Details





Titel:

7 NOVEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 7, 10, 24, 31, 35, 46 en 56 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Deeleconomie
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Factureringsregels van toepassing op telecommunicatiediensten, radio- en televisie-omroepdiensten en elektronische diensten verricht voor niet-belastingplichtigen
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Aangifte- en betalingsverplichtingen van curatoren
Art. 3-5
HOOFDSTUK 4. - Passieve veredeling
Art. 6-7
HOOFDSTUK 5. - Zelfstandige groeperingen van personen
Art. 8-9
HOOFDSTUK 6. - Opties in het kader van de bijzondere regeling van toepassing op de telecommunicatiediensten, de radio- en T.V.-omroepdiensten of de langs elektronische weg verrichte diensten voor niet-belastingplichtige personen en in het kader van de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen
Art. 10-12
HOOFDSTUK 7. - Reisbureaus
Art. 13
HOOFDSTUK 8. - Aangifte en betaling van de verschuldigde btw met betrekking tot de verwerving van vervoermiddelen
Art. 14
HOOFDSTUK 9. - Vervaltermijn inzake de grensoverschrijdende teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 15
HOOFDSTUK 10. - Technische aanpassingen betreffende de Europese wetgeving
Art. 16
HOOFDSTUK 11. - Slotbepalingen
Art. 17-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992003823  1992003826  1992003833  1992003835  1992003843  1999003676  2002003195  2009003462 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Deeleconomie
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 december 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2015, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In afwijking van het eerste lid, is de belastingplichtige bedoeld in artikel 50, § 4, van het Wetboek ervan ontheven een factuur uit te reiken voor de diensten die hij verricht.".

HOOFDSTUK 2. - Factureringsregels van toepassing op telecommunicatiediensten, radio- en televisie-omroepdiensten en elektronische diensten verricht voor niet-belastingplichtigen
Art.2. In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 december 2012, wordt de bepaling onder 9° aangevuld met de woorden "en, wanneer de handeling plaatsvindt in een andere lidstaat van de Gemeenschap, de vermelding dat het tarief en de te betalen of te herziene belasting die lidstaat betreffen".

HOOFDSTUK 3. - Aangifte- en betalingsverplichtingen van curatoren
Art.3. Artikel 18 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2017, wordt aangevuld met een paragraaf 8, luidende:
  " § 8. In afwijking van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, dient de curator van een gefailleerde belastingplichtige, uitgezonderd in de gevallen bedoeld in artikel XX.140 van het Wetboek economisch recht, volgens de modaliteiten bepaald in paragraaf 4 en 5 en ten laatste op 28 februari van het kalenderjaar volgend op dat waarop ze betrekking heeft, jaarlijks een aangifte in voor de aan de belasting onderworpen handelingen die hij verricht in naam van die belastingplichtige met ingang van de dag van het vonnis van faillietverklaring.
  De curator voldoet de verschuldigde belasting ten laatste op 30 april van het kalenderjaar volgend op dat waarop de aangifte bedoeld in het eerste lid betrekking heeft.
  In afwijking van het eerste lid, dient de curator bij de sluiting van het faillissement de in het eerste lid bedoelde aangifte in ten laatste op de laatste dag van de tweede maand die volgt op de datum van het vonnis van faillietverklaring.
  De curator voldoet de verschuldigde belasting ten laatste binnen de drie maanden volgend op het verstrijken van de termijn voor de indiening van de in het derde lid bedoelde aangifte.".

Art.4. In artikel 1, inleidende zin, van het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2017, worden de woorden "artikel 8, § 1" vervangen door de woorden "de artikelen 8, § 1, en 10, 1° /1".

Art.5. In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 1° /1 wordt ingevoegd, luidende:
  "1° /1 de belasting over de toegevoegde waarde waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de aangifte bedoeld in artikel 18, § 8, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;";
  b) in de bepaling onder 2° wordt het woord "aangifte" vervangen door het woord "aangiften";
  c) in de bepaling onder 3° worden de woorden "dezelfde aangifte" vervangen door de woorden "die aangiften".

HOOFDSTUK 4. - Passieve veredeling
Art.6. In artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juni 1994, worden de woorden "de artikelen 185 en 186 van de Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek" vervangen door de woorden "artikel 259 van de Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie".

Art.7. In artikel 41 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. De verschuldigde belasting wordt berekend over de waarde van de in het buitenland geleverde goederen en van de diensten die niet in de Gemeenschap plaatsvinden overeenkomstig de artikelen 21, § 2 en 21bis, § 2, 6°, c), van het Wetboek, vermeerderd met de niet reeds in die waarde begrepen sommen, die volgens artikel 34, § 2, van het Wetboek in de maatstaf van heffing moeten worden opgenomen, en tegen het tarief dat van toepassing is voor de in België ingevoerde goederen.";
  2° in de Nederlandse tekst van paragraaf 4, 2°, worden de woorden "waren verricht" vervangen door de woorden "hadden plaatsgevonden".

HOOFDSTUK 5. - Zelfstandige groeperingen van personen
Art.8. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, derde lid, en 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het vijfde lid wordt vervangen als volgt:
  "Wordt ontheven van de verplichting tot aangifte bedoeld in het eerste lid, de persoon die in de uitoefening van zijn economische activiteit uitsluitend handelingen verricht die bij toepassing van artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld en die hem geen recht op aftrek verlenen met uitzondering van de zelfstandige groeperingen van personen bedoeld in artikel 44, § 2bis, van het Wetboek.";
  2° artikel 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De in artikel 44, § 2bis, van het Wetboek bedoelde zelfstandige groepering van personen is er overeenkomstig artikel 44, § 2bis, derde en vierde lid, van het Wetboek eveneens toe gehouden binnen de maand die volgt op de aanvang van haar activiteit aan de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde op papier of in elektronisch formaat een lijst voor te leggen met de naam, rechtsvorm, adres, ondernemingsnummer en de aard van de activiteit van haar leden.".

Art.9. In artikel 2 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 2009, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
  "In afwijking van het eerste lid, licht de in artikel 44, § 2bis, derde lid, van het Wetboek bedoelde zelfstandige groepering van personen, overeenkomstig artikel 44, § 2bis, derde lid, van het Wetboek, op papier of in elektronisch formaat, de bevoegde dienst van de administratie enkel in van elke wijziging, geheel of gedeeltelijk, van haar economische activiteit, binnen de maand volgend op die gebeurtenis. In geval van toetreding of vertrek van een lid van een in artikel 44, § 2bis, van het Wetboek bedoelde zelfstandige groepering van personen of bij wijziging van de activiteit van één van haar leden, licht de groepering overeenkomstig artikel 44, § 2bis, derde en vierde lid, van het Wetboek binnen de maand volgend op die gebeurtenis dezelfde dienst op papier of in elektronisch formaat daarvan in.".

HOOFDSTUK 6. - Opties in het kader van de bijzondere regeling van toepassing op de telecommunicatiediensten, de radio- en T.V.-omroepdiensten of de langs elektronische weg verrichte diensten voor niet-belastingplichtige personen en in het kader van de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen
Art.10. In het opschrift van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid, en 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d)".

Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 7ter ingevoegd, luidende:
  "Art. 7ter. § 1. Iedere belastingplichtige die de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater van het Wetboek toepast of wenst toe te passen maakt de keuze bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, vierde lid, van het Wetboek, door de administratie daarvan op de hoogte te brengen op het elektronische adres dat daarvoor door de minister van Financiën of zijn gemachtigde is gecreëerd.
  De keuze gemaakt overeenkomstig het eerste lid door een belastingplichtige bedoeld in artikel 58quater, § 3, van het Wetboek, gaat in op de dag dat de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater van het Wetboek van toepassing is overeenkomstig artikel 57 quinquies van de uitvoeringsverordening (EU) Nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelstel van belasting over de toegevoegde waarde. In de gevallen dat de belastingplichtige die bijzondere regeling al toepast, gaat de optie in op 1 januari van het jaar waarvoor de optie werd uitgeoefend.
  De overeenkomstig het eerste lid gemaakte keuze geldt tot 31 december van het tweede jaar volgend op die datum.
  § 2. De belastingplichtige bedoeld in artikel 58quater, § 2, van het Wetboek die de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater van het Wetboek niet wenst toe te passen maakt de keuze bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, vierde lid, van het Wetboek, door de dienst van de administratie waaronder hij ressorteert bij aangetekende zending van die keuze op de hoogte te brengen.
  Die brief moet vermelden:
  1° de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige en het adres van diens administratieve of maatschappelijke hoofdzetel, alsmede het identificatienummer dat hem krachtens artikel 50 van het Wetboek werd toegekend voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;
  2° de lidstaat of de lidstaten waar de diensten overeenkomstig artikel 21bis, § 2, 9°, eerste lid, van het Wetboek plaatsvinden en waarvoor de keuze wordt gemaakt;
  3° het identificatienummer dat aan de belastingplichtige in die lidstaat of lidstaten werd toegekend voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;
  4° de datum vanaf wanneer de keuze ingaat;
  5° de datum, alsook de naam en de hoedanigheid van de ondertekenaar.
  De overeenkomstig het eerste lid gemaakte keuze gaat in op datum van de aangetekende zending bedoeld in het eerste lid en geldt tot 31 december van het tweede jaar volgend op die datum.
  § 3. Iedere belastingplichtige dient bij de bevoegde dienst van de administratie een verklaring in van het overschrijden van de drempel bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, c), van het Wetboek vanaf de eerste handeling, in zijn geheel beschouwd, waardoor de drempel wordt overschreden.
  Zij zijn evenwel van die verklaring ontslagen indien een dergelijke verklaring in de loop van het voorafgaande kalenderjaar werd ingediend of indien zij in de loop van één van de twee voorafgaande kalenderjaren of in het lopende kalenderjaar de keuze bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, vierde lid, van het Wetboek hebben gemaakt.
  De minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalt de vorm en de manier waarop de verklaring wordt gedaan.".

Art.12. In hetzelfde besluit wordt een artikel 7quater ingevoegd, luidende:
  "Art. 7quater. § 1. De optie voor de belastingheffing bedoeld in artikel 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek wordt uitgeoefend door middel van een door de verhuurder en de huurder gedateerde en ondertekende verklaring, ten laatste op het tijdstip dat het huurcontract uitwerking heeft tussen de partijen.
  Deze verklaring bevat de volgende vermeldingen:
  1° de naam of de maatschappelijke benaming, het adres en het btw-identificatienummer bedoeld in artikel 50 van het Wetboek, van de verhuurder en de huurder;
  2° de identificatie van het gebouw of het gedeelte van het gebouw, desgevallend met inbegrip van het bijhorend terrein, waarvan de verhuur belast wordt;
  3° de wilsverklaring van de partijen om de verhuur te belasten;
  4° de datum waarop de optie uitwerking heeft.
  § 2. Het opnemen van de vermeldingen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, in de akte die tussen de partijen titel vormt van het contract van verhuur, wordt gelijkgesteld met een verklaring bedoeld in paragraaf 1.
  § 3. In geval van stilzwijgende verlenging van een contract van belaste verhuur ingevolge optie, moet geen bijkomende verklaring worden opgesteld tussen de partijen.".

HOOFDSTUK 7. - Reisbureaus
Art.13. In artikel 1, inleidende zin, van het koninklijk besluit nr. 35 van 28 december 1999 tot invoering van een forfaitaire maatstaf van heffing van de belasting over de toegevoegde waarde op de winstmarge van reisbureaus, wordt het woord "reiziger" vervangen door het woord "afnemer".

HOOFDSTUK 8. - Aangifte en betaling van de verschuldigde btw met betrekking tot de verwerving van vervoermiddelen
Art.14. In artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde btw, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 augustus 2005, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt:
  " § 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing wanneer aan de persoon die gehouden is de belasting verschuldigd ter zake van de intracommunautaire verwerving van het vervoermiddel of een daarmee gelijkgestelde handeling te voldoen in de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, door de minister van Financiën of zijn gemachtigde vergunning werd verleend om het vignet dat het communautair karakter van dat vervoermiddel vastlegt via de procedure van elektronische gegevensuitwisseling door te zenden naar de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV).".

HOOFDSTUK 9. - Vervaltermijn inzake de grensoverschrijdende teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde
Art.15. In artikel 13, § 1, van het koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:
  "1° de belasting geheven op leveringen van goederen en diensten waarvoor een factuur werd uitgereikt overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, tijdens het teruggaaftijdvak, mits de belasting vóór of op het tijdstip van de uitreiking van de factuur opeisbaar geworden is, of ten aanzien waarvan de belasting opeisbaar geworden is tijdens het teruggaaftijdvak, mits voor die handelingen een factuur werd uitgereikt overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, vooraleer de belasting opeisbaar is geworden;".

HOOFDSTUK 10. - Technische aanpassingen betreffende de Europese wetgeving
Art.16. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:
  " § 1. De belastingplichtige die niet in de Gemeenschap gevestigd is, laat een aansprakelijk vertegenwoordiger erkennen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, tenzij hij daarvan is ontslagen krachtens artikel 55, § 1, tweede lid, van het Wetboek, vooraleer in België:
  1° goederen te leveren of diensten te verrichten, andere dan die waarvoor overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, 2°, 5° en 6°, van het Wetboek de belasting verschuldigd is door de medecontractant;
  2° goederen in te voeren, een intracommunautaire verwerving van goederen of een handeling te verrichten waarvoor hij schuldenaar is van de belasting krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 3° en 4°, van het Wetboek;
  3° een handeling te verrichten van plaatsing van goederen onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot die niet aan de belasting is onderworpen.
  De niet in België gevestigde belastingplichtige, die gevestigd is in de Gemeenschap, of die wordt bedoeld in artikel 55, § 1, tweede lid, van het Wetboek, kan vooraleer een handeling te verrichten bedoeld in het eerste lid, een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  Indien hij ontslagen wordt van de erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger, wordt geen enkel btw-identificatienummer toegekend aan de in het eerste lid bedoelde belastingplichtige.".

HOOFDSTUK 11. - Slotbepalingen
Art.17. De belastingplichtigen die een verhuurcontract hebben afgesloten met betrekking tot een gebouw of een gedeelte van een gebouw, desgevallend met de bijhorende grond, dat uitwerking heeft vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en die ten laatste op het moment van de inwerkingtreding van die overeenkomst de intentie hadden de verhuur te belasten, oefenen de optie voor de belastingheffing bedoeld in artikel 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek uit ten laatste op de laatste dag van de tweede maand na de maand waarin dit besluit in werking is getreden, op één van de volgende manieren:
  1° door het opstellen van de verklaring bedoeld in artikel 7quater, § 1, van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, derde lid, en 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde zoals ingevoegd bij artikel 12 van dit besluit, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in dat artikel;
  2° door het toevoegen, aan de akte die tussen de partijen titel vormt van het contract van verhuur, van een addendum waarin de vermeldingen worden opgenomen van de verklaring bedoeld in 1°.

Art.18. Artikel 12 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019. Artikel 14 heeft uitwerking met ingang van 4 februari 2019.

Art. 19. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Nota
  (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad:
  Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969;
  Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, Ed 1;
  Wet van 20 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, Ed 3;
  Wet van 5 augustus 2003, Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003, Ed 2;
  Wet van 28 januari 2004, Belgisch Staatsblad van 10 februari 2004, Ed 2;
  Wet van 7 december 2006, Belgisch Staatsblad van 22 december 2006, Ed 2;
  Wet van 26 november 2009, Belgisch Staatsblad van 4 december 2009;
  Wet van 17 december 2012, Belgisch Staatsblad van 21 december 2012, Ed 2;
  Wet van 26 mei 2016, Belgisch Staatsblad van 9 juni 2016;
  Wet van 29 november 2017, Belgisch Staatsblad van 6 december 2017;
  Wet van 30 juli 2018, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2018;
  Wet van 14 oktober 2018, Belgisch Staatsblad van 25 oktober 2018;
  Wet van 11 februari 2019, Belgisch Staatsblad van 22 februari 2019;
  Koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, Ed 4;
  Koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, Ed 4;
  Koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, Ed 4;
  Koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, Ed 4;
  Koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002, Belgisch Staatsblad van 11 april 2002, Ed 1;
  Koninklijk besluit nr. 35 van 28 december 1999, Belgisch Staatsblad van 31 december 1999, Ed 3;
  Koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, Ed 4;
  Koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009, Belgisch Staatsblad van 17 december 2009, Ed 2;
  Koninklijk besluit van 20 juni 1994, Belgisch Staatsblad van 20 juli 1994;
  Koninklijk besluit van 28 december 1999, Belgisch Staatsblad van 31 december 1999, Ed 3
  Koninklijk besluit van 24 augustus 2005, Belgisch Staatsblad van 9 september 2005;
  Koninklijk besluit van 14 april 2009, Belgisch Staatsblad van 17 april 2009;
  Koninklijk besluit van 9 december 2009, Belgisch Staatsblad van 17 december 2009, Ed 2;
  Koninklijk besluit van 19 december 2012, Belgisch Staatsblad van 31 december 2012, Ed 1;
  Koninklijk besluit van 30 april 2013, Belgisch Staatsblad van 8 mei 2013;
  Koninklijk besluit van 24 januari 2015, Belgisch Staatsblad van 20 februari 2015, Ed 2;
  Koninklijk besluit van 18 december 2015, Belgisch Staatsblad van 28 december 2015, Ed 2;
  Koninklijk besluit van 16 februari 2017, Belgisch Staatsblad van 23 februari 2017, Ed 2;
  Koninklijk besluit van 17 februari 2019, Belgisch Staatsblad van 8 maart 2019;
  Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.