5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 2, vierde lid, van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR 2004-05-14/38, art. 49, 2°; Inwerkingtreding : 01-07-2004)(NOTA : Opgeheven voor het Waals Gewest bij BWG2009-10-29/15, art. 46, 3°, 004; Inwerkingtreding : 01-02-2010) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 09-11-2001 et mise à jour au 24-11-2009)
Art. 1-12
Artikel 1. De crematie moet verlopen met respect voor de overledene, de nabestaanden en kennissen, en op een in technisch opzicht correcte wijze.
Het personeel van het crematorium moet de daartoe vereiste beroepskwaliteiten bezitten.
Art.2. Tijdens de crematie mag er zich in de hoofdverbrandingskamer slechts één stoffelijk overschot bevinden. De vermenging van de as van verschillende stoffelijke overschotten moet te allen tijde vermeden worden.
Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken in het geval van een moeder met haar doodgeboren kind of haar doodgeboren kinderen, alsook in het geval van meerlingen in de eerste levensfase.
Art.3. Enkel stoffelijke overschotten van mensen en foetussen mogen in het crematorium gecremeerd worden.
Art.4. Het crematorium wordt in een openbaar gedeelte, voorbehouden voor de ontvangst van de nabestaanden, en een technisch gedeelte, voorbehouden voor beroepsmensen, ingedeeld.
Art.5. Het openbaar gedeelte van het crematorium bevat ten minste een ontvangst- en wachtlokaal voor de nabestaanden, een lokaal voor de plechtigheid en een lokaal voor de overhandiging van de as.
Art.6. Het technisch gedeelte van het crematorium bevat ten minste een koelkamer, een lokaal voor de plaatsing van de doodskist, een oven en een lokaal voor de voorlopige opberging van de asurnen.
Art.7. De crematoria vermelden de datum van de crematie op de verloven tot crematie genoemd in artikel 20 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging.
Art.8. Ieder crematorium moet een geautomatiseerd register bijhouden, waarin voor elke crematie de naam, voornamen, geslacht, woonplaats van de overledene, plaats en datum van geboorte, plaats en datum van overlijden, datum van het verlenen van het verlof tot crematie, datum en uur van de aankomst van het stoffelijk overschot in het crematorium, volgnummer van de crematie, nummer van de oven, begin- en eindtijd van de crematie, datum en tijdstip waarop de asurn het crematorium heeft verlaten en bestemming van de as wordt vermeld.
De crematoria maken jaarlijks een outprint van deze gegevens. Zij bewaren deze outprint.
Ieder jaar bezorgen de crematoria een kopie van deze outprint, tezamen met een statistische verwerking, aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art.9. Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt een ethische code voor de crematoria op.
Art.10. Artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 19 januari 1973 betreffende de lijkverbranding, wordt opgeheven.
Art.11. Dit besluit treedt in werking één jaar na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 12. Onze Minister van Binnenlandse Zaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 september 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.