5 DECEMBER 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 18, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde wordt vervangen door de volgende bepaling :
" In afwijking van artikel 53, eerste lid, 3°, van het Wetboek, wordt de belastingplichtige van wie de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, niet meer bedraagt dan twintig miljoen frank, en die het bedrag van het in artikel 19, § 1, bedoelde voorschot bepaalt overeenkomstig de in artikel 19, § 2, vermelde wijze, gemachtigd slechts om de drie maanden een aangifte in te dienen, uiterlijk de twintigste van de maand na ieder kalenderkwartaal. ".
Art.2. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in § 1 worden de woorden " een aangifte moet indienen " vervangen door de woorden " een aangifte indient ";
B) § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De belastingplichtige die op 1 december van het lopende kalenderjaar gehouden is tot het indienen van BTW-maandaangiften krachtens artikel 53, eerste lid, 3°, van het Wetboek, moet een voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van de maand december van datzelfde jaar.
Het bedrag van het voorschot bedoeld in het eerste lid is gelijk aan de belasting die door de belastingplichtige is verschuldigd over de handelingen die hij heeft verricht vanaf 1 december tot en met 20 december van het lopende kalenderjaar. Door of vanwege de Minister van Financiën wordt bepaald welke gegevens de belastingplichtigen moeten verstrekken alsmede het tijdstip en de wijze waarop die gegevens moeten worden verstrekt teneinde een controle op dit bedrag te kunnen uitoefenen.
Indien de belastingplichtige de in het voorgaande lid bedoelde gegevens niet verstrekt of niet tijdig vestrekt, is het bedrag van het voorschot gelijk aan de verschuldigde belasting over de handelingen van de maand november van het lopende kalenderjaar.
Onverminderd de toerekening van het creditsaldo dat uit zijn rekening-courant zou blijken, betaalt de belastingplichtige uiterlijk de zevenentwintigste van de maand december van het lopende kalenderjaar het bedrag van het voorschot berekend overeenkomstig de in het tweede of derde lid bepaalde wijze. ".
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1994.
Art. 4. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 december 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT