Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 MAART 1976. - Decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. (NOTA : Opgeheven bij <DVR2013-07-12/44, art. 12.2.1, 2°; Inwerkingtreding : 01-01-2015 (BVR2014-05-16/42, art. 13.4.1)>)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-1992 en tekstbijwerking tot 23-10-2014)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg. (Opgeheven) <DVR 2006-03-10/61, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 4
HOOFDSTUK 4. - De bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Afdeling 1. - (De ontwerpen van lijst van de voor bescherming vatbare monumenten en stads- en dorpsgezichten.) <DVR 1995-02-22/39, art. 3; Inwerkingtreding : 05-04-1995>
Art. 5-6
Afdeling 2. - (...) besluit tot bescherming van een monument en stads- en dorpsgezicht. <DVR 2006-03-10/61, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 7-9
Afdeling 3. - Register van beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Art. 10
Afdeling 4. - Beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Art. 11-12
HOOFDSTUK 4/1 [1 - Inventaris van het bouwkundig erfgoed]1
Art. 12/1, 12/2
HOOFDSTUK 5. - Handhaving. <DVR 2003-11-21/43, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004>
Art. 13-15
HOOFDSTUK 6. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt de bescherming, de instandhouding, het onderhoud en het herstel van in het Nederlands taalgebied gelegen monumenten en stads- en dorpsgezichten.

Art.2. Dit decreet verstaat onder :
  1. (het agentschap : de entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met taken van beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed;) <DVR 2006-03-10/61, art. 3, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  2. monument : een onroerend goed, werk van de mens of van de natuur of van beide samen, dat van algemeen belang is omwille van zijn artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, (met inbegrip van de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen); <DVR 1998-12-08/49, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 05-02-1999>
  3. (stads- of dorpsgezicht :
  - een groepering van één of meer monumenten en/of onroerende goederen met omgevende bestanddelen, zoals onder meer beplantingen, omheiningen waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen, die vanwege haar artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde van algemeen belang is;
  - de directe, er onmiddellijk mee verbonden visuele omgeving van een monument, bepaald in 2° van dit artikel, die door haar beeldbepalend karakter de intrinsieke waarde van het monument tot zijn recht doet komen dan wel door haar fysische eigenschappen de instandhouding en het onderhoud van het monument kan waarborgen;) <DVR 1995-02-22/39, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 05-04-1995>
  4. voor bescherming vatbaar monument, stads- of dorpsgezicht : de onder 2 en 3 bedoelde monumenten en stads- of dorpsgezichten, die werden ingeschreven op de krachtens dit decreet daartoe aangelegde ontwerpen van lijst;
  5. beschermde monumenten en stads- of dorpsgezichten : de onder 2 en 3 bedoelde monumenten en stads- of dorpsgezichten, die (met behoud van de toepassing van de bepaling van artikel 16, § 2, tweede lid, overeenkomstig dit decreet) beschermd zijn; <DVR 2006-03-10/61, art. 3, 2°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  6. eigenaars en vruchtgebruikers : eigenaars en vruchtgebruikers volgens de gegevens van het kadaster.

HOOFDSTUK 2. - Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.
Art.3. <DVR 2006-03-10/61, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. Er wordt een Vlaamse adviescommissie voor het onroerend, het archeologisch en het varend erfgoed en voor de heraldiek opgericht onder de benaming " Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen ", hierna Koninklijke Commissie te noemen.
  De Koninklijke Commissie verstrekt adviezen :
  1° in de gevallen en rekening houdend met de termijn, bepaald in dit decreet en in het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, in het decreet van 21 december 1994 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de provincies en gemeenten, in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, in het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privépersonen en instellingen en in het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed;
  2° op verzoek van de Vlaamse Regering of van de strategische adviesraad, opgericht bij het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed, over een aangelegenheid die valt binnen het toepassingsgebied van voormelde decreten, binnen de door de aanvrager gestelde termijn;
  3° uit eigen beweging aan de Vlaamse Regering of aan de strategische adviesraad, vermeld in 2°, over elke aangelegenheid die valt binnen het toepassingsgebied van voormelde decreten of over de coördinatie van de onroerende erfgoedzorg met andere beleidsvelden.
  De adviezen aan de strategische adviesraad, vermeld in het tweede lid, 2° of 3°, worden tegelijkertijd bezorgd aan de Vlaamse Regering.
  § 2. De Koninklijke Commissie bestaat uit een centrale commissie en uit vijf provinciale commissies met corresponderende leden, die de centrale commissie bijstaan in haar werkzaamheden.
  De centrale commissie bestaat uit vijf afdelingen :
  1° een afdeling Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten;
  2° een afdeling Landschappen;
  3° een afdeling Archeologie;
  4° een afdeling Varend Erfgoed;
  5° een afdeling Heraldiek.
  § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de organisatie en de werking van de Koninklijke Commissie, rekening houdend met de onderscheiden afdelingen, vermeld in § 2, tweede lid.
  De Vlaamse Regering benoemt de voorzitter, vijf ondervoorzitters, de leden en de corresponderende leden. Ze zorgt voor het secretariaat van de centrale commissie en de vijf afdelingen en voor de nodige werkingsmiddelen.

HOOFDSTUK 3. - Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg. (Opgeheven)
Art.4. (Opgeheven) <DVR 2006-03-10/61, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

HOOFDSTUK 4. - De bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Afdeling 1. - (De ontwerpen van lijst van de voor bescherming vatbare monumenten en stads- en dorpsgezichten.)
Art.5.<DVR 1995-02-22/39, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 05-04-1995> § 1. De (Vlaamse Regering) stelt de ontwerpen van lijst van voor bescherming vatbare monumenten en stads- en dorpsgezichten vast. Deze ontwerpen van lijst vermelden de erfdienstbaarheden die met het oog op de bescherming, worden opgelegd. <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 2. De ontwerpen van lijst worden :
  1° (met een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs ter advies voorgelegd aan [1 het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed]1 en aan de gemeenten en provincies in kwestie. De adviezen worden binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post of van het ontvangstbewijs, uitgebracht. Zo niet worden ze geacht gunstig te zijn;) <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 2°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  2° bij de betrokken gemeentebesturen neergelegd voor het openen van een openbaar onderzoek en het opstellen van een proces-verbaal waarin de opmerkingen en bezwaren worden opgenomen. Bij voor bescherming vatbare stads- of dorpsgezichten wordt een bericht omtrent het openbaar onderzoek aangeplakt zoals aangeduid op het plan bij het ontwerp van lijst. Het openbaar onderzoek gaat in uiterlijk veertien dagen te rekenen vanaf de datum van de (neerlegging) en duurt dertig dagen. Tijdens het openbaar onderzoek ligt het ontwerp van lijst en het dossier dat een inhoudelijke beschrijving en evaluatie bevat, ter inzage bij de betrokken gemeente(n). Bij het verstrijken van de termijn wordt het openbaar onderzoek door de gemeente(n) afgesloten. Binnen vijftien dagen na het afsluiten zenden zij hun proces-verbaal over aan (het agentschap). <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 3°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  Bij ontstentenis van een binnen de voorgeschreven termijn geopend openbaar onderzoek kan de gouverneur van de betrokken provincie dit onderzoek organiseren. In dit geval gaat de termijn van het openbaar onderzoek in uiterlijk vijftien dagen te rekenen vanaf de datum van afgifte ter post van het bericht dienaangaande (...) en duurt dertig dagen; <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 3°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  3° bij ter post aangetekende brief betekend aan de eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers zoals bekend bij de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen op de datum van het ontwerp van lijst. Zij kunnen hun opmerkingen en bezwaren indienen bij (het agentschap) binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening. Gedurende deze termijn ligt het dossier ter inzage op (het agentschap); <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 4°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  4° bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
  § 3. De personen die overeenkomstig § 2, 3°, in kennis werden gesteld van het ontwerp van lijst, geven bij ter post aangetekende brief kennis aan de huurders of de bewoners van het ontwerp van lijst dat hun betekend werd, binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15 van dit decreet. In de betekening aan de in § 2, 3° bedoelde personen wordt deze verplichting vermeld.
  § 4. De personen die overeenkomstig § 2, 3°, in kennis werden gesteld van het ontwerp van lijst, geven bij ter post aangetekende brief kennis van de eventuele gewijzigde eigendomstoestand aan (het agentschap), binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening, op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15 van dit decreet. In de betekening aan de in § 2, 3°, bedoelde personen wordt deze verplichting vermeld. De nieuwe eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers worden op hun beurt betekend overeenkomstig § 2. <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 5°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 5. (...) <DVR 1999-05-18/33, art. 167, 007; Inwerkingtreding : 01-10-1999>
  § 6. Bij overdracht van een zakelijk recht van een op een ontwerp van lijst opgenomen monument of van een in een stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed, moet de instrumenterende ambtenaar verplicht (...) in de overdrachtsakte vermelden dat bedoeld onroerend goed opgenomen is op een ontwerp van lijst en deze overdracht meedelen aan (het agentschap). (...) <DVR 2003-11-21/43, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004> <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 6°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  (In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.) <DVR 2003-11-21/43, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004>
  § 7. Vanaf de betekening van het ontwerp van lijst zijn op de in het besluit vermelde onroerende goederen gedurende een termijn van maximaal twaalf maanden al de uitwerkselen van de bescherming voorlopig van toepassing. De termijn gaat in te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 2, 1°, vermelde voorlegging. Voor de personen bedoeld in § 2, 3°, zijn al de uitwerkselen van de bescherming voorlopig van toepassing vanaf hun betekening tot de datum waarop de eerder vermelde termijn afloopt. De rechtsgevolgen gelden voor elke andere natuurlijke of rechtspersoon vanaf de publikatie in het Belgisch Staatsblad tot de datum waarop de eerder vermelde termijn afloopt. Die termijn kan, bij gemotiveerde beslissing van de regering, eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
  § 8. De (Vlaamse Regering) kan, de Koninklijke Commissie gehoord, monumenten en stads- en dorpsgezichten van de ontwerpen van lijst schrappen. <DVR 2006-03-10/61, art. 6, 7°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  [2 Wanneer de schrapping kadert in het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wordt de Koninklijke Commissie niet gehoord]2
  ----------
  (1)<DVR 2012-05-11/04, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 16-06-2012>
  (2)<DVR 2014-04-25/I8, art. 47, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2015 (BVR 2014-12-12/11, art. 49,1°)>

Art.6. <DVR 2003-11-21/43, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004> De door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren hebben voor het onderzoek naar de waarden tot bescherming toegang tot de monumenten, stads- en dorpsgezichten, die op een ontwerp van lijst voorkomen, met uitzondering van de woningen en beroeps- en bedrijfslokalen. Het proces-verbaal van beschrijving dat wordt opgemaakt, heeft bewijskracht tot het tegendeel bewezen is.
  De leden van de Koninklijke Commissie hebben eveneens, voor het onderzoek naar de waarden tot bescherming toegang tot de monumenten, stads- en dorpsgezichten, die op een ontwerp van lijst voorkomen, met uitzondering van de woningen en beroeps- en bedrijfslokalen.

Afdeling 2. - (...) besluit tot bescherming van een monument en stads- en dorpsgezicht.
Art.7. <DVR 1995-02-22/39, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 05-04-1995> De (Vlaamse Regering), de Koninklijke Commissie gehoord, stelt het besluit tot definitieve bescherming van de op de ontwerp van lijst voorkomende monumenten en stads- en dorpsgezichten vast. Het besluit wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het besluit vermeldt de algemene en eventueel specifieke voorschriften inzake instandhouding en onderhoud. De inschrijving op de ontwerpen van lijst vervalt van rechtswege indien de besluiten niet zijn genomen binnen de in artikel 5, § 7, bepaalde termijn. <DVR 2006-03-10/61, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Art.8. <DVR 1995-02-22/39, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 05-04-1995> § 1. Het besluit houdende bescherming als monument en/of stads- of dorpsgezicht wordt betekend aan de eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers zoals bekend bij de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen op de datum van het besluit.
  § 2. Het besluit tot bescherming van een stads- of dorpsgezicht bevat als bijlage een plan met de nauwkeurige aflijning van het beschermde gebied. Het vermeldt de bijzondere beperkingen die met het oog op de vrijwaring van de wezenlijke kenmerken van het beschermde monument, stads- of dorpsgezicht aan het eigendomsrecht worden gesteld.
  § 3. De personen die conform § 1 van dit artikel, in kennis werden gesteld van het besluit, geven bij ter post aangetekende brief kennis aan de huurders of de bewoners van het besluit dat hun betekend werd, binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15.
  § 4. De personen, die conform § 1 van dit artikel, in kennis werden gesteld van het besluit, geven bij ter post aangetekende brief kennis van de eventuele gewijzigde eigendomstoestand aan (het agentschap), binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening, op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15. <DVR 2006-03-10/61, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Art.9.Het (...) besluit waarbij het monument of stads- of dorpsgezicht in bescherming wordt genomen, heeft verordenende kracht. Er mag alleen worden van afgeweken in de door dit decreet bepaalde gevallen en vormen. <DVR 2006-03-10/61, art. 10, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  De (Vlaamse Regering) besluit, de Koninklijke Commissie gehoord, tot het opheffen of wijzigen van het (besluit) tot bescherming van een monument of stads- of dorpsgezicht. <DVR 2006-03-10/61, art. 10, 2°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  [1 Wanneer de opheffing of wijziging kadert in het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wordt de Koninklijke Commissie niet gehoord.]1
  ----------
  (1)<DVR 2014-04-25/I8, art. 48, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2015 (BVR 2014-12-12/11, art. 49,1°)>

Afdeling 3. - Register van beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Art.10. § 1. (Het Agentschap) houdt voor elke gemeente een register bij van beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten. De Minister stelt de inrichting van het register vast. <DVR 2006-03-10/61, art. 11, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 2. Afschriften van het register berusten voor kosteloze inzage bij (het agentschap), het provinciebestuur, het gemeentebestuur, (...), elk voor hun ambtsgebied. Eenieder kan zich op zijn kosten uittreksels uit het register doen verstrekken. <DVR 1995-02-22/39, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-04-1995> <DVR 2006-03-10/61, art. 11, 2°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  § 3. De bij (...) besluit beschermde monumenten komen in aanmerking voor het aanbrengen van een herkenningsteken. <DVR 2006-03-10/61, art. 11, 3°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  De (Vlaamse Regering) bepaalt, de Koninklijke Commissie gehoord, het model van dit herkenningsteken. <DVR 2006-03-10/61, art. 11, 3°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Afdeling 4. - Beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Art.11.§ 1. De eigenaars en vruchtgebruikers van een beschermd monument of van een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed, zijn ertoe gehouden, door de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken, het in goede staat te behouden en het niet te ontsieren, te beschadigen of te vernielen.
  § 2. (...) <DVR 1999-05-18/33, art. 167, 007; Inwerkingtreding : 01-10-1999>
  § 3. (...) <DVR 1999-05-18/33, art. 167, 007; Inwerkingtreding : 01-10-1999>
  § 4. (Werken kunnen niet worden aangevat zonder voorafgaande machtiging.
  [1 Indien voor de werken betreffende beschermde monumenten geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, wordt de machtiging verleend door het agentschap.
   Werken betreffende niet als monument beschermde constructies binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht waarvoor geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, worden gemeld aan het college van burgemeester en schepenen. Deze melding wordt in voorkomend geval geïntegreerd in [4 de melding voor stedenbouwkundige handelingen, vermeld in artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening]4. De werken mogen worden aangevat vanaf de twintigste dag na de datum van de melding, behoudens indien het college van burgemeester en schepenen aan de aanmelder voordien een schrijven betekent waarin geoordeeld wordt dat de aangemelde werken van aard zijn om de wezenlijke eigenschappen van het beschermde geheel te verstoren. In dat geval kunnen de werken slechts worden aangevat nadat het agentschap zijn machtiging heeft verleend. De melding en het eventuele schrijven van het college van burgemeester en schepenen geschieden per beveiligde zending, te weten een aangetekend schrijven, een afgifte tegen ontvangstbewijs of enige andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
   Indien voor de werken betreffende beschermde monumenten of niet als monument beschermde constructies binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, wordt de machtiging verleend in de [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4. Het advies van het agentschap aan het vergunningverlenende bestuursorgaan vermeldt in dat geval op bindende wijze of dat bestuursorgaan de machtiging al dan niet mag verlenen.
   De Vlaamse Regering wijst de werken aan die onder de toepassing van deze paragraaf vallen. Zij bepaalt de inwerkingtreding van de meldingsprocedure, vermeld in het derde lid. Tot die inwerkingtredingsdatum wordt voor de werken, vermeld in het derde lid, rechtstreeks een machtiging bij het agentschap aangevraagd. De Vlaamse Regering kan nadere formele regelen bepalen voor de toepassing van de meldingsprocedure, vermeld in het derde lid.]1
  [1 § 4/1. Indien het agentschap de aanvraag voor een machtiging voor machtigingsplichtige werken waarvoor geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, afwijst, dan kan de aanvrager een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering.
   De Vlaamse Regering wint over het beroepschrift het advies in van een door haar samengestelde expertencommissie, die bestaat uit één vaste voorzitter-jurist, twee vaste experten op het vlak van het onroerend erfgoed en twee commissieleden die worden aangewezen in functie van de aard van het betrokken onroerend erfgoed en/of de aard van de betrokken werken. De hoedanigheid van commissielid is onverenigbaar met het lidmaatschap van een wetgevende vergadering, een provincieraad, een gemeenteraad, een districtsraad of een raad van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
   De Vlaamse Regering neemt op grond van het advies van de expertencommissie een beslissing over het beroepschrift. Zij onderzoekt de zaak in haar volledigheid en besluit tot de toekenning of tot de weigering van de machtiging.
   De Vlaamse Regering regelt de inwerkingtreding van de procedure, vermeld in deze paragraaf. Zij neemt alle besluiten die nodig zijn voor de operationalisering ervan.
   § 4/2. Indien de deputatie zich dient uit te spreken over een administratief beroep tegen een beslissing houdende de toekenning of de weigering van een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4, dan wint zij het advies in van de expertencommissie, vermeld in § 4/1, tweede lid, indien het beroepschrift middelen opwerpt tegen het advies van het agentschap, vermeld in § 4, vierde lid.
   De deputatie kan in haar beroepsbeslissing een beslissing nemen over de toekenning of de weigering van de machtiging, in zoverre zij op dat punt het advies van de expertencommissie overneemt.
   De proceduretermijnen die [4 door het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]4 worden bepaald voor de behandeling van beroepsdossiers door de deputatie, worden geschorst vanaf de betekening van de adviesvraag aan de expertencommisie tot en met de betekening van het advies van de expertencommissie aan de deputatie.
   De Vlaamse Regering regelt de inwerkingtreding van de procedure, vermeld in deze paragraaf. Zij neemt alle besluiten die nodig zijn voor de operationalisering ervan.
   § 4/3. De Raad voor vergunningsbetwistingen kan bij het behandelen van jurisdictionele beroepen over beslissingen houdende de toekenning of de weigering van een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 het niet-bindend advies inwinnen van de expertencommissie, vermeld in § 4/1, tweede lid, in zoverre het verzoekschrift middelen opwerpt inzake de toekenning of de weigering van een machtiging.]1
  § 5. De Vlaamse regering stelt algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud vast.) <DVR 2003-11-21/43, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004>
  § 6. Bij overdracht van een beschermd monument of van een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed moet de instrumenterende ambtenaar verplicht (...) in de overdrachtsakte vermelden dat bedoeld monument of onroerend goed beschermd is. (NOTA van Justel : het DVR 2003-11-21/43, art. 4, beschikt dat de tweede volzin van het onderhavig lid geschrapt is. Het onderhavig lid, zoals door Justel bijgewerkt, bevat geen tweede volzin. Misschien diende de "aan § 6" door DVR 1995-02-22/39, art. 9, 3° toegevoegde volzin in feite aan het eerste lid van § 6 toegevoegd te worden en dient deze volzin nu geschrapt te worden.) <DVE 2003-11-21/43, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004>
  (De instrumenterende ambtenaar deelt deze overdracht mee aan (het agentschap).) (NOTA van Justel : de tweede volzin van het onderhavig lid werd door DVR 1995-02-22/39, art. 9, 3° "aan § 6" toegevoegd en werd ten tijde door Justel als tweede volzin van het tweede lid geplaatst, ofschoon deze volzin slecht met deze context overeenstemt. In plaats van "§ 6" diende misschien "§ 6, lid 1" gelezen te worden, want het DVR 2003-11-21/43, art. 4, beschikt dat de tweede volzin van lid 1 geschrapt wordt, terwijl dit eerste lid, zoals door Justel bijgewerkt, geen tweede lid bevat. In dat geval dient de tweede volzin van onderhavig lid 2 geschrapt te worden.) <DVR 1995-02-22/39, art. 9, 3°, 003; Inwerkingtreding : 05-04-1995> <DVR 2003-11-21/43, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004> <DVR 2006-03-10/61, art. 12, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  (In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.) <DVR 2003-11-21/43, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004>
  § 7. (...) <DVR 1995-02-22/39, art. 9, 4°, 003; Inwerkingtreding : 05-04-1995>
  § 8. (Wanneer werken van instandhouding of herstel nodig zijn om de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde van een beschermd monument te bewaren, verlenen het Vlaamse Gewest, [3 ...]3 en de betrokken gemeente hun bijdrage in de kosten van die werken, onder de voorwaarden en in de verhoudingen die de Vlaamse Executieve vaststelt.
  [2 Het Vlaamse Gewest kan via meerjarige subsidiëringsovereenkomsten een bijdrage leveren in de kosten van langdurige en grote werken, onder de voorwaarden, bepaald krachtens het eerste lid. De kredieten die binnen een meerjarige subsidiëringsovereenkomst worden ingezet, worden vastgelegd op jaarbasis.]2
  (§ 9. Binnen de kredieten die hiervoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap zijn uitgetrokken, kan voor de onderhoudswerken waarvan de noodzaak bewezen is, een financiële bijdrage worden verleend aan de eigenaar, houder van zakelijke rechten of huurder die opdrachtgever is en de kosten ervan draagt onder de voorwaarden en in de verhoudingen die de Vlaamse regering vaststelt.
  Het Vlaamse Gewest kan in de vorm van onderhoudsenveloppes een bijdrage leveren in de kosten voor de uitvoering van meerjarenonderhoudsplannen onder de voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt.
  Voor de toepassing van dit decreet worden beschouwd als onderhoudswerken :
  1° werkzaamheden die de Vlaamse regering als zodanig beschouwt met het oog op duurzaam behoud, op het voorkomen van verval en de dringende instandhouding van beschermde monumenten;
  2° werkzaamheden aan kenmerkende erfgoedelementen die niet als monument zijn beschermd in beschermde stads- en dorpsgezichten;
  3° onderhoudsbevorderend gebruik van als monument beschermd erfgoed;
  4° werkzaamheden voor de herwaardering van bijzondere erfgoedkenmerken van beschermde stads- en dorpsgezichten, die er de eigenheid van bepalen, met inbegrip van het opstellen van een herwaarderingsplan;
  5° werkzaamheden aan kleinere onroerende erfgoedelementen; dat zijn onroerende goederen die kleinere culturele erfgoedelementen vormen, al dan niet gelegen zijn in een beschermd landschap of beschermd stads- of dorpsgezicht, die al dan niet deel uitmaken van een niet als monument beschermd groter onroerend goed en die waardevol zijn vanuit artistiek, landschappelijk, historisch, wetenschappelijk, industrieel-archeologisch, volkskundig of ander sociaal-cultureel oogpunt.) <DVR 2003-11-21/43, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004>
  (§ 10. Met ingang van 1994 stelt de Vlaamse regering de voorwaarden vast voor het toekennen van een Vlaamse Monumentenprijs.) <DVR 2003-11-21/43, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004>
  § 11. [1 Indien het Vlaamse Gewest respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap vanuit diverse functionele begrotingen bijdragen levert in de kosten voor langdurige en grote renovatiewerken, vermeld in § 8, en/of langdurige en grote onderhoudswerken, vermeld in § 9, dan kan vanuit de functionele begroting inzake onroerend erfgoed een bijzondere renovatie- en/of onderhoudsbijdrage worden toegekend. Die bijdrage wordt toegekend op grond van jaarlijks vastgelegde kredieten en in het kader van een meerjarig samenwerkingsprotocol, gesloten tussen de betrokken diensten van de Vlaamse overheid.]1
  ----------
  (1)<DVR 2009-03-27/61, art. 98, 1°, 2°, 4°, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DVR 2009-03-27/61, art. 98, 3°, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1976>
  (3)<DVR 2013-12-20/08, art. 31, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<DVR 2014-04-25/M4, art. 123, 015; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.12. <DVR 2006-03-10/61, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Nieuwe erfdienstbaarheden van openbaar nut kunnen alleen bij beslissing van de Vlaamse Regering op een beschermd monument of op een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed worden gevestigd.

HOOFDSTUK 4/1 [1 - Inventaris van het bouwkundig erfgoed]1   ----------   (1)
Art. 12/1. [1 De Vlaamse Regering stelt een inventaris van het bouwkundig erfgoed vast onder de vorm van een systematische oplijsting per gemeente, waarbij per opgenomen constructie of gezicht een beknopte wetenschappelijke beschrijving wordt gevoegd.
   De inventaris wordt beschikbaar gesteld in boekvorm of in een beveiligd gedigitaliseerd bestand.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2009-03-27/61, art. 99, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 12/2.[1 § 1. Een [2 omgevingsvergunning voor het slopen]2 van als bouwkundig erfgoed geïnventariseerde constructies kan slechts worden afgeleverd na een algemene onroerenderfgoedtoets, in zoverre de constructie niet reeds is opgenomen in de databank van het beschermd erfgoed.
   De algemene onroerenderfgoedtoets sorteert de gevolgen als omschreven in [2 artikel 4.3.3 en 4.3.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening]2. De toets is onderworpen aan de algemene procedurevoorschriften en termijnregelingen die gelden voor de binnen de [2 omgevingsvergunningsprocedure]2 verplicht in te winnen adviezen.
   De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen betreffende de algemene onroerenderfgoedtoets.
   § 2. De bepaling van § 1 heeft eerst uitwerking ten aanzien van sloopaanvragen die vanaf de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in § 1, derde lid, betekend worden bij het vergunningverlenend bestuursorgaan, oordelend in eerste administratieve aanleg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2009-03-27/61, art. 99, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DVR 2014-04-25/M4, art. 124, 015; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

HOOFDSTUK 5. - Handhaving.
Art.13. <DVR 2003-11-21/43, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004> § 1. Volgende personen worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en een geldboete van 26 tot 10.000 euro of met één van die straffen :
  1° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de bepalingen van het besluit dat overeenkomstig artikel 5, § 1, of artikel 7 van dit decreet is genomen;
  2° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud, die overeenkomstig artikel 11, § 5, door de Vlaamse regering worden vastgesteld;
  3° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die verzuimt de overeenkomstig artikelen 5, § 7, en 11, § 1, bepaalde voorschriften na te leven;
  4° éénieder, met inbegrip van de gebruiker en de persoon die dieren onder zijn hoede heeft, die een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of een goed, gelegen in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht, ontsiert, beschadigt of vernielt;
  5° éénieder die zonder de in artikel 11, § 4, voorgeschreven machtiging, of in strijd met bij zodanige machtiging gestelde voorwaarden, werken uitvoert of handelingen stelt aan een beschermd monument of aan een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed;
  6° éénieder die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging of een beschikking in kort geding;
  7° de instrumenterende ambtenaar die verzuimt, bij overdracht van een monument dat op een ontwerp van lijst is opgenomen of van een beschermd monument, of bij overdracht van een onroerend goed gelegen in een op een ontwerp van lijst opgenomen stads- of dorpsgezicht of beschermd stads- of dorpsgezicht, in de overdrachtsakte te vermelden dat genoemd monument of onroerend goed in een ontwerp van lijst is opgenomen of beschermd werd, en/of verzuimt in de overdrachtsakte te vermelden dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd;
  8° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die nalaat de mededeling aan de huurders of bewoners, pachters of gebruikers te doen overeenkomstig artikelen 5, § 3, en 8, § 3, van dit decreet, of die nalaat (het agentschap) op de hoogte te brengen overeenkomstig artikelen 5, § 4, en 8, § 4, van dit decreet; <DVR 2006-03-10/61, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  9° de betrokkene die nalaat de herstelmaatregelen vermeld in de in § 1, 7°, bedoelde overdrachtsakte uit te voeren.
  § 2. De in § 1 bedoelde straffen bestaan minimaal uit een gevangenisstraf van vijftien dagen en een geldboete van 50 euro of één van deze straffen alleen :
  1° indien de misdrijven bedoeld in § 1, gepleegd worden door instrumenterende ambtenaren, vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen of door personen die bij die verrichtingen als tussenpersonen optreden, bij de uitoefening van hun beroep;
  2° indien een nieuwe overtreding wordt begaan binnen de twee jaar na een vorig vonnis of arrest dat een veroordeling bevat wegens één van de bedoelde misdrijven en kracht van gewijsde heeft verkregen.
  § 3. De rechtspersonen die de in artikel 13, § 1, bedoelde misdrijven begaan, worden gestraft met één of meer van de volgende straffen :
  1° geldboete van 26 euro tot 10.000 euro;
  2° bijzondere verbeurdverklaring; de bijzondere verbeurdverklaring uitgesproken ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag;
  3° bekendmaking of verspreiding van de beslissing;
  4° sluiting van één of meer inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;
  5° verbod een werkzaamheid te verrichten die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel, met uitzondering van werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;
  6° ontbinding, die evenwel niet kan worden uitgesproken tegen publiekrechtelijke rechtspersonen. ".

Art.14. <DVR 2003-11-21/43, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004> § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeesters en de agenten en officieren van gerechtelijke politie, zijn de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen, die bij of krachtens dit decreet zijn opgelegd, op te sporen en vast te stellen. Hun vaststellingen worden vastgelegd bij proces-verbaal dat bewijskracht heeft tot het tegendeel bewezen is.
  De overtreder wordt binnen vijftien dagen van het proces-verbaal op de hoogte gebracht via een aangetekende brief met ontvangstbewijs.
  Om de in dit decreet omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal, krijgen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
  § 2. De genoemde personen mogen bij de uitoefening van hun ambt op elk ogenblik van de dag of nacht, zonder voorafgaande waarschuwing, vrij binnengaan in alle onroerende goederen die voor bescherming vatbaar en beschermd zijn.
  Tot de ruimten die als woning dienen en in beroeps- en bedrijfslokalen, hebben zij enkel toegang tussen acht uur 's morgens en achttien uur 's avonds, met machtiging van de onderzoeksrechter.
  § 3. Indien de verboden werken of handelingen uitgevoerd worden en de overtreder zich ter plaatse bevindt, kunnen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, mondeling bevelen om werken stil te leggen of handelingen te staken die in overtreding zijn met bepalingen van dit decreet.
  Het schriftelijk bevel wordt aan de overtreder ter ondertekening voor ontvangst voorgelegd in twee exemplaren, waarvan één voor de verbalisant. Indien de overtreder weigert te tekenen, wordt het motief voor de weigering en, eventueel de weigering zich te rechtvaardigen, in het proces-verbaal opgenomen.
  Zo nodig doen de ambtenaren een beroep op de gewapende macht.
  Indien de genoemde ambtenaren ter plaatse niemand aantreffen, dan brengen zij ter plaatse het schriftelijk bevel tot onmiddellijke staking van de werken op een zichtbare plaats aan.
  Het bevel om de werken stil te leggen of de handelingen te staken, wordt in het proces-verbaal vermeld.
  De betrokkene kan in kort geding de opheffing van de maatregel vorderen tegen het Vlaamse Gewest. De vordering wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan het werk of de handelingen werden uitgevoerd. Boek II, Titel VI van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en de behandeling van de vordering.
  § 4. De ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, kunnen overgaan tot het leggen der zegels en de inbeslagname van werk- en voertuigen, om het bevel tot stillegging van de werken of tot staking van de handelingen, of, in voorkomend geval, de beschikking in kort geding onmiddellijk te kunnen toepassen.
  § 5. a) Onverminderd de bepalingen van artikel 13, wordt een administratieve geldboete van 5.000 euro opgelegd aan de persoon die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging.
  b) De administratieve geldboete wordt opgelegd door de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren.
  De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst.
  De Vlaamse regering stelt hieromtrent de nadere regels vast.
  c) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering beslissen over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de in § 5, a), bedoelde geldboeten.
  Het verzoek schorst de bestreden beslissing.
  d) De in § 5, c), bedoelde verzoeken worden binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 5, b), tweede lid, bedoelde aangetekende brief, gericht aan de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren.
  De in het vorige lid bedoelde ambtenaren kunnen de verzoeker horen indien deze daarom verzoekt in de aangetekende brief waarmee hij zijn gemotiveerd verzoek tot kwijtschelding, vermindering of uitstel heeft ingediend. De verzoeker kan zich laten bijstaan door een advocaat of door een ander persoon naar keuze.
  e) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering nemen een beslissing binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van het in § 5, d), bedoelde verzoek.
  De beslissing van de bevoegde ambtenaren wordt bij aangetekende brief, met bericht van ontvangst, ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift.
  Bij een met redenen omkleed aangetekend schrijven, gericht aan de indiener van het verzoek, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met 30 dagen.
  f) Indien de beslissing niet is verzonden binnen de in § 5, e), gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.
  g) De administratieve geldboete moet worden betaald binnen 60 dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing.
  h) De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop zij is ontstaan.
  De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
  § 6. a) Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren, wordt door de met de invordering belaste ambtenaar een dwangbevel uitgevaardigd.
  Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar.
  b) De betekening van het dwangbevel gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven.
  c) Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. Bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag.
  d) Binnen een termijn van 30 dagen na de betekening van het dwangbevel kan de betrokkene bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet doen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van het arrondissement van de plaats waar de goederen gelegen zijn.
  Dit verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.

Art.15. <DVR 2003-11-21/43, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 04-03-2004> § 1. Onverminderd de straf en de eventuele schadeloosstelling, beveelt de rechtbank, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen.
  De rechtbank bepaalt, na overweging van de voorgestelde termijn in de herstelvordering, voor de uitvoering van de herstelmaatregelen een termijn van maximaal drie jaar. Na het verstrijken van die termijn, kan de rechtbank, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, een dwangsom per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregel bepalen.
  De herstelvordering wordt door de ambtenaren aangewezen door de Vlaamse regering, in naam van het Vlaamse Gewest, bij het parket ingeleid door een gewone brief. De vordering vermeldt minstens de geldende voorschriften en een omschrijving van de toestand die aan het misdrijf voorafging en de termijn binnen dewelke het herstel in de oorspronkelijke staat dient te gebeuren.
  De door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren brengen het proces-verbaal met herstelvordering eveneens ter kennis van de stedenbouwkundig inspecteur.
  § 2. De overtreder brengt de Vlaamse regering onmiddellijk op de hoogte via een aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs, indien hij de opgelegde herstelmaatregel vrijwillig heeft uitgevoerd. Daarop maakt de ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen onmiddellijk na controle ter plaatse een proces-verbaal van vaststelling op.
  De ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen, zendt een afschrift van het proces-verbaal van vaststelling aan de overtreder. Behoudens bewijs van het tegendeel, geldt enkel het proces-verbaal van vaststelling als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel.
  § 3. Als de plaats niet binnen de termijn die door de rechtbank werd gesteld in de vorige staat wordt hersteld, beveelt het vonnis of arrest dat de Vlaamse regering of de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren ambtshalve voor de uitvoering ervan moeten zorgen.
  De overheid of de particulier die het vonnis of arrest uitvoert, is gerechtigd om de materialen en voorwerpen, afkomstig van de herstelling van de plaats of van de staking van het strijdig gebruik, die door de Vlaamse regering als niet-historisch worden aangeduid, te verkopen en te verwijderen.
  De overtreder die in gebreke blijft, is verplicht alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der materialen en voorwerpen, te vergoeden op vertoon van een staat, opgesteld door de overheid of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank.
  § 4. De dagvaarding voor de correctionele rechtbank of het exploot tot inleiding van het geding is pas ontvankelijk na overschrijving op het hypotheekkantoor, bevoegd voor de plaats waar de onroerende goederen gelegen zijn.
  Iedere in de zaak gewezen beslissing is tegenstelbaar aan derden-verkrijgers, van wie de titel van eigendomsverkrijging niet was overgeschreven vóór de in het eerste lid bedoelde overschrijving.
  De dagvaarding of het exploot vermeldt de kadastrale omschrijving van het onroerend goed dat het voorwerp is van het misdrijf, en identificeert de eigenaar ervan, in de vorm en onder de sanctie, voorgeschreven door de wetgeving inzake de hypotheken.
  Iedere in de zaak gewezen eindbeslissing wordt op de kant van de overschrijving van de in het eerste lid bedoelde dagvaarding of exploot ingeschreven, conform artikel 84 van de Hypotheekwet.
  Hetzelfde geldt voor het proces-verbaal waarbij wordt vastgesteld dat het vonnis is uitgevoerd.
  Als openbare besturen of derden wegens het in gebreke blijven van de veroordeelde gedwongen zijn om het vonnis uit te voeren, wordt de schuldvordering die daar voor hun rekening uit voortvloeit, gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die ingeschreven, vernieuwd, verminderd of geheel of gedeeltelijk doorgehaald wordt overeenkomstig de bepalingen in hoofdstukken IV en V van de Hypotheekwet.
  Die waarborg dekt ook de schuldvordering ten gevolge van de kosten van de hypothecaire formaliteiten, die door hen zijn voorgeschoten en die ten laste komen van de veroordeelde.

HOOFDSTUK 6. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art.16. § 1. De wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, gewijzigd bij decreet van 13 juli 1972, wordt voor de in het Nederlandse taalgebied gelegen monumenten en stads- en dorpsgezichten, opgeheven, met uitzondering van de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste lid, 5 tot 11, en 16 tot 20.
  § 2. De onder het stelsel van de wet van 7 augustus 1931, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 1972, begonnen procedures tot erkenning als beschermd monument, worden voortgezet overeenkomstig bedoelde wet.
  De rangschikkingsbesluiten genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931, gewijzigd bij decreet van 13 juli 1972, behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven. Ten aanzien van deze erkenningsbesluiten gelden al de gevolgen die dit decreet verbindt aan de (...) besluiten tot bescherming. <DVR 2006-03-10/61, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  De bepalingen van dit decreet treden in werking op de door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 1976.

Art. 17. (Opgeheven) <DVR 1999-05-18/33, art. 167, 007; Inwerkingtreding : 01-10-1999>eerd op 22 oktober 1996). <BVR 1996-10-22/39, art. 6, § 3, 005; Inwerkingtreding : 25-03-1997>