28 MAART 2014. - Koninklijk besluit betreffende de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State
Art. 6-7
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen
Art. 8
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 9-10
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Artikel 1. Artikel 66 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vervangen door het koninklijk besluite van 15 juli 1956 (I) en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 januari 2014, wordt aangevuld met een punt 5°, luidende :
"5° de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 67.".
Art.2. Artikel 67 van hetzelfde besluit, opgeheven bij koninklijk besluit van 17 februari 1997, wordt hersteld als volgt :
" § 1. Het basisbedrag van de rechtsplegingvergoeding bedraagt 700 euro, het minimumbedrag 140 euro en het maximumbedrag 1.400 euro.
In afwijking van het voorgaande lid bedraagt het maximumbedrag 2.800 euro voor de geschillen betreffende de regelgeving inzake de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.
§ 2. Het basis-, minimum- of maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 wordt verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met 20 procent van dit bedrag, als het beroep tot nietigverklaring gepaard gaat met een vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregelen, of als de vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregelen volgens een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend wordt en gepaard gaat met een beroep tot nietigverklaring.
De bedragen van deze verhogingen worden gecumuleerd, maar de zo verhoogde rechtsplegingvergoeding mag niet meer bedragen dan 140 procent van het basis-, minimum- of maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1.
Er is geen verhoging verschuldigd, met name als de afdeling bestuursrechtspraak beslist dat het beroep tot nietigverklaring doelloos is of dat het slechts korte debatten vereist, of als de artikelen 11/2 tot 11/4 van dit besluit van toepassing zijn.
§ 3. De basis-, minimum- en maximumbedragen zijn verbonden aan de consumptieprijsindex die overeenstemt met 100,66 punten (basis 2013). Elke wijziging naar boven of naar beneden van 10 punten zal een vermeerdering of vermindering van 10 % van de in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde bedragen met zich meebrengen.
De nieuwe bedragen die voortvloeien uit die wijzigingen zijn van toepassing op de 1ste dag van de maand die volgt op de dag waarop de drempel van 10 % wordt bereikt.
De minister van Binnenlandse Zaken is gemachtigd tot het aanpassen van de bedragen van dit besluit overeenkomstig de formule van het eerste lid.
Art.3.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 84/1 ingevoegd, luidende :
" Art. 84/1. Elk processtuk of elke nota tot vereffening van de kosten ingediend door tussenkomst van een advocaat, vermeldt het gevraagde bedrag van de in de artikelen 66 en 67 van dit besluit bedoelde rechtsplegingvergoeding. Dit bedrag mag gewijzigd worden door elk later processtuk of elke latere vereffeningsnota, in te dienen [ten laatste vijf dagen vóór de zitting], behalve in het geval van de vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregel, ingediend bij uiterst dringende noodzakelijkheid waarbij de rechtsplegingsvergoeding gevraagd kan worden tot aan de sluiting van de debatten.". <Erratum,B.St. 18-04-2014,Ed. 3,p 33734>
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State
Art.4. In het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State, wordt artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2007, vervangen als volgt :
" Art. 2. Onder voorbehoud van artikel 3 van dit besluit, zijn artikelen 67, 84,84/1 et 85bis van de algemene procedureregeling, in voorkomend geval van toepassing op de procedures in het administratief kort geding.. "
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België
Art.5. In artikel 3, § 7, van het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot regeling van de versnelde procedure in geval van beroep bij de Raad van State tegen sommige beslissingen van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en de Nationale Bank van België, wordt de vermelding ", 84/1" ingevoegd na de vermelding "84".
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State
Art.6. In het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State, wordt het artikel 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 januari 2014, aangevuld met een punt 5°, luidende :
"5° de rechtsplegingvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten.".
Art.7. In artikel 32 van hetzelfde besluit, worden de vermeldingen "De artikelen 72 tot 77" vervangen door de vermeldingen "De artikelen 67, 72 tot 77, en 84/1".
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen
Art.8. In artikel 3, § 7, van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot uitvoering van artikel 68, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wordt de vermelding ", 84/1" ingevoegd na de vermelding "84".
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Het is van toepassing op iedere vordering tot schorsing of tot voorlopige maatregelen ingediend bij uiterst dringende noodzakelijkheid, te rekenen van die datum, en die geen bijkomende vordering vormt bij een vóór die datum ingediend beroep tot nietigverklaring, alsook op elke aanvraag, moeilijkheid en elk beroep, bedoeld in de artikelen 11, 12, 13, 14 en 16, 1° tot 8°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, ingediend te rekenen van die datum, en op de gelijktijdig dan wel later ingediende bijkomende vorderingen.
Art. 10. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.