17 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 11, 23, 39 en 50 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 1-24
Artikel 1. Artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde wordt aangevuld met het volgende lid :
" Het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek aan wie een in artikel 19bis van het Wetboek bedoelde dienst wordt verschaft, is gehouden een stuk op te maken dat deze handeling vaststelt. ".
Art.2. Artikel 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
" § 3. Het in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek bedoeld stuk moet worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin het goed of de dienst aan een ander lid werd verschaft.
Evenwel, wanneer de prijs of een deel ervan werd voldaan vóór de verschaffing van het goed of de dienst, moet het stuk uiterlijk worden uitgereikt de vijfde werkdag van de maand na die van de voldoening van de prijs of een deel ervan.
Voor doorlopende diensten, dient het stuk te worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na het verstrijken van de periode waarop de afrekening betrekking heeft. ".
Art.3. In artikel 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996, 26 november 1998, 20 juli 2000, 2 april 2002, 16 februari 2004 en 21 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a)
§ 1, 2° wordt aangevuld met het volgende lid :
" In het kader van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, worden deze vermeldingen vervangen door de vermeldingen eigen aan het betrokken lid; "
b) er wordt een § 1bis ingevoegd, luidende :
" § 1bis. Het in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek bedoeld stuk dient te vermelden :
1° de datum waarop het goed of de dienst werd verstrekt, de prijs of een deel ervan werd voldaan of voor de doorlopende diensten, de periode waarop de afrekening betrekking heeft;
2° de datum waarop het wordt uitgereikt en het opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat dit stuk op eenduidige wijze identificeert en waaronder het wordt ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen;
3° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de BTW-eenheid dat het goed of de dienst verstrekt, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-BTW-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek werd toegekend;
4° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de BTW-eenheid dat het goed of de dienst ontvangt, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-BTW-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek werd toegekend;
5° de gegevens die nodig zijn om de handeling te bepalen, inzonderheid de gebruikelijke benaming van de verstrekte goederen en diensten en hun hoeveelheid alsook het voorwerp van de diensten en in voorkomend geval de in § 1, 7° bedoelde gegevens;
6° de eenheidsprijs evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien deze niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;
7° het totaalbedrag van de handeling. ";
c) in § 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1) de woorden ", eerste lid" worden tussen de woorden "in artikel 3" en de woorden "bedoelde stuk" ingevoegd;
2) in 2° worden de woorden" en van het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek " ingevoegd tussen de woorden "de belastingplichtige" en de woorden ", het adres";
d) er wordt een § 2bis ingevoegd, luidende :
" § 2bis. Het in artikel 3, tweede lid, bedoeld stuk dient te vermelden :
1° de datum waarop de dienst werd ontvangen;
2° de datum waarop het wordt uitgereikt en het opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat dit stuk op eenduidige wijze identificeert en waaronder het wordt ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen van het lid dat de dienst bedoeld in artikel 19bis van het Wetboek ontvangt;
3° de naam of de maatschappelijke benaming van de inrichting van waaruit hij de dienst verricht, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel;
4° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de BTW-eenheid dat de dienst ontvangt, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-BTW-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek werd toegekend;
5° de gegevens die nodig zijn om het voorwerp van de dienst te bepalen;
6° de normale waarde van de dienst zoals bedoeld in artikel 32 van het Wetboek;
7° de vermelding van de tarieven van de verschuldigde belasting en het totaalbedrag van de verschuldigde belasting. ".
Art.4. In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
" De in het eerste lid bedoelde voorwaarden zijn van toepassing wanneer het in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek bedoelde stuk wordt uitgereikt door de medecontractant in naam en voor rekening van het lid dat de goederen of de diensten verschaft. ".
Art.5. In artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, worden de woorden "artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek en" ingevoegd tussen de woorden "van de in" en de woorden "de artikelen 2 en 7, § 1".
Art.6. (In artikel 9, § 2, 8°), van hetzelfde besluit, worden de woorden "of het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "de belastingplichtige" en de woorden "de niet-belastingplichtige rechtspersoon". <Erratum, B.S. 04.07.2007, p. 36750>
Art.7. Artikel 10, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, wordt vervangen als volgt :
" 1° het nummer waaronder het is ingeschreven in het boek voor inkomende facturen van de belastingplichtige of van het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek;"
Art.8. In artikel 12, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, worden de woorden "artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek en" ingevoegd tussen de woorden "van de in" en de woorden "de artikelen 2, 6, 7, § 1".
Art.9. In artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, wordt het tweede streepje vervangen door de volgende tekst :
" - de identificatie van de belastingplichtige of van het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, ".
Art.10. Artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, dient ieder lid een dergelijke boekhouding te voeren wat zijn eigen activiteiten betreft. ".
Art.11. In artikel 15, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden ", van het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek" ingevoegd tussen "van de belastingplichtige" en de woorden "of van de niet-belastingplichtige rechtspersoon".
Art.12. In artikel 22, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 december 1998 en 6 februari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a)
§ 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt :
" Dit stuk wordt in tweevoud opgemaakt op formulieren die de belastingplichtige of het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, op zijn kosten moet laten drukken door een door of vanwege de Minister van Financiën erkende drukker en waarop de naam of de maatschappelijke benaming en het adres van de belastingplichtige of van het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, moeten voorkomen, alsook zijn BTW-identificatienummer bedoeld in artikel 50 van het Wetboek. ";
b) in § 7, worden de woorden "of het lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "De belastingplichtige" en de woorden "moet, op ieder verzoek".
Art.13. Artikel 23, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1994 en 25 februari 1996, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende :
" § 2. Wat de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek betreft, moet elk lid het in § 1 bedoelde register houden voor de handelingen die hem betreffen. ".
Art.14. In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) er wordt in de plaats van § 3, dat § 4 wordt, een nieuwe § 3 ingevoegd, luidende :
" § 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn van toepassing op elk lid van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek voor de handelingen die hem betreffen. ".
b) in § 4, nieuw, worden de woorden "§§ 1 en 2" vervangen door de woorden "§§ 1, 2 en 3".
Art.15. In artikel 28, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 februari 2002, wordt in de plaats van § 4, dat § 5 wordt, een § 4, nieuw, ingevoegd, luidende :
" § 4. Wat de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek betreft, moet elk lid het in § 1 bedoelde register houden voor de handelingen die hem betreffen. ".
Art.16. Artikel 29, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
" De in de artikelen 23, 25 en 28 bedoelde registers kunnen op geïnformatiseerde wijze worden gehouden overeenkomstig de modaliteiten bepaald door of vanwege de Minister van Financiën. ".
Art.17. Artikel 30, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid :
" De leden van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, mogen op de in het eerste lid bedoelde stukken die zij uitreiken, enkel het sub-BTW-identificatienummer vermelden dat hen werd toegekend krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 4° of § 2, tweede lid, van het Wetboek. ".
Art.18. In bijlage II, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 december 2001 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 2002 en 21 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) rooster (00) van Kader II, A, wordt vervangen als volgt :
" Rooster (00) :
- bedrag van de handelingen verricht in België en onderworpen aan een bijzondere regeling die, in principe, zowel de aangever als zijn medecontractant vrijstelt van de betaling van de belasting;
- bedrag van de handelingen verricht in België tussen twee leden van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek. ";
b) het opschrift van Kader III, A wordt vervangen als volgt :
" A. Bedrag van de inkomende handelingen, met inbegrip van de aankopen verricht door de leden van de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek bij andere leden van dezelfde BTW-eenheid, rekening houdend met de ontvangen creditnota's en de andere verbeteringen ".
Art.19. In artikel 2, van het koninklijk besluit nr. 11 van 29 december 1992 met betrekking tot de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 november 2000, worden de woorden "of het lid van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2 van het Wetboek" ingevoegd tussen de woorden de belastingplichtige" en de woorden "die eigenaar of vruchtgebruiker is".
Art.20. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2001, 2 april 2002, 28 januari 2003 en 20 februari 2004, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid worden de woorden "en de leden van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "De belastingplichtigen" en de woorden "bedoeld in artikel 53quinquies ";
b) er wordt een § 2 ingevoegd, luidende :
" § 2. De in § 1 bedoelde verplichting is niet van toepassing op de BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek voor de handelingen opgenomen in de ingediende opgave door de leden van die BTW-eenheid. ";
c) het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende :
" § 3. De BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, is gehouden ieder jaar vóór 31 maart, een opgave in te dienen waarin het totale bedrag wordt opgenomen van de in de loop van het vorige jaar verrichte handelingen van elk lid van deze BTW-eenheid aan elk van de andere leden met vermelding van het sub-BTW-identificatienummer van deze leden.
Deze opgave wordt opgemaakt in twee exemplaren, overeenkomstig het model dat voorkomt in de bijlage bij dit besluit. Eén exemplaar wordt ingediend bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst; het andere wordt door hem bewaard. ".
Art.21. In artikelen 1, 2, 4, tweede lid en 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 39 van 17 oktober 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 93duodecies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde worden de woorden "de belastingplichtige" vervangen door de woorden "de begunstigde".
Art.22. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, worden de woorden "De belastingplichtige die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 1° en 3°, van het Wetboek voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd alsook de niet in België gevestigde belastingplichtige die voor de handelingen die hij hier te lande verricht wordt vertegenwoordigd door een overeenkomstig artikel 55, § 3, van het Wetboek vooraf erkende persoon moet" vervangen door de woorden "De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, bedoeld in artikel 53sexies van het Wetboek, moeten".
Art.23. Dit besluit treedt heeft uitwerking met ingang van 1 april 2007.
Art. 24. Onze Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 mei 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-eerste Minister en Minister van Financiën,
D. REYNDERS.