Details





Titel:

20 DECEMBER 2013. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2013 en tekstbijwerking tot 29-12-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Fiscaliteit
Afdeling 1. - Registratierechten - Commandverklaring
Art. 2
Afdeling 2. - Onroerende voorheffing - Verlaagd tarief
Art. 3-4
HOOFDSTUK 3. - Subsidies inzake sport
Afdeling 1. - Subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding
Art. 5-7
Afdeling 2. - Stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid
Art. 8
HOOFDSTUK 4. - Cultuur
Afdeling 1. - Overgangsbepalingen betreffende het Lokaal Cultuurbeleid voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid
Art. 9
Afdeling 2. - Ter beschikking stellen van infrastructuur
Art. 10
Afdeling 3. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld circus
Art. 11
HOOFDSTUK 5. - Welzijn
Afdeling 1. - Infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art. 12-14
Afdeling 2. - Verlenging looptijd experiment knelpuntdossiers VAPH en FJW
Art. 15
Afdeling 3. - Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Art. 16
HOOFDSTUK 6. - Milieuheffingen
Afdeling 1. - Wijziging heffing op de winning van grondwater
Art. 17
Afdeling 2. - Wijzigingen Materialendecreet
Art. 18
HOOFDSTUK 7. - Fonds Wapenhandelgerelateerde Boeten
Art. 19
HOOFDSTUK 8. - Fonds voor de Waarborgregeling van de NV Waarborgbeheer
Art. 20
HOOFDSTUK 9. - Fonds Bestuursrechtscolleges
Art. 21
HOOFDSTUK 10. - Machtiging verkoop aan de NMBS
Art. 22
HOOFDSTUK 11. - Energie
Art. 23-24
HOOFDSTUK 12. - Subsidiëring lokale kinderarmoedebestrijding
Art. 25-26
HOOFDSTUK 13. - Luchthavenontwikkelingsmaatschappijen - Luchthavenexploitatiemaatschappijen
Art. 27-29
HOOFDSTUK 14. - Planlastendecreet
Art. 30
HOOFDSTUK 15. - Onroerend Erfgoed
Afdeling 1. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld Onroerend Erfgoed - afschaffing koppelsubsidies
Art. 31-32
Afdeling 2. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld Onroerend Erfgoed - overname van rechten en verplichtingen
Art. 33
HOOFDSTUK 16. - Vlaams Provinciefonds
Art. 34-40
HOOFDSTUK 17. - Onderwijs
Afdeling 1. - Fonds [1 Departement Onderwijs en Vorming]1
Art. 41-43
Afdeling 2. - Indexering studiecentra Open Hoger Onderwijs
Art. 44
Afdeling 3. - Verlenging investeringen universiteiten
Art. 45
Afdeling 4. - Herschikking budgetten specifieke lerarenopleiding hogescholen
Art. 46
Afdeling 5. - Herschikking budgetten specifieke lerarenopleiding universiteiten
Art. 47
Afdeling 6. - Verdeling investeringsmiddelen hoger onderwijs en afschaffing College van algemeen directeurs van de hogescholen
Onderafdeling 1. - Universiteiten
Art. 48
Onderafdeling 2. - Hogescholen
Art. 49-50
Onderafdeling 3. - Afschaffing College van algemeen directeurs van de hogescholen binnen EVA AGIOn
Art. 51
Afdeling 7. - Aanmoedigingsfonds voor beleidsspeerpunten
Art. 52-54
Afdeling 8. - Gewicht van de nautische wetenschappen
Art. 55
Afdeling 9. - Tijdsvenster Mobiliteit
Art. 56
Afdeling 10. - Vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten
Art. 57-60
HOOFDSTUK 18. - Slotbepalingen
Art. 61





Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

HOOFDSTUK 2. - Fiscaliteit
Afdeling 1. - Registratierechten - Commandverklaring
Art.2. In artikel 159, 1°, van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, vervangen bij de wet van 23 december 1958 en gewijzigd bij de wet van 5 juli 1963, de wet van 10 oktober 1967 en het decreet van 23 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de zinsnede "b) dat de aanwijzing bij authentieke akte geschied is;" wordt vervangen door de zinsnede "b) dat de aanwijzing bij authentieke akte geschied is uiterlijk op de vijfde werkdag na de dag van de toewijzing of van het contract.";
  2° de zinsnede "c) dat zij bij exploot van gerechtsdeurwaarder aan de ontvanger der registratie betekend wordt of dat de akte ter formaliteit aangeboden wordt uiterlijk op de vijfde werkdag na de dag van de toewijzing of van het contract." wordt opgeheven.

Afdeling 2. - Onroerende voorheffing - Verlaagd tarief
Art.3. In artikel 2.1.4.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 wordt de tweede paragraaf vervangen door wat volgt :
  " § 2. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt het tarief 1,6 % voor :
  1° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn of aan door haar opgerichte verenigingen waarvan slechts één of meer Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn deel uitmaken;
  2° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan gemeenten;
  3° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of aan de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, vermeld in artikel 40 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
  4° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan het Vlaams Woningfonds;
  5° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan een erkend sociaal verhuurkantoor;
  6° de eigendommen die door een erkend sociaal verhuurkantoor worden gehuurd met toepassing van en in overeenstemming met de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;
  7° de eigendommen die toebehoren aan rechtspersonen, erkend overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en die gebruikt worden voor wooninfrastructuur voor personen met een handicap, vermeld in artikel 2, 2°, van hetzelfde decreet, die een duidelijk vastgestelde behoefte aan zorg en ondersteuning hebben. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de behoefte aan zorg en ondersteuning wordt vastgesteld.
  Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, is ook van toepassing op gelijkaardige onroerende goederen van gelijkaardige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.
  Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt toegekend vanaf het aanslagjaar waarin uiterlijk op 31 maart aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld wordt dat de eigendom op 1 januari van het aanslagjaar gehuurd wordt door een erkend sociaal verhuurkantoor. De toekenning geldt tot het einde van de huurovereenkomst. Elke vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst moet uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de beëindiging aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld worden.
  Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, 7°, wordt toegekend vanaf het aanslagjaar waarin uiterlijk op 31 maart aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld wordt dat een rechtspersoon erkend is overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. De toekenning geldt tot het einde van de erkenning. Elke beëindiging van een erkenning moet uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de beëindiging aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld worden.".

Art.4. Artikel 3.1.0.0.6 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 3.1.0.0.6. De provincies en de gemeenten die met toepassing van artikel 2.1.4.0.2 opcentiemen op de onroerende voorheffing heffen, en die met toepassing van artikel 2.1.4.0.1, § 2, eerste lid, 5°, 6° en 7°, artikel 2.1.5.0.1, § 2, en artikel 2.1.6.0.1, eerste lid, 4°, die opbrengsten derven, worden daarvoor volledig vergoed door het Vlaamse Gewest.".

HOOFDSTUK 3. - Subsidies inzake sport
Afdeling 1. - Subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding
Art.5. Aan artikel 42 van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "5° sportverenigingen ondersteunen met als doel een duurzame kwaliteitsverbetering en professionalisering te realiseren op het vlak van administratieve, bestuurlijke en logistieke clubwerking.".

Art.6. In artikel 43 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 2 wordt tussen de woorden "Een erkende koepelorganisatie heeft" en de woorden "recht op" de woorden "voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 42, 1° tot 4°, " ingevoegd;
  2° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 6. De werkingssubsidie voor de opdrachten, vermeld in artikel 42, 1° tot 4°, bedraagt één derde van de personeelssubsidie, vermeld in paragraaf 2. Zij moet worden aangewend voor het uitvoeren van de in artikel 42, 1° tot 4°, vermelde opdrachten.";
  3° er wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 7. Een erkende koepelorganisatie heeft voor de uitvoering van de opdracht vermeld in artikel 42, 5°, recht op een subsidie van 500.000 euro. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex.
  De subsidie moet worden aangewend voor subsidiëring van een kern van personeelsleden, een jaarlijkse basistoelage voor de werking en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten. Maximum 70% van deze subsidie kan worden aangewend voor loonkosten van het personeel dat instaat voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 42, 5°. Deze opdracht wordt geconcretiseerd in een beheersovereenkomst met de erkende koepelorganisatie, vermeld in het eerste lid.".

Art.7. In artikel 44 van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
  "Elk voorschot bedraagt :
  1° 22,5 percent van de subsidies, vermeld in artikel 43, § 2 tot § 6, die toegekend werden voor het voorlaatste werkjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar;
  2° 22,5 percent van de subsidie, vermeld in artikel 43, § 7, met betrekking tot het lopende begrotingsjaar.".

Afdeling 2. - Stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid
Art.8. In artikel 23 van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het getal "150.000" wordt vervangen door het getal "200.000";
  2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "De subsidie moet worden aangewend voor subsidiëring van een kern van personeelsleden, een jaarlijkse basistoelage voor de werking en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten.".

HOOFDSTUK 4. - Cultuur
Afdeling 1. - Overgangsbepalingen betreffende het Lokaal Cultuurbeleid voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid
Art.9. In titel 6 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid wordt een artikel 62/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 62/1. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid die in werkjaar 2013 op basis van de artikelen 21 en 38 van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid werden gesubsidieerd, behouden hun subsidie waarop ze in het werkjaar 2013 recht hadden. De subsidie wordt geïndexeerd op de wijze, vermeld in artikel 51 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid.
  De subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid voldoen aan de bepalingen van artikel 7, 1°, 3° en 4°, en/of aan de bepalingen van artikel 9, 1° tot en met 6°.
  De Vlaamse Regering bepaalt de manier waarop de subsidie zal worden uitbetaald.
  De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid moeten jaarlijks vóór 31 juli volgende documenten ter beschikking stellen van de administratie, bevoegd voor Cultuur :
  1° een begroting van het lopende werkjaar;
  2° een goedgekeurde financiële afrekening van het voorbije werkjaar;
  3° een voortgangsrapport waarin wordt beschreven hoe er in het voorbije werkjaar invulling werd gegeven en in het lopende werkjaar invulling zal worden gegeven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 5, 1° en/of 2° ;
  4° alle statistische gegevens die de administratie noodzakelijk acht, op de wijze die de administratie bepaalt.
  Als uit de ingediende documenten blijkt dat de subsidie niet werd aangewend voor het doel waarvoor ze werd verleend, en meer bepaald dat de Vlaamse beleidsprioriteiten onvoldoende werden nagestreefd, keert de Vlaamse Regering verdere toegezegde subsidies in eerste instantie niet uit en in tweede instantie vordert ze reeds toegekende subsidies terug.".

Afdeling 2. - Ter beschikking stellen van infrastructuur
Art.10. Aan artikel 21, § 1, van het decreet van 5 juli 2013 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2013 wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "7° Beheerscommissie Kunstkampus vzw. ".

Afdeling 3. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld circus
Art.11. In het decreet van 21 november 2008 betreffende de ondersteuning van de circuskunsten in Vlaanderen wordt een artikel 25/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 25/1. De subsidie-enveloppe van een op basis van dit decreet meerjarig gesubsidieerde organisatie, die door de provincie in 2011 structureel werd gesubsidieerd, wordt in 2014 verhoogd met 80 procent van de geïndexeerde provinciale subsidie.".

HOOFDSTUK 5. - Welzijn
Afdeling 1. - Infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art.12. Aan artikel 7bis, § 1, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 12 februari 2010, worden een vierde en een vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  "Bij het verlenen van een investeringswaarborg, vermeld in het derde lid, mogen alternatieve leningen maximaal 50% uitmaken van het door het Fonds gewaarborgde bedrag per project.
  In het vierde lid wordt verstaan onder :
  1° alternatieve lening : aan de voorziening toegekende niet-achtergestelde kredietopening en daaruitvolgende opnames of lening, al dan niet gestructureerd middels een of meerdere tranches met een of meerdere schuldeisers, die hetzij (i) is vervat in verhandelbare effecten, hetzij (ii) op het einde van de contractuele looptijd van de lening of op het einde van de duur van de haar betreffende investeringswaarborg een hoog percentage van openstaand kapitaal heeft op de lening of op een of meer van haar betreffende tranches die worden gedekt door de investeringswaarborg, hetzij (iii) een combinatie uitmaakt van (i) en (ii). Voor de berekening van dit percentage aan openstaand kapitaal worden de tranches uitgesloten die uitdrukkelijk uitgesloten zijn van het voordeel van de waarborg en contractueel achtergesteld zijn aan de gewaarborgde delen of tranches;
  2° lening : de niet-achtergestelde leningen of andere niet-achtergestelde financieringsinstrumenten waarop de investeringswaarborg voor een project betrekking heeft.".

Art.13. In artikel 8 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 2 juni 2006, opnieuw opgenomen bij het decreet van 12 februari 2010 en gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, inleidende zin, wordt het woord "prefinancieren" vervangen door het woord "financieren";
  2° in het eerste lid, punt 4°, wordt het woord "prefinanciering" vervangen door het woord "financiering".

Art.14. In artikel 12, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 12 februari 2010, wordt de zin "De aanvrager moet minstens over een genotsrecht beschikken op het project waarvoor de aanvraag voor een investeringssubsidie wordt gedaan, voor een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die, voor onroerende goederen, in elk geval minstens twintig jaar bedraagt." vervangen door de zinnen "De aanvrager moet minstens over een genotsrecht beschikken op het project waarvoor de aanvraag voor een investeringssubsidie wordt gedaan, voor een periode die voor onroerende goederen in elk geval minstens vijfentwintig jaar bedraagt en voor roerende goederen in elk geval minstens vijf jaar bedraagt. De Vlaamse Regering kan een langere periode bepalen.".

Afdeling 2. - Verlenging looptijd experiment knelpuntdossiers VAPH en FJW
Art.15. In artikel 37, derde lid, van het decreet van 19 december 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011, worden de woorden "vijf jaar" vervangen door de woorden "vijf jaar en twee maanden".

Afdeling 3. - Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Art.16. Aan artikel 7 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap worden een tweede lid en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  "Het agentschap kan vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk erkennen die uitsluitend wooninfrastructuur aan personen met een handicap, die een duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning hebben, ter beschikking stellen.
  De wooninfrastructuur staat in het kadaster geregistreerd als woning en wordt ter beschikking gesteld met een schriftelijke overeenkomst. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, concretiseren, bepaalt de wijze waarop de behoefte aan zorg en ondersteuning wordt vastgesteld en kan tevens regels vaststellen voor de toewijzing van de huurwoningen.".

HOOFDSTUK 6. - Milieuheffingen
Afdeling 1. - Wijziging heffing op de winning van grondwater
Art.17. In artikel 28quater van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996, vervangen bij het decreet van 24 december 2004 en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 22 december 2006, 21 november 2008, 9 juli 2010 en 23 december 2011, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :
  " § 1. Het bedrag van de heffing, vermeld in artikel 28ter, wordt vastgesteld als volgt :
  H = Z * Q, waarbij
  1° voor de exploitatie van grondwaterwinningen bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening:
  Z = 7,5 eurocent per m3 * index;
  Q = het volume grondwater (in m3) dat in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar werd gewonnen en dat tot drinkbaar water voor de openbare drinkwatervoorziening verwerkt kan worden, ongeacht de wijze van winning of het gebruik. De hoeveelheid die voorafgaand aan de winning via kunstmatige infiltratie aan het grondwaterreservoir werd toegevoegd kan in mindering worden gebracht van de gewonnen hoeveelheid, op voorwaarde dat voor die activiteit de nodige vergunningen en toestemmingen zijn verleend en op voorwaarde dat het infiltratiewater minstens voldoet aan de milieukwaliteitsnormen voor grondwater;
  2° voor de exploitatie van grondwaterwinningen niet bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening :
  a) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid aangelegd in een freatische watervoerende laag aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van 500 tot en met 30.000 m3:
  Z = 6 eurocent per m3 * index;
  Q = sigma (Qgwp - 0.5 * Qb) grondwaterputten
  Met :
  Qgwp = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3);
  Qb = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3) bestemd voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit, waarbij Qb niet groter kan zijn dan Qgwp;
  Indien Qgwp of Qb niet gemeten is, wordt Qb gelijkgesteld aan nul. Dit geldt ook indien er vaststellingen werden gedaan met betrekking tot niet correct meten of registreren van Qgwp of Qb;
  b) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van meer dan 30.000 m3 of tot een gewonnen volume grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar uit een afgesloten watervoerende laag:
  Z = een lineaire tarieffunctie (in eurocent per m3) die voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid van toepassing is en als volgt bepaald wordt :
  (6,2 + 0.75 * sigma (Qgwp - 0.5 * Qb) / 100.000) * index grondwaterputten
  Met:
  Qgwp = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3);
  Qb = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3) onttrokken uit een freatische watervoerende laag bestemd voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit, waarbij Qb niet groter kan zijn dan Qgwp;
  Indien Qgwp of Qb niet gemeten is, wordt Qb gelijkgesteld aan nul. Dit geldt ook indien er vaststellingen werden gedaan met betrekking tot niet correct meten of registreren van Qgwp of Qb;
  Q = sigma(lambda * Qgwp - lambda * 0,5 * Qb ) grondwaterputten
  Met :
  lambda = een grondwaterputspecifieke multiplicator zijnde het product van twee termen: laagfactor en gebiedsfactor. Daarbij nemen de laagfactor en gebiedsfactor de waarde aan die is aangegeven in de bijlage gevoegd bij dit decreet;
  Qgwp = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3);
  Qb = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3) onttrokken uit een freatische watervoerende laag bestemd voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit, waarbij Qb niet groter kan zijn dan Qgwp;
  Indien Qgwp of Qb niet gemeten is, wordt Qb gelijkgesteld aan nul. Dit geldt ook indien er vaststellingen werden gedaan met betrekking tot niet correct meten of registreren van Qgwp of Qb.
  De index is de verhouding van twee indexcijfers van de consumptieprijzen met in de teller het indexcijfer van de maand november van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar en in de noemer het indexcijfer van de maand november 2001, basis 1988, met name 134,75.
  De indexering dient ieder jaar automatisch, dus zonder voorafgaande verwittiging, te geschieden op 1 januari van elk jaar.
  Het aangepast bedrag wordt afgerond op de hogere eurocent.".

Afdeling 2. - Wijzigingen Materialendecreet
Art.18. In artikel 46 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2, tweede lid, punt 1°, wordt vervangen door wat volgt :
  "1° a) K = 0 met ingang van het heffingsjaar 2007 tot en met het heffingsjaar 2013 voor recyclageresidu's van lompenafval;
  b) K = 0,2 met ingang van het heffingsjaar 2014 voor recyclageresidu's van bedrijven die selectief ingezameld gebruikt textiel (kledij, huishoudlinnen en schoenen) sorteren of voorbehandelen voor de aanmaak van nieuwe stoffen of producten;";
  2° paragraaf 2, voorlaatste lid, punt 2°, wordt vervangen door wat volgt :
  "2° a) 20 gewichtsprocent voor lompenafval tot en met het heffingsjaar 2013;
  b) 8 gewichtsprocent voor selectief ingezameld gebruikt textiel (kledij, huishoudlinnen en schoenen) vanaf het heffingsjaar 2014;";
  3° in paragraaf 3, punt 4°, worden de woorden "recyclageresidu's van lompenafval" vervangen door "recyclageresidu's van selectief ingezameld gebruikt textiel, zoals kledij, huishoudlinnen en schoenen,".

HOOFDSTUK 7. - Fonds Wapenhandelgerelateerde Boeten
Art.19.<Opgeheven bij DVR 2017-06-30/25, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 03-08-2018>

HOOFDSTUK 8. - Fonds voor de Waarborgregeling van de NV Waarborgbeheer
Art.20.§ 1. Er wordt bij het Agentschap Ondernemen een Fonds voor de Waarborgregeling van de NV Waarborgbeheer opgericht, hierna genoemd `het fonds'.
  § 2. Het fonds is een begrotingsfonds [1 als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]1.
  § 3. Het fonds wordt gespijsd door enerzijds de ontvangen premies voor de verstrekte waarborgen en anderzijds de financiële recuperaties ingevolge de uitwinning van gestelde zekerheden bij de verleende waarborgen.
  § 4. Het fonds wordt aangewend voor de verliesfinanciering ingevolge de verleende waarborgen door de NV Waarborgbeheer.
  § 5. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het fonds.
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-29/45, art. 158, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK 9. - Fonds Bestuursrechtscolleges
Art.21.§ 1. Er wordt een begrotingsfonds Fonds Bestuursrechtscolleges opgericht, hierna genoemd `het fonds'.
  § 2. Het fonds is een begrotingsfonds [1 als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]1.
  § 3. Het fonds wordt gespijsd door de ontvangsten die gerealiseerd worden bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen.
  Deze ontvangsten vloeien voort uit :
  1° het rolrecht;
  2° het getuigengeld;
  3° de kosten en erelonen van het onderzoek van de deskundigen;
  4° de vergoeding voor de afgifte of zending van een afschrift of uittreksel door de griffier;
  5° de geldboetes voor een ongegrond bezwaar ingediend met het oogmerk om te schaden;
  6° de geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep;
  7° de overige gedingkosten.
  § 4. Het fonds wordt aangewend ter financiering van diverse werkingskosten van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.
  § 5. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het fonds.
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-29/45, art. 159, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK 10. - Machtiging verkoop aan de NMBS
Art.22.
  <Opgeheven bij DVR 2018-11-30/14, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK 11. - Energie
Art.23. Het opschrift van hoofdstuk IV van titel VIII van het Energiedecreet van 8 mei 2009 wordt vervangen door wat volgt :
  "Hoofdstuk IV. Steunprogramma's voor niet-commerciële instellingen, publiekrechtelijke rechtspersonen en voor de netbeheerders en de beheerders van het transmissienet en het vervoersnet".

Art.24. In artikel 8.4.1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen" worden vervangen door de woorden "niet-commerciële instellingen, publiekrechtelijke rechtspersonen, de netbeheerders en de beheerders van het transmissienet en het vervoersnet";
  2° een punt 9° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "9° kosten die verbonden zijn aan openbaredienstverplichtingen die door of krachtens dit decreet worden opgelegd.".

HOOFDSTUK 12. - Subsidiëring lokale kinderarmoedebestrijding
Art.25. Aan artikel 2 van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008, wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "11° lokale besturen : de gemeenten en Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn uit het Nederlandse taalgebied en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, tenzij anders bepaald.".

Art.26. Aan hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt een afdeling 5 toegevoegd, die luidt als volgt :
  "Afdeling 5. - Subsidiëring lokale kinderarmoedebestrijding
  Art. 18/1. De Vlaamse Regering verleent binnen de perken van de begrotingskredieten jaarlijks subsidies aan lokale besturen voor de bestrijding van kinderarmoede.
  Deze subsidies worden toegekend aan lokale besturen voor de implementatie van acties gericht op de integrale aanpak van armoede bij kinderen en hun gezin, vertrekkende vanuit de lokale sociale situatie en in samenwerking met alle relevante lokale actoren, met in het bijzonder de actoren die door dit decreet erkend en ondersteund worden. Deze subsidies zullen aangewend worden voor bijkomende modulaire acties, specifiek gericht op de strijd tegen kinderarmoede en in afstemming met het Vlaamse beleid, toe te voegen aan de reguliere werkingen in sectoren zoals onder meer op het vlak van onderwijs, kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, algemeen welzijnswerk, vrijetijdsbesteding, gezondheidszorg en, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, huisvesting en werk.
  De bepalingen van het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, zijn van toepassing voor de subsidiëring van lokale besturen, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, voor lokale kinderarmoedebestrijding.
  Om voor deze subsidies in aanmerking te komen, moeten lokale besturen, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, een kinderarmoedebestrijdingsbeleid voeren dat is opgenomen in de strategische meerjarenplanning van de lokale besturen zoals vermeld in titel 2, hoofdstuk 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn.
  De strategische meerjarenplanning bevat :
  1° een beschrijving van de gewenste effecten en indicatoren van het kinderarmoedebestrijdingsbeleid;
  2° de actieplannen die het lokaal bestuur in samenwerking met lokale actoren opzet om vorm te geven aan het kinderarmoedebestrijdingsbeleid;
  3° de manier waarop het lokaal bestuur met lokale actoren de samenwerking en het overleg faciliteert.
  De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de vaststelling en toekenning van de subsidies. Voor de beleidsperiode 2014-2019 kan de Vlaamse Regering hierbij afwijken van het derde, vierde en vijfde lid.".

HOOFDSTUK 13. - Luchthavenontwikkelingsmaatschappijen - Luchthavenexploitatiemaatschappijen
Art.27. Artikel 95 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, wordt opgeheven.

Art.28. In deel II, hoofdstuk II, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem en Antwerpen wordt afdeling VI vervangen door wat volgt :
  "Afdeling VI. Inbreng van luchthaveninfrastructuur door het Vlaamse Gewest in de LOM Oostende-Brugge
  Art. 31. § 1. Onverminderd het recht van het Vlaamse Gewest om bepaalde onderdelen van de luchthaveninfrastructuur, met uitzondering van basisinfrastructuur, rechtstreeks over te dragen aan de LEM Oostende-Brugge, zal de Vlaamse Regering na de oprichting van de LOM Oostende-Brugge in deze vennootschap de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die vereist zijn voor de verwezenlijking van haar doel en de uitvoering van haar taken als vermeld in dit decreet, inbrengen.
  § 2. Met het oog op de verrichte inbreng, vermeld in paragraaf 1, wordt de secretaris-generaal gemachtigd en de opdracht gegeven om een inventaris en een beschrijvend verslag op te stellen van de in paragraaf 1 vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Oostende-Brugge. De secretaris-generaal kan die bevoegdheid delegeren aan een door hem aangewezen gemachtigde.
  Met betrekking tot de in de inventaris en het beschrijvend verslag, bedoeld in het eerste lid, vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, stelt een erkend bedrijfsrevisor, natuurlijk persoon of rechtspersoon, ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen, een verslag op dat betrekking heeft op de beschrijving van elke inbreng in natura en de toegepaste methoden van waardering.
  De inventaris en het beschrijvend verslag, vermeld in het eerste lid, en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in het tweede lid, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Op voorwaarde dat de Vlaamse Regering haar goedkeuring kan hechten aan de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, stelt de Vlaamse Regering bij besluit de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Oostende-Brugge, vast.
  § 3. De luchthaveninfrastructuur, met inbegrip van de basisinfrastructuur, en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, vermeld in het in paragraaf 2, derde lid, vermelde besluit van de Vlaamse Regering, zullen bij besluit van de Vlaamse Regering en op een door de Vlaamse Regering te bepalen tijdstip worden ingebracht in de LOM Oostende-Brugge.
  De inbreng, vermeld in paragraaf 1, heeft van rechtswege tot gevolg dat het geheel van de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, omschreven in het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in paragraaf 2, wordt overgedragen aan de LOM Oostende-Brugge. Die overdracht is aan derden tegenstelbaar vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur.
  Een kopie van de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in paragraaf 2, zal worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel overeenkomstig artikel 75 van het Wetboek van Vennootschappen, en die neerlegging zal worden bekendgemaakt samen met de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur overeenkomstig het eerste lid.
  § 4. Het Vlaamse Gewest zal in het kader van de inbreng in natura in aandelen worden vergoed.
  De secretaris-generaal wordt gemachtigd en de opdracht gegeven om een voorstel uit te werken waarin het aantal aandelen dat het Vlaamse Gewest voor deze inbreng ontvangt, wordt verantwoord.
  Samen met de in paragraaf 2 vermelde inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor opgesteld overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen zal dit voorstel, met het oog op de goedkeuring ervan, aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
  Het voorstel moet door de Vlaamse Regering zijn goedgekeurd vooraleer wordt overgegaan tot de inbrengverrichting.".

Art.29. In deel III/1, hoofdstuk II, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem en Antwerpen wordt afdeling VI vervangen door wat volgt :
  "Afdeling VI. - Inbreng van luchthaveninfrastructuur door het Vlaamse Gewest in de LOM Antwerpen
  Art. 66/29. § 1. Onverminderd het recht van het Vlaamse Gewest om bepaalde onderdelen van de luchthaveninfrastructuur, met uitzondering van basisinfrastructuur, rechtstreeks over te dragen aan de LEM Oostende-Brugge, zal de Vlaamse Regering na de oprichting van de LOM Antwerpen in deze vennootschap de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die vereist zijn voor de verwezenlijking van haar doel en de uitvoering van haar taken, vermeld in dit decreet, inbrengen.
  § 2. Met het oog op de verrichte inbreng, vermeld in paragraaf 1, wordt de secretaris-generaal gemachtigd en de opdracht gegeven om een inventaris en een beschrijvend verslag op te stellen van de in paragraaf 1 vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Antwerpen. De secretaris-generaal kan die bevoegdheid delegeren aan een door hem aangewezen gemachtigde.
  Met betrekking tot de in de inventaris en het beschrijvend verslag, bedoeld in het eerste lid, vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, stelt een erkend bedrijfsrevisor, natuurlijk persoon of rechtspersoon, ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen, een verslag op dat betrekking heeft op de beschrijving van elke inbreng in natura en de toegepaste methoden van waardering.
  De inventaris en het beschrijvend verslag, vermeld in het eerste lid, en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in het tweede lid, worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Op voorwaarde dat de Vlaamse Regering haar goedkeuring kan hechten aan de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, stelt de Vlaamse Regering bij besluit de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Antwerpen, vast.
  § 3. De luchthaveninfrastructuur, met inbegrip van de basisinfrastructuur, en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, vermeld in het in paragraaf 2, derde lid, vermelde besluit van de Vlaamse Regering zullen bij besluit van de Vlaamse Regering en op een door de Vlaamse Regering te bepalen tijdstip worden ingebracht in de LOM Antwerpen.
  De inbreng, vermeld in paragraaf 1, heeft van rechtswege tot gevolg dat het geheel van de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, omschreven in het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in paragraaf 2, wordt overgedragen aan de LOM Antwerpen. Die overdracht is aan derden tegenstelbaar vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur.
  Een kopie van de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in paragraaf 2, zal worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel overeenkomstig artikel 75 van het Wetboek van Vennootschappen en die neerlegging zal worden bekendgemaakt samen met de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur overeenkomstig het eerste lid.
  § 4. Het Vlaamse Gewest zal in het kader van de inbreng in natura in aandelen worden vergoed.
  De secretaris-generaal wordt gemachtigd en de opdracht gegeven om een voorstel uit te werken waarin het aantal aandelen dat het Vlaamse Gewest voor deze inbreng ontvangt, wordt verantwoord.
  Samen met de in paragraaf 2 vermelde inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor opgesteld overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen zal dit voorstel, met het oog op de goedkeuring ervan, aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
  Het voorstel moet door de Vlaamse Regering zijn goedgekeurd vooraleer wordt overgegaan tot de inbrengverrichting.".

HOOFDSTUK 14. - Planlastendecreet
Art.30. In het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd wordt een artikel 12/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 12/1. In afwijking van artikel 9, laatste zin, worden voor de volgende subsidies aan lokale besturen, toegekend voor de uitvoering van de vermelde Vlaamse beleidsprioriteiten, de modaliteiten van toekenning, met inbegrip van de eventuele betaling ervan onder de vorm van voorschotten, geregeld in de uitvoeringsbepalingen van de betreffende decreten of in de regerings- of ministeriële besluiten tot toekenning van de subsidies zelf binnen de perken van de jaarlijks goedgekeurde vereffeningskredieten :
  1° de subsidies toegekend krachtens artikel 6, 8, 10 en 49 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid;
  2° de werkingssubsidies toegekend krachtens artikel 150 en 154 van het decreet van 6 juli 2012 houdende het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid;
  3° de subsidies toegekend krachtens artikel 4, § 1, van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid;
  4° de subsidies toegekend krachtens artikel 18 van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau;
  5° de integratiesubsidies toegekend krachtens artikel 29 van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid;
  6° de subsidies toegekend krachtens artikel 15, § 1, van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen;
  7° de subsidies toegekend krachtens artikel 16/1 van het decreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking en artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2012 tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking.".

HOOFDSTUK 15. - Onroerend Erfgoed
Afdeling 1. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld Onroerend Erfgoed - afschaffing koppelsubsidies
Art.31. In artikel 11, § 8, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, vervangen bij het decreet van 18 december 1992 en gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009, worden de woorden ", de betrokken provincie" opgeheven.

Art.32. In artikel 33, § 5, van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in punt 1° wordt het woord "Provincie" vervangen door de woorden "Regionaal openbaar bestuur";
  2° in punt 2° wordt het getal "60" vervangen door het getal "80";
  3° in punt 2° wordt de zinsnede "Provincie : 20%" opgeheven;
  4° in punt 3° wordt het getal "60" vervangen door het getal "80";
  5° in punt 3° wordt de zinsnede "Provincie : 20%" opgeheven.

Afdeling 2. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld Onroerend Erfgoed - overname van rechten en verplichtingen
Art.33. § 1. Met ingang van 1 januari 2014 neemt het Vlaamse Gewest van de betrokken provincies de rechten en verplichtingen over met betrekking tot :
  1° het op 1 januari 2014 nog niet uitbetaalde deel van de, krachtens hoofdstuk II, afdeling VI/1, artikel 14/8, hoofdstuk III en IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 houdende vaststelling van het premiestelsel voor restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten, door de provincies verplicht toegekende provinciale bijdrage in de restauratiepremies ter financiering van restauratiewerkzaamheden;
  2° het op 1 januari 2014 nog niet uitbetaalde deel van de, krachtens artikel 33, § 5, van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologische patrimonium en krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1995 tot vaststelling van een premie voor werken aan beschermde archeologische goederen, door de provincies verplicht toegekende provinciale bijdrage in de premies voor werken aan beschermde archeologische goederen.
  § 2. Met ingang van 1 januari 2014 nemen de betrokken provincies van het Vlaamse Gewest de rechten en verplichtingen over met betrekking tot :
  1° het op 1 januari 2014 nog niet vereffende deel van de, krachtens artikel 14 van het decreet van 21 december 2012 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 door het Vlaamse Gewest bij ministeriële besluiten van 1 maart 2013 en 22 juli 2013 voor het begrotingsjaar 2013 toegekende subsidies aan de vereniging zonder winstoogmerk (vzw) Monumentenwacht Vlaanderen met het oog op de financiële ondersteuning van de provinciale verenigingen Monumentenwacht Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen, die er de lokale afdelingen van vormen. Het Vlaamse Gewest blijft instaan voor de verdere vereffening van het deel van deze voor het begrotingsjaar 2013 toegekende subsidies dat dient voor de financiële ondersteuning van de eigen werking van de koepelorganisatie vzw Monumentenwacht Vlaanderen zoals bepaald in de resultaatsverbintenis 2013 van 5 december 2012;
  2° het op 1 januari 2014 nog niet vereffende deel van de, krachtens hoofdstuk 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 januari 2011 tot vaststelling van de algemene regels voor de erkenning en de subsidiëring van de landschapswerking van regionale landschappen, door het Vlaamse Gewest aan de Regionale Landschappen toegekende subsidies voor hun landschapswerking in 2013.
  De provincies nemen de rechten en verplichtingen over met betrekking tot de subsidies die voor het begrotingsjaar 2013 toegekend werden aan de provinciale verenigingen Monumentenwacht Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen en aan de Regionale Landschappen, vermeld in het eerste lid, waarvan het werkingsgebied zich bevindt op het grondgebied van de betrokken provincies.
  § 3. De begunstigde van de premies, vermeld in paragraaf 1, of van de subsidies, vermeld in paragraaf 2, blijft verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen en de voorwaarden die opgelegd werden voor het bekomen van deze premies en subsidies.
  § 4. De overname van de rechten en verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, door het Vlaamse Gewest of de betrokken provincie overeenkomstig onderhavig artikel is tegenstelbaar aan de begunstigden en derden door de bekendmaking van dit artikel in het Belgisch Staatsblad, zonder dat enige bijkomende vorm van publiciteit, betekening of goedkeuring vereist is.

HOOFDSTUK 16. - Vlaams Provinciefonds
Art.34. In artikel 3, § 2/2, van het decreet van 29 april 1991 betreffende het Vlaams Provinciefonds worden tussen de woorden "voor het begrotingsjaar 2013" en de woorden "niet aangepast" de woorden "en het begrotingsjaar 2014" ingevoegd.

Art.35. Aan artikel 3 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 2/4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 2/4. In afwijking van paragrafen 1, 2, 2/1, 2/2 en 2/3, bedraagt de dotatie voor het begrotingsjaar 2014 37.241.000 euro.".

Art.36. In hetzelfde decreet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 6/1. In afwijking van artikel 4, 5 en 6 bedragen de aandelen van de provincies in de dotatie voor het begrotingsjaar 2014 :
  1° 9.830.906 euro voor de provincie Antwerpen;
  2° 7.577.771 euro voor de provincie Vlaams-Brabant;
  3° 5.802.782 euro voor de provincie West-Vlaanderen;
  4° 7.598.613 euro voor de provincie Oost-Vlaanderen;
  5° 6.430.302 euro voor de provincie Limburg.
  Vanaf het begrotingsjaar 2015 worden de in het eerste lid, voor elke provincie vastgestelde bedragen jaarlijks aangepast met het in artikel 3, § 2, bedoelde evolutiepercentage.".

Art.37. Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.38. Artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 9. Vanaf het begrotingsjaar 2014 worden de aandelen van de provincies, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 6/1, voor het volledige bedrag aan de provincies betaald op het einde van de eerste maand van het eerste kwartaal.".

Art.39. Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.40. In artikel 14, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "samen met het eerste kwartaalvoorschot van het volgende jaar" vervangen door de woorden "samen met het aandeel voor 2015".

HOOFDSTUK 17. - Onderwijs
Afdeling 1. - Fonds [1 Departement Onderwijs en Vorming]1   ----------   (1)
Art.41.§ 1. Er wordt een begrotingsfonds Dienstverlening Onderwijscommunicatie opgericht, hierna genoemd `het fonds'.
  [1 In afwijking van het eerste lid, draagt het begrotingsfonds met ingang van 1 april 2014 de naam begrotingsfonds Departement Onderwijs en Vorming.]1
  § 2. Het fonds is een begrotingsfonds [3 als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]3.
  § 3. Het fonds wordt gespijsd door alle ontvangsten die voortvloeien uit :
  1° de publiciteit in, de abonnementen op en andere ontvangsten met betrekking tot het tijdschrift Klasse;
  2° communicatie-initiatieven;
  3° [2 projectsubsidies, verkregen door Vlaamse, Europese en/of (inter)nationale (co)financiering van projecten.]2
  § 4. [2 Het fonds wordt aangewend ter financiering van :
   1° de specifieke werkingskosten in verband met Onderwijscommunicatie, Klasse, Klascement en met inbegrip van projecten met Vlaamse, Europese of (inter)nationale (co)financiering;
   2° alle personeels- en werkingskosten die voortvloeien uit projecten met Vlaamse, Europese en/of (inter)nationale (co)financiering.]2.
  [4 3° projecten in het kader van klimaat;
   4° uitgaven in het kader van risicomanagement.]4
  § 5. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het fonds.
  ----------
  (1)<DVR 2014-12-19/A3, art. 4,2°, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (2)<DVR 2016-07-08/06, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (3)<DVR 2019-03-29/45, art. 160, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<DVR 2021-07-09/23, art. 31, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.42. Het saldo en de vastgestelde rechten vastgesteld op 31 december 2013 op het fonds voor Klasse, vermeld in artikel 47 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, wordt overgedragen naar het fonds Dienstverlening Onderwijscommunicatie, vermeld in het artikel 41 van dit decreet.

Art.43. Artikel 47 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 wordt opgeheven.

Afdeling 2. - Indexering studiecentra Open Hoger Onderwijs
Art.44.Aan [1 artikel III.72 van de Codex Hoger Onderwijs]1, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 3. Vanaf het begrotingsjaar 2014 wordt het bedrag van 632.000 euro, vermeld in paragraaf 2, geïndexeerd volgens de bepalingen, vermeld in [1 artikel III.5, § 9]1.".
  ----------
  (1)<DVR 2014-04-25/L8, art. VI.43, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 3. - Verlenging investeringen universiteiten
Art.45.[1 In artikel III.54, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs worden de woorden "voor de jaren 2011, 2012 en 2013" vervangen door de woorden "voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014".]1
  ----------
  (1)<DVR 2014-04-25/L8, art. VI.44, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 4. - Herschikking budgetten specifieke lerarenopleiding hogescholen
Art.46.In [1 artikel III.33, derde lid, van de Codex Hoger Onderwijs]1, wordt het bedrag "1.521.008" vervangen door het bedrag "1.362.083,04".
  ----------
  (1)<DVR 2014-04-25/L8, art. VI.45, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 5. - Herschikking budgetten specifieke lerarenopleiding universiteiten
Art.47.In [1 artikel III.32, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs]1, wordt het bedrag "4.335.507" vervangen door het bedrag "4.494.431,96".
  ----------
  (1)<DVR 2014-04-25/L8, art. VI.46, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 6. - Verdeling investeringsmiddelen hoger onderwijs en afschaffing College van algemeen directeurs van de hogescholen
Onderafdeling 1. - Universiteiten
Art.48.
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-25/L8, art. VI.47, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 2. - Hogescholen
Art.49.
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-25/L8, art. VI.48, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.50.
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-25/L8, art. VI.49, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 3. - Afschaffing College van algemeen directeurs van de hogescholen binnen EVA AGIOn
Art.51. Hoofdstuk VIII van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs" naar een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs", wordt opgeheven.

Afdeling 7. - Aanmoedigingsfonds voor beleidsspeerpunten
Art.52.
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-25/L8, art. VI.50, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.53.
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-25/L8, art. VI.51, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.54.
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-25/L8, art. VI.52, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 8. - Gewicht van de nautische wetenschappen
Art.55.
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-25/L8, art. VI.53, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 9. - Tijdsvenster Mobiliteit
Art.56.In [1 artikel III.22, § 2, van de Codex Hoger Onderwijs]1, worden in punt 4° tussen de woorden "zelfstandig academisch personeel" en "van" de woorden "over de jaren t-6 tot en met t-2" ingevoegd.
  ----------
  (1)<DVR 2014-04-25/L8, art. VI.54, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 10. - Vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten
Art.57. In deel II, titel III, hoofdstuk IV, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009, 1 juli 2011, 1 juni 2012, 21 december 2012 en 5 juli 2013, worden de opschriften "Afdeling I. Organisatie" en "Afdeling II. Langdurige projectsubsidies" opgeheven.

Art.58. In artikel 25 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt :
  "2° de vzw realiseert een aantal projecten die netoverschrijdend uitgevoerd worden. De projecten kaderen binnen de volgende vier speerpunten :
  a) zorgbreed en kansrijk onderwijs;
  b) versterken van digitaal leren;
  c) optimaliseren van levenslang en levensbreed leren;
  d) versterken van de taalvaardigheid en van het talenbeleid Nederlands en moderne vreemde talen.";
  2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt :
  "3° de vzw sluit driejaarlijks een subsidieovereenkomst af met de Vlaamse Regering waarin de te behalen resultaten door de gesubsidieerde projecten tot de realisatie van de strategische en operationele doelstellingen per speerpunt zoals vermeld in het punt 2° worden bepaald. In afwijking hiervan zal de eerste subsidieovereenkomst lopen van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015;";
  3° in punt 4° worden de woorden "Daartoe bezorgt de vzw aan die diensten jaarlijks en per project een financieel en inhoudelijk verslag." geschrapt.

Art.59. In artikel 26 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten ontvangt de vzw jaarlijks subsidies voor de projecten, vermeld in artikel 25, 2°.
  Het krediet wordt alleen ter beschikking gesteld als :
  - jaarlijks een actieplan wordt opgesteld, waarin per speerpunt de verdeling van de subsidie-enveloppe over de verschillende projecten en de planning van de projecten verduidelijkt wordt;
  - jaarlijks een activiteitenverslag, opgedeeld per speerpunt, en een financieel rapport worden opgesteld.
  De toekenning van het krediet wordt afhankelijk gesteld van de goedkeuring van die documenten door de minister bevoegd voor Onderwijs.
  Maximaal 10% van de toegekende subsidies kan worden gebruikt voor centrale beheerskosten en algemene exploitatiekosten.";
  2° in punt 3° van paragraaf 2 worden de woorden "artikel 25, 4° " vervangen door de woorden "paragraaf 1";
  3° in paragraaf 3 worden de woorden "Vanaf het begrotingsjaar 2013" vervangen door de woorden "Vanaf het begrotingsjaar 2014" en worden de woorden "voor het begrotingsjaar 2012, vermeld in paragraaf 1," opgeheven;
  4° in paragraaf 4 wordt het getal "25" vervangen door het getal "10".

Art.60. Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 18. - Slotbepalingen
Art. 61. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van :
  - artikel 3, dat in werking treedt met ingang van aanslagjaar 2014;
  - artikel 21, dat in werking treedt bij de inwerkingtreding van het decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.