28 MAART 1996. - Collegebesluit nr. 96/054, houdende uitvoering van de verordening nr. 96/06 houdende erkenning en subsidiëring van volksontwikkelingswerk in verenigingsverband.
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Erkenning en subsidiëring van lokale en hoofdstedelijke verenigingen.
Afdeling 1. - Erkenning.
Art. 2-3
Afdeling 2. - Subsidiëring.
Art. 4-9
HOOFDSTUK II. - Erkenning en subsidiëring van hoofdstedelijke verbonden.
Afdeling 1. - Erkenning.
Art. 10-11
Afdeling 2. - Subsidiëring.
Art. 12-18
HOOFDSTUK III. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art. 19-21
Artikel 1. Hieronder vindt u het uitvoeringsbesluit bij de verordening van de Vlaamse Gemeenschapscommissie houdende erkenning en subsidiëring van volksontwikkelingswerk in verenigingsverband d.d. 5 februari 1996.
HOOFDSTUK I. - Erkenning en subsidiëring van lokale en hoofdstedelijke verenigingen.
Afdeling 1. - Erkenning.
Art.2. Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie erkent lokale en hoofdstedelijke verenigingen op grond van een aanvraagdossier waarin wordt aangetoond dat zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 4 van de verordening van de Vlaamse Gemeenschapscommissie houdende erkenning en subsidiëring van volksontwikkelingswerk in verenigingsverband.
Het aanvraagdossier bevat onder meer identificatiegegevens en een overzicht van de activiteiten van het voorbije werkjaar.
De aanvraagformulieren zijn te verkrijgen bij de administratie van het College.
Art.3. De aanvraag om erkenning wordt uiterlijk 1 oktober van elk jaar bij de administratie van het College ingediend.
Afdeling 2. - Subsidiëring.
Art.4. Op grond van artikel 8 van de verordening van de Vlaamse Gemeenschapscommissie houdende erkenning en subsidiëring van volksontwikkelingswerk in verenigingsverband en de onderstaande bepalingen zal het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie erkende lokale en hoofdstedelijke verenigingen subsidiëren.
Art.5. De subsidie wordt berekend op grond van het aanvraagdossier beschreven in artikel 2 van dit besluit.
Art.6. § 1. Elk jaar wordt na advies van de werkgroep vooraf in de begroting op de post "Subsidies aan sociaal-culturele verenigingen" een bedrag geoormerkt voor subsidies aan lokale en hoofdstedelijke verenigingen voor volksontwikkelingswerk - Algemeen en een bedrag voor subsidies aan lokale en hoofdstedelijke verenigingen voor volksontwikkelingswerk - Amateuristische kunstbeoefening.
§ 2. Nadien wordt de jaarsubsidie berekend :
1. Subsidies aan lokale en hoofdstedelijke verenigingen - Algemeen :
De jaarsubsidie bestaat uit :
a) een basissubsidie bij erkenning : BEF 2 000;
b) een werkingssubsidie op grond van de activiteiten.
Alleen activiteiten van sociaal-culturele, cultuurspreidende en/of vormende aard komen in aanmerking voor subsidiëring. Minstens drie activiteiten moeten ingediend worden en hun realisatie moet bewezen worden. Van eenzelfde soort komen per werkjaar niet meer dan twintig activiteiten in aanmerking.
Er wordt een puntenwaarde ingevoerd voor de berekening van de werkingssubsidie: vier punten voor het sociaal-culturele gedeelte in de werking van de vereniging met drie voorwaarden : dit sociaal-culturele aspect is structureel herkenbaar, het is een reële functie van de vereniging en het is gemakkelijk aantoonbaar in het dossier, drie punten voor een activiteit in eigen organisatie en/of productie, twee punten voor een activiteit die in samenwerking georganiseerd wordt en één punt voor een bezoek.
Maximaal vijftien punten kunnen behaald worden voor elke reeks met een inhoudelijk verschillend cultuurspreidend of vormend programma, waarbij er deskundige begeleiding is van buiten de vereniging.
De basissubsidie van elke vereniging wordt verhoogd met de werkingssubsidie die zo berekend wordt:
Krediet § 1 min de basissubsidies, gedeeld door het totaal aantal punten van alle verenigingen (vanaf het vierde punt), vermenigvuldigd met het aantal punten per vereniging (vanaf het vierde punt).
2. Subsidies aan lokale en hoofdstedelijke verenigingen - Amateuristische kunstbeoefening :
De jaarsubsidie bedraagt :
a) een basissubsidie bij erkenning : BEF 2 000;
b) een werkingssubsidie op grond van de activiteiten.
Alleen activiteiten van cultuurspreidende en/of vormende aard voor de discipline van de kunstbeoefening waarin de vereniging actief is, komen in aanmerking voor subsidiëring. Minstens drie activiteiten moeten ingediend worden en hun realisatie moet bewezen worden. Van eenzelfde soort komen per werkjaar niet meer dan twintig activiteiten in aanmerking.
Er wordt een puntenwaarde ingevoerd voor de berekening van de werkingssubsidie : 3 punten voor een activiteit in eigen organisatie en/of productie, 2 punten voor een activiteit die in samenwerking georganiseerd wordt en 1 punt voor een bezoek.
Maximaal vijftien punten kunnen behaald worden voor elke reeks met een inhoudelijk verschillend cultuurspreidend of vormend programma, met deskundige begeleiding van buiten de vereniging.
De formule voor de subsidieberekening is identiek die in § 2, 1 b.
Art.7. Alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk geacht worden voor de berekening van de subsidies en/of voor de financiële controle moeten aan het College voorgelegd worden.
Art.8. De subsidie wordt betaald door overschrijving op de post- of bankrekening van de vereniging.
Art.9. Indien blijkt dat onjuiste gegevens werden verstrekt kan het College de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen en de vereniging eventueel tijdelijk uitsluiten van verdere subsidiëring, ongeacht of de wetsbepalingen worden toegepast over het afleggen van onjuiste verklaringen.
HOOFDSTUK II. - Erkenning en subsidiëring van hoofdstedelijke verbonden.
Afdeling 1. - Erkenning.
Art.10. Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie erkent een hoofdstedelijk verbond voor volksontwikkeling op grond van een overeenkomst met de landelijke vereniging en een dossier waarin wordt aangetoond dat het voldoet aan de voorwaarden van de verordening.
De overeenkomst tussen de landelijke vereniging en de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevat de volgende bepalingen :
a) de landelijke vereniging richt een hoofdstedelijk verbond op, dat begeleid wordt door het equivalent van één voltijds coördinator;
b) daarnaast levert de landelijke vereniging een bijdrage voor de werking in het Brussels hoofdstedelijk gewest die datgene bedraagt wat logischerwijze volgens de normen van het decreet aan haar Brusselse afdelingen toekomt.
Het aanvraagdossier bevat:
a) de identificatiegegevens van het hoofdstedelijk verbond;
b) de bewijsstukken, gevraagd in de overeenkomst met de landelijke vereniging;
c) een activiteitenverslag van het voorbije werkjaar;
d) RSZ-staten en individuele rekening;
e) een financieel verslag conform het reglement op de controle op de toekenning en aanwending van subsidies;
f) het bewijs dat de vermelde afdelingen beantwoorden aan de normen van het decreet vermeld in artikel 2 van de verordening;
g) een begroting en een werkprogramma voor het betreffende jaar.
De aanvraagformulieren en een model-overeenkomst zijn te verkrijgen bij de administratie van het College.
Art.11. De aanvraag om erkenning wordt uiterlijk 1 maart van elk jaar ingediend bij de administratie van het College.
Afdeling 2. - Subsidiëring.
Art.12. Op grond van artikel 9 van de verordening van de Vlaamse Gemeenschapscommissie houdende erkenning en subsidiëring van verenigingen voor volksontwikkeling en op grond van de onderstaande bepalingen geeft het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een subsidie aan de hoofdstedelijke verbonden.
Art.13. Op grond van de overeenkomst en van het dossier uit artikel 10 van dit besluit wordt de subsidie berekend.
Art.14. De subsidie bestaat uit :
a) een basissubsidie van 100 000 fr.;
b) een loonsubsidie die zo berekend wordt: een forfaitair bedrag, berekend op 100 % van de loonkosten van een voltijdse functie, in de loonschaal 1.80.;
c) een werkingssubsidie die berekend wordt op grond van de decretaal erkende aangesloten verenigingen :
aan de eerste 12 afdelingen wordt 1 punt per afdeling toegekend;
aan de 13e tot de 20e afdeling worden 2 punten per afdeling toegekend;
vanaf de 21e afdeling worden 15 punten per schijf van 5 afdelingen toegekend.
De werkingssubsidies per hoofdstedelijk verbond worden zo berekend : totaal ingeschreven krediet min totaal basissubsidies en loonsubsidies, gedeeld door het totaal aantal punten, vermenigvuldigd met het aantal punten per hoofdstedelijk verbond.
Art.15. De hoofdstedelijke verbonden die tijdens het voorgaande jaar erkend en gesubsidieerd werden op grond van verordening nr. 95/06 krijgen in afwachting van de nieuwe erkenning en subsidiëring door het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorschot in voorlopige twaalfden, gebaseerd op het subsidiebedrag, toegekend in het jaar voordien.
Art.16. Alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk geacht worden voor de berekening van de subsidies en/of voor de financiële controle moeten aan het College voorgelegd worden.
Art.17. De subsidie wordt betaald in maandelijkse schijven door overschrijving op de post- of bankrekening van het hoofdstedelijk verbond.
Art.18. Als blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt kan het College de gegeven subsidies geheel of gedeeltelijk terugvorderen en kan het College het hoofdstedelijk verbond eventueel tijdelijk uitsluiten van verdere subsidiëring, ongeacht of de wettelijke bepalingen worden toegepast over het afleggen van onjuiste verklaringen.
HOOFDSTUK III. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art.19. Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie zal overeenkomstig de verordening van 1 juni 1990 houdende de uitgave van een "Jaarboek van de Vlaamse Gemeenschapscommissie", jaarlijks de lijst van erkende verenigingen en hun subsidie publiceren.
Art.20. Het Collegelid, bevoegd voor Cultuur, wordt belast met de uitvoering van dit besluit en met het afsluiten van de overeenkomst, zoals bepaald in artikel 10 van dit besluit.
Art. 21. Dit uitvoeringsbesluit treedt 1 januari 1996 in werking.
Brussel, 28 maart 1996.
De Collegeleden :
V. ANCIAUX
R. GRIJP
J. CHABERT