25 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State.
Art. 1-57
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State.
Art. 58-89
HOOFDSTUK III. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 2 april 1991 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State inzake de dwangsom.
Art. 90-96
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State.
Art. 97
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Art. 98
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 99-104
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State.
Artikel 1. In het opschrift van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State worden de woorden "afdeling administratie" vervangen door de woorden "afdeling bestuursrechtspraak".
Art.2. Artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 1952, wordt vervangen als volgt :
" Art. 1. De zaak wordt bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift ondertekend door de partij of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 19, derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, hierna " gecoördineerde wetten " genoemd. "
Art.3. Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 1958, wordt vervangen als volgt :
" Art. 2, § 1. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :
1° het opschrift " verzoekschrift tot nietigverklaring " in de gevallen bedoeld in artikel 14, §§ 1 en 3, van de gecoördineerde wetten, als het niet eveneens een vordering tot schorsing bevat;
2° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoekende partij en overeenkomstig artikel 84, § 2, eerste lid, de gekozen woonplaats;
3° het voorwerp van de eis, aanvraag of beroep en een uiteenzetting van de feiten en de middelen;
4° de naam en het adres van de verwerende partij.
§ 2. Het verzoekschrift bevat bovendien :
A. In het geval bedoeld in artikel 54 van de gecoördineerde wetten, één van de volgende vermeldingen, in de opgegeven volgorde :
1° het eentalig gebied waarin de ambtenaar zijn ambt uitoefent;
2° de taalrol waartoe hij behoort;
3° de taal waarin hij zijn toelatingsexamen heeft afgelegd;
4° de taal van het diploma of getuigschrift dat hij voor zijn benoeming heeft moeten overleggen;
B. In het geval bedoeld in artikel 55 van de gecoördineerde wetten, de vermelding van het taalstatuut van de verzoekende magistraat;
C. In het geval bedoeld in artikel 56 van de gecoördineerde wetten, de vermelding van de taal waarvan de verzoekende officier een grondige kennis bezit;
D. In het geval bedoeld in artikel 57 van de gecoördineerde wetten, de taal van het diploma of getuigschrift dat de verzoeker heeft overgelegd met het oog op zijn aanvaarding als aspirant-hulpofficier of aspirant-hulponderofficier van de luchtmacht;
E. In het geval bedoeld in artikel 58 van de gecoördineerde wetten, de taal waarin de verzoeker de opleidingscyclus heeft gevolgd die voorafging aan zijn benoeming tot de graad van reserve-onderluitenant bij de strijdkrachten;
F. In het geval bedoeld in artikel 59 van de gecoördineerde wetten, de taal waarvan de verzoekende onderofficier de werkelijke kennis bezit. "
Art.4. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 3. De verzoekende partij voegt bij het verzoekschrift :
1° in het geval bedoeld in artikel 11 van de gecoördineerde wetten, de beslissing waarbij de bevoegde overheid eventueel de eis heeft verworpen;
2° in het geval bedoeld in artikel 14, § 3, van de gecoördineerde wetten, een afschrift van de aanmaning;
3° in de overige gevallen, een afschrift van de bestreden akten, reglementaire bepalingen of beslissingen;
4° indien zij een rechtspersoon is, een afschrift van haar geldende statuten en van de akte van aanstelling van haar organen, alsmede het bewijs dat het daartoe bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden. ".
Art.5. Artikel 3bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1991, wordt artikel 3ter.
Art.6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 3bis. Het verzoekschrift wordt niet op de rol ingeschreven indien :
1° uitgaande van een rechtspersoon, het niet vergezeld gaat van de stukken opgesomd in artikel 3, 4°;
2° het niet is ondertekend of niet vergezeld gaat van het vereiste aantal eensluidend verklaarde afschriften;
3° het geen woonplaatskeuze bevat, wanneer deze vereist is;
4° de kwijting van de rechten niet is aangetoond en het niet vergezeld gaat van een verzoek om rechtsbijstand;
5° het niet vergezeld gaat van een afschrift van de bestreden akten, reglementaire bepalingen of beslissingen, tenzij de verzoekende partij verklaart dat ze niet in het bezit is van een zodanig afschrift;
6° er geen inventaris is bijgevoegd van de stukken, die alle overeenkomstig die inventaris genummerd moeten zijn.
In geval van toepassing van het eerste lid, richt de hoofdgriffier aan de verzoekende partij een brief waarin meegedeeld wordt waarom het verzoekschrift niet is ingeschreven op de rol en waarbij die partij verzocht wordt binnen vijftien dagen haar verzoekschrift te regulariseren.
De verzoekende partij die haar verzoekschrift regulariseert binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek bedoeld in het tweede lid, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending ervan.
Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend. "
Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 3quater ingevoegd, luidend als volgt :
" Wanneer bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring van een reglementaire akte aanhangig wordt gemaakt, laat de hoofdgriffier in het Belgisch Staatsblad in het Nederlands, het Frans en het Duits een bericht bekendmaken dat de identiteit van de verzoekende partij aangeeft, alsmede de akte waarvan de nietigverklaring gevorderd wordt. "
Art.8. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
" De eisen bedoeld in artikel 11 van de gecoördineerde wetten verjaren zestig dagen na de schriftelijke kennisgeving van de beslissing houdende afwijzing van het verzoekschrift tot vergoeding. Indien de administratieve overheid verzuimt een beslissing te nemen, bedraagt de termijn van verjaring drie jaar te rekenen van de datum van dat verzoekschrift. ";
2° in het derde lid worden de woorden "bij artikel 9 van de wet" vervangen door de woorden "in artikel 14, §§ 1 en 3, van de gecoördineerde wetten. "
Art.9. Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1991, wordt vervangen als volgt :
" Art. 6, § 1. Zodra het mogelijk is, stuurt de hoofdgriffier een kopie van het verzoekschrift aan de verwerende partij.
§ 2. Indien het administratief dossier in het bezit is van de verwerende partij, beschikt deze over een termijn van zestig dagen om aan de griffie een memorie van antwoord en het volledige administratief dossier toe te zenden.
§ 3. Indien het administratief dossier niet in het bezit is van de verwerende partij, geeft deze de griffie daarvan onverwijld en schriftelijk kennis en geeft ze aan waar het zich bij haar weten bevindt. De hoofdgriffier vordert op verzoek van de auditeur-verslaggever de mededeling ervan aan de overheid die het onder zich heeft. Zonder verwijl zendt deze het gevorderde dossier naar de griffie.
In dit geval gaat de termijn van zestig dagen voor het toezenden van de memorie van antwoord in met de dag waarop de verwerende partij ervan in kennis is gesteld dat het dossier ter griffie is neergelegd.
§ 4. Indien het verzoekschrift een beroep tot nietigverklaring en een vordering tot schorsing bevat, gaat de termijn van zestig dagen voor het toezenden van de memorie van antwoord en, in voorkomend geval, het administratief dossier of een aanvulling ervan, pas in met de kennisgeving van het arrest waarin uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing.
Ingeval het arrest het verzoek tot schorsing afwijst gaat de in het voorgaande lid bedoelde termijn van zestig dagen pas in met de kennisgeving door de griffie van het door de verzoekende partij ingediende verzoek tot voortzetting van de rechtspleging. "
Art.10. In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden ", na advies van de auditeur-generaal", geschrapt.
Art.11. Het opschrift van Titel I, hoofdstuk II, sectie II, wordt vervangen als volgt :
" Het onderzoek door de afdeling bestuursrechtspraak. "
Art.12. Artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, wordt vervangen als volgt :
" Art. 12. Nadat de voorafgaande maatregelen zijn uitgevoerd, maakt het met toepassing van artikel 5 aangewezen lid van het auditoraat verslag op over de zaak.
Met het oog op het opmaken van dat verslag voert de auditeur rechtstreeks briefwisseling met alle overheden en besturen en kan hij zowel aan hen als aan de partijen alle dienstige inlichtingen en documenten vragen.
Hij kan de partijen een termijn opleggen voor het verstrekken van de gevraagde inlichtingen en documenten. Indien deze niet binnen de gestelde termijn zijn meegedeeld, stelt hij, hiermee rekening houdende, zijn verslag op.
Het gedagtekende en ondertekende verslag wordt aan de griffie toegezonden. "
Art.13. In artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de woorden "aan de kamer" vervangen door de woorden "aan de griffie".
Art.14. In artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1991, worden de eerste twee leden vervangen als volgt :
" Art. 14. De griffie brengt de verslagen bedoeld in de artikelen 12 en 13 ter kennis van de partijen en deelt een exemplaar ervan mee aan de kamer belast met de zaak.
Elk van de partijen beschikt over dertig dagen om een laatste memorie in te dienen met, in voorkomend geval, het verzoek tot voortzetting van de rechtspleging. "
Art.15. In artikel 14quater, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1991 en vervangen bij het koninklijk besluit van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt het eerste tot vierde lid van dit artikel ;
2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art.16. In hetzelfde besluit wordt een artikel 14quinquies ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 14quinquies. Het verzoek tot voortzetting van de rechtspleging bedoeld in artikel 30, § 3, van de gecoördineerde wetten wordt ingediend bij een ter post aangetekende brief.
Indien geen enkel verzoek is ingediend binnen de termijn gesteld in artikel 30, § 3, van de gecoördineerde wetten, deelt de hoofdgriffier op verzoek van het aangewezen lid van het auditoraat aan de verwerende partij en aan de tussenkomende partij mee dat de kamer uitspraak zal doen over de nietigverklaring van de bestreden akte, tenzij één van hen binnen een termijn van vijftien dagen vraagt om te worden gehoord.
Indien geen enkele partij vraagt om te worden gehoord, kan de kamer de bestreden akte nietig verklaren.
Indien een partij vraagt om te worden gehoord, roept de voorzitter of de aangewezen staatsraad de partijen op om op korte termijn te verschijnen. De kamer doet onverwijld uitspraak over het beroep tot nietigverklaring, de partijen en het aangewezen lid van het auditoraat in zijn advies gehoord. "
Art.17. In hetzelfde besluit wordt een artikel 14sexies ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 14sexies. Bij de kennisgeving van het verslag aan de partijen maakt de hoofdgriffier melding van :
- artikel 14;
- artikel 21, zesde lid, van de gecoördineerde wetten, alsmede van artikel 14quater ;
- artikel 30, § 3, van de gecoördineerde wetten, alsmede van artikel 14quinquies. "
Art.18. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "De aangewezen raadsheer en het aangewezen lid van het auditoraat kunnen" vervangen door de woorden "De Staatsraad, de auditeur-generaal of het aangewezen lid van het auditoraat kan";
2° in het derde lid worden de woorden "van de partijen, hun advocaten en de commissaris der regering" vervangen door de woorden "van de partijen en van hun advocaten".
Art.19. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 17. De Staatsraad, de auditeur-generaal of het aangewezen lid van het auditoraat kunnen de partijen en alle andere personen horen.
De partijen en hun advocaten worden opgeroepen.
Het proces-verbaal van verhoor wordt ondertekend door de Staatsraad, de auditeur-generaal of het aangewezen lid van het auditoraat, alsmede door de griffier en de gehoorde persoon. "
Art.20. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.21. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "De aangewezen raadsheer en het aangewezen lid van het auditoraat kunnen" vervangen door de woorden "De Staatsraad, de auditeur-generaal of het aangewezen lid van het auditoraat kan";
2° in het tweede lid worden de woorden "zo de commissaris der regering opgeroepen werd" geschrapt.
Art.22. In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "De aangewezen raadsheer en het aangewezen lid van het auditoraat kunnen" vervangen door de woorden "De Staatsraad, de auditeur-generaal of het aangewezen lid van het auditoraat kan";
2° in het derde lid worden de woorden "en gebeurlijk de commissaris der regering" geschrapt.
Art.23. Artikel 22, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" De handtekening van de deskundigen wordt voorafgegaan door de eed :
" Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb. "
of
" Je jure avoir rempli ma mission en honneur et conscience avec exactitude et probité. "
of
" Ich schwöre, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich erfüllt habe. "
Art.24. In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden ", evenals de commissaris der regering", geschrapt;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.25. Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 26. Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de laatste memories kunnen de partijen, wanneer geen enkele laatste memorie werd ingediend, in een gezamenlijke verklaring, beslissen dat de zaak niet op een terechtzitting dient te worden behandeld, indien in het beroep tot nietigverklaring het verslag zonder voorbehoud tot verwerping of tot nietigverklaring besluit en indien in dat verslag evenmin verzocht wordt om nadere inlichtingen of uitleg.
De kamer kan om mondelinge uitleg verzoeken omtrent de punten die ze aangeeft. Te dien einde stelt ze bij een beschikking, die de hoofdgriffier ter kennis brengt van de partijen en van de auditeur, de datum vast waarop de partijen en de auditeur zullen worden gehoord. "
Art.26. Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 28. De partijen en hun advocaten worden vijftien dagen vooraf in kennis gesteld van de datum van de terechtzitting. "
Art.27. Artikel 29 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 15 juli 1956, wordt gewijzigd als volgt :
1° in het eerste lid worden de woorden "vat de feitelijke toedracht der zaak en de middelen der partijen samen" vervangen door de woorden "zet de stand van de zaak uiteen";
2° in het tweede lid worden de woorden "De regeringscommissaris," geschrapt;
3° in het vierde lid wordt het woord "verslaggever" geschrapt.
Art.28. In het opschrift van Titel III worden de woorden "adviezen en" geschrapt.
Art.29. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.30. In artikel 34 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "Het advies of het arrest" worden vervangen door de woorden "Het arrest";
2° 1° wordt vervangen als volgt :
" 1° de namen, de woonplaats of de zetel van de partijen, de door hen gekozen woonplaats en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die deze vertegenwoordigt;";
3° in 3° worden de woorden "en van de regeringscommissaris" geschrapt;
4° 4° wordt vervangen als volgt :
" 4° het feit dat het advies van het lid van het auditoraat al dan niet overeenstemt met het arrest;".
Art.31. In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de woorden "adviezen en"geschrapt.
Art.32. Artikel 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 1997, wordt vervangen als volgt :
" Art. 36. De arresten worden door de griffier ter kennis gebracht van de partijen.
Evenwel wordt bij gewone brief een ongezegeld afschrift toegezonden van de arresten die besluiten tot uitdrukkelijke afstand of tot een vermoeden van afstand of die de afwezigheid van het vereiste belang vaststellen, met toepassing van de artikelen 17, § 4ter, en 21, tweede en zesde lid, van de gecoördineerde wetten, van de arresten waarin een zaak van de rol wordt geschrapt, alsmede van de arresten waarin besloten wordt dat het beroep doelloos is. "
Art.33. Artikel 39, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Deze bekendmaking wordt onverwijld gedaan door de verwerende partij, op verzoek van de hoofdgriffier. "
Art.34. In artikel 40, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de woorden "de artikelen 9 en 10 van de wet" vervangen door de woorden "de artikelen 14, §§ 1 en 3, en 16 van de gecoördineerde wetten".
Art.35. In artikel 41, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "voor de afdeling administratie" vervangen door de woorden "voor de afdeling bestuursrechtspraak".
Art.36. In artikel 47, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de woorden "de artikelen 9 en 10 van de wet" vervangen door de woorden "de artikelen 14, §§ 1 en 3, en 16 van de gecoördineerde wetten".
Art.37. In artikel 50bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 november 1955 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de woorden "de artikelen 9 en 10 van de wet" vervangen door de woorden "de artikelen 14, §§ 1 en 3, en 16 van de gecoördineerde wetten".
Art.38. Aan artikel 52 van hetzelfde besluit, opgeheven bij de wet van 17 oktober 1990, en hersteld bij het koninklijk besluit van 7 januari 1991, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° het artikel wordt artikel 53;
2° in het eerste lid van datzelfde artikel worden de woorden "artikel 21bis, § 2, derde en vierde lid" vervangen door de woorden "artikel 21bis, § 1, zevende en achtste lid".
Art.39. In hoofdstuk II van Titel VI van hetzelfde besluit wordt een nieuwe bepaling ingevoegd die artikel 52 wordt en als volgt luidt :
" Art. 52, § 1. Het verzoekschrift tot tussenkomst wordt ondertekend door de verzoeker tot tussenkomst of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten.
§ 2. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :
1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoeker tot tussenkomst en de gekozen woonplaats;
2° de vermelding van de zaak waarin hij wenst tussen te komen alsook het rolnummer waaronder de zaak ingeschreven is, als het gekend is;
3° een uiteenzetting van het belang van de verzoeker tot tussenkomst bij de beslechting van de zaak.
§ 3. Het artikel 2, § 2, het artikel 3, 4° en het artikel 84, § 2, zijn van toepassing op het verzoekschrift tot tussenkomst. "
Art.40. Artikel 61 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 1968, wordt opgeheven.
Art.41. In artikel 62 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 1968, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "De leden van de afdeling administratie" vervangen door de woorden "De leden van de afdeling bestuursrechtspraak en van het auditoraat";
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
" Ieder lid van de afdeling bestuursrechtspraak of van het auditoraat dat weet dat hem een grond van wraking treft, moet, naargelang van het geval de kamer of de auditeur-generaal daarvan verwittigen, die beslist of het lid van de bedoelde afdeling of van het auditoraat zich al dan niet moet onthouden. "
Art.42. In artikel 66 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de woorden "in artikel 70" vervangen door de woorden "in artikel 30, §§ 5 tot 7, van de gecoördineerde wetten".
Art.43. Artikel 68, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, wordt vervangen als volgt :
" Is de aanvraag of het beroep door een publiekrechtelijke rechtspersoon ingediend, dan worden de rechten bedoeld in artikel 30, §§ 5 tot 7, van de gecoördineerde wetten door de griffier van de Raad van State in debet begroot, en worden de honoraria en voorschotten der deskundigen alsmede het getuigengeld voorgeschoten door de Federale Overheidsdienst Financiën en als uitgaven in de rekeningen ten bezware der begroting van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken geboekt. "
Art.44. In artikel 69 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "De registratie en domeinen" vervangen door de woorden "De Federale Overheidsdienst Financiën";
2° in het tweede lid worden de woorden "het advies of van" geschrapt.
Art.45. Artikel 70 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 1952, van 17 november 1955, van 31 december 1968, van 24 maart 1983, van 17 februari 1997 en van 20 juli 2000, wordt opgeheven.
Art.46. In artikel 72 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 december 1968 en van 7 oktober 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt opgeheven;
2° in het tweede lid worden de woorden "Het recht" vervangen door de woorden "Het recht waarvan sprake is in artikel 30, § 8, van de gecoördineerde wetten".
Art.47. In artikel 78 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 31 december 1968 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 1997, worden de woorden "in de artikelen 11, 14, 17 en 18" vervangen door de woorden "in de artikelen 11, 14, §§ 1 en 3, 17 en 18".
Art.48. In artikel 81, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "haar verzoekschrift te zegelen" vervangen door de woorden "het recht te kwijten".
Art.49. Artikel 83 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, wordt vervangen als volgt :
" De rechten bedoeld in artikel 30, §§ 5 tot 7, van de gecoördineerde wetten worden door de hoofdgriffier in debet begroot en de andere kosten worden ter ontlasting van de prodeaan door de Federale Overheidsdienst Financiën voorgeschoten en als uitgaven in de rekeningen ten bezware der begroting van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken geboekt. "
Art.50. In artikel 83bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "de griffier van de Raad van State" worden vervangen door de woorden "de hoofdgriffier";
2° de woorden "het advies of van" worden geschrapt.
Art.51. In artikel 84 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 juli 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de huidige tekst vormt paragraaf 1;
2° in het zesde lid worden de woorden "of gewestbestuurder" geschrapt;
3° een paragraaf 2 luidend als volgt, wordt ingevoegd :
" § 2. Met uitzondering van de Belgische administratieve overheden, kiest elke partij in een procedure in haar eerste processtuk woonplaats in België.
Alle kennisgevingen, mededelingen en opmerkingen door de griffie worden rechtsgeldig op de gekozen woonplaats gedaan.
Die woonplaatskeuze geldt voor alle daaropvolgende processtukken.
Elke wijziging van de woonplaatskeuze wordt uitdrukkelijk geformuleerd en voor elk beroep afzonderlijk en bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de hoofdgriffier, met vermelding van het volledige rolnummer van het beroep waarop de wijziging betrekking heeft.
Bij overlijden van een partij, en behalve bij hervatting van het geding, worden alle mededelingen en kennisgevingen van de Raad van State rechtsgeldig gedaan op de gekozen woonplaats van de overledene ter attentie van de gezamenlijke rechtverkrijgenden, zonder vermelding van de namen en hoedanigheden. "
Art.52. In artikel 85 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "als er bij de zaak betrokken tegenpartijen zijn" vervangen door de woorden "als er andere bij de zaak betrokken partijen zijn";
2° na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
" In afwijking van het eerste lid worden bij het verzoekschrift tot nietigverklaring dat een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden akte bevat, negen door de ondertekenaar eensluidend verklaarde afschriften gevoegd. "
Art.53. In artikel 87 van hetzelfde besluit worden de woorden "De partijen, hun raadslieden en de commissaris der regering" vervangen door de woorden "De partijen en hun raadslieden".
Art.54. Artikel 92 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.55. In Titel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 januari 1991 en van 10 november 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het opschrift wordt vervangen als volgt :
" Titel IX. - Vorderingen die doelloos zijn of die slechts korte debatten vereisen ";
2° artikel 93 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 93. Indien blijkt dat het beroep tot nietigverklaring doelloos is of dat het slechts korte debatten vereist, brengt de auditeur daarvan onverwijld verslag uit aan de voorzitter van de kamer belast met de zaak.
De voorzitter roept de verzoekende partij, de verwerende partij en de tussenkomende partij op om op korte termijn voor hem te verschijnen; het verslag wordt bij de oproeping gevoegd.
Indien de voorzitter het eens is met de conclusies van het verslag, wordt de zaak definitief beslecht.
Indien hij van oordeel is dat de zaak niet in zoverre gereed is dat zij definitief kan worden beslecht, verwijst hij deze naar de gewone rechtspleging. ";
3° artikel 94 wordt opgeheven.
Art.56. Artikel 95, 1° van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.57. § 1. In de Nederlandse tekst van de hiernavolgende bepalingen van het Regentsbesluit van 23 augustus 1948 wordt het woord "raadsheer" telkens vervangen door het woord "staatsraad" :
- artikel 13, vervangen door het koninklijk besluit van 15 juli 1956;
- artikel 16, eerste lid;
- artikel 17;
- artikel 20, eerste lid;
- artikel 29, eerste lid, vervangen door het koninklijk besluit van 15 juli 1956;
- artikel 31;
- artikel 51, eerste lid.
§ 2. In de Nederlandse tekst van de hiernavolgende bepalingen van hetzelfde besluit wordt het woord "raadsheren" telkens vervangen door het woord "staatsraden" :
- artikel 27, tweede lid;
- artikel 34, 5°, vervangen door het koninklijk besluit van 15 juli 1956.
§ 3. In de Nederlandse tekst van de hiernavolgende bepalingen van hetzelfde besluit wordt het woord "tegenpartij" telkens vervangen door de woorden "verwerende partij" :
- artikel 3bis, eerste en tweede lid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 7 januari 1991;
- artikel 7, tweede lid;
- artikel 8;
- artikel 14ter, ingevoegd door het koninklijk besluit van 7 januari 1991;
- artikel 44;
- artikel 45, eerste lid;
- artikel 52, eerste lid, gewijzigd door het koninklijk besluit van 7 januari 1991.
§ 4. In de Nederlandse tekst van artikel 50, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "tegenpartijen" vervangen door de woorden "verwerende partijen".
§ 5. In de artikelen 5, 30, 31, 32 en 60 van hetzelfde besluit worden de woorden "de eerste voorzitter" telkens vervangen door de woorden "de korpschef die de afdeling bestuursrechtspraak leidt".
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State.
Art.58. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 2° worden de woorden "voor de afdeling administratie van de Raad van State" vervangen door de woorden "voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State";
2° het artikel wordt aangevuld met een 6°, luidend als volgt :
" 6° het enig verzoekschrift : het verzoekschrift dat zowel een vordering tot schorsing als een beroep tot nietigverklaring bevat. "
Art.59. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 2. Onder voorbehoud van artikel 3 van dit besluit, is artikel 84 van het algemene procedurereglement van toepassing op alle procedures in het administratief kort geding. "
Art.60. Artikel 4, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Artikel 27 van de algemene procedureregeling is van toepassing op de terechtzitting. ".
Art.61. In artikel 5, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt het artikel nummer "33" vervangen door het artikel nummer "34".
Art.62. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Artikel 3quater van de algemene procedureregeling is van overeenkomstige toepassing op de vordering tot schorsing. "
Art.63. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 8. Het enig verzoekschrift bevat, naast de vermeldingen die worden opgesomd in artikel 2 van de algemene procedureregeling :
1° het opschrift "beroep tot nietigverklaring en vordering tot schorsing";
2° de vermelding van de akte waartegen de vordering tot schorsing is gericht;
3° een uiteenzetting van de feiten die van aard zijn aan te tonen dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden akte de verzoekende partij een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen, waarbij alle stukken worden gevoegd die het risico op dergelijke nadeel aantonen;
4° in voorkomend geval, het bedrag en de modaliteiten van de met toepassing van artikel 17, § 5, van de gecoördineerde wetten gevorderde dwangsom.
De artikelen 3 en 3bis van de algemene procedureregeling zijn van toepassing. "
Art.64. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 1996, wordt vervangen als volgt :
" De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van het enig verzoekschrift aan de auditeur-generaal, aan de verwerende partij en, voor zover hij ze kan bepalen, aan de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak.
Degene aan wie kennis is gegeven van het enig verzoekschrift kan binnen vijftien dagen na ontvangst van die kennisgeving een vordering tot tussenkomst in de schorsingsprocedure instellen.
In het geval bedoeld in artikel 7 kan door een persoon die door de hoofdgriffier niet op de hoogte is gebracht, alleen binnen vijftien dagen na de bekendmaking een vordering tot tussenkomst worden ingesteld. "
Art.65. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" § 1. Het verzoekschrift tot tussenkomst wordt ondertekend door de verzoeker tot tussenkomst of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten.
§ 2. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat :
1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoeker tot tussenkomst en de gekozen woonplaats;
2° de vermelding van de zaak waarin de verzoeker tot tussenkomst vraagt tussen te komen, alsook het rolnummer waaronder de zaak ingeschreven is, als het gekend is;
3° een uiteenzetting van het belang van de verzoeker tot tussenkomst bij de beslechting van de zaak alsook de uiteenzetting van zijn argumenten.
§ 3. Het artikel 2, § 2, het artikel 3, 4°, en het artikel 84, § 2, van de algemene procedureregeling zijn van toepassing op het verzoekschrift tot tussenkomst.
De verzoeker tot tussenkomst voegt bij zijn verzoek alle nodige stukken tot staving ervan. "
Art.66. Artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" De verwerende partij doet binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het enig verzoekschrift aan de hoofdgriffier het volledige administratief dossier toekomen, waarbij zij een nota met opmerkingen kan voegen. "
Art.67. In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "een verslag op waarin de feiten en middelen worden uiteengezet" vervangen door de woorden "een verslag op over de vordering tot schorsing";
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.68. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.69. In titel II van hetzelfde besluit wordt een nieuw hoofdstuk IIbis, dat de artikelen 15bis tot en met 15quater van dat besluit omvat, ingevoegd, met het volgende opschrift :
" Hoofdstuk IIbis. - Bijzondere regels van toepassing op de procedure tot nietigverklaring nadat een arrest in kort geding werd gewezen. "
Art.70. In hetzelfde besluit wordt een artikel 15quater ingevoegd, luidend als volgt :
" Wanneer na de uitspraak van een arrest over de vordering tot schorsing en na de uitwisseling van de memories van antwoord en van wederantwoord of van de toelichtende memorie, de auditeur-verslaggever vaststelt dat de partijen geen enkel nieuw gegeven aanvoeren sedert het arrest waarbij de tenuitvoerlegging van de bestreden akte is geschorst of waarin alle middelen als niet ernstig werden verworpen of waarin de vordering tot schorsing werd verworpen wegens niet ontvankelijkheid van het annulatieberoep, kan hij het dossier toezenden aan de griffie met de vermelding dat hij geen nieuw verslag zal indienen over het beroep tot nietigverklaring.
In de kennisgeving wordt gepreciseerd dat wordt voorgesteld het beroep tot nietigverklaring te verwerpen dan wel de bestreden akte te vernietigen, overeenkomstig het arrest waarbij uitspraak werd gedaan over de vordering tot schorsing.
De artikelen 13, 14, 14quater tot 14sexies van de algemene procedureregeling zijn van overeenkomstige toepassing. "
Art.71. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" § 1. Als de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, wordt de vordering tot schorsing ingesteld met een enig verzoekschrift of met een afzonderlijk verzoekschrift.
§ 2. Wanneer de vordering wordt ingesteld met een afzonderlijke akte, bevat het verzoekschrift tot schorsing, gedagtekend en ondertekend door de partij of door haar advocaat die voldoet aan de voorwaarden van artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten :
1° het opschrift " verzoekschrift tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ";
2° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoekende partij en de gekozen woonplaats bedoeld in het artikel 84, § 2, eerste lid, van het algemeen procedurereglement;
3° de naam en het adres van de verwerende partij;
4° de vermelding van de akte of van het reglement waartegen de vordering is gericht;
5° een uiteenzetting van de feiten en de middelen die de nietigverklaring van de aangevochten akte of het aangevochten reglement kunnen rechtvaardigen;
6° een uiteenzetting van de feiten die aantonen dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de aangevochten akte of het aangevochten reglement de verzoeker een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen;
7° een uiteenzetting van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid aantonen;
8° in voorkomend geval, het bedrag en de modaliteiten van de met toepassing van artikel 17, § 5, van de gecoördineerde wetten gevorderde dwangsom.
§ 3. Wanneer de vordering tot schorsing wordt ingesteld met een enig verzoekschrift, bevat ze een uiteenzetting van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid aantonen.
Artikel 8 is van toepassing op dat verzoekschrift; het bevat het opschrift " beroep tot nietigverklaring en vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ".
§ 4. Wanneer het opschrift van het enig verzoekschrift niet vermeldt dat het gaat om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, wordt dat verzoekschrift behandeld volgens de regels bepaald in de hoofdstukken I en II.
§ 5. Als de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, zijn de artikelen 11 tot 13 niet van toepassing, noch artikel 3quater van de algemene procedureregeling.
In die gevallen kan de voorzitter de verzoekende partij, de verwerende partij en de tussenkomende partij, alsmede de personen die belang hebben bij de beslechting van de zaak, bij beschikking eventueel te zijnen huize oproepen op het door hem bepaalde tijdstip, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur.
De beschikking wordt ter kennis gebracht van de auditeur-generaal of van het door hem aangewezen lid van het auditoraat.
In de kennisgeving wordt in voorkomend geval vermeld dat het administratief dossier is ingediend.
Indien de verwerende partij het administratief dossier niet van te voren heeft toegezonden, overhandigt zij het ter terechtzitting aan de voorzitter, die de terechtzitting kan schorsen om aan de auditeur en aan de verzoekende en de tussenkomende partijen de gelegenheid te geven er inzage van te nemen.
De voorzitter kan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het arrest bevelen. "
Art.72. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.73. Het opschrift van Titel III. van hetzelfde besluit, wordt vervangen door het volgende opschrift :
" Titel III. - Diverse bepalingen ".
Art.74. Artikel 20, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Die bekendmaking geschiedt onverwijld door de verwerende partij op verzoek van de hoofdgriffier. "
Art.75. In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" Wanneer de schorsing wordt bevolen wegens machtsafwending, verwijst het arrest de zaak naar de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak. ";
2° paragraaf 2 wordt opgeheven;
3° in paragraaf 3 worden de woorden "afdeling administratie" vervangen door de woorden "afdeling bestuursrechtspraak".
Art.76. In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de woorden "overgezonden aan de kamer of, naargelang van het geval, aan de algemene vergadering van de afdeling administratie" vervangen door de woorden "toegezonden aan de griffie die daarvan een afschrift toezendt aan de kamer of, in voorkomend geval, aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak".
Art.77. Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.78. In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de woorden "de afdeling administratie" vervangen door de woorden "de afdeling bestuursrechtspraak".
Art.79. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Als de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen wordt ingesteld bij een akte die onderscheiden is van de vordering tot schorsing, wordt de akte ondertekend door een partij, door een persoon die belang heeft bij de beslechting van de zaak, of door een advocaat die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten.
De akte wordt gedagtekend en bevat :
1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de indiener van de vordering en de gekozen woonplaats bedoeld in het artikel 84, § 2, eerste lid van het algemeen procedurereglement;
2° de vermelding van de akte of het reglement waarvan de schorsing wordt gevorderd;
3° de beschrijving van de gevorderde voorlopige maatregelen;
4° een uiteenzetting van de feiten welke aantonen dat de voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn om de belangen van de partij die ze vordert, veilig te stellen. "
Art.80. Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 26. Als de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen door de verzoekende partij wordt ingesteld in een enig verzoekschrift, bevat ze naast de vermeldingen bepaald in artikel 8, die waarvan sprake is in artikel 25, 3° en 4°. "
Art.81. In artikel 29, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord "acht" vervangen door het woord "vijftien".
Art.82. In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "een verslag op waarin hij de feiten en de motieven die tot staving van de vordering worden aangevoerd, uiteenzet" vervangen door de woorden "een verslag op over de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen";
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.83. In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, dat paragraaf 1 wordt, wordt vervangen als volgt :
" Elke vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen bij uiterst dringende noodzakelijkheid moet een uiteenzetting bevatten van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid rechtvaardigen. Artikel 25 of artikel 26, naargelang van het geval, is van toepassing op de vordering. De artikelen 29 tot 31 zijn daarop niet van toepassing. ";
2° Het tweede tot het vijfde lid vormen paragraaf 2.
Art.84. Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.85. In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 19, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 19, derde lid".
Art.86. In artikel 39, eerste lid van hetzelfde besluit, wordt het woord "acht" vervangen door het woord "vijftien".
Art.87. In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "een verslag op waarin hij de feiten en de motieven die tot staving van de vordering worden aangevoerd, uiteenzet" vervangen door de woorden "een verslag op over de vordering";
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.88. In artikel 41, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "derde lid" vervangen door de woorden "vijfde lid".
Art.89. In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door volgende tekst :
" de artikelen 86, 88, 90 en 91 van het algemene procedurereglement zijn van toepassing. ";
2° in het tweede lid, worden de woorden "Bij elk processtuk" vervangen door de woorden "Bij elk processtuk, uitgezonderd het enig verzoekschrift".
HOOFDSTUK III. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 2 april 1991 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State inzake de dwangsom.
Art.90. In het opschrift van het koninklijk besluit van 2 april 1991 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State inzake de dwangsom worden de woorden "afdeling administratie" vervangen door de woorden "afdeling bestuursrechtspraak".
Art.91. In artikel 1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "afdeling administratie" vervangen door de woorden "afdeling bestuursrechtspraak".
Art.92. In artikel 2, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "derde lid".
Art.93. Artikel 11, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Artikel 27 van de algemene procedureregeling is toepasselijk op de terechtzitting".
Art.94. In artikel 12, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het artikel nummer "33" vervangen door het artikel nummer "34".
Art.95. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden "21bis, § 2, vierde lid" vervangen door de woorden "21bis, § 1, achtste lid".
Art.96. In de hiernavolgende bepalingen van hetzelfde besluit wordt in de Nederlandse tekst het woord "tegenpartij" telkens vervangen door de woorden "verwerende partij" :
- in artikel 1, 3°;
- in artikel 3, 3° en 5°;
- in artikel 4;
- in artikel 5, eerste zin;
- in artikel 11, tweede en vierde lid;
- in artikel 12, eerste lid, tweede zin.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State.
Art.97. In de hiernavolgende bepalingen van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State, worden de woorden "afdeling administratie" telkens vervangen door de woorden "afdeling bestuursrechtspraak" :
- in artikel 1, 4° en 7°;
- in artikel 10;
- in artikel 20, eerste en derde lid.
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Art.98. Op de eerste dag van de tweede maand na die waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, treden de volgende bepalingen van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in werking :
- artikel 6, 3° en 4°;
- artikel 17, 1°, 2°, 4° en 6°, behalve in de mate dat artikel 52 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State van toepassing is;
- artikel 216;
- artikel 219;
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.99. Op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden in de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, de woorden "afdeling administratie" vervangen door de woorden "afdeling bestuursrechtspraak".
Art.100. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art.101. De artikelen 3, 4, 6, 7, 9, 39, 52, 2°, 55, 62, 63, 64, 65, 66, 71, 79, 80, 81, 83, 86 en 89, 2° zijn van toepassing op de beroepen ingediend vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.102. De artikelen 12, 13, 25, 67, 68, 70, 76, 82 en 87 zijn van toepassing op de aanhangige zaken waarin bij de inwerkingtreding van dit besluit nog geen verslag is opgemaakt door het bevoegd lid van het auditoraat.
Art.103. De artikelen 14, 15, 16 en 17 zijn van toepassing op de aanhangige zaken waarin het verslag van het bevoegde lid van het auditoraat nog niet ter kennis is gebracht op de dag van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 104. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en onze Minister van Financiën zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 april 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS.