 tot en met 1992 worden de middelen bedoeld in deze onderafdeling, per Gemeenschap, als volgt samengesteld :
1° het basisbedrag verkregen met toepassing van artikel 44, § 3;
2° het bedrag van de overgangscorrectie verkregen met toepassing van artikel 45, § 2.
§ 2. Voor de begrotingsjaren 1993 tot en met 1999 worden de middelen bedoeld in deze onderafdeling, per Gemeenschap, als volgt samengesteld :
1° het basisbedrag verkregen met toepassing van artikel 44, § 3;
2° het bedrag van de overgangscorrectie verkregen met toepassing van artikel 45, § 2;
3° het basisbedrag verkregen met toepassing van artikel 45bis, § 4;
4° het basisbedrag verkregen met toepassing van artikel 45ter, § 3. "
Art.114. § 1. Artikel 47, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Ieder jaar worden deze bedragen aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar. In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar. "
§ 2. In artikel 47 van dezelfde wet wordt een nieuwe § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
" § 2bis. Indien het rekenkundig gemiddelde van de jaarlijkse reële groei van het bruto nationaal produkt tijdens de periode 1993 tot en met 2004 lager is dan 2 pct., wordt het in § 2 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag opnieuw bepaald, doch op basis van een uniforme reële groei van 2 pct. tijdens de begrotingsjaren 1993 tot en met 2005.
Indien het verschil tussen het in vorig lid en het in § 2 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag méér dan 0,25 pct. bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op basis van § 2 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 een bedrag in aanmerking genomen gelijk aan het op basis van § 2 voor het begrotingsjaar 2005 verkregen bedrag, vermeerderd met 0,25 pct. van het voor het begrotingsjaar 2004 op basis van § 2 verkregen bedrag.
Indien het verschil tussen het in het eerste lid en het in § 2 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag minder dan 0,25 pct. bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op basis van § 2 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 het in het eerste lid bepaalde bedrag in aanmerking genomen. "
§ 3. Artikel 47, § 3, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. Ieder jaar wordt het in § 2 verkregen bedrag of, in voorkomend geval, het voor het begrotingsjaar 2005 in § 2bis in aanmerking genomen bedrag, voor de twee Gemeenschappen samen uitgedrukt in percenten met vijf decimalen van de totale ontvangsten inzake personenbelasting. "
Art.115. In artikel 53, eerste lid, van dezelfde wet wordt een nieuw 1°bis ingevoegd, luidend als volgt :
" 1°bis de bedragen vastgesteld, per Gemeenschap, van de belasting bedoeld in artikel 5bis; "
Art.116. Artikel 61 van dezelfde wet wordt aangevuld met een nieuwe § 6, luidend als volgt :
" § 6. Met betrekking tot de verbintenissen die vóór 1 januari 1993 werden aangegaan inzake het Landbouwinvesteringsfonds, behoudt de Staat alle rechten en verplichtingen.
Wat de andere uitgaven betreft dan die welke beoogt worden in het vorige lid blijft de Staat eveneens gebonden door de bestaande verplichtingen op 31 december 1992 :
- hetzij wanneer de betaling ervan verschuldigd is op deze datum als het gaat over vaste uitgaven of uitgaven waarvoor geen betalingsaanvraag moet worden voorgelegd;
- hetzij voor de andere schulden, wanneer ze vaststaan en de betaling ervan op regelmatige wijze werd aangevraagd op dezelfde datum in overeenstemming met de geldende wetten en reglementen. "
Art.117. Artikel 63 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 63. -
§ 1. Een bijzonder krediet wordt jaarlijks uitgetrokken op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt voor de gemeenten op het grondgebied waarvan zich eigendommen bevinden die zijn vrijgesteld van de onroerende voorheffing.
§ 2. Deze eigendommen zijn :
1° de onroerende goederen, eigendom van een vreemde Staat of van een instelling van internationaal publiek recht;
2° de onroerende goederen, uitsluitend eigendom of medeëigendom van de federale overheid, van een federale instelling van openbaar nut of van een federaal autonoom overheidsbedrijf, die aangewend worden voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut, waarvan de werking zich uitstrekt over het Rijk, een Gemeenschap, een Gewest of ten minste een provincie.
De eigendommen bedoeld in het eerste lid, 2°, zijn niet :
1° de gebouwen bestemd voor de buitendiensten van de bedoelde administratieve diensten, instellingen en bedrijven, met uitzondering van die welke de gewestelijke, provinciale of daarmee gelijkgestelde besturen onderbrengen van de ministeriële departementen, van De Post, van Belgacom en van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
2° de gebouwen bestemd voor de diensten van de rechterlijke macht, met uitzondering van het Hof van cassatie, de hoven van beroep, het Militair Gerechtshof en de arbeidshoven;
3° de ziekenhuizen;
4° de gebouwen bestemd voor de centra van de administratieve diensten die bevoegd zijn voor sport en openluchtrecreatie;
5° de gebouwen bestemd voor de diensten die bevoegd zijn voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding;
6° de onderwijsinstellingen, met inbegrip van de universiteiten en de administratieve gebouwen die afhankelijk zijn van de genoemde instellingen;
7° de gebouwen bestemd voor de erediensten;
8° de stations.
Onder onroerende goederen worden verstaan de gebouwde en ongebouwde percelen met uitsluiting van het materieel en de outillering bedoeld in artikel 471 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
De vereiste voorwaarden worden beoordeeld per volledig kadastraal perceel en, in voorkomend geval, volgens de bestemming van het belangrijkste deel van het kadastraal perceel.
§ 3. Dat bijzonder krediet dekt voor ten minste 72 pct. de niet-inning van de gemeentelijke opcentiemen op deze voorheffing.
Dat krediet wordt berekend :
- op basis van de gewestelijke aanslagvoeten en de gemeentelijke opcentiemen vastgesteld op 1 januari 1993;
- op basis van de meest recent beschikbare officiële gegevens over de kadastrale inkomens;
- met toepassing van de indexering van de kadastrale inkomens ingevoerd vanaf 1 januari 1991;
- voor de onroerende goederen waarvan de federale overheid medeëigenaar is, op basis van het gedeelte van het kadastrale inkomen dat overeenstemt met het aandeel van de federale overheid in de medeëigendom.
Het wordt verdeeld op basis van het bedrag aan fiscale minderopbrengst per gemeente, berekend overeenkomstig het tweede lid.
De berekeningswijze en de verdeling van dat krediet worden, overeenkomstig de vorenstaande leden, bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na overleg met de betrokken Gewestregeringen.
Het krediet dat overeenstemt met dat van de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest wordt aan het Gewest overgedragen. "
Art.118. In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 68bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 68bis. -
In afwijking van artikel 273 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 is de Vlaamse Gemeenschap geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de eindejaarstoelagen welke het " Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement onderwijs " voor 1991 en 1992 rechtstreeks heeft betaald aan de personeelsleden.
Deze bepaling blijft zonder gevolg ten aanzien van de fiscale toestand inzake personenbelasting van de verkrijgers van de bedoelde toelage. "
Art.119. In artikel 75 van dezelfde wet wordt een nieuwe § 1bis ingevoegd luidend als volgt :
" § 1bis. De vastlegging, de ordonnancering en de vereffening van de uitgaven die betrekking hebben op de over te dragen administratieve diensten, en die noch effectief noch in hun geheel ten laste worden genomen door de Gewesten, worden gemachtigd ten laste van de kredieten geopend door de wet. De federale overheid houdt daartoe op de aan de Gewesten over te dragen middelen de bedragen in die nodig zijn voor het dekken van deze uitgaven.
Deze inhoudingen worden vastgelegd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit na overleg met de betrokken Executieven.
Deze paragraaf is niet langer van toepassing, wat de administratieve diensten betreft, uiterlijk op 31 december 1994. "
Art.120. In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 81bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 81bis. -
De beslissingen die, vanaf 1 januari 1993 tot de dag van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, worden genomen door organen van de federale overheid over aangelegenheden die vanaf de inwerkingtreding van deze wet door of krachtens de Grondwet aan de Gewesten werden toegewezen, worden geacht genomen te zijn door de ten aanzien van die materies bevoegd geworden organen van de Gewesten, ieder wat hem betreft.
De middelen die in 1993 aan ieder Gewest krachtens deze wet worden overgedragen, worden tot beloop van het bedrag van de overeenstemmende uitgaven, die verricht werden met toepassing van het vorige lid, verminderd, behalve indien het gaat om uitgaven die krachtens deze wet ten laste blijven van de federale overheid. De Koning bepaalt deze verminderingen bij een in Ministerraad overlegd besluit, na overleg met de betrokken Executieven. "
Art.121. Van dezelfde wet worden opgeheven :
- artikel 1, § 3, tweede lid;
- artikel 6, § 1, tweede lid, 1°;
- artikel 7, § 1, 2°;
- artikel 10, § 2, tweede zin;
- artikel 36, 1°;
- de eerste afdeling van hoofdstuk III van titel IV.
HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken en van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.
Art.122. § 1. In artikel 7, § 5, van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken worden de woorden " regeringscommissaris, vice-gouverneur van de provincie Brabant " vervangen door de woorden " regeringscommissaris, adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant ".
§ 2. In artikel 7 van dezelfde wet wordt een nieuwe § 5bis ingevoegd, luidend als volgt :
" § 5bis. De burgemeesters van de gemeenten Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem, sturen binnen acht dagen aan het gouvernement van de adjunct van de gouverneur afschriften van de besluiten der gemeenteoverheden die rechtstreeks of onrechtstreeks de toepassing van de wetten en verordeningen over het gebruik der talen in bestuurszaken of in het onderwijs betreffen. "
Art.123. In artikel 61 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt een nieuwe § 7 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 7. Bovendien kunnen de particulieren die hun woonplaats hebben in een van de gemeenten bedoeld in de artikelen 7 en 8, voor zover zij doen blijken van een belang, een klacht indienen bij de Commissie met betrekking tot het taalgebruik van de administratieve overheden in hun betrekkingen met de particulieren en met het publiek betreffende :
a) de berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn, met inbegrip van de bekendmakingen die betrekking hebben op de burgerlijke stand;
b) de berichten en mededelingen die voor de toeristen bestemd zijn;
c) de betrekkingen met de particulieren, met inbegrip van de antwoorden aan de particulieren;
d) de akten, die particulieren betreffen, met inbegrip van hun gewaarmerkte vertaling;
e) de aan de particulieren uit te reiken getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen, met inbegrip van hun gewaarmerkte vertaling;
f) de diploma's, studieattesten en studiegetuigschriften;
g) de bekendmaking van koninklijke en ministeriéle besluiten.
De Commissie brengt een advies uit binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de klacht.
Bij haar advies kan de Commissie in voorkomend geval een aanmaning ten behoeve van de betrokken overheid voegen, waarin zij deze uitnodigt binnen een door haar bepaalde termijn hetzij de nietigheid van de gestelde handeling vast te stellen, hetzij alle nodige maatregelen te nemen om de naleving van de bepalingen van deze gecoördineerde wetten of van de koninklijke besluiten die ermee in verband staan te verzekeren.
Het advies wordt samen met de eventuele aanmaning betekend aan de klagende partij, aan de overheid tegen welke de klacht is ingediend, in voorkomend geval aan de toezichthoudende overheid en in ieder geval aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Indien de betrokken overheid binnen de door de Commissie gestelde termijn de aanmaning niet in acht heeft genomen, kan de Commissie in plaats van de in gebreke gebleven overheid alle maatregelen nemen die nodig zijn om de naleving van de bepalingen van deze gecoördineerde wetten of van de koninklijke besluiten die ermee in verband staan te verzekeren. Zij kan de kosten van de door haar genomen maatregelen verhalen op de betrokken overheid. "
Art.124. In Hoofdstuk VIII, Afdeling II, van dezelfde wetten wordt een nieuw artikel 65bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 65bis. -
§ 1. De regeringscommissaris, adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, is belast met het toezicht op de toepassing van de wetten en verordeningen op het gebruik der talen in bestuurszaken in de randgemeenten. Ten dien einde wordt hij door de organen die belast zijn met het toezicht op de uitvoering van deze wetten, op de hoogte gehouden van wat zij vaststellen.
De regeringscommissaris, adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, moet blijk geven van een grondige kennis van de Nederlandse en van de Franse taal.
§ 2. De burgemeesters van de gemeenten Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem, sturen binnen acht dagen aan het gouvernement van de adjunct van de gouverneur afschriften van de besluiten der gemeenteoverheden die rechtstreeks of onrechtstreeks de toepassing van de wetten en verordeningen over het gebruik der talen in bestuurszaken betreffen.
§ 3. De regeringscommissaris, adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, kan, bij een met redenen omkleed besluit, de uitvoering schorsen van de beslissing waarbij de gemeenteoverheid van een der randgemeenten of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een dezer gemeenten, de wetten en verordeningen op het gebruik van de talen in bestuurszaken schendt.
Het schorsingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat het besluit op het provinciaal gouvernement is ingekomen; van het schorsingsbesluit wordt dadelijk kennis gegeven aan de gemeenteoverheid of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, die er onverwijld kennis van neemt en het geschorste besluit kan rechtvaardigen.
De overheid wier besluit regelmatig wordt geschorst, kan het intrekken.
Veertig dagen nadat het besluit waaruit blijkt dat de gemeenteoverheid of de raad voor maatschappelijk welzijn kennis heeft genomen van de schorsing, op het provinciaal gouvernement is ingekomen is de schorsing opgeheven.
§ 4. De regeringscommissaris, adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, onderzoekt alle klachten tegen de niet-naleving van deze gecoördineerde wetten of van de koninklijke besluiten die ermee in verband staan, ingediend door een natuurlijke of rechtspersoon omtrent zaken die gelokaliseerd of lokaliseerbaar zijn in een randgemeente. Hij deelt de betrokken overheden de klachten mee die hij ontvangt.
Hij mag ter plaatse alle vaststellingen doen en zich alle bescheiden of inlichtingen doen meedelen die hij nodig acht voor het onderzoek van deze klachten en alle betrokken personen horen. Hij kan een bindende termijn voor antwoord opleggen aan de betrokken overheden tot wie hij vragen richt betreffende deze klachten.
Hij tracht de standpunten van de klager en de betrokken overheid met elkaar te verzoenen, eventueel door hen met elkaar te confronteren.
Indien de standpunten van de klager en de betrokken overheid onverzoenbaar zijn, kan hij de klacht overzenden aan de Commissie die, met toepassing van artikel 61, §§ 4 en 7, een advies, in voorkomend geval vergezeld van een aanmaning, uitbrengt en in voorkomend geval in de plaats van de ingebreke blijvende overheid alle nodige maatregelen treft of aan de bevoegde overheden of rechtscolleges vraagt de nietigheid vast te stellen van de betrokken handelingen om de naleving van deze gecoördineerde wetten of van de koninklijke besluiten die ermee in verband staan, te verzekeren. "
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
Art.125. Artikel 32, eerste lid, eerste zin, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De rechters worden voor het leven door de Koning benoemd uit een lijst met twee kandidaten, beurtelings door de Kamer van volksvertegenwoordigers en door de Senaat voorgedragen. "
Art.126. § 1. Artikel 34, § 1, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° ten minste vijf jaar lid zijn geweest van de Senaat, de Kamer van volksvertegenwoordigers of een Gemeenschaps- of Gewestraad. "
§ 2. In artikel 34, § 2, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden ", ten minste één rechter voldoen aan de voorwaarde bedoeld onder b), " vervangen door de woorden " of aan de voorwaarde bedoeld onder b) ".
HOOFDSTUK VII. - Diverse bepalingen.
Art.127. § 1. In de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten worden de woorden " Regering ", " nationale overheid ", " Executieve ", " Executieven ", " Gemeenschapsexecutieven ", " Gewestexecutieven ", " Vlaamse Executieve ", " Franse Gemeenschapsexecutieve ", " Waalse Gewestexecutieve " en " Brusselse Hoofdstedelijke Executieve " respectievelijk vervangen door de woorden " federale Regering ", " federale overheid ", " Regering ", " Regeringen ", " Gemeenschapsregeringen ", " Gewestregeringen ", " Vlaamse Regering ", " Franse Gemeenschapsregering ", " Waalse Regering " en " Brusselse Hoofdstedelijke Regering ".
§ 2. De Koning brengt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de bepalingen in de van kracht zijnde wetten en hun uitvoeringsbesluiten in overeenstemming met de nieuwe federale terminologie door :
a) de woorden " nationale overheid " en " Regering " te vervangen door respectievelijk de woorden " federale overheid " en " federale Regering ";
b) de woorden " Executieve ", " Gemeenschapsexecutieve ", " Gewestexecutieve ", " Gemeenschaps- en Gewestexecutieve " en hun meervoudsvorm, naargelang het geval, te vervangen door de woorden " Regering ", " Gemeenschapsregering ", " Gewestregering ", " Gemeenschaps- en Gewestregering " of hun meervoudsvorm.
§ 3. De Koning brengt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de bepalingen in de van kracht zijnde wetten en hun uitvoeringsbesluiten in overeenstemming met de nieuwe nummering en onderverdeling van de Grondwet ingeval van toepassing van artikel 132 van de Grondwet.
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 128. Wat de in- en uitvoer van afvalstoffen betreft, treedt artikel 2, §§ 1 en 13, a, in werking op 7 mei 1994.
De artikelen 2, § 7, 4, 64, § 2, 87, 122 tot 124 treden in werking op 1 januari 1995.
De artikelen 8 tot 13, 16, 18 tot 21, 23 tot 41, 42, § 2, 43 tot 50, 51, § 2, 54, 56, § 2, 57, 58, § 2, 68 tot 75, § 1, 76 en 89, § 2, treden in werking vanaf de eerstkomende algehele vernieuwing van de Kamers van volksvertegenwoordigers.
De artikelen 91, 92, 93 en 95, § 4, treden in werking de dag na de inwerkingtreding van Boek III, met als opschrift " Milieutaksen " van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur.
Artikel 117 treedt in werking op 1 januari 1994.