Details





Titel:

5 DECEMBER 1991. - Koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2007 en tekstbijwerking tot 26-07-2023)



Inhoudstafel:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 1-7
TITEL II. [1 Rechtspleging]1
HOOFDSTUK I. INSTELLEN VAN DE VORDERING EN TUSSENKOMST.
Art. 8-10
HOOFDSTUK II. ONDERZOEK VAN DE VORDERING.
Art. 11-15
HOOFDSTUK IIbis. - Bijzondere regels van toepassing op de procedure tot nietigverklaring nadat een arrest in kort geding werd gewezen. <Ingevoegd bij KB 2007-04-25/32, art. 69; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 15bis, 15ter, 15quater
HOOFDSTUK III. BIJZONDERE REGELS IN GEVAL VAN UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID.
Art. 16-18
TITEL III. (DIVERSE BEPALINGEN) <KB 2007-04-25/32, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 19-24
TITEL IV.
HOOFDSTUK I.
Art. 25-26
HOOFDSTUK II.
Art. 27-32
HOOFDSTUK III.
Art. 33-34
TITEL V. INTREKKING EN WIJZIGING VAN HET ARREST WAARBIJ DE SCHORSING WORDT UITGESPROKEN OF VOORLOPIGE MAATREGELEN WORDEN BEVOLEN.
Art. 35-40
TITEL VI. BIJZONDERE BEPALINGEN OMTRENT DE SCHORSING EN DE VOORLOPIGE MAATREGELEN.
Art. 41-42
TITEL VII. TUSSENGESCHILLEN.
Art. 43-44
TITEL VIII. SLOTBEPALINGEN.
Art. 45-47



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1989000585 





Artikels:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  1° de gecoördineerde wetten : de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
  2° de algemene procedureregeling : het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging (voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State); <KB 2007-04-25/32, art. 58, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  3° de voorzitter : de voorzitter van de bevoegde kamer of de staatsraad die door de voorzitter is aangewezen om hem te vervangen;
  4° de verwerende partij : de administratieve overheid waarvan de akte of het reglement uitgaat waarvan de schorsing wordt gevorderd;
  5° de tussenkomende partij : degene die belang heeft bij de beslechting van de zaak en die gevorderd heeft te mogen tussenkomen.
  6° [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.2.[1 Onder voorbehoud van artikel 3 van dit besluit, zijn artikelen 67, 84,84/1 et 85bis van de algemene procedureregeling, in voorkomend geval van toepassing op de procedures in het administratief kort geding.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-03-28/04, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 02-04-2014>

Art.3.§ 1. De mededelingen, oproepingen en kennisgevingen gericht aan de partijen of aan de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak kunnen per bode geschieden, tegen ontvangbewijs.
  In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen zij eveneens met een faxapparaat geschieden.
  § 2. De verwerende partij kan het administratief dossier en haar nota met opmerkingen per bode bezorgen, tegen ontvangbewijs.
  [1 § 3. In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kan de verzoeker een kopie van het verzoekschrift per fax naar de Raad van State sturen; hij verzendt het uiterlijk de eerstvolgende werkdag ook overeenkomstig artikel 84 tot 85 bis van de de algemene procedureregeling.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.4. (Artikel 27 van de algemene procedureregeling is van toepassing op de terechtzitting.) <KB 2007-04-25/32, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Alle partijen moeten verschijnen of vertegenwoordigd zijn.
  Wanneer de eiser noch verschijnt noch vertegenwoordigd is, wordt de vordering tot toekenning van de schorsing, van de dwangsom of van voorlopige maatregelen afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering tot intrekking of tot wijziging van het arrest dat een schorsing, een dwangsom of voorlopige maatregelen heeft bevolen.
  De andere partijen die niet verschijnen of niet vertegenwoordigd zijn, worden geacht in te stemmen met de vordering.
  De voorzitter of een staatsraad, naargelang van het geval, breng verslag uit over de zaak.
  De auditeur stelt de vragen die nodig zijn voor zijn advies.
  De partijen en hun advocaat dragen hun opmerkingen mondeling voor.
  Aan het einde van de debatten wordt de auditeur gehoord in zijn advies. Indien hij evenwel nieuwe gegevens wenst aan te brengen, deelt hij die mede; de partijen worden daarna over die gegevens gehoord, en vervolgens de auditeur in zijn advies.
  De voorzitter verklaart de debatten voor gesloten en neemt de zaak in beraad.

Art.5. Het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vorderingen waarop dit besluit van toepassing is, wordt (onverwijld ter kennis gebracht van de partijen alsook van hen die belang hebben bij de beslechting van de zaak) <KB 1996-12-19/56, art. 1>.
  De artikelen (34) tot 37 van de algemene procedureregeling zijn mede van toepassing op het arrest. <KB 2007-04-25/32, art. 61, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

Art.6. (...) <Opgeheven bij KB 1997-02-17/36, art. 7>

Art.7.<KB 2007-04-25/32, art. 62, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Artikel 3quater van de algemene procedureregeling is van overeenkomstige toepassing op de vordering tot schorsing [1 of tot het bevelen van voorlopige maatregelen]1 .
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

TITEL II. [1 Rechtspleging]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. INSTELLEN VAN DE VORDERING EN TUSSENKOMST.
Art.8.[1 De vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen bevat naast de vermeldingen die worden opgesomd in artikel 2, § 1, 2° en 4°, en § 2, van de algemene procedureregeling :
   1° het opschrift " vordering tot schorsing " of " vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen ", of deze beide vermeldingen, naast, in voorkomend geval, het opschrift " beroep tot nietigverklaring ";
   2° de vermelding van de akte of van het reglement waartegen de vordering tot schorsing is gericht;
   3° in voorkomend geval de verwijzing naar het beroep tot nietigverklaring waarvan de vordering het accessorium vormt;
   u4° een uiteenzetting van de feiten die volgens de verzoeker de spoedeisendheid van het bevelen van de gevraagde schorsing of voorlopige maatregelen rechtvaardigen;
   5° in voorkomend geval, de beschrijving van de gevorderde voorlopige maatregelen alsook een uiteenzetting van de feiten waarin wordt aangetoond dat de voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn om de belangen van de partij die ze vordert, te vrijwaren;
   6° in voorkomend geval, het bedrag van en de nadere regels betreffende de met toepassing van artikel 17, § 8, van de gecoördineerde wetten gevorderde dwangsom.
   De artikelen 3 en 3bis van de algemene procedureregeling zijn van toepassing.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.9.<KB 2007-04-25/32, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007> [2 De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van de vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen aan de auditeur-generaal.]2
  [2 Nadat het rolrecht en de bijdrage bedoeld in artikel 66, 6°, van de algemene procedureregeling overeenkomstig artikel 71 van hetzelfde reglement zijn betaald, zendt de hoofdgriffier een afschrift van de vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen aan de verwerende partij en, voor zover hij ze kan bepalen, aan de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak.]2
  Degene aan wie kennis is gegeven van [1 deze vordering]1 kan binnen vijftien dagen na ontvangst van die kennisgeving een vordering tot tussenkomst in de schorsingsprocedure instellen.
  In het geval bedoeld in artikel 7 kan door een persoon die door de hoofdgriffier niet op de hoogte is gebracht, alleen binnen vijftien dagen na de bekendmaking een vordering tot tussenkomst worden ingesteld.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
  (2)<KB 2017-12-25/29, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.10.<KB 2007-04-25/32, art. 65, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007> § 1. Het verzoekschrift tot tussenkomst wordt ondertekend door de verzoeker tot tussenkomst of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 19, [1 vierde lid]1 , van de gecoördineerde wetten.
  § 2. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :
  1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoeker tot tussenkomst en de gekozen woonplaats;
  2° de vermelding van de zaak waarin de verzoeker tot tussenkomst vraagt tussen te komen, alsook het rolnummer waaronder de zaak ingeschreven is, als het gekend is;
  3° een uiteenzetting van het belang van de verzoeker tot tussenkomst bij de beslechting van de zaak alsook de uiteenzetting van zijn argumenten.
  § 3. Het artikel 2, § 2, het artikel 3, 4°, en het artikel 84, § 2, van de algemene procedureregeling zijn van toepassing op het verzoekschrift tot tussenkomst.
  De verzoeker tot tussenkomst voegt bij zijn verzoek alle nodige stukken tot staving ervan.
  [2 § 4. Wanneer de verzoeker tot tussenkomst het door hem verschuldigde recht niet betaalt binnen de termijn bepaald in artikel 71, vierde lid, van de algemene procedureregeling, of ten laatste bij de sluiting van het debat wanneer deze plaatsvindt voor het verstrijken van die termijn, wordt de tussenkomst in het kortgedingarrest verworpen, tenzij overmacht of een onoverwinnelijke dwaling wordt bewezen.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
  (2)<KB 2017-12-25/29, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

HOOFDSTUK II. ONDERZOEK VAN DE VORDERING.
Art.11.[1 Tenzij de afdeling bestuursrechtspraak in het kader van het beroep tot nietigverklaring reeds in het bezit werd gesteld van het administratief dossier, zendt de verwerende partij binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het verzoekschrift het volledige administratief dossier, waarbij ze een nota met opmerkingen kan voegen, aan de hoofdgriffier over. Indien de tussenkomst reeds ontvangen werd, beschikt de tussenkomende partij over dezelfde termijn om een nota met opmerkingen in te dienen.]1
  [1 Indien de memorie van antwoord reeds is ingediend, kan de nota met opmerkingen enkel op de spoedeisendheid of op de noodzaak van de schorsing of van de gevorderde voorlopige maatregelen betrekking hebben, alsook, in voorkomend geval, op de afweging van de belangen bedoeld in artikel 17, § 2, van de gecoördineerde wetten.]1
  Eén van de exemplaren van de nota wordt door de hoofdgriffier gezonden aan de eiser, aan de tussenkomende partijen en aan de auditeur-verslaggever.
  Een te laat ingediende nota met opmerkingen wordt uit de debatten geweerd.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.12.De auditeur maakt binnen acht dagen na ontvangst van het dossier (een verslag op over de vordering tot schorsing) [1 of tot het bevelen van voorlopige maatregelen]1 ; in voorkomend geval verzoekt hij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die hij aangeeft. <KB 2007-04-25/32, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Tweede lid opgeheven) <KB 2007-04-25/32, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.13.[1 § 1. Na kennisneming van het verslag stelt de kamervoorzitter de datum vast van de terechtzitting waarop de vordering door de kamer wordt onderzocht bij beschikking, onverminderd de toepassing van artikel 17, § 1, derde lid, van de gecoördineerde wetten en van artikel 14septies van de algemene procedureregeling.
   De hoofdgriffier geeft onverwijld kennis van de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald aan :
   1° de auditeur-generaal;
   2° de eiser;
   3° de verwerende partij;
   4° de tussenkomende partij;
   Het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
   § 2. [2 ...]2
   § 3. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
  (2)<KB 2017-12-25/29, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.14. (Opgeheven) <KB 2007-04-25/32, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>rrest als kennelijk onontvankelijk of als kennelijk ongegrond afwijst, gaat hij te werk zoals wordt bepaald in artikel 13.

Art.15.De partijen en hun advocaat kunnen gedurende de in de beschikking van de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier.
  [1 In voorkomend geval, wordt artikel 87, §§ 2 tot 4 van de algemene procedureregeling toegepast.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-05-24/08, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-06-2011>

HOOFDSTUK IIbis. - Bijzondere regels van toepassing op de procedure tot nietigverklaring nadat een arrest in kort geding werd gewezen.
Art. 15bis.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art. 15ter.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art. 15quater.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK III. BIJZONDERE REGELS IN GEVAL VAN UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID.
Art.16.[1 § 1. Als de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, wordt de vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen gedagtekend en ondertekend door de partij of een advocaat die voldoet aan de voorwaarden van artikel 19, vierde lid, van de gecoördineerde wetten, en bevat ze :
   1° in het opschrift de vermelding dat de vordering is ingesteld " bij uiterst dringende noodzakelijkheid "
   2° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoekende partij alsook de gekozen woonplaats bedoeld in artikel 84, § 2, eerste lid, van de algemene procedureregeling;
   3° de naam en de woonplaats of de zetel van de verwerende partij;
   4° de vermelding van de akte of van het reglement waartegen de vordering is gericht;
   5° indien het beroep tot nietigverklaring nog niet is ingediend, een uiteenzetting van de feiten en middelen die de nietigverklaring van de akte of het reglement kunnen rechtvaardigen;
   6° in voorkomend geval, indien de memorie van wederantwoord nog niet ingediend is, een uiteenzetting van de middelen van openbare orde of die gegrond zijn op elementen van het administratief dossier die ongekend waren bij de verzoekende partij op het ogenblik van de indiening van zijn beroep tot nietigverklaring;
   7° een uiteenzetting van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid rechtvaardigen;
   8° in voorkomend geval het bedrag van en de nadere regels betreffende de met toepassing van artikel 17, § 8, van de gecoördineerde wetten gevorderde dwangsom.
  [3 In het geval bedoeld in het eerste lid, 5° en 6°, zijn de bepalingen vervat in artikel 2, § 1, tweede tot vierde lid, van de algemene procedureregeling van toepassing.]3
   Wanneer het opschrift van het verzoekschrift niet vermeldt dat het gaat om een vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen bij uiterst dringende noodzakelijkheid, wordt dat verzoekschrift behandeld volgens de regels bepaald in de hoofdstukken I en II.
   § 2. Als de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, zijn noch de artikelen 12 en 13, noch artikel 3quater van de algemene procedureregeling van toepassing.
  [2 In het geval waarin uiterst dringende noodzakelijkheid aangevoerd wordt, is de betaling van het rolrecht en van de bijdrage bedoeld in artikel 66, 6°, van de algemene procedureregeling geen voorwaarde die vervuld dient te zijn opdat de vordering aan de andere partijen en derde belanghebbenden verzonden kan worden.]2
   De voorzitter kan de partijen en de personen die bij de beslechting van de zaak belang hebben, bij beschikking bijeenroepen, eventueel te zijnen huize, op het door hem aangegeven uur, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur.
   De beschikking wordt ter kennis van de auditeur-generaal of van het door hem aangewezen lid van het auditoraat gebracht.
   In de kennisgeving wordt in voorkomend geval vermeld of het administratief dossier is ingediend.
   Indien de verwerende partij nog geen administratief dossier heeft ingediend, legt ze dat dossier waaraan ze een nota kan toevoegen, ter zitting neer. De voorzitter kan de terechtzitting schorsen om de auditeur en de andere partijen de gelegenheid te geven kennis te nemen van het dossier.
   De voorzitter kan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het arrest bevelen.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 41, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
  (2)<KB 2017-12-25/29, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
  (3)<KB 2023-07-21/01, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.17.[1 De vordering tot tussenkomst kan worden ingesteld tot op de terechtzitting tijdens welke uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 42, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.18. (Opgeheven) <KB 2007-04-25/32, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

TITEL III. (DIVERSE BEPALINGEN)
Art.19.Het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing [1 of tot het bevelen van voorlopige maatregelen]1 wordt onverwijld ter kennis gebracht van de partijen.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 43, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.20. Het arrest dat de schorsing beveelt wordt onverwijld bekendgemaakt op dezelfde wijze als de geschorste akte of het geschorste reglement of, indien deze niet zijn bekendgemaakt, op de wijze waarop zij hadden moeten zijn bekendgemaakt. Hetzelfde geldt voor het arrest dat de schorsing intrekt, opheft of wijzigt.
  De Raad van State bepaalt of het arrest in zijn geheel of bij uittreksel moet worden bekendgemaakt.
  (Die bekendmaking geschiedt onverwijld door de verwerende partij op verzoek van de hoofdgriffier.) <KB 2007-04-25/32, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

Art.21.§ 1. (Wanneer de schorsing wordt bevolen wegens machtsafwending, verwijst het arrest de zaak naar de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak.) <KB 2007-04-25/32, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 2. (...) <KB 2007-04-25/32, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 3. [1 De zaak wordt aanhangig gemaakt bij de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak door het overzenden aan de hoofdgriffier van een door de voorzitter en de griffier van de kamer ondertekende uitgifte van het verwijzingsarrest.]1
  Het verwijzingsarrest wordt ter kennis gebracht van de partijen.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 44, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.22.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 45, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.23. (Opgeheven) <KB 2007-04-25/32, art. 77, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

Art.24.[1 De dwangsom die met toepassing van artikel 17, § 8, van de gecoördineerde wetten werd opgelegd aan de betrokken overheid, wordt toegewezen overeenkomstig artikel 36, § 5, eerste lid, van dezelfde wetten.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

TITEL IV.   
HOOFDSTUK I.   
Art.25.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.26.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK II.   
Art.27. In het belang van een goede rechtsbedeling kan de voorzitter beslissen dat de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen wordt behandeld en afgedaan met de vordering tot schorsing.

Art.28.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.29.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.30.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.31.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.32.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

HOOFDSTUK III.   
Art.33.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-28/02, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.34. (Opgeheven) <KB 2007-04-25/32, art. 84, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

TITEL V. INTREKKING EN WIJZIGING VAN HET ARREST WAARBIJ DE SCHORSING WORDT UITGESPROKEN OF VOORLOPIGE MAATREGELEN WORDEN BEVOLEN.
Art.35.De vordering tot intrekking of tot wijziging van het arrest dat de schorsing of voorlopige maatregelen beveelt, wordt ingesteld door middel van een verzoekschrift ondertekend door een van de partijen of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij (artikel 19, [1 vierde lid]1), van de gecoördineerde wetten. <KB 2007-04-25/32, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2017-12-25/29, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2018>

Art.36. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :
  1° de opgave van het arrest waarvan de intrekking of de wijziging wordt gevorderd;
  2° een uiteenzetting van de feiten en de motieven die de intrekking of de wijziging rechtvaardigen.

Art.37. De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de andere partijen en aan de auditeur-generaal.

Art.38. Iedere partij kan binnen (vijftien) dagen na de kennisgeving van het verzoekschrift, aan de hoofdgriffier een aanvullend dossier en een nota met opmerkingen overzenden. <KB 2007-04-25/32, art. 86, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  De hoofdgriffier zendt een exemplaar van de nota aan de andere partijen en aan de auditeur-verslaggever.
  Een te laat ingediende nota met opmerkingen wordt uit de debatten geweerd.

Art.39. De auditeur maakt binnen acht dagen na ontvangst van het dossier (een verslag op over de vordering); in voorkomend geval verzoekt hij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die hij aangeeft. <KB 2007-04-25/32, art. 87, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Tweede lid opgeheven) <KB 2007-04-25/32, art. 87, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

Art.40. De voorzitter bepaalt, na kennisneming van het verslag, bij beschikking de dag van de terechtzitting waarop de vordering tot intrekking of tot wijziging door de kamer wordt behandeld.
  De hoofdgriffier geeft kennis van de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald aan de auditeur-generaal en aan de partijen.
  Het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.

TITEL VI. BIJZONDERE BEPALINGEN OMTRENT DE SCHORSING EN DE VOORLOPIGE MAATREGELEN.
Art.41.Om te zorgen voor de toepassing van [1 artikel 17, § 4, derde lid]1 , van de gecoördineerde wetten, roept de voorzitter de partijen op om spoedig voor hem te verschijnen.
  Indien de verzoeker niet kan bewijzen dat hij binnen de in artikel 4, derde lid, van de algemene procedureregeling bepaalde termijn een verzoekschrift tot nietigverklaring heeft ingediend waarin op zijn minst de middelen worden aangevoerd die de schorsing en in voorkomend geval de voorlopige maatregelen hebben gerechtvaardigd, heft de voorzitter van de kamer die de schorsing en in voorkomend geval de voorlopige maatregelen bevolen heeft, die schorsing en die maatregelen onmiddellijk op.
  Zijn gemotiveerd arrest wordt gewezen nadat de partijen en de auditeur in zijn advies zijn gehoord.
  Het arrest wordt onverwijld ter kennis van de partijen gebracht.
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 48, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>

Art.42.(De artikelen 86, 88, 90 en 91 [3 , eerste lid,]3 van het algemene procedurereglement zijn van toepassing.) <KB 2007-04-25/32, art. 89, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Bij elk processtuk [1 ...]1 ) worden door degene die het stuk ondertekent [2 zes]2 voor eensluidend verklaarde afschriften gevoegd. Er kan worden bevolen aanvullende afschriften te bezorgen. <KB 2007-04-25/32, art. 89, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2014-01-28/02, art. 49, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
  (2)<KB 2017-12-25/29, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
  (3)<KB 2023-07-21/01, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

TITEL VII. TUSSENGESCHILLEN.
Art.43. In het geval een partij een overgelegd stuk van valsheid beticht, wordt op de terechtzitting te werk gegaan overeenkomstig artikel 51, eerste tot vierde lid, van de algemene procedureregeling.
  Indien de kamer oordeelt dat het stuk van wezenlijk belang is voor haar beslissing, beslist zij bij voorraad of het stuk in aanmerking moet worden genomen.

Art.44. De volgende bepalingen van de algemene procedureregeling zijn toepasselijk :
  1° artikel 59 betreffende de afstand;
  2° artikel 60 betreffende de verknochtheid;
  3° de artikelen 62 tot 65 betreffende de wraking.

TITEL VIII. SLOTBEPALINGEN.
Art.45. Het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 tot bepaling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, waarbij een vordering tot schorsing aanhangig is gemaakt, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 december 1990 en 10 juli 1991, wordt opgeheven.

Art.46. Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 47. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.