Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

30 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 24, zesde lid, van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 januari 1973 betreffende de lijkverbranding. (NOTA 2 : Opgeheven voor de Vlaamse gemeenschap bij BVR 2004-05-14/38, art. 49, 3°; Inwerkingtreding : 01-07-2004)(NOTA : Opgeheven voor het Waals Gewest bij BWG2009-10-29/15, art. 46, 5°, 004; Inwerkingtreding : 01-02-2010)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-01-2002 en tekstbijwerking tot 24-11-2009)



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1973011906 



Uitvoeringsbesluit(en):

2004036010  2009205360 



Artikels:

Artikel 1. De as van een gecremeerd stoffelijk overschot kan enkel een andere bestemming verkrijgen dan die welke voorzien zijn in artikel 24, eerste en tweede lid, van de wet, indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het om een minderjarige gaat, of, in voorkomend geval, op verzoek van de voogd of de voorlopige bewindvoerder.
  Met "schriftelijk" wordt bedoeld hetzij de verklaring, zoals vermeld in het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling, hetzij een testament, hetzij een ander geschreven document dat de overledene tijdens zijn leven aan een nabestaande of een vertrouwenspersoon ter hand heeft gesteld.

Art.2. Indien, in het geval dat de urne die de as van de overledene bevat, begraven is of bijgezet is in een columbarium op de begraafplaats, achteraf een verklaring van laatste wilsbeschikking wordt gevonden die opgesteld werd door de overledene, waarin hij de wil uitdrukt dat zijn as een andere bestemming zou krijgen dan die welke voorzien zijn in artikel 24, eerste en tweede lid, van de wet, dan moet die wil nageleefd worden.
  Voor het opgraven van de asurn of het wegnemen ervan uit het columbarium op de begraafplaats met het oog op het geven van een andere bestemming, is een verlof vereist van de burgemeester van de gemeente waar de begraafplaats waarop de urn begraven is of bijgezet is in een columbarium, zicht bevindt. De burgemeester dient dit verlof af te geven.
  Wanneer de overledene minderjarig is, onder voogdij gesteld is of een voorlopige bewindvoerder is toegekend, dan dient het verlof respectievelijk door de ouders, de voogd of de voorlopige bewindvoerder verzocht te worden.

Art.3. De voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein, beoogd in artikel 24, vierde lid, 1° en 2°, van de wet, wordt in twee exemplaren opgemaakt. Eén exemplaar wordt bijgehouden door de eigenaar van het terrein, het andere door de nabestaande van de overledene die voor de uitstrooiing of de begraving zorgt.
  De uitstrooiing van de as van een overledene of de begraving ervan op een terrein dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, mag geen aanleiding geven tot de betaling van eender welke vergoeding aan de eigenaar van het terrein.

Art.4. § 1. Indien de as van de overledene een andere bestemming krijgt dan die welke voorzien zijn in artikel 24, eerste en tweede lid, van de wet, wordt op het verlof tot crematie de naam, voornamen en adres van de nabestaande die de zorg voor de as heeft, alsook de exacte plaats waar de as van de overledene zal worden uitgestrooid, begraven of bewaard, aangebracht.
  Deze informatiegegevens staan eveneens op het verlof tot vervoer van het stoffelijk overschot naar het crematorium en de as naar de plaats die de overledene heeft gekozen.
  De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de as van de overledene de bestemming die door hem is gekozen heeft gekregen, neemt de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens in een daartoe bestemd register op.
  § 2. Iedere verplaatsing van de urne wordt onderworpen aan een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de as van de overledene is begraven of wordt bewaard voorafgaandelijk aan de verplaatsing ervan.
  Indien de persoon die in de lijkbezorging voorziet zijn woonplaats verplaatst hetzij in de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters is ingeschreven, hetzij in een andere gemeente, dan dient hij onmiddellijk de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de as van de overledene is begraven of wordt bewaard, ervan te verwittigen.
  De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van deze verandering in het register dat hij bijhoudt krachtens § 1, derde lid, en geeft een ontvangstbewijs af van de verklaring die ervan gedaan is bij hem.
  Indien de urne verplaatst wordt binnen dezelfde gemeente om er op een andere plaats herbegraven te worden, neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand akte van deze verplaatsing in het in § 1, derde lid, bedoelde register en geeft hij een ontvangstbewijs af van de verklaring die ervan gedaan is bij hem.
  Indien de urne in een andere gemeente wordt overgebracht om er herbegraven te worden, neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand waar zij zich voorafgaandelijk aan de verplaatsing bevindt, ervan akte in zijn register. Hij geeft een ontvangstbewijs af van de verklaring die ervan gedaan is bij hem en verwittigt onmiddellijk de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de urne overgebracht zal worden. Deze laatste vermeldt de in § 1, eerste lid, bedoelde informatiegegevens in het in § 1, derde lid, bedoelde register.
  § 3. Indien de bewaarder van de urne die de bewaring ervan op een andere plaats dan de begraafplaats verzekert, deze urne wenst aan een andere nabestaande van de overledene te overhandigen, worden de huidige bewaarder en de daaropvolgende bewaarder gehouden de verklaring ervan gezamenlijk te doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de as van de overledene bewaard wordt alvorens ze aan de daaropvolgende bewaarder wordt overhandigd. De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van deze verandering in zijn register en geeft een ontvangstbewijs af van de verklaring die ervan gedaan is bij hem. Indien de daaropvolgende bewaarder zijn woonplaats heeft in een andere gemeente dan deze van de bevolkingsregisters waar de huidige bewaarder is ingeschreven, verwittigt de ambtenaar van de burgerlijke stand die de verklaring ontvangt, onmiddellijk zijn collega van de gemeente waar de as van de overledene overgebracht zal worden. De ambtenaar van de burgerlijke stand die dit bericht ontvangt, neemt in het register dat hij bijhoudt krachtens § 1, derde lid, de naam, voornamen en adres van de daaropvolgende bewaarder, alsook de exacte plaats waar de as door hem bewaard zal worden, op.
  § 4. Indien de bewaarder van de urne die de bewaring ervan op een andere plaats dan op de begraafplaats verzekert, een einde aan deze bewaring wil maken, is hij gehouden er een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de urne werd bewaard, te doen. De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van deze verklaring in zijn register en geeft een ontvangstbewijs ervan af. Hij waakt erover dat de nabestaande van de overledene die de bewaring verzekerde, hetzij de urne naar een begraafplaats overbrengt om de as van de overledene uit te strooien, te begraven of te bewaren in een columbarium, hetzij overgaat tot de uitstrooiing van de as van de overledene op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee.

Art.5. In artikel 6 van het koninklijk besluit van 19 januari 1973 betreffende de lijkverbranding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juli 1990 en 31 augustus 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  " Wanneer de as op de gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaats begraven moet worden, wordt de as samen met het in artikel 4 bedoelde vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die hermetisch gesloten wordt en waarop de naam van de overledene, de datum van diens overlijden en het volgnummer van de crematie vermeld staat";
  2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
  " In geval van begraving van de as op de gemeentelijke of de intergemeentelijke begraafplaats stelt respectievelijk de gemeenteraad of de intercommunale de oppervlakte van de kuilen vast. " ;
  3° het artikel wordt aangevuld als volgt :
  " Wanneer de as op een andere plaats dan de begraafplaats begraven of bewaard moet worden, wordt de as samen met het vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die verzegeld wordt en waarop de naam van de overledene, de datum van diens overlijden en het volgnummer van de crematie vermeld staat. ".

Art.6. In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2, eerste lid, worden de woorden "naam van de overledene, de datum van zijn overlijden" ingevoegd tussen de woorden " draagt " en "het volgnummer van de verbranding";
  2° de laatste zin van § 2, tweede alinea, wordt vervangen als volgt :
  " De sierurn wordt bevestigd in de nis na hermetisch te zijn afgesloten. De naam van de overledene, de datum van zijn overlijden en het volgnummer van de verbranding staat erop vermeld. ".

Art.7. In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  " Wanneer de as verstrooid moet worden op een gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaats, geschiedt dit op een perceel voor het onderhoud waarvan respectievelijk de gemeente of de intercommunale instaat. " ;
  2° het artikel wordt aangevuld als volgt :
  " Wanneer de as verstrooid moet worden op een andere plaats dan op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee of de begraafplaats, wordt de as samen met het vuurvaste voorwerp geborgen in een urn, die verzegeld wordt en waarop de naam van de overledene, de datum van diens overlijden en het volgnummer van de crematie vermeld staat. ".

Art.8. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 9. De begraving, berging in een columbarium of verstrooiing van de as op de gemeentelijke of de intergemeentelijke begraafplaats wordt opgetekend in een register dat bijgehouden wordt door respectievelijk de gemeente of de intercommunale op de begraafplaats waarvan ze plaatsgevonden hebben. ".

Art.9. Dit besluit treedt in werking op 31 december 2001.

Art. 10. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 30 december 2001.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  A. DUQUESNE.