Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 JULI 1971. - Wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. (NOTA 1 : opgeheven voor Duistalige Gemeenschap - met uitzondering van art. 2, eerste tot derde lid; 15bis, § 2, tweede lid; 23bis; 24, tweede lid, 2°; 27 - door DDG2011-02-14/07, art. 33, 009; Inwerkingtreding : 07-04-2011) (NOTA 2: opgeheven voor het Brusselse Gewest - met uitzondering van art. 15bis, § 2, tweede lid en 23bis- bij ORD2018-11-29/15, art. 38,1°, 013; Inwerkingtreding : 06-01-2019)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-10-1998 en tekstbijwerking tot 27-12-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Begraafplaatsen.
Afdeling I. - (Gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen en crematoria). <W 1998-09-20/51, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>
Art. 1-5
Afdeling II. - (Concessies). <W 1998-09-20/51, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>
Art. 6-11
HOOFDSTUK II. - Lijkbezorging.
Afdeling I. - Kisting en vervoer van lijken.
Art. 12-15, 15bis, 15ter
Afdeling II. - Begraving.
Art. 16-19
Afdeling III. - (Crematie.) <W 1998-09-20/51, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>
Art. 20-23, 23bis, 24
Afdeling IV. - Graftekens.
Art. 25-26
HOOFDSTUK III. - Stotbepalingen.
Art. 27-28, 28bis, 29-33



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

[Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 1. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 2.(Federaal) De ligging van de begraafplaats wordt aangegeven in het plan van aanleg.  Is er geen plan van aanleg waarin de ligging van de begraafplaats is aangegeven, dan wordt de desbetreffende gemeenteraadsbeslissing voorafgegaan door het advies van de provinciale gezondheidsinspectie en wordt zij vastgesteld op eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar, bedoeld in artikel 45 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw. De beslissing behoeft de goedkeuring van de provinciegouverneur.  Voor het vestigen van een crematorium gelden dezelfde voorwaarden.  [De Koning bepaalt de criteria voor de oprichting en het beheer van crematoria. Hij organiseert de controle op de naleving van deze criteria.] <W 1998-09-20/51, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 2. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)  De ligging van de begraafplaats wordt aangegeven in het plan van aanleg.  Is er geen plan van aanleg waarin de ligging van de begraafplaats is aangegeven, dan wordt de desbetreffende gemeenteraadsbeslissing voorafgegaan door het advies van de provinciale gezondheidsinspectie en wordt zij vastgesteld op eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar, bedoeld in artikel 45 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw. De beslissing behoeft de goedkeuring van de [Brusselse Hoofdstedelijke Regering]. <ORD 2002-07-18/38, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 17-08-2002>  Voor het vestigen van een crematorium gelden dezelfde voorwaarden.  [De Koning bepaalt de criteria voor de oprichting en het beheer van crematoria. Hij organiseert de controle op de naleving van deze criteria.] <W 1998-09-20/51, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 2. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 2. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  De ligging van de begraafplaats wordt aangegeven in het plan van aanleg.  Is er geen plan van aanleg waarin de ligging van de begraafplaats is aangegeven, dan wordt de desbetreffende gemeenteraadsbeslissing voorafgegaan door het advies van de provinciale gezondheidsinspectie en wordt zij vastgesteld op eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar, bedoeld in artikel 45 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw. De beslissing behoeft de goedkeuring van de [Regering]. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  Voor het vestigen van een crematorium gelden dezelfde voorwaarden.  [De [Regering] bepaalt de criteria voor de oprichting en het beheer van crematoria. Hij organiseert de controle op de naleving van deze criteria.] <W 1998-09-20/51, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>    Art. 2. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 3.(Federaal) [De begraafplaats en het crematorium worden] zo omheind dat de doorgang en het zicht in de mate van het mogelijke belemmerd worden. Daartoe wordt eventueel een voldoende beplanting aangebracht. <W 1998-09-20/51, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 3. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 3. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>    Art. 4.(Federaal) Gemeentelijke begraafplaatsen [en crematoria] vallen onder het gezag, de politie en het toezicht van de gemeenteoverheden, die zorg dragen dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen in strijd met de eerbied voor de doden worden verricht en dat er geen opgraving plaatsheeft zonder verlof. <W 1998-09-20/51, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  [Op de intergemeentelijke begraafplaatsen en in de intergemeentelijke crematoria worden de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uitgeoefend door de overheid van de gemeente waar de begraafplaats of het crematorium ligt.] <W 1998-09-20/51, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 4. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 4. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 5.(Federaal) § 1. Wanneer nieuwe voor begraving bestemde ruimten aangelegd zijn, bepaalt de gemeenteraad [of de intercommunale] de datum waarop niet meer begraven wordt op de oude begraafplaatsen. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Deze worden in de staat gelaten waarin zij zich bevinden; gedurende ten minste vijf jaar mag er generlei gebruik van worden gemaakt.  De gemeenteraad [of de intercommunale] bepaalt hoe de beslissing tot sluiting zal worden bekendgemaakt. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  § 2. Na verloop van de in § 1 bepaalde tijd [of ten minste vijf jaar na de laatste begraving, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt] wordt [het besluit waarbij de gemeenteraad of de beslissing waarbij de intercommunale en andere bestemming geeft] de beslissing waarbij de gemeenteraad een andere bestemming geeft aan de gronden van de oude begraafplaatsen, ter goedkeuring voorgelegd aan de provinciegouverneur. Delvings-en funderingswerken mogen echter niet worden uitgevoerd dan met de instemming van de provinciale gezondheidsinspectie. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  [§ 3. Wanneer er geen beslissing is die bepaalt vanaf welke datum niet langer meer begraven wordt, kan de gemeenteraad of de intercommunale eveneens beslissen een andere bestemming te geven aan een oude begraafplaats als er ten minste tien jaar zijn verlopen na de laatste begraving op deze begraafplaats, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt.  In dit geval kan het besluit van de gemeenteraad of de beslissing van de intercommunale om een andere bestemming te geven aan de begraafplaats, eerst in werking treden een jaar nadat het besluit of de beslissing is genomen en voor zover een afschrift ervan gedurende een jaar bij de ingang van de begraafplaats is aangeplakt.  De bepalingen van § 2 zijn eveneens van toepassing.] <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 5. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)  § 1. Wanneer nieuwe voor begraving bestemde ruimten aangelegd zijn, bepaalt de gemeenteraad [of de intercommunale] de datum waarop niet meer begraven wordt op de oude begraafplaatsen. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Deze worden in de staat gelaten waarin zij zich bevinden; gedurende ten minste vijf jaar mag er generlei gebruik van worden gemaakt.  De gemeenteraad [of de intercommunale] bepaalt hoe de beslissing tot sluiting zal worden bekendgemaakt. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  § 2. Na verloop van de in § 1 bepaalde tijd [of ten minste vijf jaar na de laatste begraving, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt] wordt [het besluit waarbij de gemeenteraad of de beslissing waarbij de intercommunale en andere bestemming geeft] de beslissing waarbij de gemeenteraad een andere bestemming geeft aan de gronden van de oude begraafplaatsen, ter goedkeuring voorgelegd aan de [Brusselse Hoofdstedelijke]. Delvings-en funderingswerken mogen echter niet worden uitgevoerd dan met de instemming van de provinciale gezondheidsinspectie. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> <ORD 2002-07-18/38, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 17-08-2002>  [§ 3. Wanneer er geen beslissing is die bepaalt vanaf welke datum niet langer meer begraven wordt, kan de gemeenteraad of de intercommunale eveneens beslissen een andere bestemming te geven aan een oude begraafplaats als er ten minste tien jaar zijn verlopen na de laatste begraving op deze begraafplaats, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt.  In dit geval kan het besluit van de gemeenteraad of de beslissing van de intercommunale om een andere bestemming te geven aan de begraafplaats, eerst in werking treden een jaar nadat het besluit of de beslissing is genomen en voor zover een afschrift ervan gedurende een jaar bij de ingang van de begraafplaats is aangeplakt.  De bepalingen van § 2 zijn eveneens van toepassing.] <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 5. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 5. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  § 1. Wanneer nieuwe voor begraving bestemde ruimten aangelegd zijn, bepaalt de gemeenteraad [of de intercommunale] de datum waarop niet meer begraven wordt op de oude begraafplaatsen. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Deze worden in de staat gelaten waarin zij zich bevinden; gedurende ten minste vijf jaar mag er generlei gebruik van worden gemaakt.  De gemeenteraad [of de intercommunale] bepaalt hoe de beslissing tot sluiting zal worden bekendgemaakt. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  § 2. Na verloop van de in § 1 bepaalde tijd [of ten minste vijf jaar na de laatste begraving, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt] wordt [het besluit waarbij de gemeenteraad of de beslissing waarbij de intercommunale en andere bestemming geeft] de beslissing waarbij de gemeenteraad een andere bestemming geeft aan de gronden van de oude begraafplaatsen, ter goedkeuring voorgelegd aan de [Regering]. Delvings-en funderingswerken mogen echter niet worden uitgevoerd dan met de instemming van de provinciale gezondheidsinspectie. <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  [§ 3. Wanneer er geen beslissing is die bepaalt vanaf welke datum niet langer meer begraven wordt, kan de gemeenteraad of de intercommunale eveneens beslissen een andere bestemming te geven aan een oude begraafplaats als er ten minste tien jaar zijn verlopen na de laatste begraving op deze begraafplaats, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt.  In dit geval kan het besluit van de gemeenteraad of de beslissing van de intercommunale om een andere bestemming te geven aan de begraafplaats, eerst in werking treden een jaar nadat het besluit of de beslissing is genomen en voor zover een afschrift ervan gedurende een jaar bij de ingang van de begraafplaats is aangeplakt.  De bepalingen van § 2 zijn eveneens van toepassing.] <W 1998-09-20/51, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 5. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Afdeling II. - (Concessies). <W 1998-09-20/51, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Art. 6.(Federaal) [De gemeenteraad of de intercommunale kan op de gemeentelijke, respectievelijk intergemeentelijke begraafplaatsen grafconcessies of concessies voor columbaria verlenen.  Wanneer het gaat om een gemeentelijke begraafplaats kan de gemeenteraad die bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen opdragen.] <W 1998-09-20/51, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  [Een zelfde concessie mag slechts dienen (...) voor de aanvrager, zijn echtgenoot, zijn bloed- of aanverwanten en voor de leden van een of meer religieuze gemeenschappen, evenals voor de personen die daartoe ieder hun wil te kennen geven bij de gemeentelijke overheid.] [Door de concessiehouder aangewezen derden kunnen daar ook worden bijgezet.] <W 10-1-1980, enig art.> <W 1998-09-20/51, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  [Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen.] <W 1998-09-20/51, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Een concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van een derde en van diens familie.    Art. 6. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 6. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 7.(Federaal) De concessies worden voor ten hoogste vijftig jaar verleend.  Op aanvraag van enige belanghebbende die erom verzoekt voor de bepaalde tijd verstreken is, kunnen opeenvolgende hernieuwingen worden toegestaan.  [De hernieuwingen kunnen enkel geweigerd worden indien de belanghebbende onvoldoende financiële waarborgen voor het onderhoud van de concessie kan voorleggen.  De Koning kan verenigingen met rechtspersoonlijkheid, opgericht met het doel de financiële waarborgen voor te leggen, erkennen en kan regels met betrekking tot die waarborgen vaststellen.] <W 1998-09-20/51, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Geen hernieuwing mag voor langere tijd dan de oorspronkelijke concessie worden toegestaan.  [Indien een belanghebbende erom verzoekt vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn, neemt een nieuwe termijn van dezelfde duur een aanvang vanaf elke nieuwe bij zetting in de concessie. In geval er geen vernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van vijf jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan vijf jaar vóór het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan.] <W 1998-09-20/51, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 7. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 7. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  De concessies worden voor ten hoogste vijftig jaar verleend.  Op aanvraag van enige belanghebbende die erom verzoekt voor de bepaalde tijd verstreken is, kunnen opeenvolgende hernieuwingen worden toegestaan.  [De hernieuwingen kunnen enkel geweigerd worden indien de belanghebbende onvoldoende financiële waarborgen voor het onderhoud van de concessie kan voorleggen.  De [Regering] kan verenigingen met rechtspersoonlijkheid, opgericht met het doel de financiële waarborgen voor te leggen, erkennen en kan regels met betrekking tot die waarborgen vaststellen.] <W 1998-09-20/51, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  Geen hernieuwing mag voor langere tijd dan de oorspronkelijke concessie worden toegestaan.  [Indien een belanghebbende erom verzoekt vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn, neemt een nieuwe termijn van dezelfde duur een aanvang vanaf elke nieuwe bij zetting in de concessie. In geval er geen vernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van vijf jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan vijf jaar vóór het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan.] <W 1998-09-20/51, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 7. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 8.(Federaal) <W 1998-09-20/51, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> De gemeenteraad of de intercommunale stelt het tarief en de voorwaarden voor het verlenen van de concessie vast.  In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede en vierde lid, wordt de retributie, die door de gemeente gevorderd kan worden, proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt.    Art. 8. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 8. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 9.(Federaal) Telkens na vijftig jaar, en zonder retributie, kan de altijddurendeconcessie die krachtens het keizerlijk decreet van 23 prairial jaar XII werd verleend voor de inwerkingtreding van deze wet, op aanvraag van enig belanghebbende hernieuwd worden.  (De eerste aanvraag om hernieuwing moet worden ingediend :  a) voor 31 december 1975 als de concessie ten minste vijftig jaar voor die datum is verleend;  b) binnen een termijn van twee jaar ingaand bij het verstrijken van het vijftigste jaar van de concessie in de andere gevallen) <W 4-7-1973, art. 2>  Bij het verstrijken van het eerste jaar van die tweejarige termijn maakt de burgemeester of zijn gemachtigde een akte op waarbij de belanghebbenden eraan herinnerd worden dat zij, willen zij hun recht behouden, hem een aanvraag om hernieuwing moeten doen toekomen voor de datum die in de akte is bepaald.  Deze akte wordt toegezonden aan de persoon die de aanvraag van concessie heeft ingediend of na zijn overlijden aan zijn erfgenamen of rechthebbenden. [...] <W 1998-09-20/51, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  [Indien de burgemeester of zijn gemachtigde de in het vorige lid bedoelde personen niet kan opsporen, wordt een afschrift van deze akte een jaar lang zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt.] <W 1998-09-20/51, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Is geen aanvraag om hernieuwing gedaan, dan vervalt de concessie.  [De opsporingen van de belanghebbenden dienen allen te geschieden door middel van een bericht te verzenden aan het door de concessiegevende gemeente laatstbekende adres.] <W 4-7-1973, art. 3>    Art. 9. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 9. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 10.(Federaal) Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 5, wordt een perceel van dezelfde grootte als het geconcedeerde op de nieuwe begraafplaats voorbehouden als enige belanghebbende daartoe een aanvraag indient voor de datum bedoeld in het eerste lid van hetzelfde artikel.  De gemeenteraad bepaalt de voorwaarden inzake overbrenging.    Art. 10. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 10. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 11.(Federaal) Het onderhoud van de graven op geconcedeerde grond rust op de belanghebbenden.  [Onderhoudsverzuim dat verwaarlozing uitmaakt] staat vast als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is. <W 1998-09-20/51, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  De verwaarlozing wordt geconstateerd in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde [of van de gemachtige van de intergemeentelijke begraafplaats] ; die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. <W 1998-09-20/51, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling kan de gemeenteraad [of de intercommunale] een einde maken aan het recht op de concessie. <W 1998-09-20/51, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 11. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 11. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  HOOFDSTUK II. - Lijkbezorging.  Afdeling I. - Kisting en vervoer van lijken.  Art. 12.(Federaal) <W 1998-09-20/51, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> De stoffelijke overschotten dienen in een doodskist geplaatst te worden.  Een balseming, voorafgaandelijk aan de kisting, kan in de door de Koning bepaalde gevallen toegelaten worden.  Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, produkten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.  De Koning omschrijft de in het voorgaande lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan een doodskist dient te beantwoorden.    Art. 12. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 12. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  <W 1998-09-20/51, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> De stoffelijke overschotten dienen in een doodskist geplaatst te worden.  Een balseming, voorafgaandelijk aan de kisting, kan in de door de Koning bepaalde gevallen toegelaten worden.  Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, produkten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.  De [Regering] omschrijft de in het voorgaande lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan een doodskist dient te beantwoorden. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>    Art. 12. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1    Art. 12. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)  [2 De stoffelijke overschotten dienen in een doodskist of een ander lijkomhulsel geplaatst te worden.   Een balseming, voorafgaandelijk aan de kisting, kan in de door de Regering bepaalde gevallen toegelaten worden.   Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.   De Regering omschrijft de in de voorgaande leden bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan een doodskist of een ander lijkomhulsel dient te beantwoorden, rekening houdend met onder meer de volksgezondheid.]2  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  (2)<ORD 2013-07-26/03, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 03-09-2013>   Art. 13.(Federaal) De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.    Art. 13. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 13. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 14.(Federaal) De gemeenteraad bepaalt de meest passende wijze voor het vervoeren van lijken. [Lijken dienen met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen te worden vervoerd.] <W 1998-09-20/51, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Het toezicht op lijkstoeten berust in ieder geval bij de gemeenteoverheid, die zorg draagt dat zij ordelijk, welvoeglijk en met de aan doden verschuldigde eerbied verlopen.    Art. 14. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 14. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 15.(Federaal) Het stoffelijk overschot van behoeftigen wordt kosteloos en op behoorlijke wijze gekist en vervoerd.    Art. 15. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DVR 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 15. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1    Art. 15. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)  [2 De behoeftigen worden op behoorlijke wijze begraven, onverminderd de toepassing van artikel 15bis, § 1.   De kosten van de burgerlijke verrichtingen die daaruit voortvloeien, met uitzondering van de ceremonies van erediensten of niet-confessionele levensbeschouwingen van de behoeftigen, komen voor rekening van de gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar de overledene is ingeschreven in het bevolkingsregister, in het vreemdelingenregister of in het wachtregister of, bij ontstentenis, in de gemeente waar het overlijden heeft plaatsgehad.   Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder behoeftige verstaan, een persoon die geen middelen heeft of over onvoldoende middelen beschikt om te voorzien in zijn elementaire behoeften, met verwijzing naar de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.]2  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  (2)<ORD 2011-05-19/10, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 18-06-2011>   Art. 15bis.(Federaal) <W 1998-09-20/51, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>§ 1. Er zijn twee vormen van lijkbezorging: begraven en verstrooien of bewaren van de as na crematie.  § 2. Elkeen kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging, hetzij begraven, hetzij verstrooien of bewaren van de as na crematie, richten tot de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente.  Deze kennisgeving wordt in het gemeentelijk register van de bevolking ingeschreven op de door de Koning bepaalde wijze.  Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag om verlof tot crematie voorzien in artikel 21, § 1, eerste lid, of met de akte voorzien in artikel 21, § 2.  Indien het overlijden in een andere gemeente dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad, moet de gemeente van de hoofdverblijfplaats zonder verwijl de gemeente van overlijden, op haar aanvraag, de informatie betreffende de in het tweede lid bedoelde laatste wilsbeschikking overzenden.    Art. 15bis. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  <W 1998-09-20/51, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> § 1. [...] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>  § 2. [Eerste lid opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>  Deze kennisgeving wordt in het gemeentelijk register van de bevolking ingeschreven op de door de Koning bepaalde wijze.  [Derde lid opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>  [Vierde lid opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 15bis. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  <W 1998-09-20/51, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> § 1. Er zijn twee vormen van lijkbezorging: begraven en verstrooien of bewaren van de as na crematie.  § 2. Elkeen kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging, hetzij begraven, hetzij verstrooien of bewaren van de as na crematie, richten tot de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente.  Deze kennisgeving wordt in het gemeentelijk register van de bevolking ingeschreven op de door de [Regering] bepaalde wijze. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag om verlof tot crematie voorzien in artikel 21, § 1, eerste lid, of met de akte voorzien in artikel 21, § 2.  Indien het overlijden in een andere gemeente dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad, moet de gemeente van de hoofdverblijfplaats zonder verwijl de gemeente van overlijden, op haar aanvraag, de informatie betreffende de in het tweede lid bedoelde laatste wilsbeschikking overzenden.    Art. 15bis. (Waals Gewest) [1 (NOTA : opgeheven, met uitzondering van § 2, tweede lid.)]1   <W 1998-09-20/51, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>§ 1. Er zijn twee vormen van lijkbezorging: begraven en verstrooien of bewaren van de as na crematie.  § 2. Elkeen kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging, hetzij begraven, hetzij verstrooien of bewaren van de as na crematie, richten tot de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente.  Deze kennisgeving wordt in het gemeentelijk register van de bevolking ingeschreven op de door de Koning bepaalde wijze.  Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag om verlof tot crematie voorzien in artikel 21, § 1, eerste lid, of met de akte voorzien in artikel 21, § 2.  Indien het overlijden in een andere gemeente dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad, moet de gemeente van de hoofdverblijfplaats zonder verwijl de gemeente van overlijden, op haar aanvraag, de informatie betreffende de in het tweede lid bedoelde laatste wilsbeschikking overzenden.  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 15ter.(BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST) <Ingevoegd bij ORD 2007-12-13/40, art. 3; Inwerkingtreding : 20-01-2008> Levenloos geboren foetussen, die geboren zijn tussen de 106e en de 180e dag van de zwangerschap, worden op verzoek van de ouders hetzij begraven op een daartoe op de gemeentelijke begraafplaats aangelegde " stille kinderweide ", hetzij begraven op de intercommunale begraafplaats, hetzij gecremeerd. De as kan worden bijgezet in urnen op de stille kinderweide of in het columbarium, of verstrooid op een strooiweide ingericht op de stille kinderweide. De ouders kunnen ook, net zoals dat kan voor de as van minderjarige kinderen en onder dezelfde wettelijke voorwaarden, kiezen voor hetzij verstrooiing, hetzij begraving, hetzij bewaring in een urne van de as op een andere plaats dan de begraafplaats.  De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de mogelijkheden voor een waardig afscheid van de levenloos geboren foetus voor de betrokken gemeenten.  Afdeling II. - Begraving.  Art. 16.(Federaal) § 1. Alleen op gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen mag worden begraven.  § 2. Op particuliere begraafplaatsen die bestaan op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, mag echter verder worden begraven.  Voor particuliere begraafplaasten gelden de artikelen 4, 17, eerste lid, en 18 van deze wet.  § 3. Afwijkingen van het bepaalde in § 1 kunnen worden toegestaan door de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, op voorstel van de burgemeester van de gemeente waar de begraving zal plaatshebben.  De Minister mag de afwijking slechts toestaan op een op godsdienstige of filosofische overwegingen berustend verzoek, behalve als redenen van openbare salubriteit zulks niet toelaten.    Art. 16. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 16. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  § 1. Alleen op gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen mag worden begraven.  § 2. Op particuliere begraafplaatsen die bestaan op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, mag echter verder worden begraven.  Voor particuliere begraafplaasten gelden de artikelen 4, 17, eerste lid, en 18 van deze wet.  § 3. Afwijkingen van het bepaalde in § 1 kunnen worden toegestaan [door de Regering], op voorstel van de burgemeester van de gemeente waar de begraving zal plaatshebben. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  De [Regering] mag de afwijking slechts toestaan op een op godsdienstige of filosofische overwegingen berustend verzoek, behalve als redenen van openbare salubriteit zulks niet toelaten. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>    Art. 16. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 17.(Federaal) In volle grond worden de lijken horizontaal begraven in een afzonderlijke kuil, op een diepte van ten minste vijftien decimeter.  De gemeenteraad [of de intercommunale] bepaalt de afstand tussen de grafkuilen. <W 1998-09-20/51, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 17. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 17. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 18.(Federaal) In grafkelders worden de lijken bijgezet op een diepte van ten minste acht decimeter.  Het aanleggen van graven boven de grond is verboden, behoudens bijzonder verlof, door de provinciegouverneur verleend op eensluidend advies van de provinciale gezondheidsinspectie, en behoudens de afwijkingen volgend uit deze wet.  Bijzetting in bouwwerken als bedoeld in het tweede lid, die bestaan op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, mag nochtans verder plaatshebben zoals in het verleden.    Art. 18. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)  In grafkelders worden de lijken bijgezet op een diepte van ten minste acht decimeter.  Het aanleggen van graven boven de grond is verboden, behoudens bijzonder verlof, door de [Brusselse Hoofdstedelijke Regering] verleend op eensluidend advies van de provinciale gezondheidsinspectie, en behoudens de afwijkingen volgend uit deze wet. <ORD 2002-07-18/38, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 17-08-2002>  Bijzetting in bouwwerken als bedoeld in het tweede lid, die bestaan op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, mag nochtans verder plaatshebben zoals in het verleden.    Art. 18. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 18. (Duitstalige gemeenschap  In grafkelders worden de lijken bijgezet op een diepte van ten minste acht decimeter.  Het aanleggen van graven boven de grond is verboden, behoudens bijzonder verlof, door de [regering] verleend op eensluidend advies van de provinciale gezondheidsinspectie, en behoudens de afwijkingen volgend uit deze wet. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  Bijzetting in bouwwerken als bedoeld in het tweede lid, die bestaan op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, mag nochtans verder plaatshebben zoals in het verleden.    Art. 18. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 19.(Federaal) In niet-geconcedeerde grond heeft de begraving plaats in een kuil waarin sedert vijf jaar niet is begraven.  Wanneer in een perceel niet meer begraven kan worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 17, mogen geen nieuwe kuilen meer gedolven worden gedurende een termijn van vijftien jaar te rekenen van de laatste begraving, behoudens verlof, door de provinciegouverneur verleend op eensluidend advies van de provinciale gezondheidsinspectie.  [Onverminderd de naleving van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging overeenkomstig artikel 15bis, beslist de gemeenteraad of de intercommunale welke bestemming dient gegeven te worden aan binnen de omheining van de begraafplaats aangetroffen stoffelijke resten.] <W 1998-09-20/51, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 19. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)  In niet-geconcedeerde grond heeft de begraving plaats in een kuil waarin sedert vijf jaar niet is begraven.  Wanneer in een perceel niet meer begraven kan worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 17, mogen geen nieuwe kuilen meer gedolven worden gedurende een termijn van vijftien jaar te rekenen van de laatste begraving, behoudens verlof, door de [Brusselse Hoofdstedelijke Regering] verleend op eensluidend advies van de provinciale gezondheidsinspectie. <ORD 2002-07-18/38, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 17-08-2002>  [Onverminderd de naleving van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging overeenkomstig artikel 15bis, beslist de gemeenteraad of de intercommunale welke bestemming dient gegeven te worden aan binnen de omheining van de begraafplaats aangetroffen stoffelijke resten.] <W 1998-09-20/51, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 19. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 19 (Duitstalige Gemeenschap)  In niet-geconcedeerde grond heeft de begraving plaats in een kuil waarin sedert vijf jaar niet is begraven.  Wanneer in een perceel niet meer begraven kan worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 17, mogen geen nieuwe kuilen meer gedolven worden gedurende een termijn van vijftien jaar te rekenen van de laatste begraving, behoudens verlof, door de [Regering] verleend op eensluidend advies van de provinciale gezondheidsinspectie.<DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  [Onverminderd de naleving van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging overeenkomstig artikel 15bis, beslist de gemeenteraad of de intercommunale welke bestemming dient gegeven te worden aan binnen de omheining van de begraafplaats aangetroffen stoffelijke resten.] <W 1998-09-20/51, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 19. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Afdeling III. - (Crematie.) <W 1998-09-20/51, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Art. 20.(Federaal) <W 1998-09-20/51, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> § 1. Voor crematie is een verlof vereist, dat wordt verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand die het overlijden heeft vastgesteld, indien dat overlijden in België heeft plaatsgehad, of door de procureur des Konings van het arrondissement waar zich ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt, indien het overlijden heeft plaats gehad in het buitenland.  § 2. Voor crematie na opgraving is het door artikel 4 bedoelde verlof tot opgraving vereist.  Na het verlenen van het verlof tot opgraving wordt de behoorlijk gemotiveerde aanvraag om verlof tot crematie door de ambtenaar van de burgerlijke stand doorgestuurd aan de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar het crematorium of de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is gevestigd, van de plaats van overlijden of van de plaats waar het stoffelijk overschot begraven is.  Bij deze aanvraag om verlof dient in voorkomend geval een attest van registratie in de bevolkingsregisters van de laatste wilsbeschikking van de overledene inzake de wijze van lijkbezorging gevoegd te worden.  De procureur des Konings aan wie de vraag gericht is, kan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het overlijden vastgesteld werd, vragen hem een dossier dat het in artikel 77 of in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde attest bevat, over te zenden. Indien dit attest ontbreekt, wordt daarvan door de betrokken ambtenaar de reden opgegeven.  Het verlof tot crematie wordt geweigerd of toegestaan door de procureur des Konings aan wie de vraag tot crematie gericht is.    Art. 20. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 20. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 21.(Federaal) § 1. Iedere aanvraag om verlof wordt ondertekend door degene die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien [of door zijn gemachtigde]. <W 1998-09-20/51, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van akten van uiterste wilsbeschikking, waarbij de overledene de uitdrukkelijke wens te kennen geeft zijn stoffelijk overschot te doen verbranden, kan als aanvraag om verlof gelden.  § 2. Het verlof moet door de ambtenaar van de burgelijke stand of door de procureur des Konings geweigerd worden als de overledene in een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van de akten van uiterste wil, zijn voorkeur voor een andere wijze van teraardebestelling te kennen heeft gegeven, of als hij kennis heeft gekregen van het verzoek bedoeld in § 4 van dit artikel.  § 3. Onverminderd het bepaalde in § 2 van artikel 22, mag het verlof niet verleend worden voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig uren, ingaande met de ontvangst van de aanvraag om verlof.  § 4. Iedere persoon die bij het verlenen of de weigering van het verlof belang heeft, kan daartoe bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg een verzoek indienen.  De bevoegde voorzitter is die van de plaats waar de aanvraag om verlof werd ingediend. Van het verzoek wordt kennis gegeven aan de partijen, die bij het verlenen of de weigering van het verlof belang hebben, alsmede aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de procureur des Konings, bij wie de aanvraag om verlof werd ingediend.  Het verzoek wordt behandeld en beoordeeld als in kort geding, het openbaar ministerie gehoord.    Art. 21. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 21. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 22.(Federaal) <W 1998-09-20/51, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> § 1. Bij de aanvraag om verlof moet een attest worden gevoegd waarin de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.  Geldt de aanvraag het lijk van een in België overleden persoon, en heeft de in het bovenstaand lid bedoelde geneesheer bevestigd dat het een natuurlijk overlijden betreft, dan moet bovendien het verslag worden bijgevoegd van een beëdigd geneesheer door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangesteld om de doodsoorzaken na te gaan, in welk verslag wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.  Het ereloon en alle daaraan verbonden kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangestelde geneesheer vallen ten laste van het gemeentebestuur van de woonplaats van de overledene.  § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand moet het dossier aan de procureur des Konings van het arrondissement zenden wanneer omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen of wanneer de geneesheer in een van de onder § 1 voorgeschreven documenten, niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn.  In dat geval kan verlof tot crematie eerst worden verleend nadat de procureur des Konings aan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet.    Art. 22. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 22. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 23.(Federaal) De procureur des Konings handelt zoals voorgeschreven is in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek.  De familie of de persoon die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien, kan de lijkschouwing steeds doen bijwonen door een geneesheer van haar of zijn keuze.    Art. 23. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 23. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 23bis. <ingevoegd bij W 1998-09-20/51, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> Als de omstandigheden het vereisen, opent de burgemeester van de gemeente waar het crematorium zich bevindt of zijn gemachtigde de doodskist en maakt hij van deze handeling een proces-verbaal op dat hij onverwijld doorstuurt naar de procureur des Konings van het arrondissement waar het crematorium zich bevindt.  Art. 24.(Federaal)    <W 2001-02-08/43, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 02-04-2001> De as van de gecremeerde lijken kan in urnen worden geplaatst die binnen de omheining van de begraafplaats :  1° hetzij op ten minste acht decimeter diepte worden begraven;  2° hetzij in een columbarium worden bijgezet.  De as van gecremeerd lijken kan :  1° hetzij worden uitgestrooid op een daartoe bestemd perceel van de begraafplaats;  2° hetzij worden uitgestrooid op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee onder de voorwaarden die de Koning bepaalt.  De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van die activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden.  Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het om een minderjarige gaat, of, in voorkomend geval, op verzoek van de voogd, kan de as van gecremeerde lijken :  1° worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze uitstrooiing kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De asuitstrooiing gebeurt aansluitend op de crematie;  2° worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats, overeenkomstig de bepalingen vervat in het eerste lid, 1°. Deze begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De begraving gebeurt aansluitend op de crematie;  3° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee uitgestrooid te worden.  De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen.  De Koning kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de in het vierde lid bedoelde bewaringen, begravingen of uitstrooiingen moeten voldoen.     Art. 24. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>      Art. 24. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  <W 2001-02-08/43, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 02-04-2001> De as van de gecremeerde lijken kan in urnen worden geplaatst die binnen de omheining van de begraafplaats :  1° hetzij op ten minste acht decimeter diepte worden begraven;  2° hetzij in een columbarium worden bijgezet.  De as van gecremeerd lijken kan :  1° hetzij worden uitgestrooid op een daartoe bestemd perceel van de begraafplaats;  2° hetzij worden uitgestrooid op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee onder de voorwaarden die de (Regering) bepaalt. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>  De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van die activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden.  Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het om een minderjarige gaat, of, in voorkomend geval, op verzoek van de voogd, kan de as van gecremeerde lijken :  1° worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze uitstrooiing kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De asuitstrooiing gebeurt aansluitend op de crematie;  2° worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats, overeenkomstig de bepalingen vervat in het eerste lid, 1°. Deze begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De begraving gebeurt aansluitend op de crematie;  3° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee uitgestrooid te worden.  De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen.  De [Regering] kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de in het vierde lid bedoelde bewaringen, begravingen of uitstrooiingen moeten voldoen. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>      Art. 24. (Waals Gewest)  [1 Opgeheven]1.      Art. 24. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)  <W 2001-02-08/43, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 02-04-2001> De as van de gecremeerde lijken kan in urnen worden geplaatst die binnen de omheining van de begraafplaats :  1° hetzij op ten minste acht decimeter diepte worden begraven;  2° hetzij in een columbarium worden bijgezet.  De as van gecremeerd lijken kan :  1° hetzij worden uitgestrooid op een daartoe bestemd perceel van de begraafplaats;  2° hetzij worden uitgestrooid op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee onder de voorwaarden die de Koning bepaalt.  De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van die activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden.  [2 Tenzij de overledene zijn voorkeur voor een andere bestemming uitgesproken heeft in een akte die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van akten van uiterste wilsbeschikking]2, kan de as van gecremeerde lijken :  1° worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats. Deze uitstrooiing kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De asuitstrooiing gebeurt aansluitend op de crematie;  2° worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats, overeenkomstig de bepalingen vervat in het eerste lid, 1°. Deze begraving kan evenwel niet gebeuren op het openbaar domein, uitgezonderd de begraafplaats bedoeld in het eerste en het tweede lid. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist. De begraving gebeurt aansluitend op de crematie;  3° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden ofwel op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee uitgestrooid te worden.  [3 Onverminderd de voorgaande bepalingen, mag een symbolische hoeveelheid van de as van het gecremeerde lichaam worden toevertrouwd aan de echtgenoot, aan de ouders of de verwanten [4 in de eerste en de tweede graad]4 , op hun verzoek. Die as moet door het crematorium in gesloten recipiënten worden geplaatst en op waardige en fatsoenlijke wijze worden vervoerd.]3  De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen.  De Koning kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de in het vierde lid bedoelde bewaringen, begravingen of uitstrooiingen moeten voldoen.   ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   (2)<ORD 2011-02-03/02, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 19-02-2011>   (3)<ORD 2011-02-03/02, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 19-02-2011>   (4)<ORD 2014-04-03/24, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 23-05-2014>   Afdeling IV. - Graftekens.  Art. 25.(Federaal) Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen [zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder]. <W 1998-09-20/51, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  De gemeenteraad [of de intercommunale] regelt de uitoefening van dat recht en inzonderheid alles wat betrekking heeft op de afmetingen van de graftekens en de aard van de te gebruiken materialen. <W 1998-09-20/51, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>    Art. 25. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 25. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 26.(Federaal) Wanneer aan een grafconcessie een einde wordt gemaakt of geen aanvraag om overbrenging als bedoeld in artikel 10 is ingediend, worden de niet weggenomen graftekens en de eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken eigendom van de gemeente [of van de intercommunale]. <W 1998-09-20/51, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Wanneer niet-geconcedeerde gronden voor nieuwe begravingen moeten worden gebruikt, wordt door middel van een aan de toegangen tot die gronden en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt bericht aan de belanghebbenden kennis gegeven van de termijn gedurende welke zij de graftekens mogen wegnemen; bij het verstrijken van die termijn of van de [...] toegestane verlenging worden de materialen eigendom van de gemeente [of van de intercommunale]. <W 1998-09-20/51, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  [De in het vorige lid bedoelde termijn wordt bepaald of verlengd door de gemeente of de intercommunale die de begraafplaats beheert. Voor de gemeente is het bevoegd orgaan het college van burgemeester en schepenen.] <W 1998-09-20/51, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Alleen het college van burgemeester en schepenen regelt de bestemming van het aan de gemeente toevallend materiaal.    Art. 26. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 26. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   HOOFDSTUK III. - Stotbepalingen.  Art. 27.(Federaal) De bepalingen van deze wet doen geen afbreuk aan de gebruiken in verband met de bijzetting van leden van het vorstenhuis en in verband met de bijzetting van de hoofden van bisdommen in hun kathedraal, noch aan de bepalingen betreffende de graven van militairen.    Art. 27. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 27. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 28.(Federaal) De Koning kan van de bepalingen van deze wet afwijken, ofwel met het oog op de uitvoering van internationale verdragen, ofwel met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van verspreiding van besmettelijke ziekten of van besmetting door ioniserende stralingen.    Art. 28. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 28. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  De [Regering] kan van de bepalingen van deze wet afwijken, ofwel met het oog op de uitvoering van internationale verdragen, ofwel met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van verspreiding van besmettelijke ziekten of van besmetting door ioniserende stralingen. <DDG 2004-12-20/44, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>    Art. 28. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 28bis.(Federaal) <ingevoegd bij W 1998-09-20/51, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> Voor de negentien gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden de door deze wet aan de provinciegouverneur toegekende bevoegdheden door de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad uitgeoefend.    Art. 28bis. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)  [Opgeheven] <ORD 2002-07-18/38, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 17-08-2002>    Art. 28bis. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 28bis. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>   Art. 29.(Federaal) Overtreding van de bepalingen van deze wet wordt gestraft met de straffen gesteld in de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het Strafwetboek.    Art. 29. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)  [Opgeheven] <DCFL 2004-01-16/33, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>    Art. 29. (Waals Gewest)  [1 opgeheven]1  ----------  (1)<DWG 2009-03-06/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2010>  Art. 30. (Opgeheven) <W 1998-09-20/51, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07>  Art. 31.<Wijzigingsbepaling van art. 587, 1° van het ger. Wb.>  Art. 32. Opgeheven worden :  1° de nog geldende bepalingen van's Konings verklaring van 10 maart 1776 aangaande de begrafenissen;  2° de nog geldende bepalingen van het Edict van 26 juni 1784 op de begrafenissen;  3° het decreet van 23 prairial jaar XII op de begraafplaatsen;  4° het keizerlijk decreet van 4 thermidor jaar XIII betreffende de toestemming van de ambtenaren van de burgerlijke stand voor de begrafenissen;  5° het keizerlijk decreet van 18 mei 1806 betreffende de dienst in de kerken en begrafenisstoeten;  6° het koninklijk besluit van 30 april 1829 betreffende de afsluiting van de begraafplaatsen;  7° het koninklijk besluit van 19 juni 1829 dat, ter aanvulling van het koninklijk besluit van 30 april 1829, een aantal maatregelen betreffende de muren of afsluitingen van begraafplaatsen vaststelt;  8° het koninklijk besluit van 30 juli 1880 betreffende het gebruik van afgeschafte begraafplaatsen.  9° de wet van 21 maart 1932 waarbij de lijkverbranding wordt toegelaten.  Art. 33.<ingevoegd bij W 1998-09-20/51, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 1998-11-07> De crematoria die op de datum van inwerkingtreding van de wet van 20 september 1998 tot wijziging van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, niet aan de in artikel 1, tweede lid, gestelde voorwaarden voldoen, mogen hun activiteiten blijven uitoefenen gedurende een termijn van vijf jaar die ingaat op de voormelde datum. De inrichtingen voorzien in artikel 1, derde lid, moeten zich in de aan deze crematoria grenzende begraafplaats bevinden.  De artikelen 1, vierde lid, 2, 3, 4, 20, 21, 22, 23, 23bis en 29 zijn van toepassing op de in het vorige lid bedoelde crematoria.