Details





Titel:

29 DECEMBER 1992. - Koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-03-1994 en tekstbijwerking tot 22-12-2023)



Inhoudstafel:

Eerste hoofdstuk. - [1 Facturering]1
Afdeling 1. [1 - Uit te reiken facturen en op te stellen stukken]1
Art. 1-3
Afdeling 2. [1 - Uitreikingstermijn]1
Art. 4
Afdeling 3. [1 - Vermeldingen]1
Art. 5
Afdeling 4. [1 - Andere verplichtingen]1
Art. 6-12
Afdeling 5. [1 - Vereenvoudigde facturen]1
Art. 13, 13bis
Hoofdstuk II. - De boekhouding.
Art. 14-16
Hoofdstuk III. - Opeisbaarheid van de belasting. Aangifte. Schuldenaar van de belasting.
Art. 17-20, 20bis, 20ter, 20quater
Hoofdstuk IV. - Andere verplichtingen.
Art. 21, 21bis, 22-24, 24bis, 24ter, 25-26, 26bis, 26ter, 26quater, 27-30
HOOFDSTUK V. [1 - Tijdelijke bepaling]1
Art. 30bis, 31-33
Bijlagen.
Art. N1-N4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969072301  1970060351 





Artikels:

Eerste hoofdstuk. - [1 Facturering]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Uit te reiken facturen en op te stellen stukken]1   ----------   (1)
Artikel 1.[1 De belastingplichtige, gehouden tot het uitreiken van een factuur op grond van artikel 53, § 2, eerste lid, van het Wetboek, die hierna vermelde leveringen van goederen of diensten verricht voor natuurlijke personen die ze bestemmen voor hun privé-gebruik, reikt een factuur uit wanneer deze handelingen overeenkomstig de artikelen 14, 14bis, 15 en 21bis van het Wetboek in België plaatsvinden, of wanneer, vóór de handeling, de belasting opeisbaar wordt over de gehele of een deel van de prijs van de handeling, bij toepassing van [2 de artikelen 17, § 1, derde lid en 22bis, § 1, derde lid]2, van het Wetboek :
   1° de leveringen :
   a) van voor personen- of goederenvervoer bestemde nieuwe of tweedehandse landvoertuigen, voorzien van een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48 kubieke centimeter of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt, alsmede hun aanhangwagens, met inbegrip van de auto's voor dubbel gebruik en de kampeerwagens;
   b) van jachten en plezierboten;
   c) van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen, zweefvliegtuigen, vrije of bestuurbare luchtballons en andere dergelijke luchtvaartuigen, ongeacht of ze zwaarder of lichter zijn dan de lucht, met of zonder motor;
   2° de leveringen van goederen bedoeld in artikel 1, § 9, van het Wetboek alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld;
   3° de in artikel 20, § 2, vermelde handelingen;
   4° de leveringen van goederen en de diensten bestemd voor de oprichting van een gebouw bedoeld in artikel 64, § 4, van het Wetboek;
   5° de verkopen op afbetaling en de huurkopen;
   6° de leveringen die betrekking hebben op goederen die, gelet op de aard ervan, de wijze waarop zij worden aangeboden, de verkochte hoeveelheden of de toegepaste prijzen, kennelijk bestemd zijn voor een economisch gebruik, alsook de leveringen van goederen van de soort waarin de verkrijger handel drijft of die hij normaal bestemt voor de uitoefening van zijn economische activiteit;
   7° de leveringen verricht in inrichtingen of op plaatsen die normaal niet toegankelijk zijn voor particulieren;
   8° de leveringen verricht door voortbrengers- of grossiersbedrijven;
   9° de leveringen van onderdelen, toebehoren en uitrustingsstukken voor de onder 1° vermelde goederen, alsook de werken, het wassen uitgezonderd, verricht aan deze goederen, met inbegrip van de levering van de goederen die worden verbruikt voor de uitvoering van deze werken, wanneer de prijs, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde, meer bedraagt dan 125 euro;
   10° de verrichtingen van verhuizing of meubelbewaring en de bij die handelingen behorende prestaties;
   11° de in artikel 42, § 3, eerste lid, 1° tot 8°, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen en diensten;
   12° leveringen van beleggingsgoud, gedefinieerd in artikel 1, § 8, van het Wetboek, waarvan het bedrag meer dan 2.500 euro bedraagt, waaronder beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals voor handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud.]1
  [3 In afwijking van het eerste lid, is de belastingplichtige bedoeld in artikel 50, § 4, van het Wetboek ervan ontheven een factuur uit te reiken voor de diensten die hij verricht.]3
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2015-12-18/13, art. 1, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<KB 2019-11-07/03, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 05-12-2019>

Art.2.[1 De belastingplichtige stelt een stuk en een kopie daarvan op voor de in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.3.De belastingplichtige die een handeling verricht die door artikel 12 van het Wetboek met een levering of door artikel 19 van het Wetboek met een dienst wordt gelijkgesteld, dient een stuk op te maken dat de handeling vaststelt.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2015-12-18/13, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 07-01-2016>

Afdeling 2. [1 - Uitreikingstermijn]1   ----------   (1)
Art.4.[1 § 1. [2 De factuur en het in artikel 3 bedoeld stuk worden respectievelijk uitgereikt of opgesteld uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin het belastbare feit van de belasting heeft plaatsgevonden overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van het Wetboek.
   In afwijking van het eerste lid, worden de factuur en het in artikel 3 bedoeld stuk respectievelijk uitgereikt of opgesteld uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de belasting overeenkomstig de artikelen 17, § 1, derde lid en § 4, en 22bis, § 1, derde lid en § 4, van het Wetboek opeisbaar wordt over het geheel of een deel van de prijs.]2
   § 2. Voor de onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek verrichte leveringen van goederen worden de factuur en het in artikel 2 bedoeld stuk respectievelijk uitgereikt of opgesteld uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de levering werd verricht.
   § 3. Voor de leveringen van goederen bedoeld in artikel 16, § 2, eerste lid en de diensten bedoeld in artikel 22, § 2, eerste lid, van het Wetboek die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, wordt de factuur uitgereikt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na het verstrijken van de periode waarop de afrekening of de betaling betrekking heeft.
   Voor doorlopende diensten die gedurende een periode langer dan één jaar geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode, bedoeld in artikel 22, § 2, tweede lid, van het Wetboek, wordt de factuur uitgereikt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na het verstrijken van elk kalenderjaar.
   § 4. Het in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek bedoeld stuk wordt uitgereikt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin het goed of de dienst aan een ander lid werd verschaft.
   Evenwel, wanneer de prijs of een deel ervan werd ontvangen vóór de levering van het goed of het verrichten van de dienst, wordt het stuk uitgereikt uiterlijk de vijftiende van de maand na die van de ontvangst van de prijs of een deel ervan.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-04-30/08, art. 1, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2015-12-18/13, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling 3. [1 - Vermeldingen]1   ----------   (1)
Art.5.[1 § 1. De factuur en het in artikel 2 bedoeld stuk vermelden :
   1° de datum waarop ze respectievelijk worden uitgereikt of opgesteld en een opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat deze stukken op eenduidige wijze identificeert, waaronder ze worden ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen van de leverancier of de dienstverrichter;
   2° de naam of de maatschappelijke benaming van de leverancier van de goederen of van de dienstverrichter, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en zijn in artikel 50 van het Wetboek bedoeld btw-identificatienummer.
   In het kader van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, worden deze vermeldingen vervangen door de vermeldingen eigen aan het betrokken lid;
   2° bis wanneer de schuldenaar de leverancier van de goederen of de dienstverrichter is die niet in België is gevestigd en :
   a) hij heeft hier te lande een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek, de identiteit en het adres van de aansprakelijke vertegenwoordiger en de aanduiding van zijn hoedanigheid;
   b) hij wordt vertegenwoordigd door een vooraf erkende persoon overeenkomstig artikel 55, § 3, van het Wetboek, de identiteit, het adres en het btw-identificatienummer toegekend aan die persoon en de aanduiding van zijn hoedanigheid;
   3° de naam of de maatschappelijke benaming, het adres en het in artikel 50 van het Wetboek bedoeld btw-identificatienummer van de medecontractant of, wanneer het in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek bedoelde leveringen betreft, de naam of de maatschappelijke benaming, het adres en het btw-identificatienummer dat in de lidstaat van bestemming van de goederen aan de belastingplichtige is toegekend;
   3° bis wanneer de schuldenaar de medecontractant is die niet in België is gevestigd en :
   a) hij heeft hier te lande een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek, de identiteit en het adres van de aansprakelijke vertegenwoordiger en de aanduiding van zijn hoedanigheid;
   b) hij wordt vertegenwoordigd door een vooraf erkende persoon overeenkomstig artikel 55, § 3, van het Wetboek, de identiteit, het adres en het btw-identificatienummer toegekend aan die persoon en de aanduiding van zijn hoedanigheid;
   4° a) voor de diensten bedoeld in artikel 21, § 2, van het Wetboek, het nummer waaronder de ontvanger voor btw-doeleinden is geïdentificeerd en waaronder hem de dienst werd verstrekt;
   b) voor de handelingen bedoeld in artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek, het nummer waaronder de ontvanger in een andere lidstaat voor btw-doeleinden is geïdentificeerd;
   c) in geval van toepassing van het bepaalde in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek, een verwijzing naar de toepassing van die bepaling, het nummer waaronder de belastingplichtige voor btw-doeleinden in een andere lidstaat is geïdentificeerd en waaronder hij de intracommunautaire verwerving en de daarop aansluitende levering van goederen verricht heeft, en het nummer waaronder de bestemmeling van de levering voor btw-doeleinden is geïdentificeerd overeenkomstig artikel 50 van het Wetboek;
   5° de datum waarop het belastbare feit voor de levering van de goederen of de dienstverrichting heeft plaatsgevonden of de datum van de ontvangst van de prijs of een deel ervan, voorzover die datum vastgesteld is en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;
   6° de gegevens die nodig zijn om de handeling te determineren en om het tarief van de belasting vast te stellen, inzonderheid de gebruikelijke benaming van de geleverde goederen en van de verstrekte diensten en hun hoeveelheid alsook het voorwerp van de diensten;
   7° de in artikel 8bis, § 2, van het Wetboek opgesomde gegevens voor de leveringen van vervoermiddelen bedoeld in artikel 8bis, § 1, van het Wetboek, evenals het merk, het model, de cilinderinhoud, de motorsterkte en het chassisnummer in geval van levering van nieuwe of tweedehandse personenauto's of auto's voor dubbel gebruik en, wanneer het gaat om tweedehandse personenauto's en tweedehandse auto's voor dubbel gebruik, de datum van de eerste inverkeersstelling en, voor de werken, het wassen uitgezonderd, verricht aan motorvoertuigen, de vermelding van de nummerplaat van het voertuig;
   8° voor elk tarief of elke vrijstelling, de maatstaf van heffing, de eenheidsprijs exclusief belasting, evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien deze niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;
   9° de vermelding van de tarieven van de belasting en het totaalbedrag van de te betalen of te herziene belasting. Het totaalbedrag van de te betalen of te herziene belasting dient te worden uitgedrukt in de nationale munteenheid van de lidstaat die de toe te passen regels bepaalt voor de uitreiking van de facturen, overeenkomstig artikel 53decies, § 1, van het Wetboek [3 en, wanneer de handeling plaatsvindt in een andere lidstaat van de Gemeenschap, de vermelding dat het tarief en de te betalen of te herziene belasting die lidstaat betreffen]3;
   9° bis " Btw verlegd " in de plaats van de vermelding van de tarieven en van het totaalbedrag van de verschuldigde belasting wanneer de belasting verschuldigd is door de medecontractant;
   9° ter " factuur uitgereikt door afnemer ", wanneer de medecontractant de factuur uitreikt in naam en voor rekening van de leverancier of de dienstverrichter;
   10° de vermelding van de betreffende bepaling van de richtlijn of van de overeenkomstige nationale bepaling op grond waarvan de handeling van de belasting is vrijgesteld, of enige andere vermelding dat de handeling is vrijgesteld;
   10° bis " Bijzondere regeling - reisbureaus ", wanneer de bijzondere regeling voor reisbureaus wordt toegepast;
   10° ter " Bijzondere regeling - gebruikte goederen ", " Bijzondere regeling - kunstvoorwerpen ", " Bijzondere regeling - voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten ", wanneer respectievelijk één van de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten wordt toegepast;
   11° een verwijzing naar het vroeger uitgereikte stuk of stukken indien voor dezelfde handeling meerdere facturen of stukken worden uitgereikt of opgesteld. De factuur mag de medecontractant niet debiteren voor een bedrag als belasting waarvoor hij reeds eerder werd gedebiteerd;
   12° alle andere vermeldingen die worden voorgeschreven ter uitvoering van het Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
   § 1bis. Het in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek bedoeld stuk dient te vermelden :
   1° de datum waarop het goed of de dienst werd verstrekt, de prijs of een deel ervan werd ontvangen of voor de doorlopende diensten, de periode waarop de afrekening betrekking heeft;
   2° de datum waarop het wordt opgesteld en het opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat dit stuk op eenduidige wijze identificeert en waaronder het wordt ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen;
   3° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de btw-eenheid dat het goed of de dienst verschaft, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-btw-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 6°, van het Wetboek werd toegekend;
   4° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de btw-eenheid dat het goed of de dienst ontvangt, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-btw-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 6°, van het Wetboek werd toegekend;
   5° de gegevens die nodig zijn om de handeling te bepalen, inzonderheid de gebruikelijke benaming van de verstrekte goederen en diensten en hun hoeveelheid alsook het voorwerp van de diensten en in voorkomend geval de in paragraaf 1, 7° bedoelde gegevens;
   6° de eenheidsprijs evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien deze niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;
   7° het totaalbedrag van de handeling.
   § 2. Het in artikel 3, eerste lid, bedoeld stuk bevat de volgende vermeldingen :
   1° een opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat het stuk op eenduidige wijze identificeert, waaronder het is ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen;
   2° de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige en van het lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het in artikel 50 van het Wetboek bedoelde btw-identificatienummer;
   3° de datum van de handeling;
   4° de in paragraaf 1, 6° en 7°, bedoelde gegevens;
   5° per tarief, de vermelding van de maatstaf van heffing en het totaalbedrag van de verschuldigde belasting.
   § 2bis. [2 ...]2
   § 3. Bij een reeks elektronische facturen die aan dezelfde medecontractant worden overgemaakt of ter beschikking worden gesteld, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voor zover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2015-12-18/13, art. 7, 042; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
  (3)<KB 2019-11-07/03, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 05-12-2019>

Afdeling 4. [1 - Andere verplichtingen]1   ----------   (1)
Art.6.[1 Bij openbare verkoop van roerende goederen van een gefailleerde belastingplichtige mag de factuur worden vervangen door een door de instrumenterende notaris of gerechtsdeurwaarder op basis van het proces-verbaal van toewijzing opgesteld stuk dat aan de koper wordt uitgereikt, onder de volgende voorwaarden :
   1° per toegewezen lot bevatten het proces-verbaal en het stuk de vermeldingen bedoeld in artikel 5, § 1, met uitzondering van het volgnummer in het boek voor uitgaande facturen en, voor leveringen aan overeenkomstig artikel 50 van het Wetboek voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtigen, hun btw-identificatienummer. In het proces-verbaal mogen deze vermeldingen evenwel worden vervangen door een refertenummer dat aan ieder stuk wordt toegekend;
   2° een dubbel van het stuk wordt aan de curator overhandigd.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 10, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.7.[1 § 1. In geval van verkoop op proef of van zending op zicht of in consignatie, dient de belastingplichtige, bij de overhandiging of de verzending van de goederen, aan de geadresseerde of de consignataris een stuk uit te reiken waarop worden vermeld, benevens de naam en het adres van de bij de handeling betrokken partijen, een volgnummer dat aan het stuk werd toegekend, de datum van de overhandiging of de verzending van de goederen, de gebruikelijke benaming ervan en de hoeveelheid van de overhandigde of de verzonden goederen.
   De in het eerste lid bedoelde belastingplichtige dient eveneens aan de geadresseerde of aan de consignataris een stuk uit te reiken bij de ontvangst van de goederen die hem door laatstgenoemden, geheel of gedeeltelijk, worden teruggegeven. Dit stuk bevat de vermeldingen bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de datum van de overhandiging of van de verzending van de goederen, die wordt vervangen door de datum van ontvangst van de goederen.
   De belastingplichtige stelt een kopie op van de stukken bedoeld in het eerste en tweede lid.
   De bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing in geval van verkoop op proef of van zending op zicht wanneer de belastingplichtige het in artikel 23 bedoelde register moet aanvullen, of in geval van consignatieverkoop, wanneer hij voor de overdracht van de goederen naar een andere lidstaat met het oog op deze verkoop het in artikel 2 bedoelde stuk moet opstellen [2 of wanneer de belastingplichtige het in artikel 24bis bedoelde register moet aanvullen]2.
   De factuur, die de belastingplichtige moet uitreiken aan de geadresseerde of de consignataris wanneer deze eigenaar wordt van de goederen, moet verwijzen naar de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken.
   § 2. Wanneer de belastingplichtige, die goederen op proef verkoopt of ze op zicht of in consignatie zendt, niet in België is gevestigd en niet is onderworpen aan de in paragraaf 1 bedoelde verplichting, is de belastingplichtige die de goederen ontvangt gehouden zelf een stuk op te maken waarop de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde gegevens voorkomen, met uitzondering van de verzendingsdatum die wordt vervangen door de datum van ontvangst van de goederen.
   De in het eerste lid bedoelde belastingplichtige, die de goederen heeft ontvangen, dient eveneens een stuk op te stellen bij de gehele of gedeeltelijke teruggave van de goederen. Dit stuk bevat de vermeldingen bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de datum van ontvangst van de goederen, die wordt vervangen door de datum van hun teruggave.
   Wanneer hij eigenaar wordt van de goederen brengt hij op de factuur die aan hem wordt uitgereikt een verwijzing aan naar het opgestelde stuk.]1
  [2 De bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing in geval van consignatieverkoop, wanneer de belastingplichtige die de goederen ontvangt het in artikel 24ter bedoelde register moet aanvullen.]2
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 11, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2019-12-11/14, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.8.[1 In de gevallen waarin het bewaren van stukken, andere dan facturen en boeken, aanleiding geeft tot ernstige moeilijkheden, kan door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde een kortere bewaringstermijn worden toegestaan.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 12, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.9.<KB 2007-04-21/52, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 14-05-2007> § 1. [2 Behalve in het geval de factuur moet worden uitgereikt door de medecontractant in naam en voor rekening van de belastingplichtige die de goederen levert of de diensten verstrekt, stellen de belastingplichtige en de niet-belastingplichtige rechtspersoon, die overeenkomstig artikel 51, § 1, 2° en § 2, eerste lid, van het Wetboek, of de artikelen 20, 20bis of 20ter, schuldenaar zijn van de belasting, uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin overeenkomstig [3 de artikelen 16, § 1, 17, § 1, derde lid, 22, § 1, 22bis, § 1, derde lid of]3 25sexies, § 2, tweede lid, van het Wetboek de belasting opeisbaar wordt, een stuk op wanneer zij nog niet in het bezit zijn van de factuur met betrekking tot de handeling.]2
  § 2. Het [2 in paragraaf 1]2 bedoeld stuk moet de volgende vermeldingen bevatten :
  1° de datum waarop het stuk is opgemaakt;
  2° de naam of de maatschappelijke benaming en het adres van de bij de handeling betrokken partijen;
  3° het in artikel 50 van het Wetboek bedoeld BTW- identificatienummer van de persoon die het stuk opmaakt;
  4° [2 a) voor de intracommunautaire verwerving van goederen, de datum waarop krachtens artikel 25sexies, § 1, van het Wetboek het belastbare feit heeft plaatsgevonden;
   b) voor de in artikel 51, § 2, eerste lid, van het Wetboek, of in artikelen 20, 20bis of 20ter, bedoelde handelingen, de datum waarop de handeling wordt verricht of, wanneer de belasting opeisbaar wordt bij toepassing [3 van artikel 17, § 1, derde lid of van artikel 22bis, § 1, derde lid en § 2, tweede lid]3, van het Wetboek, de datum waarop de belasting opeisbaar wordt;]2
  5° de gegevens bedoeld in artikel 5, § 1, 6°;
  6° per tarief, de maatstaf van heffing en het totaalbedrag van de verschuldigde belasting;
  7° een verwijzing naar de overeenkomst of naar elk ander stuk opgemaakt tussen de bij de handeling betrokken partijen, dat de aard en de hoeveelheid van de verkregen goederen of het voorwerp van de ontvangen diensten alsmede de prijs en het toebehoren ervan kan staven;
  8° het nummer waaronder het stuk is ingeschreven in het boek voor inkomende facturen of in het boek dat de belastingplichtige (of het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek) en de niet-belastingplichtige rechtspersoon moeten houden overeenkomstig artikel 14 [2 ...]2. <KB 2007-05-17/35, art. 6, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  § 3. [2 De belastingplichtige die schuldenaar is van de belasting ingevolge een door artikel 25quater van het Wetboek met een intracommunautaire verwerving gelijkgestelde handeling en die niet in het bezit is van het transfertdocument opgesteld overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat van waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, stelt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de belasting overeenkomstig artikel 25sexies, § 2, tweede lid, van het Wetboek opeisbaar wordt, een stuk op dat de handeling vaststelt en de in paragraaf 2 bedoelde vermeldingen bevat.]2
  § 4. [2 Bij de ontvangst van de factuur of het transfertdocument brengen de respectievelijk in paragraaf 1 of in paragraaf 3 bedoelde personen hierop een verwijzing aan naar het respectievelijk in paragraaf 2 of in paragraaf 3 bedoelde stuk, en op die stukken, van een verwijzing naar de factuur of het transfertdocument.]2
  ----------
  (1)<KB 2009-12-09/10, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2012-12-19/03, art. 13, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<KB 2015-12-18/13, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.10.§ 1. ([1 De belastingplichtige die leveringen van goederen of diensten verricht, andere dan deze die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Wetboek, waarvoor hij geen recht op aftrek heeft, stelt op de dag zelf van de handeling een stuk op in twee exemplaren voor de voor zijn economische activiteit bestemde goederen en diensten, die hem onder bezwarende titel of om niet worden verstrekt door een niet-belastingplichtige of door een belastingplichtige die niet gehouden is een factuur uit te reiken.]1
  Dit stuk bevat de volgende vermeldingen :
  1° (het nummer waaronder het is ingeschreven in het boek voor inkomende facturen van de belastingplichtige of van het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek;) <KB 2007-05-17/35, art. 7, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  2° de naam of de maatschappelijke benaming en het adres van de bij de handeling betrokken partijen;
  3° het BTW-identificatienummer (dat hem overeenkomstig artikel 50 van het Wetboek werd toegekend); <KB 2004-02-16/31, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  4° de datum van de handeling;
  5° de voor het bepalen van de handeling nodige gegevens;
  6° in voorkomend geval, de prijs.
  (Dat stuk wordt voor akkoord ondertekend door beide partijen, met vermelding van de hoedanigheid van de ondertekenaars; een exemplaar van het stuk wordt overhandigd aan de leverancier van de goederen of aan de dienstverrichter.) <KB 1994-11-22/32, art. 1, b), 003; Inwerkingtreding : 01-12-1994>
  § 2. De belastingplichtige is ervan ontheven het in [1 paragraaf 1]1 bedoelde stuk op te maken wanneer hem een stuk werd uitgereikt door zijn medecontractant.
  In voorkomend geval vervolledigt de belastingplichtige laatstgenoemd stuk met de vermeldingen bedoeld in § 1, tweede lid.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 14, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.11. De in artikel 11 van het Wetboek bedoelde overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling, evenals de in artikel 18, § 3, van het Wetboek bedoelde handelingen, moeten worden vastgesteld in een stuk dat door de bij de overdracht betrokken partijen wordt opgesteld en waarvan elke partij een exemplaar ontvangt.
  Dit stuk moet inzonderheid de volgende vermeldingen bevatten :
  1° de datum van de overdracht of van de handelingen;
  2° de naam of de maatschappelijke benaming en het adres van de betrokken partijen en, in voorkomend geval, hun BTW-identificatienummer bedoeld in artikel 50 van het Wetboek;
  3° een nauwkeurige beschrijving van het voorwerp van de overdracht of van de handeling;
  4° de prijs.

Art.12.[1 § 1. Er wordt een verbeterend stuk in de zin van artikel 53, § 2, derde lid, van het Wetboek, uitgereikt of opgesteld wanneer de factuur of één van de in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek en de artikelen 2, 6, 7, § 1, en 10 bedoelde stukken, na de uitreiking of het opstellen ervan, moeten worden verbeterd.
   Onder de in artikel 53, § 2, tweede lid, van het Wetboek bedoelde voorwaarden mag dit stuk worden vervangen door een door de medecontractant opgestelde verbeterende afrekening.
   § 2. De belastingplichtigen en de niet-belastingplichtige rechtspersonen stellen een verbeterend stuk op wanneer één van de in de artikelen 3, 9, 10 en 11 bedoelde stukken moet worden verbeterd na de inschrijving ervan in de door artikel 14 voorgeschreven boeken. De belastingplichtige vervult dezelfde verplichting wanneer het in artikel 7, § 2, bedoeld stuk moet worden verbeterd.
   § 3. Het in de paragrafen 1 en 2 bedoeld verbeterend stuk bevat een verwijzing naar de te verbeteren factuur of naar het te verbeteren stuk. De Minister van Financiën regelt hoe het verbeterend stuk moet worden uitgereikt of opgesteld.
   § 4. De belastingplichtigen stellen een kopie op van de in paragraaf 1 bedoelde verbeterende stukken.
   § 5. Voor de toepassing van artikel 10, moeten dit verbeterend stuk en de kopie ervan voor akkoord worden ondertekend door beide partijen met vermelding van de hoedanigheid van de ondertekenaars.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 15, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Afdeling 5. [1 - Vereenvoudigde facturen]1   ----------   (1)
Art.13.[1 De belastingplichtigen mogen een vereenvoudigde factuur uitreiken in de volgende gevallen :
   1° wanneer het bedrag van de factuur niet hoger dan 100 euro is, exclusief belasting over de toegevoegde waarde;
   2° wanneer, onder de voorwaarden te bepalen door de Minister van Financiën, de handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector of de technische voorwaarden waaronder die facturen worden uitgereikt de naleving bemoeilijken van alle bedoelde verplichtingen;
   3° wanneer het uitgereikt document of bericht met een factuur wordt gelijkgesteld, overeenkomstig artikel 53, § 2, derde lid, van het Wetboek.
   De vereenvoudigde factuur moet in elk geval de volgende vermeldingen bevatten :
   1° de datum waarop ze is uitgereikt en een opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat de factuur op eenduidige wijze identificeert, waaronder ze wordt ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen van de leverancier of de dienstverrichter;
   2° de naam of de maatschappelijke benaming van de leverancier of van de dienstverrichter, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en zijn in artikel 50 van het Wetboek bedoeld btw-identificatienummer of in het kader van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, de vermeldingen eigen aan het betrokken lid;
   3° het in artikel 50 van het Wetboek bedoelde btw-identificatienummer van de verkrijger of de ontvanger, of bij gebreke hieraan, zijn naam of maatschappelijke benaming en volledig adres;
   4° de identificatie van de aard van de geleverde goederen of verrichte diensten;
   5° de aanduiding, per tarief, van de maatstaf van heffing en het bedrag van de verschuldigde belasting;
   6° wanneer het uitgereikte document of bericht met een factuur wordt gelijkgesteld, overeenkomstig artikel 53, § 2, derde lid, van het Wetboek, een specifieke en ondubbelzinnige verwijzing naar de oorspronkelijke factuur, met specifieke vermelding van de aangebrachte wijziging.
   Het eerste lid mag niet worden toegepast voor de in de artikelen 14, § 3, 15, §§ 1 en 2, 25ter en 39bis van het Wetboek bedoelde handelingen, noch voor de handelingen waarvoor de belasting verschuldigd is door de medecontractant krachtens artikel 51, §§ 2 of 4 van het Wetboek.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 17, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 13bis.
  <Opgeheven bij KB 2012-12-19/03, art. 18, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Hoofdstuk II. - De boekhouding.
Art.14.§ 1. De belastingplichtigen moeten een aan de omvang van hun activiteiten aangepaste boekhouding voeren om de belasting over de toegevoegde waarde te kunnen toepassen en controleren.
  (Voor de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, dient ieder lid een dergelijke boekhouding te voeren wat zijn eigen activiteiten betreft.) <KB 2007-05-17/35, art. 10, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  § 2. De boekhouding van de belastingplichtigen, behalve van degenen die uitsluitend handelingen verrichten bedoeld in artikel 8bis van het Wetboek, bevat inzonderheid de volgende boeken :
  1° een boek voor inkomende facturen waarin zij aangaande de volgende verrichtingen de facturen en de stukken inschrijven met betrekking tot hun economische activiteit :
  - de leveringen van goederen en de diensten;
  - de invoeren;
  - de intracommunautaire verwervingen van goederen;
  - de handelingen bedoeld in de [1 artikelen 12, § 1, eerste lid, 3° en 4°, 19, §§ 2, eerste lid, 1° en 3, [4 ...]4 en 25quater]1 van het Wetboek;
  - de te hunnen behoeve verrichte overdrachten bedoeld in artikel 11 van het Wetboek en de handelingen bedoeld in artikel 18, § 3, van het Wetboek;
  - de handelingen bedoeld in artikel 10;
  2° [1 een boek voor uitgaande facturen waarin zij de facturen, de stukken bedoeld in de artikelen 2, 3, 6 en 11 en die bedoeld in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek inschrijven, evenals de ermee verband houdende verbeterende stukken;]1
  3° ([2 een dagboek per bedrijfszetel waarin zij de ontvangsten inschrijven met betrekking tot de handelingen waarvoor zij niet verplicht zijn een factuur of het in artikel 53, § 3, eerste lid van het Wetboek bedoeld stuk uit te reiken en waarvoor zij geen factuur of niet dat stuk hebben uitgereikt.]2
  Dit dagboek kan op papier worden gehouden in overeenstemming met de bepalingen van artikel 15, § 1, tweede en derde lid, of op elektronische wijze overeenkomstig de modaliteiten bepaald door [5 ...]5 de Minister van Financiën.
  [5 Het gebruik door de belastingplichtigen van een elektronisch kasregister, dat op het einde van elke dagelijkse openingsperiode van elke verkoopinrichting een of meerdere financiële rapporten genereert, met systematische levering aan de klant van een kasticket, voor de digitale registratie van de handelingen uitgevoerd in de bedrijfszetel waarvoor geen factuur moet worden uitgereikt, wordt gelijkgesteld met het voor hun bedrijfszetel digitaal gehouden dagboek van ontvangsten. Het kasticket kan worden geleverd in elektronische of papieren vorm met uitzondering voor de handelingen waarvoor een kasticket door middel van een geregistreerd kassasysteem overeenkomstig artikel 21bis, § 1, eerste lid of een rekening of een ontvangstbewijs bij toepassing van artikel 22 aan de klant moeten worden afgeleverd. Voor deze handelingen moet het kasticket verplicht in papieren vorm worden afgeleverd.
   De gegevens van de handelingen uitgevoerd in de bedrijfszetel die in het elektronische kasregister geregistreerd zullen worden, zijn enerzijds deze bedoeld in artikel 15, § 4 en anderzijds de volgende gegevens die in het kasticket opgenomen zijn:
   a) de datum van de uitgave;
   b) het volgnummer van minimum 4 en maximum 8 posities, genomen in een ononderbroken volgorde van nummers. Deze volgorde kan, volgens de administratieve en technische organisatie van de belastingplichtige gedefinieerd worden bij afzonderlijke kassa, bij een reeks van kassa's in dezelfde vestiging of voor al de kassa's bijeen in dezelfde vestiging;
   c) de identificatie van de kassa en van de vestiging indien er meerdere zijn;
   d) de referentie van het artikel, het aantal stuks per artikel en het totaalbedrag voor dit aantal stuks, rekening houdend met de geafficheerde prijs (inclusief btw);
   e) de kortingen en de terugbetalingen;
   f) het verschuldigde totaalbedrag, inclusief btw, door de klant of, bij een terugbetaling, het saldo dat aan de klant moet worden betaald;
   g) de laatste acht tekens van de digitale handtekening van de registratie gegenereerd door het beveiligingssysteem.
   Een financieel rapport moet door het elektronische kasregister worden gegenereerd op het einde van elke dagelijkse openingsperiode van de verkoopinrichting per toegekende reeks volgnummers als bepaald in paragraaf 2, 3°, vierde lid, b), en minstens de volgende vermeldingen bevatten:
   a) de identificatie van de op dit rapport betrekking hebbende kassa('s) en, als er verschillende verkoopinrichtingen zijn, de identificatie van de verkoopinrichting;
   b) het precieze tijdstip (datum, uur, minuut) waarop het rapport wordt gegenereerd;
   c) het volgnummer van het rapport, genomen uit een ononderbroken reeks;
   d) de periode waarop het rapport betrekking heeft;
   e) de som van de in paragraaf 2, 3°, vierde lid, d), bedoelde totaalbedragen;
   f) het totaalbedrag van de kortingen en teruggegeven bedragen;
   g) het totaalbedrag van de netto-omzet, btw inclusief;
   h) in het geval de belastingplichtige geen gebruik maakt van de mogelijkheid die hem geboden wordt door artikel 15, § 4, vierde lid, en indien al de vereiste gegevens daartoe reeds berekend werden, een verdeling van het onder g) bedoelde totale bedrag, per afzonderlijk btw-tarief;
   i) de laatste acht karakters van de digitale handtekening van de registratie van de laatste uitgevoerde handeling waarop dit verslag betrekking heeft.
   De minister van Financiën bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de bewaring, de integriteit van de inhoud van de kastickets bedoeld in paragraaf 2, 3°, vierde lid, alsook de modaliteiten van de bewaring van de financiële rapporten bedoeld in paragraaf 2, 3°, vijfde lid.]5
  [5 Het dagboek van ontvangsten met betrekking tot de in de bedrijfszetel verrichte handelingen, alsook de verantwoordingsstukken bedoeld in artikel 15, § 2, die erop betrekking hebben met inbegrip van, in voorkomend geval, de in artikel 22 bedoelde dubbels van de rekeningen of van de ontvangstbewijzen of het kasregister bedoeld in paragraaf 2, 3°, derde lid, dienen zich op die bedrijfszetel te bevinden tot het verstrijken van de derde maand volgend op die waarin het genoemd dagboek van ontvangsten werd afgesloten. Indien het dagboek van ontvangsten op elektronische wijze wordt gehouden, dient het binnen voornoemde periode elektronisch toegankelijk te zijn op de bedrijfszetel. Indien een elektronisch kasregister wordt gebruikt, moet dit gedurende bovengenoemde periode op de bedrijfszetel elektronisch toegankelijk zijn.]5
  De belastingplichtigen die over meerdere bedrijfszetels beschikken moeten bovendien een centralisatiedagboek bijhouden waarin zij op het einde van elke aangifteperiode, per tarief, het totaalbedrag van de ontvangsten inschrijven van dat tijdvak, ingeschreven in de verschillende dagboeken van ontvangsten. Dit centralisatiedagboek kan op papier worden gehouden in overeenstemming met de bepalingen van artikel 15, § 1, tweede en derde lid, of door middel van geïnformatiseerde systemen overeenkomstig de modaliteiten bepaald door [5 ...]5 de Minister van Financiën.) <KB 2007-01-31/31, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 07-02-2007>
  § 3. [3 In afwijking van paragraaf 2, 3°, zijn de belastingplichtigen die genieten van de forfaitaire regeling van artikel 56 van het Wetboek ervan ontheven het bedoelde dagboek te houden.]3
  § 4. [3 De in artikel 56bis van het Wetboek bedoelde kleine ondernemingen zijn ervan ontheven de boeken bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°, te houden, wanneer zij de facturen en de stukken of, in voorkomend geval, de dubbels van de door deze bepalingen beoogde facturen en stukken, bewaren volgens een ononderbroken reeks volgnummers welke zij eraan toekennen bij hun ontvangst, hun uitreiking of het opmaken ervan, en wanneer zij het boek houden dat bedoeld is in paragraaf 5.]3
  § 5. [1 In afwijking van § 2 moeten de belastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten vrijgesteld van de belasting krachtens artikel 44 van het Wetboek waarvoor zij geen recht op aftrek hebben en de belastingplichtigen die van de in artikel 57 van het Wetboek beoogde landbouwregeling genieten, een boek houden waarin zij de facturen en de stukken met betrekking tot hun activiteit inschrijven die de handelingen vaststellen waarvoor zij overeenkomstig artikel 51, §§ 1, 2°, en 2, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek de belasting verschuldigd zijn, alsook de facturen en de stukken bedoeld in artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit nr. 31 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door in het buitenland gevestigde belastingplichtigen.]1
  § 6. De niet-belastingplichtige rechtspersonen moeten het boek bedoeld in § 5 houden.
  ----------
  (1)<KB 2009-12-09/10, art. 5, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2012-12-19/03, art. 19, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
   (3)<KB 2014-11-27/03, art. 1, 038; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (4)<KB 2015-12-18/13, art. 8, 042; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
  (5)<KB 2022-12-13/02, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.15.§ 1. [1 De boeken gehouden in papieren vorm die deel uitmaken van de boekhouding vormen, ieder naargelang zijn oogmerk, een doorlopende reeks; uiterlijk op het tijdstip van gebruik worden zij geïdentificeerd door de precisering van dit oogmerk, hun plaats in deze reeks, de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige, van het lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek of van de niet-belastingplichtige rechtspersoon en zijn in artikel 50 van het Wetboek bedoelde btw-identificatienummer. De boeken gehouden door middel van een elektronisch systeem worden geïdentificeerd door de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige, van het lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek of van de niet-belastingplichtige rechtspersoon en zijn in artikel 50 van het Wetboek bedoelde btw-identificatienummer.]1
  [1 De boeken bedoeld in artikel 14, gehouden in papieren vorm, mogen worden bijgehouden op losse bladen, met uitzondering van het dagboek van ontvangsten en het centralisatieboek bedoeld in paragraaf 2, 3°, van dit artikel. De losse bladen moeten genummerd worden uiterlijk op het tijdstip waarop deze bladen in gebruik worden genomen.]1
  (De bladen van het dagboek van ontvangsten en van het centralisatieboek bedoeld in artikel 14, § 2, 3°, [1 gehouden in papieren vorm,]1 moeten genummerd worden uiterlijk op het tijdstip waarop die boeken in gebruik worden genomen.) <KB 2002-02-06/31, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2002>
  (Het dagboek van ontvangsten dient de handelingen op te nemen verricht tijdens een periode van twaalf maanden.) <KB 2002-02-06/31, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2002>
  § 2. De inschrijvingen met betrekking tot de boekhouding moeten zijn gesteund op verantwoording en die gedateerd zijn en waarvan, naargelang het geval, een origineel exemplaar of een dubbel dient te worden bewaard.
  [1 In geval van de toepassing van artikel 14, § 2, 3°, derde lid, zullen de kastickets geregistreerd in het elektronisch kasregister deze verantwoordingsstukken vormen.]1
  De inschrijvingen in de boeken [1 gehouden in papieren vorm]1 worden zonder uitstel, in volgorde van de data, zonder enig wit vlak noch leemte verricht; in geval van verbetering moet de oorspronkelijke inschrijving leesbaar blijven; de totalen van elk blad worden overgedragen bovenaan op het volgend blad.
  § 3. De inschrijvingen in de [1 in het artikel 14, § 2, 1° en 2° en §§ 5 en 6]1, bedoelde boeken moeten inzonderheid bestaan uit :
  a) het volgnummer toegekend aan de factuur of aan het stuk;
  b) de datum van de factuur of van het stuk;
  c) de naam of de maatschappelijke benaming van de medecontractant;
  d) per factuur of per stuk en, indien nodig per tarief, de maatstaf van heffing en het bedrag van de overeenkomstige belasting;
  e) de prijs van de handeling wanneer deze niet belastbaar is;
  (f) een uitsplitsing met het oog op het invullen van de (in de artikelen 53, § 1, eerste lid, 2°), en 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangiften, evenals op het einde van elke aangifteperiode, per rooster van de aangifte, het totaalbedrag van de periode(;) <KB 1998-11-26/42, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2004-02-16/31, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (g) (...)) <KB 1998-11-26/42, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999> ( Opgeheven) <KB 2000-07-20/63, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 4. (Per bedrijfszetel wordt het totale bedrag van de dagontvangsten van dag tot dag ingeschreven in het dagboek van ontvangsten [1 of wordt dagelijks geregistreerd door het gebruik van het elektronisch kasregister bedoeld in artikel 14, § 2, 3°, derde lid]1.) <KB 2002-02-06/31, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2002>
  Een afzonderlijke inschrijving met vermelding van de aard van de verkochte goederen is evenwel noodzakelijk voor de ontvangsten die voortkomen van de levering van goederen waarvan de prijs, per in de handel gebruikelijke eenheid, meer bedraagt dan (250,00 EUR), belasting over de toegevoegde waarde inbegrepen. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De in het [1 tweede]1 lid bedoelde afzonderlijke inschrijving mag worden vervangen door een dagelijkse globale inschrijving wanneer de verantwoordingsstukken die moeten worden opgesteld, benevens de ontvangst, de aard van de verkochte goederen nauwkeurig vermelden.
  Wanneer de ontvangsten onderworpen zijn aan verschillende tarieven, worden ze per tarief ingeschreven. In de gevallen en onder de voorwaarden die zij bepalen, kan door [1 ...]1 de Minister van Financiën nochtans van dit voorschrift worden afgeweken door toe te staan dat de ontvangsten worden ingeschreven zonder onderscheid te maken naargelang het belastingtarief en dat aangepaste methodes worden aangewend voor het uitsplitsen van deze ontvangsten per tarief.
  (Bovendien worden op het einde van elke aangifteperiode, per tarief, het totaalbedrag van de maatstaf van heffing en van de overeenkomstige belasting met betrekking tot de periode, (...) (naargelang het geval in het enige dagboek van ontvangsten of in het centralisatieboek) ingeschreven.) <KB 1998-11-26/42, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 2000-07-20/63, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2002-02-06/31, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2002>
  ----------
  (1)<KB 2022-12-13/02, art. 2, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.16.§ 1. [3 De in België gevestigde belastingplichtigen die in artikel 15, § 2, tweede lid, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen of in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, van het Wetboek bedoelde diensten verrichten, delen op elk moment ten behoeve van de ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, per kalenderjaar het totale bedrag mee van hun leveringen van goederen en van hun diensten die in aanmerking komen voor de berekening van de in de artikelen 15, § 2, tweede lid, 3°, en 21bis, § 2, 9°, tweede lid, c), van het Wetboek bedoelde drempels.
   Tenzij ze het voorwerp uitmaken van een factuur, worden de handelingen bedoeld in het eerste lid afzonderlijk ingeschreven in het in artikel 14, § 2, eerste lid, 3°, bedoelde dagboek van ontvangsten, met aanduiding van de aard van de verkochte goederen of diensten, de maatstaf van heffing, het bedrag van de verschuldigde belasting en de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen of die waar de ontvanger is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.]3
  § 2. Voor de toepassing van artikel 53bis, § 1, van het Wetboek geldt de [1 in paragraaf 1]1 bedoelde verplichting eveneens voor de in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen die niet de in het tweede lid van die bepaling voorziene keuze hebben uitgeoefend, wat betreft het totale bedrag, voor het lopende kalenderjaar, van hun in die bepaling beoogde intracommunautaire verwervingen van goederen.
  § 3. De toepassing van [1 paragrafen 1 en 2]1 kan worden geregeld door of vanwege de Minister van Financiën wanneer zij dit noodzakelijk achten om de toepassing van de belasting en het toezicht op de juiste heffing ervan te verzekeren.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 20, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2015-01-24/03, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
  (3)<KB 2021-06-29/01, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Hoofdstuk III. - Opeisbaarheid van de belasting. Aangifte. Schuldenaar van de belasting.
Art.17.
  <Opgeheven bij KB 2012-12-19/03, art. 21, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.18.§ 1. De persoon die gehouden is tot het indienen van de in (artikel 53, § 1, eerste lid, 2°), of in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte moet deze, uiterlijk de twintigste dag volgend op het tijdvak waarop zij betrekking heeft, indienen (bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst). <MB 2001-09-05/33, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 18-09-2001> <KB 2004-02-16/31, art. 14, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 2. [2 In afwijking van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, wordt de belastingplichtige [5 ...]5 gemachtigd slechts om de drie maanden een aangifte in te dienen, uiterlijk de twintigste van de maand na ieder kalenderkwartaal wanneer:
   1° de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, voor de volledige economische activiteit niet meer bedraagt dan 2.500.000 euro;
   2° de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, niet meer bedraagt dan 250.000 euro voor het geheel van de leveringen van de navolgende goederen:
   a) energieproducten bedoeld in artikel 415, § 1, van de programmawet van 27 december 2004;
   b) toestellen voor mobiele telefonie en computers alsmede hun randapparatuur, toebehoren en onderdelen;
   c) landvoertuigen uitgerust met een motor onderworpen aan de reglementering betreffende de inschrijving.
   De belastingplichtige die krachtens artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek gehouden is tot de maandelijkse indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen, is uitgesloten van de regeling bedoeld in het eerste lid.]2
  (§ 3. De overgang van de regeling kwartaalaangiften naar maandaangiften geschiedt bij het verstrijken van het kalenderkwartaal waarin voor de eerste maal niet meer aan alle in § 2 vermelde voorwaarden is voldaan. De belastingplichtige is gehouden uiterlijk de tiende van de maand volgend op het bovenbedoelde kalenderkwartaal het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert [8 door middel van de aangifte bedoeld in artikel 2 of 7bis van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992, met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de [9 artikelen 15, § 2, vierde lid]9, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde]8 kennis te geven van deze overgang.
  Alle andere overgangen van een aangifteregeling naar een andere kunnen, op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige, door de administratie [3 ...]3 worden toegestaan [1 en treden in werking de eerste dag van het aangiftetijdvak van de door de belastingplichtige gevraagde regeling volgend op de datum van aanvaarding van de aanvraag door de betrokken administratie.]1 [8 Het verzoek wordt gedaan door middel van de aangifte bedoeld in artikel 2 of 7bis van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992, met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de [9 artikelen 15, § 2, vierde lid]9, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde.]8) <KB 2004-08-23/34, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (§ 4. De belastingplichtigen gehouden tot het indienen van de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek moeten deze aangifte langs elektronische weg indienen.
  § 5. De belastingplichtigen bedoeld onder § 4, zijn vrijgesteld van de verplichting tot indiening langs elektronische weg zolang zij en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde aangiften namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen.
  De toepassingsmodaliteiten van het eerste lid worden geregeld door of vanwege de Minister van Financiën.) <KB 2007-01-31/31, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2007, 01-02-2008, 01-04-2009; nauwkeurigheden KB 2007-01-31/31, art. 3>
  § (6. De belastingplichtigen gehouden tot het indienen van de in de §§ 1 en 2 bedoelde aangiften :
  a) die deze aangiften niet langs elektronische weg indienen, moeten gebruik maken van de formulieren die hen worden verstrekt door de administratie [3 ...]3 en waarvan het model voorkomt op de bijlage I bij dit besluit wat betreft de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek en op de bijlage III wat betreft de aangifte bedoeld in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek. De omschrijving van de roosters van de aangifte waarvan het model voorkomt in de genoemde bijlage I, maakt het voorwerp uit van de bijlage II bij dit besluit.
  [1 ...]1
  b) die deze aangiften langs elektronische weg indienen, moeten onder de door of vanwege de Minister van Financiën gestelde voorwaarden, dezelfde gegevens overdragen als die bevat in de onder a) bedoelde aangifte.) <KB 2007-01-31/31, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 07-02-2007>
  § 7. [4 [7 De belastingplichtigen gehouden tot de indiening van de in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek bedoelde aangifte, gebruiken de aangifteformulieren die bestaan uit een elektronisch bericht waarvan de inhoud is bepaald in de artikelen 58ter, § 6, tweede en derde lid, 58quater, § 6, tweede tot en met achtste lid en 58quinquies, § 6, tweede en derde lid, van het Wetboek. Zij sturen dat bericht naar het elektronisch adres dat te dien einde door de minister van Financiën of zijn gemachtigde werd gecreëerd.]7
   De belastingplichtigen gehouden tot het indienen van de aangifte bedoeld in artikel 58bis, § 2, 4°, van het Wetboek zoals het van toepassing is tot en met 31 december 2014, wat de belasting betreft die opeisbaar is geworden in een aan 1 januari 2015 voorafgaand tijdvak, blijven verder het aangifteformulier gebruiken dat bestaat uit een elektronisch bericht dat wordt gestuurd naar het elektronisch adres dat te dien einde gecreëerd werd door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde.]4
  [6 § 8. In afwijking van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, dient de curator van een gefailleerde belastingplichtige, uitgezonderd in de gevallen bedoeld in artikel XX.140 van het Wetboek economisch recht, volgens de modaliteiten bepaald in paragraaf 4 en 5 en ten laatste op 28 februari van het kalenderjaar volgend op dat waarop ze betrekking heeft, jaarlijks een aangifte in voor de aan de belasting onderworpen handelingen die hij verricht in naam van die belastingplichtige met ingang van de dag van het vonnis van faillietverklaring.
   De curator voldoet de verschuldigde belasting ten laatste op 30 april van het kalenderjaar volgend op dat waarop de aangifte bedoeld in het eerste lid betrekking heeft.
   In afwijking van het eerste lid, dient de curator bij de sluiting van het faillissement de in het eerste lid bedoelde aangifte in ten laatste op de laatste dag van de tweede maand die volgt op de datum van het vonnis van faillietverklaring.
   De curator voldoet de verschuldigde belasting ten laatste binnen de drie maanden volgend op het verstrijken van de termijn voor de indiening van de in het derde lid bedoelde aangifte.]6
  ----------
  (1)<KB 2009-12-09/10, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2013-12-21/09, art. 1, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<KB 2015-01-24/03, art. 2, 039; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
  (4)<KB 2015-07-05/04, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (5)<KB 2017-02-16/03, art. 1, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (6)<KB 2019-11-07/03, art. 3, 045; Inwerkingtreding : 05-12-2019>
  (7)<KB 2021-06-29/01, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (8)<KB 2022-10-26/04, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
  (9)<KB 2023-12-17/15, art. 24, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.19.
  <Opgeheven bij KB 2021-03-29/01, art. 1, 047; Inwerkingtreding : 10-04-2021>

Art.20.§ 1. [2 In afwijking van artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek, voldoet de medecontractant van de in België gevestigde belastingplichtige die één van de in paragraaf 2 bedoelde handelingen verricht, de over die handeling verschuldigde belasting, wanneer hij zelf een belastingplichtige is gehouden tot indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte. Hij voldoet de belasting op de in paragraaf 4 bedoelde manier.
   De overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek voor btw-doeleinden geïdentificeerde medecontractant die niet gehouden is tot indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte, brengt de dienstverrichter ervan op de hoogte dat hij de in het eerste lid bedoelde voorwaarden niet vervult wanneer hij aan laatstgenoemde zijn btw-identificatienummer meedeelt overeenkomstig artikel 53quater, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek.]2
  § 2. Wordt bedoeld alle werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, van het Wetboek.
  Worden eveneens bedoeld, in de mate dat zij geen werk in onroerende staat zijn :
  1° iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering als de aanhechting aan een gebouw :
  a) van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een installatie voor centrale verwarming of airconditioning, daaronder begrepen de branders, de reservoirs en de regel- en controletoestellen verbonden aan de ketels of aan de radiatoren;
  b) van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een sanitaire installatie van een gebouw en, meer algemeen, van alle vaste toestellen voor sanitair of hygiënisch gebruik aangesloten op een waterleiding of een riool;
  c) van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische installatie van een gebouw, met uitzondering van toestellen voor de verlichting en van lampen;
  d) van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische belinstallatie, van brandalarmtoestellen, van alarmtoestellen tegen diefstal en van een huistelefoon;
  e) van opbergkasten, gootstenen, gootsteenkasten en meubels met ingebouwde gootsteen, wastafels en meubels met ingebouwde wasbak, zuigkappen, ventilators en luchtverversers waarmee een keuken of badkamer is uitgerust;
  f) van luiken, rolluiken en rolgordijnen die aan de buitenkant van het gebouw worden geplaatst;
  2° iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering van wandbekleding of vloerbedekking als de plaatsing ervan in een gebouw, ongeacht of die bekleding of bedekking aan het gebouw wordt vastgehecht of eenvoudig ter plaatse op maat wordt gesneden volgens de afmetingen van de te bedekken oppervlakte;
  3° ieder werk dat bestaat in het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het reinigen van goederen bedoeld in 1° of 2° hierboven.
  Wordt ook bedoeld de terbeschikkingstelling van personeel met het oog op het verrichten van een werk in onroerende staat of van een onder 1°, 2° of 3°, hierboven bedoelde handelingen.
  § 3. [2 De door de in paragraaf 1 bedoelde dienstverrichter uitgereikte factuur en het dubbel dat hij bewaart, met betrekking tot de paragraaf 2 bedoelde handelingen, maken melding van het voorhanden zijn van de verschillende elementen die de toepassing van dit artikel rechtvaardigen en maken voor die handelingen geen melding van het tarief, noch van het bedrag van de verschuldigde belasting, maar bevatten de volgende vermelding wanneer de afnemer de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde informatie niet heeft verstrekt:
   "Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".
   Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde betreffende de hoedanigheid van de afnemer, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist.]2
  § 4. [3 De in paragraaf 1 bedoelde medecontractant neemt de over die handelingen verschuldigde belasting op in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar wordt.]3
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 22, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2022-10-26/04, art. 13, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<KB 2023-12-17/15, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 20bis.[1 In afwijking van artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek voldoet de medecontractant van de belastingplichtige die een in het tweede lid beoogde levering verricht, de belasting die over die levering verschuldigd is, wanneer hij zelf een belastingplichtige is gehouden tot indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte. Hij voldoet die belasting op de in het vijfde lid bedoelde wijze.
   Voor de toepassing van dit artikel worden bedoeld:
   1° de leveringen van goud of halffabricaten met een zuiverheid van ten minste 325 duizendsten;
   2° de leveringen van beleggingsgoud bedoeld in artikel 44bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek, verricht door een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 44bis, § 1, tweede of derde lid, van het Wetboek, heeft geopteerd voor de belastingheffing van die leveringen.
   De belastingplichtige die in het tweede lid bedoelde handelingen verricht, vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief, noch het bedrag van de verschuldigde belasting, maar brengt er de volgende vermelding op aan:
   "Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".
   Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het derde lid bedoelde voorwaarde betreffende de hoedanigheid van de afnemer, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist.
   De in het eerste lid bedoelde medecontractant neemt de over de in het tweede lid opgesomde handelingen verschuldigde belasting op in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar wordt.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-12-17/15, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 20ter.[1 In afwijking van artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek voldoet de medecontractant van de belastingplichtige die een in het tweede lid beoogde dienst verricht, de belasting die over die handeling verschuldigd is, wanneer hij zelf een in België gevestigde belastingplichtige is gehouden tot indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte. Hij voldoet die belasting op de in het vijfde lid bedoelde wijze.
   Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld, de overdracht van broeikasgasemissierechten als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG, die overdraagbaar zijn overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn, evenals andere eenheden die door exploitanten kunnen worden gebruikt om die richtlijn na te leven.
   De belastingplichtige die in het tweede lid bedoelde handelingen verricht, vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief, noch het bedrag van de verschuldigde belasting, maar brengt er de volgende vermelding op aan:
   "Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".
   Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het derde lid bedoelde voorwaarde betreffende de hoedanigheid van de afnemer, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist.
   De in het eerste lid bedoelde medecontractant neemt de over deze handeling verschuldigde belasting op in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar wordt.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-12-17/15, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.20quater. [1 § 1. De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde doet de in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde kennisgevingen aan het elektronische adres dat is meegedeeld door de in artikel 51bis, § 3bis, eerste lid, van het Wetboek bedoelde belastingplichtige die door middel van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijke voorziening, in artikel 51bis, § 3bis, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen in België faciliteert.
   § 2. De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde stelt de leverancier die de in artikel 51bis, § 3bis, eerste lid, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen verricht, in kennis van de ernstige vermoedens dat hij de aangifte- en betalingsverplichtingen met betrekking tot deze handelingen niet correct nakomt.
   De in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt verstuurd naar het elektronische adres dat is meegedeeld door de in het eerste lid bedoelde leverancier of, bij gebrek daaraan, door de in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige.
   De in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt gedaan op hetzelfde tijdstip als de in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, a), van het Wetboek bedoelde kennisgeving die wordt gericht aan de in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige.
   De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde doet geen in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, b), van het Wetboek bedoelde kennisgeving zolang over het in paragraaf 3 bedoelde bezwaarschrift geen beslissing werd genomen die ter kennis werd gebracht van de leverancier.
   § 3. De in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde leverancier kan tegen de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde kennisgeving een bezwaarschrift indienen binnen twee maanden vanaf de datum van de verzending van deze kennisgeving.
   Op straffe van verval wordt het in het eerste lid bedoelde bezwaar ingediend op het elektronische adres opgenomen in de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde kennisgeving en bevat het minstens de volgende gegevens:
   1° de naam, het postadres, het e-mailadres en het btw-identificatienummer van de leverancier;
   2° de betrokken aangifteperiode(s);
   3° de naam, het postadres, het e-mailadres en het btw-identificatienummer van de in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige die de handelingen van de leverancier gefaciliteerd heeft;
   4° een verantwoording van de onjuistheid van de door de administratie belast met de belasting over de toegevoerde waarde meegedeelde ernstige vermoedens.
   De administratie die belast is met de belasting over de toegevoegde waarde bevestigt de ontvangst van het in het eerste lid bedoelde bezwaar.
   Het al dan niet indienen van het in het eerste lid bedoelde bezwaar laat het recht van de leverancier onverlet om in rechte op te komen tegen de in paragraaf 2 bedoelde kennisgeving.
   Het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig het vierde lid, beëindigt van rechtswege de in deze paragraaf bedoelde bezwaarprocedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-12-17/15, art. 5, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Hoofdstuk IV. - Andere verplichtingen.
Art.21. Bij openbare verkoping van roerende goederen op verzoek van de curator van een gefailleerde belastingplichtige is de notaris of de gerechtsdeurwaarder, die zijn ambt voor de verkoping verleent, gehouden de opeisbare belasting over de toegevoegde waarde van de koper te ontvangen voor rekening van de curator.

Art. 21bis.[1 § 1. De exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt alsmede de traiteur die cateringdiensten verricht, zijn gehouden aan de belastingplichtige of niet-belastingplichtige klant het kasticket uit te reiken bedoeld in het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen, voor alle handelingen die zij in de uitoefening van de economische activiteit verrichten en die verband houden met het verstrekken van maaltijden en dranken, al dan niet verschaft bij de maaltijd, met inbegrip van alle verkopen van spijzen en dranken in voormelde inrichting, wanneer de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, met betrekking tot de restaurant- en cateringdiensten, met uitsluiting van de diensten die bestaan uit het verschaffen van dranken, meer bedraagt dan 25.000 euro.
   Wanneer de exploitant beschikt over meerdere inrichtingen waar maaltijden worden verbruikt, worden de voorwaarden bedoeld in het eerste lid per inrichting beoordeeld.
  [2 Het gebruik door de exploitant van een geregistreerd kassasysteem voor de digitale registratie van al de handelingen uitgevoerd bij de uitoefening van zijn economische activiteit en die gedefinieerd worden in paragraaf 1, eerste lid, met systematische levering aan de klant van het kasticket wordt gelijkgesteld met het digitaal gehouden dagboek van ontvangsten voor zijn bedrijfszetel. Het kasticket moet verplicht in papieren vorm worden afgeleverd. De gegevens van de uitgevoerde handelingen in de bedrijfszetel die zullen geregistreerd worden, zijn enerzijds deze bedoeld in artikel 15, § 4 en anderzijds de gegevens bijgehouden in het kasticket gedefinieerd in het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen.]2
   Dit kasticket wordt uitgereikt op het tijdstip van de voltooiing van de dienst of van de levering van de goederen en bevat onder meer de in artikel 2, punt 4, van voornoemd koninklijk besluit voorziene vermeldingen.
   De verplichting tot uitreiking van dit kasticket eindigt op het tijdstip waarop de belastingplichtige zijn in het eerst lid bedoelde activiteit die bestaat uit het verrichten van restaurant- en cateringdiensten, definitief stopzet.
   Zijn niet gehouden tot de uitreiking aan de klant van het in het eerste lid bedoelde kasticket :
   1° de belastingplichtige die aan een eindconsument restaurant- en cateringdiensten verstrekt waarbij hij voor de totaliteit van zijn activiteit als verrichter van restaurant- en cateringdiensten een beroep doet op een onderaannemer die gehouden is het kasticket uit te reiken, op voorwaarde dat de belastingplichtige op geen enkele manier tussenkomt bij de voorbereiding van de maaltijden noch bij de aankoop van niet bereide voedingsmiddelen;
   2° de belastingplichtige die gemeubeld logies verschaft als bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 10°, van het Wetboek ten aanzien van het verschaffen van spijzen en dranken, voor zover deze worden opgenomen in de globale hotelrekening aan de gasten die er verblijven;
   3° de belastingplichtige die een bedrijfsrestaurant uitbaat wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld :
   a) de onderneming oefent een andere activiteit uit dan een activiteit met betrekking tot restaurant- en cateringdiensten;
   b) het bedrijfsrestaurant is slechts toegankelijk voor personeelsleden van de onderneming en voor het personeel van een verbonden onderneming;
   c) het bedrijfsrestaurant is slechts toegankelijk tijdens de werkuren van de onderneming.
   § 2. Voor de belastingplichtigen die, op 1 juli 2016, een activiteit inzake restaurant- en cateringdiensten uitoefenen, komt de referentieperiode voor de berekening van het bedrag van de omzet bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, overeen met het kalenderjaar 2015. Wanneer evenwel de belastingplichtige zijn activiteit heeft aangevangen tijdens de eerste zes maanden van het jaar 2015, komt de referentieperiode overeen met de twaalf kalendermaanden die 1 juli 2016 voorafgaan. Wanneer op deze datum de gerealiseerde omzet betrekking heeft op minder dan twaalf kalendermaanden, komt de referentieperiode overeen met dit aantal maanden en wordt het drempelbedrag van 25.000 euro verminderd naar rato van het aantal kalendermaanden dat verstreken is tussen de eerste dag van de maand die volgt op het begin van zijn activiteit en 1 juli 2016. Deze vermindering pro rata temporis is niet van toepassing in het geval van een seizoensgebonden onderneming of een onderneming waarvan de activiteit op een onregelmatige wijze wordt uitgeoefend.
   De belastingplichtige die zijn economische activiteit aanvangt na 1 juli 2016 is gehouden te verklaren, onder controle van de administratie die belast is met de belasting over de toegevoegde waarde, dat naar alle waarschijnlijkheid [het bedrag van zijn omzet bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 25.000 euro niet zal overschrijden]. Indien de belastingplichtige van oordeel is dat zijn jaaromzet dit bedrag zal overschrijden, is hij gehouden zich te laten registreren bij de dienst aangewezen door de Minister van Financiën overeenkomstig artikel 2bis van het voormeld koninklijk besluit van 30 december 2009, uiterlijk bij het verstrijken van de tweede maand die volgt op de datum van aanvang van zijn activiteit. (ERRATUM, zie B.St. 07-07-2016, p. 42310)
   De belastingplichtige bedoeld in het tweede lid moet het kasticket bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, uitreiken uiterlijk op het einde van de maand die volgt op de periode waarin hij gehouden is zich te laten registreren.
   § 3. Wanneer na 1 juli 2016 de belastingplichtige bij de indiening van de periodieke btw-aangifte, vaststelt dat de omzet bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, gerealiseerd tijdens het lopende kalenderjaar 25.000 euro overschrijdt, is hij gehouden zich bij de voornoemde dienst te laten registreren, uiterlijk bij het verstrijken van de tweede maand die volgt op het betreffende btw-aangiftetijdvak.
   De belastingplichtige bedoeld in het eerste lid moet het kasticket bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, uitreiken uiterlijk op het einde van de maand die volgt op de periode waarin hij gehouden is zich te laten registreren.
   § 4. De belastingplichtige die zich heeft laten registreren bij de in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde dienst en die nog niet beschikt over een geregistreerd kassasysteem dat hem toelaat het bovenbedoeld kasticket uit te reiken, is gehouden tijdens deze periode de rekening of het ontvangstbewijs uit te reiken bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, 2°.
   De belastingplichtige gehouden tot de uitreiking van het kasticket door middel van het hiervoor bedoeld kassasysteem moet in ieder geval, op de plaats waar het geregistreerd kassasysteem is geïnstalleerd, in het bezit zijn van een voorraad rekeningen of ontvangstbewijzen.
   Ingeval de werking van het geregistreerd kassasysteem om welke reden ook is verstoord, is de belastingplichtige gehouden een rekening of een ontvangstbewijs uit te reiken.
   § 5. De Minister van Financiën bepaalt de praktische toepassingsvoorwaarden van dit artikel. Hij bepaalt onder meer de toe te passen regels in geval van onvrijwillige storing van het geregistreerde kassasysteem.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-06-16/06, art. 1, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (2)<KB 2022-12-13/02, art. 3, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.22.§ 1. [1 De belastingplichtige of het lid van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek is gehouden]1 aan zijn klant een rekening of een ontvangstbewijs uit te reiken voor de volgende handelingen :
  1° het verschaffen van gemeubeld logies dat al dan niet gepaard gaat met het verschaffen van spijzen en dranken of met bijkomstige diensten, door de exploitant van een hotelinrichting of, meer algemeen, door al wie een richting drijft waar aan betalende gasten onderdak wordt verschaft;
  2° [8 het verschaffen van maaltijden en van dranken die bij die maaltijden worden verbruikt, door de exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt of door de traiteur die cateringdiensten verricht wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 21bis, § 1, eerste lid, niet zijn vervuld;]8
  3° het wassen van personenauto's, auto's voor dubbel gebruik, minibussen en kampeerauto's.
  [5 De belastingplichtige of het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek is er evenwel niet toe gehouden de rekening of het ontvangstbewijs op te maken voor zover hij op het tijdstip van de voltooiing van de dienst een factuur uitreikt waarop de vermeldingen vervat in artikel 5, § 1, zijn aangebracht of een kasticket uitreikt overeenkomstig artikel 21bis.]5
  § 2. De rekening of het ontvangstbewijs moet onder meer de volgende vermeldingen bevatten : de datum en het bedrag, belasting over de toegevoegde waarde inbegrepen, verschuldigd of betaald door de klant. (Voor de handelingen bedoeld in § 1, 2°, moet de rekening of het ontvangstbewijs eveneens het aantal verbruikte maaltijden vermelden [3 en onderscheid maken tussen het bedrag voor het verschaffen van de maaltijden en het bedrag voor het verschaffen van de dranken.]3) <KB 1998-12-16/34, art. 2, 2°, 009; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
  (Dit stuk wordt in tweevoud opgemaakt op formulieren die de belastingplichtige of het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, op zijn kosten moet laten drukken door een door of vanwege de Minister van Financiën erkende drukker en waarop de naam of de maatschappelijke benaming en het adres van de belastingplichtige of van het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, moeten voorkomen, alsook zijn BTW-identificatienummer bedoeld in artikel 50 van het Wetboek.) <KB 2007-05-17/35, art. 12, a), 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  De formulieren worden genummerd per reeksen van 00.001 tot 99.999. Iedere reeks wordt aangeduid door één of meer letters van het alfabet.
  Op ieder exemplaar van de rekening of het ontvangstbewijs moeten, in een kader, de volgende gedrukte vermeldingen voorkomen "Belasting over de toegevoegde waarde" en, naargelang het geval, "Rekening" of "Ontvangstbewijs", alsook een waarmerk, het volgnummer van het stuk, de naam of de maatschappelijke benaming van de drukker en ieder ander gegeven door of vanwege de Minister van Financiën te bepalen.
  § 3. De inschrijvingen op het origineel van de rekening of van het ontvangstbewijs dat aan de klant wordt overhandigd, moeten tegelijkertijd door middel van carbonpapier of van een laag carbon op de keerzijde van het origineel of door enig ander procédé worden overgebracht op het exemplaar dat als dubbel moet dienen.
  § 4. De rekening of het ontvangstbewijs wordt uitgereikt op het tijdstip waarop de dienst voltooid is.
  (§ 4bis. Onverminderd de bepalingen van de §§ 1 en 4 hierboven, ten aanzien van de handelingen bedoeld in § 1, 2° en 3°, is de klant ertoe gehouden in het bezit te zijn van de rekening of van het ontvangstbewijs bedoeld in § 1, op het ogenblik dat hij de inrichting verlaat.) <KB 1994-03-30/45, art. 1, C), 002; Inwerkingtreding : 01-04-1994> <NOTA : Bij arresten nrs 57.133 en 57.134 van 20 december 1995 (B.St. 09.03.1996, p. 5253) heeft de Raad van State KB 1994-03-30/45 vernietigd; Opheffing : 01.04.1994>
  § 5. De nummers van de rekeningen of van de ontvangstbewijzen die in de loop van de dag werden gebruikt, worden dagelijks aangetekend in het dagboek van ontvangsten bedoeld in artikel 14, § 2, 3°.
  § 6. De dubbels van de rekeningen of van de ontvangstbewijzen die aan de klanten werden uitgereikt, moeten worden gerangschikt volgens de datum ervan.
  § 7. De belastingplichtige (of het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek) moet, op ieder verzoek van de ambtenaren van de administratie [7 ...]7, de dubbels van de stukken die hij aan de klanten heeft uitgereikt, alsook de stukken die hij heeft laten en maar nog niet heeft gebruikt, ter inzage voorleggen. Hij moet eveneens kunnen aantonen welke bestemming hij heeft gegeven aan de stukken die hij van de drukker heeft ontvangen. <KB 2007-05-17/35, art. 12, b), 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  § 8. De vorm en de kleur van het waarmerk dat moet worden gedrukt op de in § 1 bedoelde rekeningen of ontvangstbewijzen worden bepaald door of vanwege de Minister van Financiën. Door of namens hem worden ook de verplichtingen van de erkende drukkers bepaald om die formulieren te drukken.
  § 9. Door of vanwege de Minister van Financiën kan [3 in de gevallen bedoeld in paragraaf 1, 1° en 3]3 onder de door of namens hem te stellen voorwaarden, vergunning worden verleend om de rekeningen of de ontvangstbewijzen te vervangen door bons van kasregisters of door een procédé dat gebruik maakt van informaticatechnieken.
  [5 Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde worden de toepassingsmodaliteiten bepaald van dit artikel.]5
  ----------
  (1)<KB 2009-12-09/10, art. 7, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2009-12-18/01, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2009-12-18/01, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (5)<KB 2012-12-19/03, art. 26, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (6)<KB 2013-12-15/07, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (7)<KB 2015-01-24/03, art. 3, 039; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
  (8)<KB 2016-06-16/06, art. 2, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

Art.23.(§ 1.) Elke belastingplichtige moet een register houden waarin hij de goederen optekent die door hemzelf of voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd, voor bedrijfsdoeleinden, naar een andere Lid-Staat van de Gemeenschap, met het oog op : <KB 2007-05-17/35, art. 13, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  1° (...) <KB 1996-02-25/35, art. 5, A), 007; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
  2° [1 de verrichting voor de belastingplichtige van een dienst in verband met expertises of werkzaamheden betreffende deze goederen, die daadwerkelijk worden verricht in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, voor zover de goederen, na expertise of bewerking, opnieuw verzonden worden naar deze belastingplichtige in België van waar zij oorspronkelijk verzonden of vervoerd werden;]1
  3° het tijdelijk gebruik van deze goederen op het grondgebied van de Lid-Staat van aankomst van de verzending of van het vervoer van deze goederen, ten behoeve van een dienst die door de belastingplichtige wordt verricht;
  4° het tijdelijk gebruik van deze goederen voor een periode van ten hoogste 24 maanden op het grondgebied van een andere Lid-Staat, waar de invoer van dezelfde goederen uit een derde land, met het oog op tijdelijk gebruik, in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten;
  (5° de eventuele verkoop, indien de belastingplichtige een belastingplichtige wederverkoper is bedoeld in artikel 58, § 4, van het Wetboek, die de goederen onderwerpt aan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge.) <KB 1994-12-23/33, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
  (§ 2. Wat de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek betreft, moet elk lid het in [1 paragraaf 1]1 bedoelde register houden voor de handelingen die hem betreffen.) <AR 2007-05-17/35, art. 13, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  ----------
  (1)<KB 2012-12-19/03, art. 27, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.24. In het in artikel 23 bedoelde register vermeldt de belastingplichtige, voor elke handeling :
  1° een volgnummer;
  2° de datum van de handeling;
  3° de naam en het adres van de bestemmeling van de betrokken goederen;
  4° in voorkomend geval, het BTW-identificatienummer van die bestemmeling en, de plaats van bestemming van de betrokken goederen;
  5° de hoeveelheid van de verzonden of de vervoerde goederen en de gebruikelijke benaming van deze goederen;
  6° hun nummers of identificatiekentekens wanneer deze er van voorzien zijn;
  7° de waarde van de verzonden of de vervoerde goederen, bepaald overeenkomstig artikel 33, 1°, van het Wetboek;
  8° de datum van terugkeer van de goederen;
  9° de hoeveelheid en de gebruikelijke benaming van de teruggekeerde goederen, wanneer deze verschillen van die der verzonden of vervoerde goederen;
  10° de hoeveelheid van de goederen die niet zijn teruggekeerd, alsook de reden van niet terugkeer;
  11° de datum en het inschrijvingsnummer in de factuurboeken van de facturen of de als zodanig geldende stukken en van de creditnota's die hij heeft ontvangen of uitgereikt met betrekking tot deze handelingen.

Art.24bis. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 54bis, § 1, derde lid, van het Wetboek, houdt elke belastingplichtige een register bij waarin hij de goederen optekent die hij heeft verzonden of vervoerd van België naar een andere lidstaat in het kader van de regeling voor voorraden op afroep bedoeld in artikel 12ter van het Wetboek.
   In het register bedoeld in het eerste lid, tekent de belastingplichtige, voor elke handeling, de gegevens op bedoeld in artikel 54 bis, lid 1, van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
   § 2. Elk lid van een btw-eenheid bedoeld in artikel 4, § 2, van het Wetboek houdt het in paragraaf 1 bedoelde register voor de handelingen die hem betreffen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-12-11/14, art. 2, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art.24ter. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 54bis, § 1, vierde lid, van het Wetboek, houdt elke belastingplichtige die in België bestemmeling is van goederen in het kader van de regeling voor voorraden op afroep bedoeld in artikel 17bis van de richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, een register waarin hij de goederen optekent die hem werden geleverd in het kader van die regeling.
   In het register bedoeld in het eerste lid, tekent de belastingplichtige, voor elke handeling, de gegevens op bedoeld in artikel 54bis, lid 2, van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
   § 2. Elk lid van een btw-eenheid bedoeld in artikel 4, § 2, van het Wetboek, houdt het in paragraaf 1 bedoelde register voor de handelingen die hem betreffen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-12-11/14, art. 3, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art.25.<KB 1996-02-25/35, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1996> § 1. Iedere belastingplichtige moet een register houden van de goederen die hem door een belastingplichtige worden toevertrouwd met het oog op de oplevering aan laatstgenoemde van een maakloonwerk in de zin van [1 artikel 1, § 22]1, van het Wetboek.
  § 2. In het in § 1 bedoelde register vermeldt de belastingplichtige eveneens de goederen die hem vanuit een andere Lid-Staat werden toegezonden door of voor rekening van een in die andere Lid-Staat voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige en die het voorwerp uitmaken van een expertise of van een materieel werk, ander dan een maakloonwerk in de zin van [1 artikel 1, § 22]1, van het Wetboek.
  (§ 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn van toepassing op elk lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek voor de handelingen die hem betreffen.) <KB 2007-05-17/35, art. 14, a), 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  ((§ 4.) De bepalingen van de (§§ 1, 2 en 3) zijn niet van toepassing op de handelingen die in het register bedoeld in artikel 28, § 1 moeten worden ingeschreven.) <KB 2002-02-06/31, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2002> <KB 2007-05-17/35, art. 14, a) en b), 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  ----------
  (1)<KB 2022-10-26/04, art. 18, 049; Inwerkingtreding : 01-12-2022>

Art.26. In het in artikel 25 bedoelde register vermeldt de belastingplichtige :
  1° een volgnummer;
  2° de datum van ontvangst van de (goederen); <KB 1996-02-25/35, art. 7, A), 007; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
  3° de naam en het adres van de opdrachtgever;
  4° het BTW-identificatienummer van de opdrachtgever;
  5° de hoeveelheid der (goederen) die hem zijn toevertrouwd; <KB 1996-02-25/35, art. 7, A), 007; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
  6° de gebruikelijke benaming van die (goederen) en hun nummers of identificatiekentekens wanneer ze er van voorzien zijn; <KB 1996-02-25/35, art. 7, A), 007; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
  7° (dadelijk na de voltooiing van de expertise of van het werk, de datum van de verzending of van het vervoer van de goederen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de dienstverrichting;) <KB 1996-02-25/35, art. 7, B), 007; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
  8° per verzending, de hoeveelheid van de verzonden goederen alsook de gebruikelijke benaming ervan;
  9° de hoeveelheid en de gebruikelijke benaming van de goederen die hem zijn toevertrouwd en die niet aan de opdrachtgever worden teruggegeven;
  10° de datum en het inschrijvingsnummer in het boek voor uitgaande facturen van de facturen en de creditnota's die hij met betrekking tot de (verrichte dienst) heeft uitgereikt. <KB 1996-02-25/35, art. 7, C), 007; Inwerkingtreding : 01-01-1996>

Art. 26bis.[1 § 1. De in de artikelen 58ter en 58quater van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, met uitsluiting van de in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, voeren een boekhouding in de vorm van registers van de handelingen die in het kader van deze bijzondere regelingen worden verricht, overeenkomstig paragraaf 7 van die bepalingen.
   In de in het eerste lid bedoelde registers vermeldt de belastingplichtige voor elke handeling de gegevens bedoeld in artikel 63 quater, lid 1, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
   § 2. De in artikel 58quinquies van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, met uitsluiting van de in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, voeren een boekhouding in de vorm van een register van de handelingen die in het kader van deze bijzondere regeling worden verricht overeenkomstig paragraaf 7 van die bepaling.
   In het in het eerste lid bedoelde register vermeldt de belastingplichtige voor elke handeling de gegevens bedoeld in artikel 63 quater, lid 2, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
   Wanneer een in artikel 58quinquies, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde tussenpersoon handelt in naam en voor rekening van één of meer belastingplichtigen, houdt hij een dergelijk register bij voor elk van de belastingplichtigen die hij vertegenwoordigt.
   § 3. De in artikel 58sexies van het Wetboek bedoelde personen voeren een boekhouding in de vorm van een register van de handelingen die in het kader van deze bijzondere regeling worden verricht, overeenkomstig paragraaf 4 van die bepaling.
   In het in eerste lid bedoelde register neemt de persoon die voor rekening van de persoon voor wie de goederen zijn bestemd de goederen bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen aanbrengt, voor elke handeling op:
   1° een volgnummer;
   2° de datum van invoer of de periode waarin de invoer heeft plaatsgevonden;
   3° de naam en het adres van de geadresseerde van de ingevoerde goederen bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;
   4° de omschrijving van de ingevoerde goederen;
   5° de vermelding van het toepasselijke tarief, van de maatstaf van heffing en van het bedrag van de verschuldigde belasting voor elk goed in de zending;
   6° in voorkomend geval, de vermelding van de toepasselijke bepaling van de richtlijn of van de overeenkomstige nationale bepaling, of een andere vermelding dat de levering van goederen of de dienstverrichting is vrijgesteld;
   7° de intrinsieke waarde van de zending waarin de ingevoerde goederen zich bevinden;
   8° in voorkomend geval, de datum waarop de douaneaangifte werd geannuleerd en de bestemming van de goederen die werden opgenomen in die geannuleerde aangifte.
   Het in het eerste lid bedoelde register wordt op verzoek aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde ter inzage voorgelegd op het elektronische adres aangeduid door de minister van Financiën of zijn gemachtigde.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-06-29/01, art. 4, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art.26ter. [1 § 1. De in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtige neemt in de in dat artikel bedoelde registers, voor elke levering waarvoor hij handelt overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13bis van het Wetboek en voor elke langs elektronische weg verrichte dienst waarvoor hij handelt overeenkomstig artikel 9 bis van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, de in artikel 63 quater, lid 1 of 2, van de voormelde Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 bedoelde gegevens op, indien hij ervoor gekozen heeft één van de bijzondere regelingen bedoeld in de artikelen 58ter, 58quater en 58quinquies van het Wetboek toe te passen.
   § 2. De in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtige neemt in de in dat artikel bedoelde registers, voor elke levering waarvoor hij handelt overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13bis van het Wetboek en voor elke langs elektronische weg verrichte dienst waarvoor hij handelt overeenkomstig artikel 9 bis van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde de volgende gegevens op, indien hij er niet voor gekozen heeft één van de bijzondere regelingen bedoeld in de artikelen 58ter, 58quater en 58quinquies van het Wetboek toe te passen:
   1° de lidstaat van verbruik waar de leveringen van goederen of diensten worden verricht;
   2° het soort verrichte dienst of de omschrijving en de hoeveelheid van de geleverde goederen;
   3° de datum waarop de levering van de goederen of de dienst is verricht;
   4° de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;
   5° latere verhogingen of verlagingen van de maatstaf van heffing;
   6° het toegepaste btw-tarief;
   7° het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;
   8° de datum en het bedrag van de ontvangen betalingen;
   9° eventuele ontvangen vooruitbetalingen voordat de levering van de goederen of de dienst is verricht;
   10° indien een factuur wordt uitgereikt, de op de factuur vermelde gegevens;
   11° met betrekking tot diensten, de gegevens om de plaats te bepalen waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, en met betrekking tot goederen, de gegevens om de plaats te bepalen waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer begint en eindigt;
   12° enig bewijs van eventueel retourneren van goederen, met inbegrip van de maatstaf van heffing en het toegepaste btw-tarief;
   13° het ordernummer of het uniek nummer van de levering van goederen;
   14° het uniek verzendingsnummer wanneer die belastingplichtige rechtstreeks betrokken is bij de levering.
   § 3. De in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtige neemt, voor elke andere handeling dan bedoeld in de paragrafen 1 en 2, de in artikel 54 quater, lid 2, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde bedoelde gegevens op.
   § 4. Elk lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek houdt de in de paragrafen 1 tot en met 3 bedoelde registers bij voor de handelingen die hem betreffen.
   § 5. De in paragrafen 1 tot en met 3 bedoelde registers worden op verzoek langs elektronische weg voorgelegd aan de belastingadministratie van de lidstaten waar de handelingen plaatsvinden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-06-29/01, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2021>


Art.26quater. [1 De in artikel 93duodecies/1, § 4, 2°, van het Wetboek bedoelde registers, worden ter beschikking gesteld aan de Belgische administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde uiterlijk aan het einde van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop de gegevens betrekking hebben.
   Die terbeschikkingstelling gebeurt elektronisch door middel van een elektronisch standaardformulier.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-12-17/15, art. 6, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.27. De belastingplichtigen die een boekhouding voeren waarin de in de artikelen 24 en 26 voorgeschreven vermeldingen voorkomen, zijn ervan ontheven de in de artikelen 23 en 25 bedoelde registers te houden.

Art.28.<KB 2002-02-06/31, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2002> § 1. Per bedrijfszetel dient elke belastingplichtige die, in het kader van zijn economische activiteit regelmatig één of meerdere van de volgende handelingen verricht, een register bij te houden van de motorvoertuigen die in zijn inrichting aanwezig zijn :
  1° elke levering en/of dienstverrichting betreffende een motorvoertuig, met uitzondering van het wassen van goederen bedoeld in artikel 22, § 1, 3°;
  2° elke levering van tweedehandse motorvoertuigen;
  3° elke tussenkomst als tussenpersoon in de levering van tweedehandse motorvoertuigen.
  De in het eerste lid bedoelde bepaling is evenwel niet van toepassing op de belastingplichtigen die uitsluitend handelingen van montage, assemblage of constructie van motorvoertuigen verrichten.
  § 2. De betrokken belastingplichtige dient het register bedoeld in § 1 aan te vullen door het inschrijven van :
  1° zodra een voertuig binnenkomt in zijn inrichting teneinde er het voorwerp uit te maken van een handeling bedoeld in § 1, een volgnummer, de datum van binnenkomst van het voertuig in zijn inrichting, de nummerplaat of, bij gebrek daaraan, het chassisnummer van het voertuig en, in voorkomend geval, het identificatienummer van de opdrachtgever toegekend door een andere lidstaat en de door of vanwege de Minister van Financiën te bepalen code die de aard van de handeling identificeert;
  2° wanneer het voertuig zijn inrichting verlaat, de uitgaande datum;
  3° ten laatste op het einde van de maand volgend op die waarin het voertuig zijn inrichting heeft verlaten, een verwijzing naar de factuur of, bij gebrek daaraan, naar een ander verantwoordingsstuk bedoeld in artikel 15, § 2, of de reden waarom geen enkel stuk werd opgemaakt.
  § 3. Voor de toepassing van onderhavig artikel dient te worden verstaan onder :
  1° motorvoertuigen, de landvoertuigen uitgerust met een motor onderworpen aan de reglementering betreffende de inschrijving;
  2° tweedehandse motorvoertuigen, de hiervoor bedoelde voertuigen, met inbegrip van de voertuigen bedoeld in artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek welke als zodanig of na herstelling geschikt zijn om opnieuw te worden gebruikt.
  (§ 4. Wat de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek betreft, moet elk lid het in § 1 bedoelde register houden voor de handelingen die hem betreffen.) <KB 2007-05-17/35, art. 15, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  (§ 5.) De registers bijgehouden voor de toepassing van dit artikel, andere dan die welke sinds meer dan drie maanden zijn afgesloten, moeten zich op de bedrijfszetel bevinden. <KB 2007-05-17/35, art. 15, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  Op uitdrukkelijk verzoek van de ambtenaren van [1 de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen en van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen]1, dient de belastingplichtige de in het vorig lid bedoelde registers op de bedrijfszetel ter inzage voor te leggen.
  ----------
  (1)<KB 2015-01-24/03, art. 4, 039; Inwerkingtreding : 16-05-2014>

Art.29.De inschrijvingen in de registers bedoeld in de artikelen 23, 25 en 28 worden zonder enig wit vlak noch leemte verricht; in geval van verbetering moet de oorspronkelijke inschrijving leesbaar blijven. Voor elk gebruik moeten de registers genummerd worden en vervolgens voorgelegd worden (om geviseerd en geparafeerd te worden) op het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder de belastingplichtige ressorteert.
  (De in de artikelen 23, [1 24bis, 24ter,]1 25 en 28 bedoelde registers kunnen op geïnformatiseerde wijze worden gehouden overeenkomstig de modaliteiten bepaald [1 door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde]1.) <KB 2007-05-17/35, art. 16, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  ----------
  (1)<KB 2019-12-11/14, art. 4, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.30.[1 Voor zover het BTW-identificatienummer krachtens artikel 53quater van het Wetboek dient te worden medegedeeld, moet dit nummer worden vermeld op alle contracten, facturen, bestelbons, verzendingsnota's en andere stukken met betrekking tot de economische activiteit van de betrokken persoon.
   De leden van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, mogen op de in het eerste lid bedoelde stukken die zij uitreiken, enkel het sub-BTW-identificatienummer vermelden dat hen werd toegekend krachtens artikel 50, §§ 1, eerste lid, 6° of 2, tweede lid, van het Wetboek.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-12-09/10, art. 8, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

HOOFDSTUK V. [1 - Tijdelijke bepaling]1   ----------   (1)
Art. 30bis.[1 Wanneer, in afwijking van artikel 21bis, § 1, eerste lid, de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt of de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht een ander kasregister gebruikt dan het in het koninklijk besluit van 30 december 2009 bedoeld geregistreerd kassasysteem, is hij ertoe gehouden om van 1 januari 2013 tot en met [2 31 december 2015]2 kasticketten te blijven uitreiken door middel van dit kasregister.
   Bij gebrek aan een dergelijk kasregister gedurende voornoemde periode, moet de bovenbedoelde belastingplichtige de rekening of het ontvangstbewijs uitreiken bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, 2°.
   Zodra deze belastingplichtige in dezelfde periode het geregistreerd kassasysteem als bedoeld in het koninklijk besluit van 30 december 2009 in gebruik neemt, moet hij een kasticket uitreiken overeenkomstig artikel 2, punt 4 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-15/07, art. 3, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2015-02-22/11, art. 1, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.31. Dit besluit vervangt het koninklijk besluit nr. 1 van 23 juli 1969 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde en heft het koninklijk besluit nr. 12 van 3 juni 1970 met betrekking tot het houden van een maakloonregister voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde en het koninklijk besluit nr. 32 van 14 november 1972 met betrekking tot de betaling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de handelingen verricht tijdens het laatste aangiftetijdvak van het kalenderjaar, op.

Art.32. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1993.

Art.33. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlagen.
Art. N1.[1 Bijlage I.]1

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-03-2021, p. 30579)
  ----------
  (1)<KB 2021-03-29/01, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 10-04-2021>

Art. N2.[1 Bijlage II.]1

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-03-2021, p. 30581)
  ----------
  (1)<KB 2021-03-29/01, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 10-04-2021>

Art. N3.Bijlage B. (Ook als bijlage III genummerd sedert KB 2001-12-19/33.) - Bijzondere BTW-aangifte.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-12-1992, p. 28018 - 28025).

  Gewijzigd door :

  <KB 1998-11-26/42, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  <KB 2001-12-19/33, art. 1, Inwerkingtreding : 01-01-2002; B.S. 29-12-2001, p. 45526-45527>
  <KB 2013-03-04/03, art. 1, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2013, p. 08-03-2013, p. 14048>

Art. N4.
  <Opgeheven bij KB 2015-07-05/04, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2015>