19 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State.
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State, worden de woorden "onverwijld ter kennis gebracht van de partijen" vervangen door de woorden "onverwijld ter kennis gebracht van de partijen alsook van hen die belang hebben bij de beslechting van de zaak".
Art.2. Artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
"Ingeval het arrest het verzoek tot schorsing afwijst, wordt de in het voorgaande lid bedoelde termijn teruggebracht tot dertig dagen en gaat deze pas in vanaf de kennisgeving door de griffie van het door de verzoekende partij ingediende verzoek tot voortzetting van de rechtspleging."
Art.3. In hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 15bis. § 1. Wanneer de verwerende partij of de partij die belang heeft bij de beslechting van de zaak geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend, per aangetekende brief bij de post, binnen de dertig dagen na de kennisgeving van het arrest waarin de schorsing wordt bevolen of de voorlopige schorsing wordt bevestigd van de tenuitvoerlegging van een akte of een reglement, brengt het aangewezen lid van het auditoraat binnen de acht dagen na het verstrijken van deze termijn van dertig dagen, en in ieder geval binnen de zestig dagen na de kennisgeving van het arrest, verslag uit bij de voorzitter van de kamer of bij de door hem aangewezen staatsraad die de schorsing heeft bevolen of de voorlopige schorsing heeft bevestigd.
De voorzitter of de door hem aangewezen staatsraad roept de verzoeker, de verwerende partij en in voorkomend geval, de tussenkomende partij op om op korte termijn, en ten laatste de tiende dag nadat het verslag van de auditeur hem is bezorgd, te verschijnen; het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
Wanneer de partijen en de auditeur in zijn advies zijn gehoord, verklaart de voorzitter of de door hem aangewezen staatsraad de akte of het reglement waarvan de schorsing van de tenuitvoerlegging is bevolen nietig, behalve in het behoorlijk vastgestelde geval van overmacht of van een onoverkomelijke fout.
De partijen en hun advocaten kunnen gedurende de in de beschikking van de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier.
§ 2. Op de oproeping bedoeld in § 1, tweede lid, wordt melding gemaakt van de tekst van artikel 17, § 4bis, van de gecoördineerde wetten alsook van § 1, derde lid, van dit artikel".
Art.4. In hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 15ter ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 15ter. § 1. Wanneer de eisende partij geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend, per aangetekende brief bij de post, binnen de dertig dagen na de kennisgeving van het arrest waarin de vordering tot schorsing van een akte of een reglement wordt afgewezen, brengt het aangewezen lid van het auditoraat binnen de acht dagen na het verstrijken van deze termijn van dertig dagen, en in ieder geval binnen de zestig dagen na de kennisgeving van het arrest, verslag uit bij de voorzitter van de kamer of bij de door hem aangewezen staatsraad die de vordering tot schorsing heeft afgewezen.
De voorzitter of de door hem aangewezen staatsraad roept de verzoeker en de verwerende partij en in voorkomend geval, de tussenkomende partij op om op korte termijn, en ten laatste de tiende dag nadat het verslag van de auditeur hem is bezorgd, te verschijnen; het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
Wanneer de partijen en de auditeur in zijn advies zijn gehoord, beveelt de voorzitter of de door hem aangewezen staatsraad de afstand van het geding door het ontbreken vast te stellen van een binnen de vastgestelde termijn ingediend verzoek tot voortzetting van de rechtspleging, behalve in het behoorlijk vastgestelde geval van overmacht of van een onoverkomelijke fout.
De partijen en hun advocaten kunnen gedurende de in de beschikking van de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier.
Indien meerdere verzoekers gemeenschappelijk een verzoek tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring hebben ingediend of indien slechts sommigen onder hen een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging hebben ingediend, worden de anderen verondersteld afstand te doen van het geding en wordt in het arrest dat uitgebracht wordt over het beroep tot nietigverklaring, eveneens uitspraak gedaan over de afstand van hen die verzuimd hebben een verzoek in te dienen tot voortzetting van de rechtspleging.
§ 2. Op de oproeping bedoeld in § 1, tweede lid, wordt melding gemaakt van de tekst van artikel 17, § 4ter, van de gecoördineerde wetten alsook van § 1, derde en vijfde lid, van dit artikel".
Art.5. De artikelen 15bis en 15ter van het voormelde koninklijke besluit van 5 december 1991 zijn van toepassing op de rechtsplegingen waarin na de inwerkingtreding van dit besluit een arrest wordt gewezen waarin uitspraak wordt gedaan over het verzoek tot schorsing of over de bevestiging van de voorlopige schorsing.
Art.6. Artikel 11 van de wet van 4 augustus 1996 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 en dit besluit treden in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke dit laatste besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 december 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE