21 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3 en 31 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 5, § 1, 9°, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, worden de woorden " artikel 51, § 2, 1°,2° en 5°, van het Wetboek " vervangen door de woorden " artikel 51, § 2, 1°,2°, 5° en 6°, van het Wetboek ".
Art.2. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996 en 16 februari 2004, wordt vervangen als volgt :
" Art. 9. § 1. Behalve in het geval de factuur moet worden uitgereikt door de medecontractant in naam en voor rekening van de belastingplichtige die de goederen levert of de diensten verstrekt dienen de belastingplichtige en de niet-belastingplichtige rechtspersoon, die overeenkomstig artikel 51, § 1, 2°, en § 2, 1°, 2°, 5° en 6°, van het Wetboek, of de artikelen 20 of 20bis, schuldenaar zijn van de belasting, uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de belasting overeenkomstig de artikelen 17, § 1, 22, § 2, of 25septies, § 2, eerste lid, van het Wetboek de belasting opeisbaar wordt, een stuk op te maken wanneer zij nog niet in het bezit zijn van de factuur met betrekking tot de handeling.
§ 2. Het in § 1 bedoeld stuk moet de volgende vermeldingen bevatten :
1° de datum waarop het stuk is opgemaakt;
2° de naam of de maatschappelijke benaming en het adres van de bij de handeling betrokken partijen;
3° het in artikel 50 van het Wetboek bedoeld BTW- identificatienummer van de persoon die het stuk opmaakt;
4° a) voor de intracommunautaire verwerving van goederen, de datum waarop krachtens artikel 25septies, § 1, van het Wetboek het belastbaar feit heeft plaatsgevonden;
b) voor de in artikel 51, § 2, 1°, 2°, 5° en 6°, van het Wetboek, of in artikel 20 of 20bis, bedoelde handelingen, de datum waarop de handeling voltooid is of, wanneer de belasting opeisbaar wordt bij toepassing van artikel 17, § 1, tweede lid, of van artikel 22, § 2, tweede lid, van het Wetboek, de datum van de opeisbaarheid ervan;
5° de gegevens bedoeld in artikel 5, § 1, 6°;
6° per tarief, de maatstaf van heffing en het totaalbedrag van de verschuldigde belasting;
7° een verwijzing naar de overeenkomst of naar elk ander stuk opgemaakt tussen de bij de handeling betrokken partijen, dat de aard en de hoeveelheid van de verkregen goederen of het voorwerp van de ontvangen diensten alsmede de prijs en het toebehoren ervan kan staven;
8° het nummer waaronder het stuk is ingeschreven in het boek voor inkomende facturen of in het boek dat de belastingplichtige en de niet-belastingplichtige rechtspersoon moeten houden overeenkomstig artikel 14 van dit besluit.
§ 3. De belastingplichtige die schuldenaar is van de belasting ingevolge een door artikel 25quater van het Wetboek met een intracommunautaire verwerving gelijkgestelde handeling en die niet in het bezit is van het transfertdocument opgesteld overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat van waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, is gehouden uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de belasting overeenkomstig artikel 25septies, § 2, eerste lid, van het Wetboek opeisbaar wordt, een stuk op te maken dat de handeling vaststelt en de in § 2 bedoelde vermeldingen bevat.
§ 4. Bij de ontvangst van de factuur of het transfertdocument zijn de respectievelijk in § 1 of in § 3 bedoelde personen gehouden tot het vermelden hierop van een verwijzing naar het respectievelijk in § 2 of in § 3 bedoelde stuk, en op die stukken, van een verwijzing naar de factuur of het transfertdocument. "
Art.3. In bijlage II van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 december 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, worden in kader III, D, eerste gedachtenstreepje, de woorden " artikel 51, § 2, 1° en 5°, van het BTW-Wetboek " vervangen door de woorden " artikel 51, § 2, 1°, 5° en 6°, van het Wetboek ".
Art.4. In artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1978, 19 april 1991, 29 december 1992, 22 november 1994, 2 april 2002 en 20 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, 2°, 4°, en 5°, worden de woorden " de belasting opnemen " vervangen door de woorden " de verschuldigde belasting opnemen ";
2° § 1, 6°, wordt vervangen als volgt :
" 6° ten aanzien van de belasting geheven van een handeling die de belastingplichtige verricht voor de behoeften van zijn economische activiteit en die met een intracommunautaire verwerving wordt gelijkgesteld door artikel 25quater van het Wetboek, in het bezit zijn van het transfertdocument opgesteld overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat van waaruit deze goederen zijn verzonden of vervoerd of bij gebreke ervan, het in artikel 9, § 3, van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde stuk en de verschuldigde belasting opnemen in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin ze opeisbaar wordt; ";
3° § 1 wordt aangevuld als volgt :
" 7° ten aanzien van de belasting geheven van de handelingen waarvoor hij, bij toepassing van artikel 51, § 2, 1°, 2°, 5° en 6° of § 4, of van artikel 55, § 6, van het Wetboek, ertoe gehouden is zelf de opeisbare belasting te voldoen, in het bezit zijn van een factuur uitgereikt overeenkomstig de artikelen 53, § 2 en 53octies, van het Wetboek of, bij gebreke van een dergelijke factuur, van het bedoelde stuk in artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde of in artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen en de verschuldigde belasting opnemen in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin ze opeisbaar wordt. ";
4° § 3 wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 1, § 1, eerste gedachtestreepje, van het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, worden de woorden " artikel 51, § 2, 1°, 2°, en 5° van het Wetboek " vervangen door de woorden " artikel 51, § 2, 1°, 2°, 5° en 6°, van het Wetboek ".
Art.6. In artikel 5, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 2004, worden de woorden " de vermeldingen bedoeld in artikel 9, § 2, 1°, 2°, 4° en 5°, van het koninklijk besluit nr. 1 " vervangen door de woorden " de vermeldingen bedoeld in artikel 9, § 2, 2°, 3°, 5°, 6° en 7°, van het koninklijk besluit nr. 1 ".
Art. 7. Onze Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 april 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
D. REYNDERS.