Details





Titel:

8 JULI 2018. - Wet houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-07-2018 en tekstbijwerking tot 30-11-2022)



Inhoudstafel:

Titel 1. - Algemene bepaling
Art. 1
TITEL 2. - Het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten
Art. 2-13
TITEL 3. - Wijzigingsbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Fiscale bepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 14
Afdeling 2. - Overige wijzigingen
Art. 15-19
HOOFDSTUK 2. - Diverse bepalingen
Art. 20-23
Titel 4. - Uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest
Art. 24-25
Titel 5. - Inwerkingtreding
Art. 26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1803031601  1808111701  1808111901  1949122210  1967101056  1977071850  2016021055  2018030424 





Artikels:

Titel 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten
Art.2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  1° "NBB" : de Nationale Bank van België, bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;
  2° "CAP" : het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten gehouden door de NBB in overeenstemming met deze wet;
  3° "kredietinstelling" : elke kredietinstelling als bedoeld in artikel 3, 1° ;
  4° "informatieplichtige" : elke instelling die in een van de categorieën van financiële instellingen thuishoort bedoeld in artikel 3;
  5° "informatiegerechtigde" : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die [1 uitdrukkelijk bij wet]1 is gemachtigd de in het CAP opgenomen informatie op te vragen met het oog op de uitvoering van de door de wetgever na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit toevertrouwde opdrachten van algemeen belang;
  6° "centraliserende organisatie" : elke organisatie die er door de Koning toe gemachtigd is aanvragen om informatie van het CAP vanwege een specifieke categorie van informatiegerechtigden te centraliseren;
  7° "bank- of betaalrekening" : iedere rekening die :
  a) hetzij een bankrekening is, zijnde elke specifieke onderverdeling in het boekhoudplan van een kredietinstelling die in België tot stand is gekomen ten gevolge van het sluiten van een bancaire of financiële overeenkomst met haar cliënt, alleen of gemeenschappelijk met andere personen, en die het mogelijk maakt op een individuele basis de stromen en saldi van monetaire tegoeden te registreren en op te volgen welke door de betrokken kredietinstelling worden bewaard voor rekening van deze cliënt, alleen of samen met andere personen, of die door de betrokken kredietinstelling ter beschikking worden gesteld van deze cliënt, alleen of samen met andere personen, voor zover deze rekening de mogelijkheid biedt inkomsten te ontvangen, contanten af te halen of te storten, of betalingen ten gunste van derden te verrichten of in opdracht van derden te ontvangen,
  b) hetzij een betaalrekening is, [1 met inbegrip van de rekening van elektronisch geld,]1 zoals gedefinieerd in artikel 2, 18° van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen [1 , wanneer deze betaalrekening in België wordt aangehouden]1;
  8° "contanten" : bankbiljetten of muntstukken die wettige betaalkracht genieten in België of in het buitenland en waarvan de afgifte aan de schuldeiser van rechtswege een geldsom kwijt;
  9° "financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn" : [1 een van de volgende verrichtingen, wanneer ze in België plaats vindt:]1
  a) de omwisseling van contanten tegen contanten; of
  b) de aan- of verkoop van monetaire activa in edele metalen tegen contanten; of
  c) [1 ...]1
  d) de uitvoering van betalingsverrichtingen, [1 en van geldovermakingen]1, tegen afgifte of opname van contanten door de cliënt, handelend in eigen persoon of via een lasthebber; of
  e) elke andere categorie van verrichtingen waarbij contanten worden afgegeven of afgehaald, waarvoor de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Cel voor Financiële Informatieverwerking en de NBB, gemachtigd is de toepassing van deze wet uit te breiden wanneer dergelijke verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn, dreigen te worden gebruikt voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme of van de zware criminaliteit.
  [1 Wordt echter niet beschouwd als een financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn, de storting van contanten op of de afhaling van contanten van de eigen bank- of betaalrekening aangehouden bij de informatieplichtige, door de houder of de medehouder van deze bank- of betaalrekening, handelend in eigen persoon of via een volmachtdrager;]1
  10° "financieel contract" : elk contract bedoeld in artikel 4, 3°, dat in België door een informatieplichtige wordt gesloten en waarvan zijn cliënt hoofdcontractant of hoofdmedecontractant is [1 , met dien verstande dat een dergelijk contract, wanneer het op afstand wordt gesloten door een informatieplichtige die in België actief is in het kader van het vrij verrichten van diensten, onweerlegbaar geacht wordt in België te zijn gesloten wanneer de klant in België zijn zetel heeft gevestigd, er gedomicilieerd is of er gewoonlijk verblijft]1;
  11° "cliënt" : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die:
  a) ofwel houder of medehouder is van een bank- of betaalrekening gehouden bij een informatieplichtige;
  b) ofwel de opdrachtgever of de begunstigde in België van een financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn en welke uitgevoerd wordt via de tussenkomst van een informatieplichtige;
  c) ofwel de hoofdcontractant of hoofdmedecontractant is van een financieel contract gesloten met een informatieplichtige;
  12° "volmachtdrager" : elke persoon die houder is van een volmacht welke ter kennis van de informatieplichtige is gebracht en die de betrokken persoon de mogelijkheid geeft om voor rekening van een cliënt een juridische handeling te stellen die een impact heeft op de bank- of betaalrekening geopend door deze cliënt, alleen of gezamenlijk met andere personen;
  13° "Administratie van de Thesaurie" : de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  ----------
  (1)<W 2021-12-02/07, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2021>

Art.3.Deze wet is van toepassing op de volgende informatieplichtigen :
  1° de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen [1 ...]1, met uitzondering van de instellingen bedoeld in artikel 2 van dezelfde wet;
  2° [1 de beursvennootschappen bedoeld in artikel 2 van de wet van 20 juli 2022 op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen;]1
  3° de betalingsinstellingen bedoeld in boek II, titels II en III, van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen;
  4° de instellingen voor elektronisch geld bedoeld in boek IV, titels II en III, van de voornoemde wet van 11 maart 2018;
  5° de in België gevestigde personen die beroepshalve verrichtingen uitvoeren voor de contante aankoop of verkoop van deviezen in baar geld of met cheques in deviezen dan wel met gebruik van een krediet- of betaalkaart, als bedoeld in artikel 102, tweede lid, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
  6° de verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht en de verzekeringsondernemingen naar buitenlands recht die in België werkzaam zijn via een bijkantoor of zonder er gevestigd te zijn, als bedoeld in artikel 6 van de wet van 13 maart 2016 inzake het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;
  7° de ondernemingen bedoeld in het koninklijk besluit nr. 55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur;
  8° de kredietgevers bedoeld in artikel I/9, 34°, van het Wetboek van economisch recht;
  9° de naamloze vennootschap naar publiek recht bpost, wat de financiële postdiensten of de uitgifte van elektronisch geld betreft;
  10° alsook elke andere categorie van entiteiten waarvoor de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, van de Gegevensbeschermingsautoriteit en de NBB, gemachtigd is de toepassing van deze wet uit te breiden wanneer hun activiteiten dreigen te worden gebruikt voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme of van de zware criminaliteit.
  ----------
  (1)<W 2022-11-20/01, art. 81, 007; Inwerkingtreding : 10-12-2022>

Art.4.Iedere informatieplichtige deelt onverwijld aan het CAP de volgende informatie mee met betrekking tot ieder van zijn cliënten :
  1° [1 de opening of de afsluiting van elke bank- of betaalrekening waarvan de cliënt houder of medehouder is, de toekenning of de intrekking van een volmacht aan een of meerdere volmachtdager(s) op deze bank- of betaalrekening en de identiteit van deze volmachtdrager(s), alsook het periodieke saldo van deze bank- of betaalrekening, samen met de datum ervan en met het nummer van deze bank- of betaalrekening;]1
  2° het bestaan van een of meerdere financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn welke door de informatieplichtige werden uitgevoerd en waardoor contanten werden gestort of afgehaald door deze cliënt of voor zijn rekening, alsook, in dit laatste geval, de identiteit van de natuurlijke persoon die de contanten daadwerkelijk heeft gestort of ontvangen voor rekening van deze cliënt, samen met de datum ervan;
  3° het bestaan of het einde van het bestaan van een contractuele relatie met de cliënt, [1 alsook het in euro uitgedrukte, periodieke geglobaliseerde bedrag waarop het geheel van de verschillende met deze cliënt gesloten financiële contracten, zoals [3 bedoeld in de bepalingen onder b) en c) hieronder, slaat]3,]1 samen met de datum ervan, wat iedere van de volgende soorten van financiële contracten betreft :
  a) de verhuur van kluizen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 14), van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;
  b) de levensverzekeringsovereenkomst die onder tak 21, als bedoeld in bijlage II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen valt, alsook de verzekeringsovereenkomst die onder de takken 23, 25 of 26 als bedoeld in voormelde bijlage II valt en waarbij het beleggingsrisico door de verzekeringnemer wordt gedragen, met uitzondering evenwel van de overlijdensverzekeringen alsook van de contracten gesloten in het kader van een van de drie pijlers van het Belgisch pensioenstelsel;
  c) de overeenkomst met betrekking tot beleggingsdiensten en/of nevendiensten als bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 25 april 2014, met inbegrip van het aanhouden van zicht- of vernieuwbare termijndeposito's ten behoeve van de cliënt en bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetaling, krachtens artikel 533, § 1, van dezelfde wet;
  d) het hypothecair krediet, als bedoeld in artikel I.9, 53/3°, van het Wetboek van economisch recht, ongeacht de benaming of de vorm, toegekend aan een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten;
  e) de verkoopovereenkomst op afbetaling, te weten elke overeenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij een krediet wordt toegekend aan een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten, dat normaal leidt tot de verkrijging van lichamelijke roerende goederen of de levering van diensten, verkocht door de kredietgever of de kredietbemiddelaar en waarvan de prijs betaald wordt door middel van periodieke stortingen;
  f) de leasingovereenkomst, te weten elke overeenkomst die beantwoordt aan de criteria [3 vastgesteld in artikel 3:89 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]3 voor de post III.D "Leasing en soortgelijke rechten", evenwel met dien verstande dat het woord "vennootschap" in voormelde post III.D als "cliënt" moet worden gelezen voor deze definitie;
  g) de leningsovereenkomst op afbetaling, te weten elke overeenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij een krediet wordt toegekend aan een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten, en waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de kredietnemer die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen;
  h) de kredietopening, te weten elke overeenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij een krediet wordt toegekend aan een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten, en waarbij koopkracht, geld of gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de kredietnemer, die ervan gebruik kan maken door een of meerdere kredietopnemingen te verrichten onder meer met behulp van een betaalinstrument of op een andere wijze, en die zich ertoe verbindt terug te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden;
  i) elke andere overeenkomst dan bedoeld in de punten c) tot h) hierboven, krachtens welke een kredietverlener geldmiddelen ter beschikking stelt van een natuurlijke persoon of van een rechtspersoon, met inbegrip van niet toegelaten debetstanden op een rekening, of zich ertoe verbindt geldmiddelen ter beschikking te stellen van een onderneming onder de voorwaarde van de terugbetaling ervan op termijn, of zich garant stelt voor een onderneming;
  j) alsook elke andere overeenkomst of verrichting waarvan de kennis van het bestaan relevant is voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten door een informatiegerechtigde. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Cel voor Financiële Informatieverwerking en de NBB, de lijst van de betrokken overeenkomsten en verrichtingen.
  Voor de toepassing van deze bepaling wordt de overdracht van een bank- of betaalrekening of van een financieel contract beschouwd als een beëindiging ervan in hoofde van de vroegere houder of contractant en als een opening of afsluiting ervan in hoofde van de nieuwe houder of contractant.
  Andere wettelijke bepalingen kunnen de lijst aanvullen van de informatie die aan het CAP moet worden meegedeeld, doch enkel voor zover deze gegevens betrekking hebben op rekeningen of op contracten van financiële aard.
  Iedere vereenvoudigde interne rekening die door een kredietinstelling wordt gebruikt om een storting of een afhaling van contanten door een toevallige cliënt vast te leggen, moet op naam van deze cliënt worden ingeschreven met het oog op de mededeling ervan aan het CAP.
  De Koning bepaalt het minimumbedrag waaronder financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn, als bedoeld in het eerste lid, 2°, en het bestaan van contracten als bedoeld in het eerste lid, 3°, e), g) en h), niet door de informatieplichtige aan het CAP moeten worden meegedeeld.
  [1 De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bovendien:
   - de periodiciteit van de vaststelling door de informatieplichtige van het saldo van de bank- en betaalrekeningen en van het geglobaliseerde bedrag van de financiële contracten met het oog op de mededeling ervan krachtens het eerste lid, 1° en 3° ;
   - [2 ...]2]1
  [2 De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het minimumbedrag waaronder de in het zesde lid bedoelde saldi en bedragen niet door de informatieplichtige aan het CAP moeten worden meegedeeld, bepalen.]2
  ----------
  (1)<W 2020-12-20/09, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2020>
  (2)<W 2021-06-27/02, art. 115, 005; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
  (3)<W 2021-12-02/07, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2021>

Art.5. § 1. De mededeling van gegevens aan het CAP door informatieplichtigen kan enkel langs elektronische weg plaatsvinden. De Koning bepaalt, op voordracht van de bevoegde ministers en na advies van de NBB, de modaliteiten van de mededeling van de in artikel 4 bedoelde informatie. De gegevens worden gedurende tien jaar in het CAP bewaard, volgens de modaliteiten die de Koning bepaalt.
  § 2. De informatieplichtigen zijn verantwoordelijk voor de verwerkingen van persoonsgegevens die ze verrichten om aan de verplichtingen te voldoen die op hen rusten krachtens deze wet.
  Tenzij ze dit al eens eerder hebben gedaan, brengen de informatieplichtigen uiterlijk op de eerste kalenderdag van de zevende maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van de artikelen 4 en 13 hun cliënten die op deze inwerkingtredingsdatum hetzij houder of medehouder waren van een bank- of betaalrekening, hetzij een contractuele relatie hadden betreffende om het even welke soort van de in artikel 4, eerste lid, 3°, vermelde financiële contracten, doch rekening houdend met de drempels bedoeld in artikel 4, vijfde lid, alsook de volmachtdragers van deze cliënten, via een duurzame drager op de hoogte van :
  1° de wettelijke verplichting in hoofde van de informatieplichtigen om de in artikel 4, eerste lid, 1° en 3° vermelde gegevens aan het CAP mee te delen;
  2° het feit dat deze gegevens in het CAP worden opgeslagen;
  3° de naam en het adres van het CAP;
  4° de doeleinden van de verwerking door het CAP, alsook van het feit dat de persoonsgegevens opgeslagen in het CAP onder meer gebruikt mogen worden in het kader van een fiscaal onderzoek, van de opsporing van strafbare inbreuken en van de bestrijding van het witwassen van geld en van de financiering van het terrorisme en van de zware criminaliteit, mits de door de wet opgelegde voorwaarden worden nageleefd;
  5° het recht van de betrokkene tot inzage bij de NBB van de persoonsgegevens die door het CAP op zijn naam zijn geregistreerd;
  6° het recht van de betrokkene, bij voorkeur rechtstreeks bij de betrokken informatieplichtige uit te oefenen overeenkomstig de derde paragraaf, tot verbetering en verwijdering van onjuiste gegevens die door het CAP op zijn of haar naam zijn geregistreerd; en
  7° de in de eerste paragraaf, en in artikel 8, eerste paragraaf, bepaalde bewaartermijnen van de in het CAP opgeslagen gegevens.
  Voor zover de betrokken gebeurtenis later valt dan de datum van de inwerkingtreding van de artikelen 4 en 13 en tenzij ze dit al eens eerder hebben gedaan, brengen de informatieplichtigen uiterlijk op het ogenblik van de opening van een bank- of betaalrekening, van de uitvoering van een financiële transactie waarbij contanten betrokken zijn of van het aangaan van een contractuele relatie betreffende om het even welke soort van de in artikel 4, eerste lid, 3°, vermelde financiële contracten, doch rekening houdend met de drempels bedoeld in artikel 4, vijfde lid, hun cliënten, diens mandatarissen en de natuurlijke persoon die daadwerkelijk contanten storten of ontvangen voor rekening van hun cliënten, via een duurzame drager, op de hoogte van:
  1° de wettelijke verplichting in hoofde van de informatieplichtigen om de in artikel 4 vermelde gegevens aan het CAP mee te delen; en
  2° van de in het tweede lid, 2° tot en met 7° vermelde informatie.
  § 3. Iedere informatieplichtige dient de onjuiste, in zijn eigen bestanden op naam van de cliënt geregistreerde gegevens te verbeteren en deze verbetering onverwijld aan het CAP mee te delen. Tenzij wanneer de vergissing te wijten is aan een foute behandeling van de gegevens door de NBB zelf, dient het recht op rechtzetting van in het CAP opgenomen onjuiste persoonsgegevens bij voorkeur door de persoon onder wiens naam deze gegevens werden geregistreerd rechtstreeks te worden uitgeoefend bij de informatieplichtige die deze gegevens aan het CAP heeft meegedeeld. Ingeval een verzoek om rechtzetting aan de NBB wordt overgemaakt krachtens artikel 16 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, is de NBB ertoe gehouden dit verzoek om rechtzetting te verzenden naar de informatieplichtige die de betwiste gegevens aan het CAP heeft meegedeeld en deze informatieplichten te verzoeken de onjuiste gegevens zowel in zijn eigen bestanden als in het CAP recht te zetten. Als de informatieplichtige in gebreke blijft tot deze rechtzetting over te gaan, zal de NBB ze zelf van ambtswege kunnen verrichten op basis van een uitvoerbaar vonnis dat de onjuistheid van de geregistreerde gegevens bevestigt.

Art.6.Mogen enkel de in het CAP geregistreerde informatie opvragen :
  1° de informatiegerechtigden, in voorkomend geval via een centraliserende organisatie;
  2° iedere persoon op wiens naam gegevens in het CAP zijn geregistreerd, doch enkel met het oog op de consultatie van de gegevens met betrekking tot deze persoon; alsook
  3° de personeelsleden van de NBB die door haar Directiecomité zijn gemachtigd het CAP te raadplegen om dit te beheren en om de aanvragen om informatie vanwege de in 1° en 2° bedoelde categorieën van instellingen en personen te beantwoorden.
  Iedere categorie van informatiegerechtigden die meer dan vijf personen telt is ertoe gehouden de aanvragen om informatie van het CAP via een centraliserende organisatie in te dienen.
  [1 Het hergebruik door een derde van de gegevens die de NBB aan de betrokken persoon bezorgt in het kader van het inzagerecht in de eigen persoonsgegevens bedoeld in het eerste lid, 2°, voor bestuurlijke doeleinden of voor elke andere finaliteit die onverenigbaar is met de basisfinaliteit van dit inzagerecht, met name onder meer de betrokken persoon in staat stellen zich te vergewissen dat deze gegevensverwerking aan de wettelijke vereisten voldoet wat betreft de juistheid, de actualiteit, de relevantie en de volledigheid van de verwerkte persoonsgegevens, de finaliteiten van de verwerking en de personen aan wie de persoonsgegevens werden meegedeeld, is verboden.]1
  ----------
  (1)<W 2021-12-02/07, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2021>

Art.7. De overdracht van de aanvragen om informatie aan het CAP vanwege centraliserende organisaties of, bij gebrek hiervan, vanwege informatiegerechtigden en van de antwoorden hierop vanwege de NBB, mag enkel langs elektronische weg plaatsvinden. Deze overdracht vindt plaats via een uniek contactpunt per centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, per informatiegerechtigde.
  De Koning legt, na advies van de NBB, de modaliteiten vast van deze gegevensuitwisseling langs elektronische weg en de in het eerste lid bedoelde unieke contactpunten.

Art.8.§ 1. In haar hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking registreert de NBB alle aanvragen om informatie van het CAP die door de centraliserende organisaties of, bij gebrek hiervan, door de informatiegerechtigden worden ingediend, teneinde de uitoefening te garanderen van het recht van inzage van de persoon waarop deze informatie slaat, zoals bepaald door artikel 15 van voornoemde Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016. De NBB bewaart de lijst van de aanvragen om informatie van het CAP [1 gedurende vijf jaren]1.
  Iedere in het CAP geregistreerde persoon krijgt [2 op verzoek gericht aan de NBB hetzij schriftelijk, hetzij via diens website,]2 de lijst meegedeeld van alle instellingen, overheden en personen aan wie zijn gegevens tijdens de zes kalendermaanden voorafgaand aan de datum van zijn aanvraag werden meegedeeld. Krachtens artikel 23(1), a, b, c en d van voornoemde Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 wordt de NBB echter vrijgesteld van de verplichting om de lijst mee te delen van de instellingen, overheden en personen waarvan de aanvragen om informatie omtrent de betrokkene ingegeven werden door overwegingen die verband houden met de nationale veiligheid, met de landsverdediging, met de openbare veiligheid of met de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid.
  § 2. Iedere informatiegerechtigde is verantwoordelijk voor de naleving van de wetgeving krachtens dewelke informatie uit het CAP wordt opgevraagd en van de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in voorkomend geval met inbegrip van de opmaak en de controle van de reden waarmee de aanvraag omkleed is. Iedere informatiegerechtigde ontwikkelt en past in dit kader doeltreffende gedragslijnen, procedures en interne controlemaatregelen toe die evenredig zijn met zijn aard en omvang, en neemt alle passende technische en organisatorische maatregelen om te garanderen, onder zijn exclusieve verantwoordelijkheid, dat :
  1° eenieder die namens hem een aanvraag om informatie bij het CAP indient, wordt ondubbelzinnig geïdentificeerd en gelegitimeerd vooraleer hij of zij toegang tot het CAP krijgt;
  2° iedere namens hem bij het CAP ingediende aanvraag om informatie wettig en met redenen omkleed is en de door de wetgever bepaalde finaliteit naleeft;
  3° alle namens hem bij het CAP ingediende aanvragen om informatie gelogd worden en opspoorbaar zijn;
  4° de vertrouwelijkheid van de van het CAP verkregen informatie bewaard blijft en dat hij deze informatie niet verder gebruikt, verwerkt of verspreidt voor doeleinden die niet verenigbaar zijn met de finaliteit waarvoor hij deze informatie initieel aan het CAP opgevraagd heeft.
  § 3. Iedere centraliserende organisatie ontwikkelt en past doeltreffende gedragslijnen, procedures en controlemaatregelen toe en neemt alle passende technische en organisatorische maatregelen om te garanderen dat de informatiegerechtigden waarvan ze de aanvragen centraliseert de in paragraaf 2 bedoelde regels naleven. Deze maatregelen, die evenredig zijn met de aard en omvang van de centraliserende organisatie, bevatten in voorkomend geval :
  1° het nazicht van het formeel bestaan van een motivatie van de aanvraag om informatie uit het CAP door de informatiegerechtigden waarvan ze de aanvragen centraliseert;
  2° een auditfunctie om de in paragraaf 1 bedoelde gedragslijnen, procedures en maatregelen te testen die door de betrokken informatiegerechtigden ontwikkeld en toegepast zijn;
  3° een regelmatige controle van de daadwerkelijke naleving van de in paragraaf 2 bedoelde regels door de betrokken informatiegerechtigden.
  § 4. Iedere centraliserende organisatie ontwikkelt en past doeltreffende gedragslijnen, procedures en interne controlemaatregelen toe die evenredig zijn met haar aard en omvang, en neemt alle passende technische en organisatorische maatregelen om te garanderen, onder haar exclusieve verantwoordelijkheid, dat :
  1° ieder van haar aangestelden die een aanvraag om informatie bij het CAP indient, ondubbelzinnig wordt geïdentificeerd en gelegitimeerd vooraleer hij of zij toegang tot het CAP krijgt;
  2° alle via haar toedoen bij het CAP ingediende aanvragen om informatie gelogd worden en opspoorbaar zijn;
  3° de vertrouwelijkheid van de van het CAP verkregen informatie bewaard blijft, hetgeen impliceert dat zij deze informatie :
  a) enkel meedeelt aan de informatiegerechtigde die erom gevraagd heeft;
  b) niet verder gebruikt of verwerkt;
  c) onverwijld en onherroepelijk vernietigt van zodra deze informatie meegedeeld is aan de informatiegerechtigde die erom gevraagd heeft.
  Ieder centraliserende organisatie is verantwoordelijk voor de naleving door zijn aangestelden van de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer wanneer zij informatie uit het CAP verwerken.
  ----------
  (1)<W 2021-12-02/07, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2021>
  (2)<W 2022-11-20/01, art. 82, 007; Inwerkingtreding : 10-12-2022>

Art.9. Teneinde rekening te houden met de eigen kenmerken van iedere centraliserende organisatie of, bij gebrek ervan, van iedere informatiegerechtigde op het vlak van structuur, organisatie en IT-architectuur, met het verwachte volume van de aanvragen om informatie, en met alle andere relevante factoren, moet iedere centraliserende organisatie of, bij gebrek ervan, iedere informatiegerechtigde vóór de eerste aanvraag om informatie uit het CAP een overeenkomst met de NBB sluiten met betrekking tot de specifieke technische modaliteiten van de aanvragen om informatie en van de antwoorden hierop door de NBB. Deze overeenkomst moet bovendien de wettelijke grondslag en de finaliteiten van de aanvragen om informatie beschrijven, alsook alle passende gedragslijnen, procedures, controlemaatregelen en technische en organisatorische maatregelen bedoeld, naargelang van het geval, in artikel 8, § 1, wanneer de overeenkomst met een informatiegerechtigde is gesloten, of in artikel 8, §§ 2 en 3, wanneer de overeenkomst met een centraliserende organisatie is gesloten.

Art.10.[1 De NBB wordt bij provisie vergoed voor alle kosten die ze draagt wegens de inrichting, de werking en het onderhoud van het CAP.
   Niettegenstaande andersluidende wettelijke bepalingen kan de Staat de door de NBB gedragen kosten aan de informatiegerechtigden en, in voorkomend geval, aan de centraliserende organisaties aanrekenen.
   De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel, waaronder:
   1° de wijze van berekening van het bedrag van voormelde kosten dat ten laste kan worden gelegd van de verschillende informatiegerechtigden en centraliserende organisaties, alsook de objectieve en relevante factoren en parameters in verhouding waartoe voormelde kosten aan deze personen en organisaties worden aangerekend en de modaliteiten van de betaling ervan;
   2° de frequentie van deze kostenaanrekeningen alsook de betalingstermijn ervan, welke negentig dagen niet mag overschrijden.]1
  ----------
  (1)<W 2021-12-02/07, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2021>

Art.11. De NBB, de leden van haar organen en haar personeelsleden zijn niet burgerlijk aansprakelijk voor fouten of nalatigheden begaan in het kader van de uitoefening van deze wettelijke opdracht, behalve in geval van bedrog of opzettelijke of zware fout of nalatigheid.
  Onverminderd de toepassing van voornoemde Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 is de NBB gemachtigd de in het CAP geregistreerde gegevens te gebruiken voor wetenschappelijke of statistische doeleinden of in het raam van haar opdrachten en taken van openbaar belang uitgevoerd overeenkomstig de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de NBB.

Art.12.§ 1. Met als enig doel de verplichtingen na te komen die door of krachtens deze wet worden opgelegd, in het bijzonder met het oog op de mededeling aan het CAP van de in artikel 4 bedoelde gegevens en van de latere wijzigingen ervan, zijn de informatieplichtigen gemachtigd :
  1° het identificatienummer in het Rijksregister of het identificatienummer in de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, als bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, van hun cliënten of van diens volmachtdragers waarover ze reeds met het oog op een andere door of krachtens de wet bepaalde finaliteit beschikken, te hergebruiken;
  2° indien ze nog niet over een van deze twee identificatienummers beschikken, aan hun cliënten en diens volmachtdragers te vragen een van deze twee nummers mee te delen, in hun bestanden in een gestructureerde numerieke vorm op te slaan en te gebruiken om deze cliënten of volmachtdragers te identificeren;
  3° toegang te krijgen tot de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen bedoeld in artikel 3, 1° (naam en voornamen) en 2° (geboorteplaats en -datum), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, om er het identificatienummer op te zoeken van de cliënt of volmachtdrager, een afschrift te maken van het in het Rijksregister gevonden identificatienummer, dit nummer in hun bestanden in een gestructureerde numerieke vorm op te slaan en het te gebruiken om de betrokken cliënt of volmachtdrager te identificeren. Deze machtiging geldt echter enkel [1 tijdens één jaar vanaf de tiende dag volgend op [2 de datum van inwerkingtreding van het besluit genomen krachtens het tweede lid]2]1 of, voor de entiteiten bedoeld in artikel 3, 10°, tijdens één kalenderjaar vanaf de tiende dag volgend op de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit krachtens hetwelk deze entiteiten als informatieplichtigen worden aangeduid.
  [3 De informatieplichtigen worden echter opnieuw gemachtigd toegang te krijgen tot de in het eerste lid bedoelde gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen tijdens één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van [...] tot wijziging van deze wet, voor hetzelfde oogmerk als bedoeld in het eerste lid.]3
  De opzoeking van het identificatienummer van de cliënt of mandataris bij het Rijksregister van de natuurlijke personen mag echter slechts voor rekening van de informatieplichtige worden uitgevoerd door een instelling die de hierboven bedoelde toelating geniet en die aan de informatieplichtige het rijksregisternummer van de betrokken cliënt of volmachtdrager meedeelt. De Koning stelt de voorwaarden vast waaraan de in dit lid bedoelde instellingen moeten voldoen.
  Een dergelijke opzoeking mag slechts worden uitgevoerd mits de voormelde instelling minstens over de naam, de voornamen en de geboortedatum beschikt wanneer zij de opzoeking opstart.
  § 2. Met als enig doel de verplichtingen na te komen die door of krachtens deze wet worden opgelegd, heeft de NBB de toelating om :
  1° het identificatienummer van de natuurlijke personen in het Rijksregister of het identificatienummer in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, als bedoeld in artikel 4 van voornoemde wet van 15 januari 1990, te gebruiken om het CAP te beheren;
  2° het adres van de cliënt zoals opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen of in voormelde Kruispuntbank van de sociale zekerheid te raadplegen en te gebruiken, onder meer in het kader van de uitoefening door de cliënt van zijn inzagerecht betreffende de persoonsgegevens die onder zijn of haar naam in het CAP zijn geregistreerd.
  ----------
  (1)<W 2018-11-07/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-11-2018>
  (2)<W 2019-04-28/01, art. 56, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2019>
  (3)<W 2021-12-02/07, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2021>

Art.13.§ 1. De Administratie van de Thesaurie is belast met de controle op de naleving van de verplichtingen bedoeld in artikel 4. [1 Ze heeft toegang tot de gegevens van het CAP met het oog op de uitoefening van deze controle.]1
  De Administratie van de Thesaurie kan [1 bovendien]1 te dien einde de NBB verzoeken haar een lijst te bezorgen van de informatieplichtigen die de in artikel 4 bedoelde informatie aan het CAP hebben meegedeeld tijdens de periode die zij vaststelt, alsook de recentste datum van ontvangst van deze informatie of wijzigingen ervan door het CAP.
  [1 Iedere informatiegerechtigde die het bestaan van onjuiste of ontbrekende gegevens vaststelt in de door het CAP geleverde informatie is ertoe gehouden deze gegevens aan de Administratie van de Thesaurie mee te delen, rechtstreeks of via tussenkomst van zijn centraliserende organisatie, hierbij gebruik makend van het door de Koning vastgestelde, beveiligde transmissiekanaal.]1
  [1 Indien zij een inbreuk op de verplichtingen bedoeld in artikel 4 vaststelt, kan de Administratie van de Thesaurie, na kennis te hebben genomen van de verweermiddelen van de informatieplichtige en, in voorkomend geval, na deze laatste op diens verzoek te hebben gehoord, een administratieve geldboete aan de overtreder opleggen.]1
  Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd wanneer een termijn van één jaar verstreken is, te rekenen vanaf de dag waarop de feiten die een inbreuk vormen, werden vastgesteld door de Administratie van de Thesaurie.
  § 2. Het basisbedrag van de administratieve geldboete bedraagt minstens 50 000 euro en hoogstens 1 000 000 euro.
  Het bedrag van de administratieve geldboete staat in verhouding tot de ernst van de feiten die eraan ten grondslag liggen, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, en met name met :
  1° de ernst en de duur van de inbreuken;
  2° de financiële draagkracht van de informatieplichtige, zoals die met name blijkt uit de totale, wereldwijde jaaromzet of uit de geconsolideerde netto-activa van de informatieplichtige;
  3° eventuele vroegere inbreuken die gepleegd zijn door de informatieplichtige;
  4° de mate van medewerking van de informatieplichtige met de Administratie van de Thesaurie en met de NBB.
  De in het eerste lid vermelde bedragen worden verdubbeld in geval van herhaling van de inbreuk binnen een termijn van twee jaar vanaf de datum waarop de inbreuk door de Administratie van de Thesaurie werd vastgesteld die aanleiding heeft gegeven tot het opleggen van de vorige administratieve geldboete.
  De samenloop van meerdere inbreuken kan aanleiding geven tot een enkele administratieve geldboete die in verhouding staat tot de ernst van het geheel van de feiten, waarvan het bedrag hoger kan zijn dan het in het eerste lid vermelde maximumbedrag, evenwel zonder dat de geldboete hoger mag zijn dan het dubbele van dit bedrag.
  § 3. De natuurlijke of rechtspersonen die bestuurders of zaakvoerders zijn van de informatieplichtige of de personen belast met het dagelijks beheer ervan, zijn solidair aansprakelijk voor de betaling van elke administratieve geldboete die aan de informatieplichtige wordt opgelegd.
  § 4. De beslissing om een administratieve geldboete op te leggen wordt [1 via een beveiligd elektronisch platform of, indien dit onmogelijk is,]1 bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht aan de overtreder. Deze beslissing wordt gemotiveerd en vermeldt ook het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete, de uiterste betalingsdatum en de mogelijkheid tot het instellen van een beroep bij de Raad van State. Een verzoek tot betaling van de administratieve geldboete wordt eraan toegevoegd.
  Deze beslissing wordt aan de bevoegde toezichthouder meegedeeld.
  Als de overtreder in gebreke blijft deze administratieve geldboete te betalen binnen de vastgestelde termijn, kan de Administratie van de Thesaurie de beslissing om een administratieve geldboete op te leggen, als bedoeld in het eerste lid, [1 via voormeld elektronisch platform of, indien dit onmogelijk is,]1 bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis brengen aan eenieder die krachtens paragraaf 3 solidair aansprakelijk is voor de betaling van deze geldboete.
  § 5. Het eventuele verweer van de overtreder tegen de beslissing om een administratieve geldboete op te leggen en het arrest van de Raad van State hieromtrent worden aan de bevoegde toezichthouder meegedeeld.
  § 6. Als de overtreder of de natuurlijke of rechtspersoon die solidair aansprakelijk is voor de betaling van de administratieve geldboete krachtens paragraaf 3 in gebreke blijft deze geldboete te betalen binnen de vastgestelde termijn en als de in paragraaf 4, eerste lid bedoelde beroepsmogelijkheid uitgeput is, is de beslissing om een administratieve geldboete op te leggen rechtstreeks uitvoerbaar. De administratieve geldboetes die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, worden ingevorderd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen, overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.
  § 7. De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel, met inbegrip van de eventuele toepassingsschalen van de administratieve geldboete en van de termijn van de inning ervan.
  ----------
  (1)<W 2021-12-02/07, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2021>

TITEL 3. - Wijzigingsbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Fiscale bepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art.14. In artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
  " § 3. Iedere bank- wissel-, krediet- en spaarinstelling is er toe gehouden om de volgende gegevens kenbaar te maken bij het centraal aanspreekpunt dat door de Nationale Bank van België wordt gehouden overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest: de identiteit van de cliënten, de nummers van hun bankrekeningen en de eventuele volmachtdragers van die rekeningen, en de aard van met hen gesloten contracten. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, om welke soorten rekeningen en contracten het gaat, met inbegrip van de eventuele drempels inzake contracten. De Koning bepaalt bovendien de modaliteiten van de mededeling ervan. Deze verplichting geldt enkel voor zover de mededeling van dezelfde gegevens niet is opgelegd door de voornoemde wet van 8 juli 2018.";
  2° het derde lid wordt opgeheven;
  3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Afdeling 2. - Overige wijzigingen
Art.15. In artikel 12, tweede lid, van de domaniale wet van 22 december 1949, ingevoegd bij de programmawet van 1 juli 2016, worden de woorden "De ontvanger bevoegd voor de invordering" vervangen door de woorden "De adviseurs belast met de invordering" en het woord "kan" vervangen door het woord "kunnen".

Art.16. In artikel 62bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 1 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid wordt het woord "fraude" vervangen door de woorden "aanwijzingen van fraude";
  2° in het derde lid worden de woorden ", behoudens het visitatierecht voorzien in artikel 63" ingevoegd tussen de woorden "of informatie" en de woorden "uitgeput zijn".

Art.17. In artikel 63bis, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 1 juli 2016, worden de woorden "ontvangers bevoegd voor de invordering" vervangen door de woorden "adviseurs belast met de invordering".

Art.18. In artikel 319bis, § 1, van de Algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen, ingevoegd bij de programmawet van 1 juli 2016, worden de woorden "De ontvangers bevoegd voor de douane en accijnzen" vervangen door de woorden "De adviseurs belast met de invordering inzake douane en accijnzen".

Art.19. In artikel 74 van de programmawet van 1 juli 2016, worden de woorden "ontvangers bevoegd voor de invordering" vervangen door het woord "adviseurs belast met de invordering".

HOOFDSTUK 2. - Diverse bepalingen
Art.20. In het artikel 46quater, § 1, tweede lid, van het wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 6 januari 2003 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 september 2017, en de artikelen 56ter, 156sexies en 190quinquies van het boek van strafvordering, ingevoegd bij de programmawet van 1 juli 2016, worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992" telkens vervangen door de woorden "overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest".

Art.21. [In artikel 555/1, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, worden de woorden "de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens op te vragen bij het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België" vervangen door de woorden "de gegevens op te vragen uit het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest. "]. (ERRATUM van 20-07-2018, p. 58355)

Art.22. In artikel 118 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, ingevoegd bij de programmawet van 1 juli 2016, worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992" vervangen door de woorden "overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest".

Art.23. In artikel 22 van de wet van 4 februari 2018 houdende de opdrachten en de samenstelling van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het tweede lid van paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
  "In de bij artikel 21, § 3, bepaalde gevallen kan de magistraat van het Centraal Orgaan, bij met redenen omklede beslissing, om informatie aangaande de nummers van de bankrekeningen en de contracten betreffende de veroordeelde vragen aan het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest.";
  2° in paragraaf 2 worden de woorden ", eerste lid," ingevoegd tussen de woorden "de in paragraaf 1" en de woorden "bedoelde gegevens".

Titel 4. - Uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest
Art.24. In artikel 1390, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 29 mei 2000 en gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2003, 30 december 2009, 14 januari 2013 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid worden de woorden ", de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën, in het kader van de uitoefening van hun ambt en de vervulling van hun missie, met het oog op de vestiging, de inning en de invordering van de fiscale schuldvorderingen en van de niet-fiscale schuldvorderingen die tot de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Financiën behoren," ingevoegd tussen de woorden "door de griffier" en de woorden "of de ontvanger belast met de inning wanneer de procedure door hun toedoen wordt ingezet.";
  2° in het derde lid worden de woorden "de ontvangers van de administratie der Directe Belastingen, van de administratie van de btw, Registratie en Domeinen, van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen," opgeheven.

Art.25. In het artikel 1391, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 januari 2013, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014 en de wet van 17 mei 2017, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 1391. § 1. De volgende personen kunnen kennis nemen van de in de artikelen 1390 tot 1390quater bedoelde berichten :
  a) de advocaten, door toedoen van de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone;
  b) de gerechtsdeurwaarders;
  c) de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van hun ambt en hun missie, en met het oog op de vestiging, de inning en de invordering van de fiscale schuldvorderingen en van de niet-fiscale schuldvorderingen die tot de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Financiën behoren;
  d) de gewestelijke ontvangers, de personeelsleden van het Agentschap Vlaamse Belastingdienst en de provinciale- en gemeenteontvangers die belast zijn met een invorderingsprocedure ten gronde of bij wijze van beslag tegen een bepaalde persoon betreffende de berichten die op diens naam zijn opgemaakt.".

Titel 5. - Inwerkingtreding
Art. 26.De artikelen 4 en 13 van deze wet treden in werking op de eerste dag van de [112de]1 maand volgend op de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Op verzoek van de NBB kan de Koning deze termijn met maximum 6 maanden inkorten of verlengen.
  ----------
  (1)<W 2018-11-07/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 22-11-2018>