Details





Titel:

14 JUNI 2012. - Ordonnantie betreffende afvalstoffen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-06-2012 en tekstbijwerking tot 25-04-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 3
Afdeling 2. - Doel en toepassingsgebied
Art. 4-5
Afdeling 3. - Algemene principes
Onderafdeling 1. - Afvalhiërarchie
Art. 6
Onderafdeling 2. - Beginselen van zelfvoorziening en nabijheid
Art. 7
Afdeling 4. - Kwalificatiecriteria
Onderafdeling 1. - Bijproducten
Art. 8
Onderafdeling 2. - Einde-afvalfase
Art. 9
Onderafdeling 3. - Lijst van afvalstoffen
Art. 10
HOOFDSTUK 3. - Planning van de preventie en het beheer van afvalstoffen
Afdeling 1. - Inhoud
Art. 11-13
Afdeling 2. - Procedure
Art. 14-15
HOOFDSTUK 4. - Bepalingen betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 16
Afdeling 2. - Bepalingen betreffende het beheer
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende het beheer
Art. 17-19
Art. 19 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 20
Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen betreffende hergebruik, voorbereiding van hergebruik en recycling
Art. 21-22
HOOFDSTUK 5. - Verantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van producten
Afdeling 1. - Materiële verantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen
Art. 23
Afdeling 2. - Financiële verantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen
Art. 24, 24/1, 25
Afdeling 3. - Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van producten
Art. 26, 26/1
HOOFDSTUK 6. - Bepalingen eigen aan bepaalde categorieën van afvalstoffen en bepaalde handelingen betreffende afvalstoffen
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 27
Afdeling 2. - Bepalingen eigen aan bepaalde categorieën van afvalstoffen
Onderafdeling 1. - Gevaarlijke afvalstoffen
Art. 28-32
Onderafdeling 2. - Afgewerkte olie
Art. 33
Onderafdeling 3. - Bioafval
Art. 34
Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan bepaalde handelingen betreffende afvalstoffen
Art. 35-36
HOOFDSTUK 7. - Milieuvergunning, aangifte, erkenning, registratie
Art. 37-39
HOOFDSTUK 8. - Belastingen op het verbranden van afvalstoffen
Art. 40-44
HOOFDSTUK 9. - Toezicht en sancties
Afdeling 1. - Register en traceerbaarheidsdocument
Art. 45-46
Afdeling 2. - Opsporing en vaststelling van de misdrijven
Art. 47
Afdeling 3. - Strafrechtelijke sancties
Art. 48-55
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Afdeling 1. - Omzetting en uitvoering van de uit internationale verdragen voortvloeiende bepalingen
Art. 56
Afdeling 2. - Informatie en kennisgeving
Art. 57-59
Afdeling 3. - Wijzigingsbepalingen
Art. 60-71
Afdeling 4. - Opheffingsbepalingen
Art. 72-73
BIJLAGEN.
Art. N1-N6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1984013301  1986027337  1990028083  1991031085  1991031256  1992031015  1994031489  1997031238  1999031155  2004031136 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld bij artikel 39 van de Grondwet.

Art.2. Deze ordonnantie zet Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot opheffing van een aantal Richtlijn en om.
  Deze ordonnantie zet, in haar toepassingsgebied, Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht om.

HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art.3.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder :
  1° " afvalstof " : elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
  2° " gevaarlijke afvalstof " : een afvalstof die een of meer van de in bijlage 3 genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit;
  [2 2/1° " niet-gevaarlijke afvalstof " : een afvalstof die niet onder 2° valt ;]2
  3° " afgewerkte olie " : alle soorten minerale of synthetische smeerolie of industriële olie die ongeschikt is geworden voor het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk bestemd was, zoals gebruikte olie van verbrandingsmotoren en versnellingsbakken, alsmede smeerolie, olie voor turbines en hydraulische oliën;
  4° " bioafval " : biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval [2 van huishoudens, kantoren, restaurants, groothandel, kantines]2, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;
  [2 4/1° " levensmiddelenafval " : alle levensmiddelen als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad die afvalstoffen zijn geworden ;]2
  [2 4/2° " bouw- en sloopafval " : afvalstoffen die geproduceerd worden door bouw- en sloopwerkzaamheden ;]2
  5° " huishoudelijke afvalstoffen " : afvalstoffen die afkomstig zijn van normale huishoudelijke activiteiten;
  6° [2 " stedelijk afval " :
   a) gemengd afval en gescheiden ingezameld afval van huishoudens, met inbegrip van papier en karton, glas, metaal, plastic, bioafval, hout, textiel, verpakking, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afgedankte batterijen en accu's, en grofvuil, met inbegrip van matrassen en meubels ;
   b) gemengd afval en gescheiden ingezameld afval uit andere bronnen indien dat afval in aard en samenstelling vergelijkbaar is met afval van huishoudens.
   Stedelijk afval omvat niet afval van productie, landbouw, bosbouw, visserij, septische tanks en het riolerings- en zuiveringsstelsel, met inbegrip van zuiveringsslib, afgedankte voertuigen of bouw- en sloopafval.
   Deze definitie doet geen afbreuk aan de toewijzing van verantwoordelijkheden voor afvalbeheer tussen publieke en private actoren ;]2
  7° " afvalstoffenproducent " : eenieder wiens activiteiten afvalstoffen voortbrengen (eerste producent) of eenieder die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht die leiden tot een wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen;
  8° " afvalstoffenhouder " : de afvalstoffen-producent dan wel de persoon die de afvalstoffen in zijn bezit heeft;
  9° " handelaar " : iedere onderneming die als verantwoordelijke optreedt bij het aankopen en vervolgens verkopen van afval, met inbegrip van handelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;
  10° " makelaar " : iedere onderneming die ten behoeve van anderen de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen organiseert, met inbegrip van makelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;
  11° " inzamelaar " : elke onderneming die beroepsmatig afvalstoffen inzamelt;
  12° " vervoerder " : elke onderneming die beroepsmatig afvalstoffen vervoert;
  13° " producent van het product " : de persoon die beroepsmatig producten ontwikkelt, vervaardigt, behandelt, verwerkt, verkoopt of invoert;
  [2 13/1° : " regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid " : een reeks door de Regering vastgestelde maatregelen om ervoor te zorgen dat producenten van producten de financiële of financiële en organisatorische verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de afvalfase van de levenscyclus van een product ;]2
  14° " afvalstoffenbeheer " : inzameling, vervoer, nuttige toepassing [2 (inclusief sortering)]2 en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars;
  15° " inzameling " : het verzamelen van afvalstoffen, inclusief de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om ze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie;
  16° " gescheiden inzameling " : de inzameling waarbij een afvalstroom gescheiden wordt naar soort en aard van het afval om een specifieke behandeling te vergemakkelijken;
  17° " preventie " : maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afvalstof is geworden, ter vermindering van :
  a) de hoeveelheid afvalstoffen, inclusief via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten;
  b) de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid; of
  c) het gehalte aan [2 gevaarlijke]2 stoffen in materialen en producten;
  18° " hergebruik " : elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld;
  19° " verwerking " : nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;
  20° " nuttige toepassing " : elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt. Bijlage 2 bevat een niet-limitatieve lijst van nuttige toepassingen;
  [2 20/1° " materiaalterugwinning " : andere handeling voor nuttige toepassing dan de terugwinning van energie en de herverwerking tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstoffen of andere middelen voor het opwekken van energie. Daartoe behoren onder meer voorbereiding voor hergebruik, recycling en opvulling ;
   20/2° " opvulling " : handeling voor nuttige toepassing waarbij niet-gevaarlijk afval wordt gebruikt voor het herstel van uitgegraven terreinen of voor civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg. Afval dat wordt gebruikt voor opvulling moet dienen ter vervanging van niet-afvalmaterialen, geschikt zijn voor de voornoemde doelen en worden beperkt tot de hoeveelheid die strikt noodzakelijk is om deze doelen te bereiken ;]2
  21° " voorbereiding voor hergebruik " : elke nuttige toepassing bestaande uit controleren, schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten, die afvalstoffen zijn geworden, worden klaargemaakt zodat ze zullen worden hergebruikt zonder dat verdere voorbehandeling nodig is;
  22° " recycling " : elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal;
  23° " verwijdering " : iedere handeling die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen. Bijlage 1 bevat een niet-limitatieve lijst van verwijderingshandelingen;
  24° " regeneratie van afgewerkte oliën " : iedere recycling die door middel van zuivering van afgewerkte, met name door extractie van verontreinigingen, oxidatieproducten en additieven die deze oliën bevatten, basisolie oplevert;
  25° " beste beschikbare technieken " : de beste beschikbare technieken gedefinieerd in artikel 3, 21°, van de ordonnantie van 5 juni 1997;
  26° " afvalverbrandingsinstallatie " : elke uitrusting of vaste of mobiele technische eenheid die specifiek bestemd is voor de thermische behandeling van afval, al dan niet met terugwinning van de geproduceerde verbrandingswarmte. De thermische behandeling omvat de verbranding door oxidatie of elk ander thermisch behandelingsproces zoals pyrolise, vergassing en plasmaproces, voor zover de producten van de behandeling vervolgens worden verbrand;
  27° " ingedeelde inrichting " : de gehele ingedeelde inrichting gedefinieerd in artikel 3, 1° van de ordonnantie van 5 juni 1997;
  28° " milieuvergunning " : de toelating voor ingedeelde inrichtingen van klasse I.A, I.B en II in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juni 1997;
  29° " aangifte " : de verrichte aangifte betreffende de ingedeelde inrichtingen van klasse III en I.C in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juni 1997;
  30° " erkenning " : de afgeleverde erkenning in overeenstemming met titel IV van de ordonnantie van 5 juni 1997;
  31° " registratie " : de verrichte registratie in overeenstemming met titel IVbis van de ordonnantie van 5 juni 1997;
  32° [2 " Leefmilieu Brussel " : de instelling van openbaar nut als bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van Leefmilieu Brussel, bevestigd bij artikel 41 van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen;]2
  33° " Agentschap " : Gewestelijk Agentschap voor Netheid, opgericht door de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid;
  34° " Verordening (EG) nr. 1013/2006 " : Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;
  35° " Richtlijn 2008/98/EG " : Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal Richtlijn en;
  36° " ordonnantie van 5 juni 1997 " : de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;
  37° " ordonnantie van 25 maart 1999 " : de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu;
  38° " ordonnantie van 18 maart 2004 " : de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Afdeling 2. - Doel en toepassingsgebied
Art.4.Bij deze ordonnantie worden maatregelen vastgesteld ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking [1 van de productie van afvalstoffen en]1 van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen, door beperking van gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en door verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan [1 die van cruciaal belang zijn voor de overgang naar een circulaire economie en voor het waarborgen van het concurrentievermogen op de lange termijn]1.
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.5.Deze ordonnantie is niet van toepassing op :
  1° afvalwater onderworpen aan de bepalingen van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, van de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid of hun uitvoeringsmaatregelen;
  2° gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten en het koolstofdioxide dat wordt opgevangen en getransporteerd met het oog op de geologische opslag ervan en dat daadwerkelijk wordt opgeslagen in geologische formaties overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide of uitgesloten van het toepassingsdomein van die Richtlijn krachtens haar artikel 2, paragraaf 2;
  3° bodem (in situ) met inbegrip van niet-uitgegraven verontreinigde grond en duurzaam met de bodem verbonden gebouwen;
  4° radioactieve afvalstoffen andere dan de vrijgegeven afvalstoffen in de zin van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten van 17 oktober 2002 met betrekking tot het beheer van vrijgegeven afvalstoffen;
  5° stoffelijke overschotten, met uitzondering van dierenlijken;
  [1 6° stoffen die bestemd zijn voor gebruik als voedermiddelen als omschreven in artikel 3, paragraaf 2, onder g), van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad en die geen dierlijke bijproducten bevatten of daaruit bestaan.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Afdeling 3. - Algemene principes
Onderafdeling 1. - Afvalhiërarchie
Art.6.Bij het opstellen van wetgeving en beleidsinitiatieven voor de preventie en het beheer van afvalstoffen wordt als prioriteitsvolgorde de volgende afvalhiërarchie gehanteerd :
  1° preventie;
  2° voorbereiding voor hergebruik;
  3° recycling;
  4° andere nuttige toepassing, met name energieterugwinning; en tevens
  5° verwijdering.
  De Regering kan beslissen dat wordt afgeweken van de in het eerste lid beoogde hiërarchie, wanneer de voor bepaalde afvalstromen goedgekeurde maatregelen het mogelijk maken om over het geheel genomen een beter milieuresultaat te bereiken en indien dit op grond van het levenscyclusdenken met betrekking tot de algemene effecten van het produceren en beheren van dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is.
  Er wordt rekening gehouden met de algemene milieubeschermingsprincipes, zoals het voorzorgs- en duurzaamheidsbeginsel, de technische uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid, de bescherming van hulpbronnen, alsook met de algemene effecten voor milieu en menselijke gezondheid en op economisch en maatschappelijk gebied, overeenkomstig de artikelen 4 en 17.
  [1 De Regering maakt gebruik van economische instrumenten en andere maatregelen om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalstoffenhiërarchie, zoals die welke zijn vermeld in bijlage 5 of andere passende instrumenten en maatregelen.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Onderafdeling 2. - Beginselen van zelfvoorziening en nabijheid
Art.7. § 1. De Regering neemt passende maatregelen, in samenwerking met de andere entiteiten die samen de Belgische Staat vormen, en de andere Lidstaten van de Europese Unie, wanneer zulks noodzakelijk of raadzaam is, om een adequaat geïntegreerd netwerk tot stand te brengen van afvalverwijderingsinstallaties en van installaties voor de nuttige toepassing van gemengd gemeentelijk afval, ingezameld van particuliere huishoudens, ook indien die inzameling dergelijk afval van andere producenten omvat, rekening houdend met de beste beschikbare technieken. Dit past in het perspectief om tot een geringere afvalverwijdering te komen en om preventie, voorbereiding tot hergebruik en recycleren te verhogen.
  § 2. Dit netwerk moet het mogelijk maken om afval te verwijderen of afval als bedoeld in paragraaf 1 nuttig toe te passen in een van de meest nabijgelegen daartoe geschikte installaties, met behulp van de geschiktste methoden en technologieën, om een hoog niveau van bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen.
  § 3. Dit netwerk moet zo worden opgezet, rekening houdend met de geografische omstandigheden en de behoefte aan gespecialiseerde installaties voor bepaalde soorten afval, met als doelstelling zelfvoorzienend te worden zowel voor afvalverwijdering als voor nuttige toepassing van afval als bedoeld in paragraaf 1, zonder dat het Gewest hoeft te beschikken over de volledige waaier aan installaties voor een definitieve nuttige toepassing op zijn grondgebied.

Afdeling 4. - Kwalificatiecriteria
Onderafdeling 1. - Bijproducten
Art.8.§ 1. [1 In overeenstemming met eventuele criteria die op het niveau van de Europese Unie bepaald zouden worden, kan een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden :
   1° het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt ;
   2° de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is ;
   3° de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces ; en
   4° verder gebruik is rechtmatig, m.a.w. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.]1
  § 2. Rekening houdend met paragraaf 1 :
  1° kan de Regering de procedures vastleggen volgens welke een stof of een voorwerp beschouwd wordt als een bijproduct en niet als een afvalstof;
  2° kan de Regering, overeenkomstig artikel 6 van de ordonnantie van 5 juni 1997, algemene exploitatievoorwaarden vastleggen waarin, voor een ingedeelde inrichting, een stof of een voorwerp als een bijproduct wordt beschouwd;
  3° kunnen de bevoegde overheden voor het afleveren van een milieuvergunning en de bevoegde overheden voor het vastleggen van de bijzondere exploitatievoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen waarvoor een aangifte moet worden gedaan, exploitatievoorwaarden vastleggen die de omstandigheden preciseren waarin voor een ingedeelde inrichting, een stof of een voorwerp als een bijproduct wordt beschouwd.
  [1 § 3. Indien geen criteria op het niveau van de Unie zijn vastgesteld, kan de Regering gedetailleerde criteria vaststellen voor de toepassing van de in paragraaf 1 vastgelegde voorwaarden op specifieke stoffen of voorwerpen.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Onderafdeling 2. - Einde-afvalfase
Art.9.§ 1. Sommige specifieke afvalstoffen zijn niet langer afvalstoffen, wanneer zij een recyclingsbehandeling of een andere behandeling voor nuttige toepassing hebben ondergaan en voldoen aan op Europees niveau bepaalde specifieke criteria.
  § 2. [1 Voor de afvalstoffen waarvoor er geen enkel specifiek criterium werd bepaald op het niveau van de Europese Unie, zorgt de Regering ervoor dat afval dat een behandeling voor recycling of andere nuttige toepassing heeft ondergaan, niet langer als afval wordt beschouwd indien het aan de volgende voorwaarden voldoet :
   1° de stof of het voorwerp is bestemd om te worden gebruikt voor specifieke doelen ;
   2° er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp ;
   3° de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen ; en tevens
   4° het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.]1
  § 3. Rekening houdend met het bepaalde in paragraaf 1 en 2 :
  1° kan de Regering procedures vastleggen voor het bepalen van de einde-afvalfase van afval;
  2° kan de Regering, in overeenstemming met artikel 6 van de ordonnantie van 5 juni 1997, algemene exploitatievoorwaarden goedkeuren, die de voorwaarden preciseren, waaronder specifieke afvalstoffen, binnen een ingedeelde inrichting, niet langer afvalstoffen zijn;
  3° kunnen de bevoegde overheden voor de aflevering van een milieuvergunning en de bevoegde overheden voor de bepaling van bijzondere exploitatievoorwaarden bij ingedeelde inrichtingen onderworpen aan aangifte, exploitatievoorwaarden goedkeuren die de voorwaarden preciseren waaronder specifieke afvalstoffen, binnen een ingedeelde inrichting, niet langer afvalstoffen zijn [1 op grond van de voorwaarden van paragraaf 2 en dit, in voorkomend geval, in lijn met de vereisten van paragraaf 4, onder 1° tot en met 5°, en rekening houdend met grenswaarden voor verontreinigende stoffen en eventuele negatieve gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid.
   Deze overheden kunnen informatie over hun besluiten per geval en het resultaat van de verificatie door bevoegde autoriteiten langs elektronische weg bekendmaken.]1.
  § 4. [1 Indien geen criteria op het niveau van de Unie zijn vastgesteld, kan de Regering gedetailleerde criteria vaststellen voor de toepassing van de in paragraaf 2 vastgelegde voorwaarden op bepaalde soorten afval. Die gedetailleerde criteria houden rekening met eventuele nadelige effecten voor het milieu en de menselijke gezondheid van de stof of het voorwerp en zijn in overeenstemming met de volgende eisen :
   1° afvalmateriaal dat als input voor de handeling voor nuttige toepassing mag worden gebruikt ;
   2° toegelaten verwerkingsprocessen en -technieken ;
   3° kwaliteitscriteria voor eindeafvalmaterialen die het resultaat zijn van de handeling voor nuttige toepassing overeenkomstig de toepasselijke productnormen, waaronder indien nodig grenswaarden voor verontreinigende stoffen ;
   4° vereisten waaraan beheerssystemen moeten voldoen om aan te tonen dat de eindeafvalcriteria zijn nageleefd, met inbegrip van kwaliteitscontrole en interne controle en, in voorkomend geval, accreditatie ; en
   5° een vereiste inzake een conformiteitsverklaring.]1
  [1 § 5. Een natuurlijke of rechtspersoon die :
   a) voor de eerste maal een materiaal gebruikt dat niet langer afval is en niet in de handel is gebracht, of
   b) een materiaal voor het eerst sinds het niet langer afval is in de handel brengt,
   voldoet aan de desbetreffende vereisten uit hoofde van de wetgeving inzake chemische stoffen en producten. Aan de voorwaarden van paragraaf 2 moet zijn voldaan voordat de wetgeving inzake chemische stoffen en producten van toepassing is op het materiaal dat niet langer afval is.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Onderafdeling 3. - Lijst van afvalstoffen
Art.10. § 1. Rekening houdend met de op het niveau van de Europese Unie goedgekeurde bepalingen, stelt de Regering een lijst van afvalstoffen op en wijst ze op die lijst de gevaarlijke afvalstoffen aan.
  § 2. De lijst van afvalstoffen vormt de referentienomenclatuur voor het beheer van afvalstoffen.
  De opneming van een stof of een voorwerp in de lijst betekent niet dat die stof of dat voorwerp in alle omstandigheden een afvalstof is. Een stof of een voorwerp wordt alleen als afvalstof aangemerkt, indien het gaat om een afvalstof in de zin van artikel 3, 1°.
  De aanwijzing van afvalstoffen als gevaarlijke afvalstoffen op die afvalstoffenlijst vormt een vermoeden dat de afvalstoffen een of meer van de gevaarlijke eigenschappen bezitten zoals opgesomd in bijlage 3.
  § 3. De Regering legt de regels vast voor de aanmerking van de niet gevaarlijke aard van de afvalstoffen die, hoewel opgenomen als gevaarlijk in de lijst van afvalstoffen, geen enkele van de in bijlage 3 opgesomde eigenschappen bezitten.
  § 4. De herindeling van gevaarlijke afvalstoffen als niet-gevaarlijke afvalstoffen mag niet plaatsvinden na verdunning of vermenging met het oogmerk de oorspronkelijke concentraties van gevaarlijke stoffen onder de drempelwaarde voor kenmerking als gevaarlijk te brengen.

HOOFDSTUK 3. - Planning van de preventie en het beheer van afvalstoffen
Afdeling 1. - Inhoud
Art.11.[1 § 1.]1 Het gewestelijke afvalplan legt de Richtlijn en op korte, middellange en lange termijn vast, alsook de maatregelen die getroffen moeten worden om ten minste de doelstellingen te bereiken die door deze ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten vastgelegd worden.
  [1 § 2. De Regering stelt een specifiek programma vast dat de preventie van levensmiddelenafval omvat.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.12. Het gewestelijke afvalplan :
  1° maakt een analyse van de situatie op het vlak van afvalpreventie en -beheer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  2° bepaalt de te verwezenlijken preventiedoelstellingen, doelstellingen die erop gericht zijn om de economische groei los te koppelen van de milieueffecten die samenhangen met de productie van afvalstoffen;
  3° bepaalt de te verwezenlijken beheerdoelstellingen;
  4° bepaalt de maatregelen die getroffen moeten worden om de bij 2° en 3° beoogde doelstellingen te verwezenlijken, met name die welke nodig zijn om in de best mogelijke omstandigheden een milieuvriendelijke voorbereiding van de afvalstoffen met het oog op hun hergebruik, recycling, nuttige toepassing of verwijdering te verzekeren;
  5° bepaalt de financiële middelen die nodig zijn voor hun verwezenlijking;
  6° omvat een beoordeling van de manier waarop het plan de implementatie van deze maatregelen, alsook de verwezenlijking van de doelstellingen van deze ordonnantie zal ondersteunen.

Art.13.§ 1. Het gewestelijke afvalplan bepaalt duidelijk welke maatregelen verband houden met de preventie van afval en welke verband houden met het beheer van afval.
  § 2. De maatregelen in verband met de preventie van afval moeten minstens de al bestaande maatregelen beschrijven en omvatten die welke in bijlage 4 beschreven worden en nuttig geacht worden en/of elke andere maatregel die gepast geacht wordt [1 en beschrijven, indien relevant, de bijdrage aan de afvalpreventie van in bijlage 5 genoemde instrumenten en maatregelen en bestaande maatregelen]1.
  Ze bevatten ook de preventiemaatregelen voor verpakkingsafval.
  § 3. Het gewestelijke afvalplan legt de gepaste specifieke kwalitatieve en kwantitatieve benchmarks vast, teneinde de geboekte voortgang bij de implementatie van de preventiemaatregelen op te volgen, en legt eventueel specifieke kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen en indicatoren vast.
  § 4. De maatregelen in verband met afvalbeheer omvatten minstens de volgende elementen :
  1° soort, hoeveelheid en bron van de binnen het grondgebied geproduceerde afvalstoffen, van de afvalstoffen die naar verwachting vanuit of naar het gewestelijke grondgebied zullen worden overgebracht, en een evaluatie van de ontwikkeling van de afvalstromen in de toekomst;
  2° [1 bestaande grote verwijderingsinstallaties en installaties voor nuttige toepassing inclusief speciale regelingen voor afgewerkte olie, gevaarlijke afvalstoffen, afvalstoffen die aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen bevatten, of afvalstromen waarvoor specifieke wetgeving bestaat ; ]1
  3° [1 een beoordeling van de noodzaak van sluiting van bestaande afvalinstallaties, van de behoefte aan extra afvalinstallatie-infrastructuur overeenkomstig artikel 7 en van de investeringen en andere financiële middelen die nodig zijn, met name voor de lokale autoriteiten, om te voorzien in deze behoeften ;]1
  [1 3/1° informatie over de maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 5, paragraaf 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 april 2002 betreffende het storten van afvalstoffen ;
   3/2° een beoordeling van de bestaande regelingen voor afvalinzameling, inclusief de materialen en gebieden die door gescheiden inzameling worden bestreken en maatregelen om de werking ervan te verbeteren, van overeenkomstig artikel 19, paragraaf 7, toegestane afwijkingen en van de behoefte aan nieuwe inzamelingsregelingen ;]1
  4° voldoende informatie over locatiecriteria voor de keuze van locaties en capaciteit van toekomstige verwijderingsinstallaties of belangrijke installaties voor nuttige toepassing, indien nodig;
  5° algemeen afvalbeheerbeleid, inclusief geplande afvalbeheertechnologieën en -methoden of beleid voor afval dat specifieke beheersproblemen oplevert;
  6° de specifieke bepalingen inzake verpakkingen en het beheer van verpakkingsafval;
  7° maatregelen die een vermindering van de naar stortplaatsen overgebrachte biologisch afbreekbare afvalstoffen beogen [1 en specifieke bepalingen voor afval en behandeling die niet zijn toegestaan op stortplaatsen]1;
  [1 8° maatregelen ter bestrijding en voorkoming van alle vormen van zwerfafvalproductie en voor het opruimen van alle soorten zwerfafval ;
   9° passende kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en doelstellingen, met name voor de hoeveelheid geproduceerd afval en de verwerking ervan en voor stedelijk afval dat wordt verwijderd of energieterugwinning ondergaat ;
   10° maatregelen om de doelstellingen van artikel 22, paragrafen 1, 2 en 3, te verwezenlijken ;
   11° maatregelen om te voorkomen dat zwerfvuil in de mariene wateren terechtkomt ;
   12° de maatregelen beschreven bij artikel 16, § 3.]1
  Verder kunnen ze ook de volgende elementen bevatten :
  1° organisatorische aspecten in verband met afvalbeheer, zoals een beschrijving van de verdeling van verantwoordelijkheden tussen publieke en private actoren die het afvalbeheer uitvoeren;
  2° een evaluatie van het nut en de geschiktheid van economische en andersoortige instrumenten voor het aanpakken van diverse afvalproblemen, rekening houdend met de noodzaak om de goede werking van de interne markt in stand te houden;
  3° gebruik van bewustmakingscampagnes en verstrekking van informatie ten behoeve van het brede publiek of specifieke categorieën van consumenten;
  4° historisch verontreinigde afvalverwijderingslocaties en de maatregelen om ze te saneren.
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Afdeling 2. - Procedure
Art.14.§ 1. [1 Leefmilieu Brussel]1 ontwikkelt in samenwerking met het Agentschap zowel een ontwerpplan betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen als een ontwerpbestek voor het milieueffectenrapport.
  § 2. [1 Leefmilieu Brussel]1 legt het ontwerpbestek voor het milieueffectenrapport voor advies voor aan de Raad voor het Leefmilieu en aan de Economische en Sociale Raad. Het advies heeft betrekking op de aard en de nauwkeurigheid van de gegevens die in het verslag moeten worden opgenomen.
  Het advies wordt binnen dertig dagen na de adviesaanvraag van [1 Leefmilieu Brussel]1 meegedeeld. Geschiedt zulks niet, dan wordt het advies met betrekking tot het ontwerpbestek geacht gunstig te zijn. Ten minste de helft van de termijn van 30 dagen valt buiten de schoolvakanties.
  § 3. Op basis van dit advies stelt de Regering het bestek van het rapport vast. Vervolgens stelt [1 Leefmilieu Brussel]1 in samenwerking met het Agentschap het milieueffectenrapport op.
  § 4. De Regering keurt het ontwerpplan goed en [1 Leefmilieu Brussel]1 onderwerpt het aan een openbaar onderzoek in overeenstemming met de bepalingen van artikel 11 van de ordonnantie van 18 maart 2004.
  In voorkomend geval onderwerpt de Regering het ontwerpplan en het milieueffectenrapport eveneens aan een grensoverschrijdende raadpleging in overeenstemming met de bepalingen van artikel 13 van dezelfde ordonnantie.
  § 5. De Regering kan beslissen over elke bijkomende vorm van bekendmaking en raadpleging.
  § 6. Op het ogenblik dat [1 Leefmilieu Brussel]1 het ontwerpplan en het milieueffectenrapport in openbaar onderzoek brengt, legt hij dit tevens voor advies aan de Raad voor het Leefmilieu en aan de Economische en Sociale Raad voor.
  De adviezen moeten binnen 45 dagen na de adviesaanvraag aan de ontwerpindiener worden meegedeeld. Het ontbreken van een advies komt neer op een gunstig advies. Ten minste de helft van de termijn van 45 dagen valt buiten de schoolvakanties.
  § 7. Op het einde van het openbaar onderzoek stelt [1 Leefmilieu Brussel]1 in samenwerking met het Agentschap het plan op, rekening houdend met het milieueffectenrapport, de adviezen die vóór, tijdens en na het openbaar onderzoek zijn uitgebracht en de resultaten van de grensoverschrijdende raadpleging.
  Het bezorgt vervolgens het plan en het milieueffectenrapport aan de Regering.
  Het stelt eveneens een milieuverklaring op die samenvat hoe milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd en hoe met het opgestelde milieueffectenrapport, de adviezen en het resultaat van de raadpleging rekening werd gehouden, alsook de redenen waarvoor is gekozen voor het plan zoals het is aangenomen, zulks in het licht van de andere redelijke alternatieven die overwogen werden.
  § 8. De Regering keurt het plan goed en bezorgt dit, samen met het milieueffectenrapport en de milieuverklaring, aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.
  § 9. Het plan wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en verspreid op de website van [1 Leefmilieu Brussel]1 en van het Agentschap.
  Het maakt tevens het voorwerp uit van de bij artikel 15 van de ordonnantie van 18 maart 2004 voorgeschreven informatieprocedures.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

Art.15.Het gewestelijke afvalplan wordt beoordeeld en maakt minstens om de vijf jaar het voorwerp uit van een opvolging van de aanzienlijke gevolgen voor het milieu van zijn tenuitvoerlegging in overeenstemming met artikel 16 van de ordonnantie van 18 maart 2004.
  Deze opvolging van het plan, alsook het tussentijds verslag, wordt gepubliceerd op de website van [1 Leefmilieu Brussel]1.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

HOOFDSTUK 4. - Bepalingen betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.16.§ 1. Om afval preventief te voorkomen, om hun hoeveelheid en schadelijkheid te verminderen of om hun beheer te vergemakkelijken, kan de Regering alle gepaste maatregelen treffen, met name in verband met :
  1° de bepaling van streefcijfers en indicatoren voor de afvalpreventie;
  2° de bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en het gebruik van ecologisch rationele technieken die zuiniger omspringen met het gebruik van de natuurlijke rijkdommen;
  3° de reglementering van de productie van afvalstoffen, met name door het vastleggen van kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen of door elke maatregel die de verkrijging van bijproducten of van stoffen en voorwerpen die na nuttige toepassing niet langer als afvalstoffen worden beschouwd, beoogt;
  4° de bevordering van de interne nuttige toepassing bij de afvalproducerende installatie;
  5° [1 de bevordering van het ontwerp, de ontwikkeling, de productie en het gebruik van producten, of onderdelen van producten, die zodanig ontworpen zijn dat ze bijdragen tot een vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen, hun schadelijkheid en verontreinigingsrisico's, zowel op het moment van hun vervaardiging als bij later gebruik om erop toe te zien dat de nuttige toepassing en de verwijdering van de producten, die afvalstoffen zijn geworden, overeenkomstig de artikelen 6 en 17 geschiedt. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer aanmoedigen tot het op punt stellen, vervaardigen en in de handel brengen van producten of onderdelen van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, gerecycleerde materialen bevatten, technische duurzaam zijn en, zodra ze afval geworden zijn, geschikt zijn om voorbereid te worden op hergebruik en recycling ter vereenvoudiging van een correcte toepassing van de afvalhiërarchie. Bij die maatregelen wordt rekening gehouden met de effecten van producten gedurende hun volledige levenscyclus, met de afvalhiërarchie en, in voorkomend geval, met het potentieel voor meervoudige recycling]1;
  6° de bevordering van gepaste technieken met het oog op de verwijdering van de gevaarlijke stoffen in voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen;
  7° de invoering van een informatieplicht ten aanzien van de gebruikers van producten met betrekking tot de wijze van nuttige toepassing of verwijdering van de van deze producten afkomstige afvalstoffen, de verontreinigingsrisico's die ze omvatten of hun manier van gebruik;
  8° het verbod om voor een product reclame te maken die gebaseerd is op de afwezigheid van teruggewonnen materialen tijdens de vervaardiging, of op het geringe gehalte aan zulke materialen, wanneer de afwezigheid of het geringe gehalte niet van aard zijn om de substantiële kenmerken van dit product te wijzigen;
  9° de invoeging, in de bestekken van het bestuur en van de instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en van de plaatselijke overheden, van bepalingen die [1 het gebruik stimuleren]1 van teruggewonnen producten en stoffen of materialen die ervan afgeleid zijn, met een kwaliteit die vergelijkbaar is met die van niet-teruggewonnen producten of stoffen of van materialen die uitsluitend worden afgeleid uit niet-teruggewonnen stoffen;
  10° de uitvaardiging van algemene exploitatievoorwaarden voor de ingedeelde inrichtingen met het oog op afvalpreventie;
  11° de toekenning van subsidies voor de acties die gevoerd worden of de investeringen die nodig zijn ter uitvoering van dit artikel;
  12° de oplegging aan de bedrijven van de opstelling van meerjarenpreventieplannen en/of preventiebalansen;
  13° de verplichting voor de producenten of de invoerders van producten om de centra voor hergebruik, verwerking en recycling informatie te verschaffen over de bestanddelen, de materialen en de assemblagemethoden van deze producten, om hun hergebruik, verwerking of recycling te vergemakkelijken;
  [1 14° het sluiten van overeenkomsten tussen afvalinzamelaars en de territoriaal betrokken gemeenten voor de organisatie van de gescheiden inzameling van bepaalde soorten afval. De Regering legt de voorwaarden voor het sluiten van de overeenkomsten en de minimale inhoud ervan vast, met name wat betreft de aard van het afval, de beoogde inzamelingsmodaliteiten, de duur van de overeenkomsten en de wijze waarop deze opgezegd kunnen worden.]1
  § 2. - Bij gebrek aan algemene exploitatievoorwaarden, uitgevaardigd in overeenstemming met paragraaf 1, 12°, of mochten deze niet volstaan, dienen de milieuvergunningen en de wijzigingen van de vergunningen voor ingedeelde inrichtingen, toegekend na de inwerkingtreding van deze ordonnantie, bijzondere exploitatievoorwaarden te bevatten, die de preventie van afvalstoffen beogen.
  [1 § 3. Om afvalproductie te voorkomen, neemt de Regering gepaste maatregelen.
   Deze maatregelen maken het minstens mogelijk om :
   1° duurzame productie- en consumptiemodellen te bevorderen en te ondersteunen ;
   2° het ontwerp, de fabricage en het gebruik van producten aan te moedigen die hulpbronnenefficiënt, duurzaam (ook wat betreft levensduur en het ontbreken van geplande veroudering), repareerbaar, herbruikbaar en opwaardeerbaar zijn ;
   3° de producten in kaart te brengen die kritieke grondstoffen bevatten om te voorkomen dat die materialen afval worden ;
   4° in voorkomend geval en onverminderd de intellectuele-eigendomsrechten, de beschikbaarheid aan te moedigen van losse onderdelen, handleidingen, technische informatie of andere instrumenten, apparatuur of software die de reparatie en het hergebruik van producten mogelijk maken, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en veiligheid ervan ;
   5° de afvalproductie te verminderen in processen in verband met de industriële productie, de winning van mineralen, de verwerkende industrie en bouw- en sloopwerkzaamheden, rekening houdend met de beste beschikbare technieken ;
   6° de productie van levensmiddelenafval in de primaire productie, de verwerking en de industrie, in de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants, catering en huishoudens te verminderen als bijdrage aan de doelstelling van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling om tegen 2030 de hoeveelheid levensmiddelenafval per hoofd van de bevolking wereldwijd op het niveau van de detailhandel en de consument te halveren en het levensmiddelenverlies in de gehele productie- en toeleveringsketen terug te dringen ;
   7° voedselschenkingen en andere herverdeling voor menselijke consumptie aan te moedigen, waarbij het menselijk gebruik voorrang heeft op diervoeding en herverwerking tot niet voor de voeding bestemde producten ;
   8° de productie van afvalstoffen te verminderen, met name afvalstoffen die niet geschikt zijn voor voorbereiding voor hergebruik of recycling ;
   9° vast te stellen welke producten de belangrijkste bronnen van zwerfafval vormen, met name in het natuurlijke en mariene milieu, en nemen passende maatregelen om zwerfafval van die producten te voorkomen en te verminderen. Wanneer deze verplichting uitgevoerd wordt door middel van marktbeperkingen, moeten deze beperkingen evenredig en niet-discriminerend zijn ;
   10° ernaar te streven de productie van zwerfvuil in zee een halt toe te roepen als bijdrage aan de doelstelling van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling om mariene verontreiniging van elke soort te voorkomen en aanzienlijk te verminderen ;
   11° voorlichtingscampagnes te ontwikkelen en te steunen om de bewustwording inzake afvalpreventie en zwerfafval te bevorderen ;
   12° de uitvoering van de afvalpreventiemaatregelen te monitoren en te evalueren door gebruik te maken van passende kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en doelstellingen, met name voor de hoeveelheid afval die wordt geproduceerd ;
   13° de uitvoering van de maatregelen ter preventie van levensmiddelenafval te monitoren en te evalueren door de hoeveelheden levensmiddelenafval te meten.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Afdeling 2. - Bepalingen betreffende het beheer
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende het beheer
Art.17. Er moet voor gezorgd worden dat het afvalstoffenbeheer geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens en geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu, met name :
  1° zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;
  2° zonder geluids- of geurhinder te veroorzaken; en tevens
  3° zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon.

Art.18. § 1. Het is verboden om afvalstoffen achter te laten op een openbare of privéplaats buiten de plaatsen die hiertoe door de bevoegde administratieve overheid voorzien zijn of zonder de bepalingen betreffende het beheer van afvalstoffen na te leven.
  § 2. Onverminderd de toepassing van de ordonnantie van 25 maart 1999, zorgt het Agentschap ambtshalve voor het beheer van achtergelaten afvalstoffen of laat daarvoor zorgen.

Art.19.§ 1. [2 Overeenkomstig de artikelen 6 en 17 maken de afvalstoffen het voorwerp uit van een voorbereiding voor hergebruik, hoogwaardige recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing.]2
  § 2. Elke producent of houder van afvalstoffen is verplicht zijn afval te sorteren in overeenstemming met de vigerende reglementering.
  § 3. [2 De afvalstoffen worden gescheiden ingezameld indien dit noodzakelijk is om het afvalbeheer conform te stellen met artikelen 6, 17, 21 of 22 en indien het de voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing vergemakkelijkt of verbetert.
   Ze worden niet gemengd met andere afvalstoffen of materialen die andere eigenschappen hebben.]2
  § 4. [2 Onder voorbehoud van paragraaf 3 is de gescheiden inzameling verplicht voor :
   1° papier ;
   2° karton ;
   3° metaal ;
   4° plastic ;
   5° glas ;
   6° gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen ;]2
  § 5. De Regering bepaalt de regels voor het afvalbeheer en kan de verplichting inzake gescheiden inzameling uitbreiden naar andere categorieën van afvalstoffen.
  [1 § 6. [2 ...]2 onverminderd de paragrafen 3 en 4, kunnen de gemeenten, in voorkomend geval, op hun hele grondgebied of op een deel ervan, de producenten of houders van afvalstoffen verplichten om op het terrein waarvan ze eigenaar zijn, of op de weg, gebruik te maken van individuele harde vuilnisbakken waarin de vuilniszakken bestemd voor de ophaling van [2 bioafval]2 en restafval worden geplaatst rekening houdend met de stedenbouwkundige kenmerken van het grondgebied in kwestie en de mogelijkheden van de producenten of houders van afvalstoffen om die harde vuilnisbakken binnen te zetten.
   Het Gewestelijk Agentschap voor Netheid bezorgt de bovenvermelde gemeenten een eensluidend advies over hun reglement ter zake. Indien het Gewestelijk Agentschap voor Netheid geen advies uitbrengt binnen dertig dagen, wordt het advies geacht positief te zijn.
   Het Gewestelijk Agentschap voor Netheid stelt een standaardmodel van individuele harde vuilnisbak vast.]1
  [2 § 7. De Minister tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort mag afwijkingen van paragraaf 3 toestaan, mits aan ten minste een van de volgende voorwaarden wordt voldaan :
   a) het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 6 voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt ;
   b) gescheiden inzameling levert niet de beste milieuresultaten op als de algehele milieueffecten van het beheer van de desbetreffende afvalstromen in aanmerking worden genomen ;
   c) gescheiden inzameling is technisch niet haalbaar wanneer rekening wordt gehouden met goede praktijken op het gebied van afvalinzameling ;
   d) gescheiden inzameling zou buitensporig hoge economische kosten meebrengen, rekening houdend met de kosten van negatieve milieu- en gezondheidseffecten van gemengde afvalinzameling en -verwerking, het potentieel voor efficiëntieverbeteringen op het gebied van afvalinzameling en -verwerking, inkomsten uit de verkoop van secundaire grondstoffen alsook de toepassing van het beginsel " de vervuiler betaalt " en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
   Leefmilieu Brussel herbekijkt regelmatig de afwijkingen die krachtens deze paragraaf toegestaan worden, rekening houdend met goede praktijken op het gebied van de gescheiden inzameling van afval en andere ontwikkelingen op het gebied van afvalbeheer.
   § 8. De Regering neemt maatregelen om ervoor te zorgen dat afval dat overeenkomstig artikel 22 en artikel 34 gescheiden is ingezameld met het oog op voorbereiding voor hergebruik en recycling, niet wordt verbrand, met uitzondering van afval dat bij de verdere verwerking van het gescheiden ingezameld afval ontstaat en waarvoor verbranding overeenkomstig artikel 6 het beste milieuresultaat oplevert.
   § 9. Wanneer zulks nodig is voor een afvalbeheer in overeenstemming met de artikelen 6, 17, 21 of 22 en om nuttige toepassing te faciliteren of te verbeteren, neemt de Regering de nodige maatregelen om vóór of tijdens de nuttige toepassing gevaarlijke stoffen en mengsels en bestanddelen van gevaarlijke stoffen te verwijderen met het oog op de verwerking ervan overeenkomstig de artikelen 6 en 17.
   § 10. Uiterlijk 31 december 2021 dient de Regering bij de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van dit artikel wat betreft stedelijk afval en bioafval, waarin onder meer wordt aangegeven voor welke materialen en welke territoriale gebieden gescheiden inzameling heeft plaatsgevonden en welke afwijkingen krachtens paragraaf 6 zijn toegestaan.]2
  ----------
  (1)<ORD 2019-04-04/33, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 24-04-2019>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.19 TOEKOMSTIG RECHT.   § 1. [2 Overeenkomstig de artikelen 6 en 17 maken de afvalstoffen het voorwerp uit van een voorbereiding voor hergebruik, hoogwaardige recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing.]2
  § 2. Elke producent of houder van afvalstoffen is verplicht zijn afval te sorteren in overeenstemming met de vigerende reglementering.
  § 3. [2 De afvalstoffen worden gescheiden ingezameld indien dit noodzakelijk is om het afvalbeheer conform te stellen met artikelen 6, 17, 21 of 22 en indien het de voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing vergemakkelijkt of verbetert.
   Ze worden niet gemengd met andere afvalstoffen of materialen die andere eigenschappen hebben.]2
  § 4. [2 Onder voorbehoud van paragraaf 3 is de gescheiden inzameling verplicht voor :
   1° papier ;
   2° karton ;
   3° metaal ;
   4° plastic ;
   5° glas ;
   6° gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen ;]2
  [3 7° bioafval ;]3
  [4 8° textiel.]4
  § 5. De Regering bepaalt de regels voor het afvalbeheer en kan de verplichting inzake gescheiden inzameling uitbreiden naar andere categorieën van afvalstoffen.
  [1 § 6. [2 ...]2 onverminderd de paragrafen 3 en 4, kunnen de gemeenten, in voorkomend geval, op hun hele grondgebied of op een deel ervan, de producenten of houders van afvalstoffen verplichten om op het terrein waarvan ze eigenaar zijn, of op de weg, gebruik te maken van individuele harde vuilnisbakken waarin de vuilniszakken bestemd voor de ophaling van [2 bioafval]2 en restafval worden geplaatst rekening houdend met de stedenbouwkundige kenmerken van het grondgebied in kwestie en de mogelijkheden van de producenten of houders van afvalstoffen om die harde vuilnisbakken binnen te zetten.
   Het Gewestelijk Agentschap voor Netheid bezorgt de bovenvermelde gemeenten een eensluidend advies over hun reglement ter zake. Indien het Gewestelijk Agentschap voor Netheid geen advies uitbrengt binnen dertig dagen, wordt het advies geacht positief te zijn.
   Het Gewestelijk Agentschap voor Netheid stelt een standaardmodel van individuele harde vuilnisbak vast.]1
  [2 § 7. De Minister tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort mag afwijkingen van paragraaf 3 toestaan, mits aan ten minste een van de volgende voorwaarden wordt voldaan :
   a) het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 6 voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt ;
   b) gescheiden inzameling levert niet de beste milieuresultaten op als de algehele milieueffecten van het beheer van de desbetreffende afvalstromen in aanmerking worden genomen ;
   c) gescheiden inzameling is technisch niet haalbaar wanneer rekening wordt gehouden met goede praktijken op het gebied van afvalinzameling ;
   d) gescheiden inzameling zou buitensporig hoge economische kosten meebrengen, rekening houdend met de kosten van negatieve milieu- en gezondheidseffecten van gemengde afvalinzameling en -verwerking, het potentieel voor efficiëntieverbeteringen op het gebied van afvalinzameling en -verwerking, inkomsten uit de verkoop van secundaire grondstoffen alsook de toepassing van het beginsel " de vervuiler betaalt " en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
   Leefmilieu Brussel herbekijkt regelmatig de afwijkingen die krachtens deze paragraaf toegestaan worden, rekening houdend met goede praktijken op het gebied van de gescheiden inzameling van afval en andere ontwikkelingen op het gebied van afvalbeheer.
   § 8. De Regering neemt maatregelen om ervoor te zorgen dat afval dat overeenkomstig artikel 22 en artikel 34 gescheiden is ingezameld met het oog op voorbereiding voor hergebruik en recycling, niet wordt verbrand, met uitzondering van afval dat bij de verdere verwerking van het gescheiden ingezameld afval ontstaat en waarvoor verbranding overeenkomstig artikel 6 het beste milieuresultaat oplevert.
   § 9. Wanneer zulks nodig is voor een afvalbeheer in overeenstemming met de artikelen 6, 17, 21 of 22 en om nuttige toepassing te faciliteren of te verbeteren, neemt de Regering de nodige maatregelen om vóór of tijdens de nuttige toepassing gevaarlijke stoffen en mengsels en bestanddelen van gevaarlijke stoffen te verwijderen met het oog op de verwerking ervan overeenkomstig de artikelen 6 en 17.
   § 10. Uiterlijk 31 december 2021 dient de Regering bij de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van dit artikel wat betreft stedelijk afval en bioafval, waarin onder meer wordt aangegeven voor welke materialen en welke territoriale gebieden gescheiden inzameling heeft plaatsgevonden en welke afwijkingen krachtens paragraaf 6 zijn toegestaan.]2

  (1)<ORD 2019-04-04/33, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 24-04-2019>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>
  (3)<ORD 2021-05-06/01, art. 11,c, 008; Inwerkingtreding : onbepaald , 31-12-2023>
  (4)<ORD 2021-05-06/01, art. 11,c, 008; Inwerkingtreding : onbepaald , 01-01-2025>

Art.20. Wanneer de afvalstoffen niet nuttig toegepast worden, maken ze het voorwerp uit van veilige verwijderingshandelingen die voldoen aan de bepalingen van artikel 17 op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu.

Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen betreffende hergebruik, voorbereiding van hergebruik en recycling
Art.21.§ 1. De activiteiten ter voorbereiding van hergebruik, de nuttige toepassing van afvalstoffen door recycling en hergebruik worden aangemoedigd.
  § 2. [1 Hiertoe treft de Regering alle nodige maatregelen om met name :]1
  1° [1 het opzetten en ondersteunen van netwerken voor voorbereiding voor hergebruik en reparatie aan te moedigen, inclusief voor elektrische en elektronische apparatuur, textiel en meubelen, alsmede verpakkingen, bouwmaterialen en -producten, door met name onder de door haar vastgestelde voorwaarden subsidies toe te kennen aan actoren die in deze sector actief zijn en door het vergemakkelijken, wanneer dat verenigbaar is met correct afvalbeheer, van de toegang van deze netwerken tot door inzamelingsregelingen of -installaties gehouden afval dat kan worden voorbereid voor hergebruik maar niet bestemd is voor voorbereiding voor hergebruik door diezelfde regelingen of installaties ;]1
  2° economische instrumenten en aanbestedingscriteria te gebruiken, zoals de opname, in de bestekken van het bestuur, de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de lokale besturen, van bepalingen [1 ter stimulering]1 om bestanddelen te hergebruiken, bijproducten of stoffen te gebruiken afkomstig van recycling of andere vormen van nuttige toepassing;
  [1 3° de uitvoering van de maatregelen inzake hergebruik te monitoren en te evalueren door het hergebruik te meten ;
   4° de ontwikkeling van de activiteiten van bedrijven en verenigingen uit de sociale economie die zich bezighouden met het inzamelen, sorteren, hergebruiken, recyclen en nuttig toepassen van afval specifiek te bevorderen.]1
  § 3. De aan de erkende ondernemingen voor hergebruik toevertrouwde opdracht is een opdracht van algemeen nut.
  [1 § 4. De Regering neemt maatregelen ter bevordering van selectieve sloop om de verwijdering en veilige verwerking van gevaarlijke stoffen mogelijk te maken en hergebruik, voorbereiding voor hergebruik, en recycling van hoge kwaliteit door middel van selectieve verwijdering van materialen te faciliteren, en ter bevordering van het opzetten van sorteersystemen voor bouw- en sloopafval voor ten minste het volgende : hout, minerale bestanddelen (beton, bakstenen, tegels en keramische producten, stenen), metaal, glas, plastic en pleister.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.22.§ 1. Onverminderd paragraaf 2 bepaalt de Regering de doelstellingen inzake de streefcijfers op het vlak van voorbereiding voor hergebruik, recycling en elke andere vorm van nuttige toepassing. De doelstellingen kunnen voor sommige categorieën van afvalstoffen verduidelijkt worden.
  § 2. Vanaf 2020 moeten de voorbereiding voor hergebruik en recycling van afvalstoffen, zoals ten minste papier, karton, metaal, plastic en glas uit [1 huishoudelijk afval]1, minimum in totaal 50 gewichtsprocent bereiken.
  Vanaf 2020 moeten de voorbereiding voor hergebruik, recycling en andere nuttige toepassingen van materiaal, met inbegrip van opvulactiviteiten waarbij afval ter vervanging van ander materiaal gebruikt wordt, van niet-gevaarlijk bouw- en sloopafval met uitzondering van in de natuur voorkomende materialen zoals omschreven in categorie 17 05 04 van de lijst van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 10, een minimum van 70 % in gewicht bereiken.
  De Regering is ertoe gemachtigd de nodige maatregelen te treffen om de in alinea's 1 en 2 beschreven doelstellingen te verwezenlijken.
  [1 § 3. Vanaf 2025 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 55 gewichtsprocent.
   Vanaf 2030 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 60 gewichtsprocent.
   Vanaf 2035 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 65 gewichtsprocent.
   § 4. De voorschriften inzake de berekening van de mate waarin de doelstellingen van de paragrafen 2 en 3 verwezenlijkt zijn, zijn opgenomen in bijlage 6.
   § 5. De Regering zet een doeltreffend systeem op voor de kwaliteitscontrole en traceerbaarheid van stedelijk afval om te waarborgen dat aan de voorwaarden van paragraaf 1, punt c), en paragraaf 2 van bijlage 6 wordt voldaan. Om de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de verzamelde gegevens over gerecycleerd afval te verzekeren, kan het systeem bestaan uit elektronische registers, technische specificaties voor de kwaliteitseisen voor gesorteerd afval of gemiddelde verliespercentages voor gesorteerd afval voor verschillende soorten afval en afvalbeheerpraktijken. Gemiddelde verliespercentages mogen alleen worden gebruikt wanneer er niet op een andere wijze betrouwbare gegevens kunnen worden verkregen.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

HOOFDSTUK 5. - Verantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van producten
Afdeling 1. - Materiële verantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen
Art.23.§ 1. Elke eerste afvalproducent of andere houder van afvalstoffen verricht zelf de afvalverwerking of laat die verwerking verrichten door een handelaar, een installatie of een onderneming die afvalverwerkingshandelingen verricht, of laat daartoe regelingen treffen door een inzamelaar van afvalstoffen, met inachtneming van de artikelen 6 en 17.
  § 2. De inzamelaars en vervoerders leveren het ingezamelde en vervoerde afval af bij de vergunde verwerkingsinstallaties, in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 6 en 17.
  § 3. Indien er, voor voorafgaande behandeling, afval van de eerste producent of houder wordt afgegeven aan één van de in paragraaf 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, wordt de eerste producent of houder hierdoor niet vrijgesteld van zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot de nuttige toepassing of verwijdering van het aldus overgedragen afval in zijn geheel.
  Onverminderd Verordening (EG) nr. 1013/2006, kan de Regering de voorwaarden voor de verantwoordelijkheid nader bepalen en besluiten in welke gevallen de eerste producent de verantwoordelijkheid voor de gehele verwerkingsketen behoudt of in welke gevallen de verantwoordelijkheid van de eerste producent en de houder kan worden gedeeld met of overgedragen aan de verschillende actoren van de verwerkingsketen.
  § 4. Elke houder van niet-gevaarlijk afval ander dan huishoudelijk afval moet kunnen aantonen dat hij zelf de afvalstoffen verwerkt of dat laat doen door een handelaar, een installatie of onderneming die afvalverwerkingsoperaties verricht of door een inzamelaar.
  Daarbij geldt dat :
  1° als hij de afvalstoffen zelf verwerkt in een voor deze verwerking vergunde installatie, hij dit zelf moet kunnen bewijzen aan de hand van het bij artikel 45 beoogde afvalstoffenregister;
  2° als hij de afvalstoffen naar een verwerkingsinstallatie of -onderneming brengt of laat brengen, hij dit moet kunnen bewijzen aan de hand van een contract of eender welk door de installatie of onderneming afgeleverd document en, in voorkomend geval, kunnen aantonen dat deze installatie of onderneming de voorschriften van de artikelen 6 en 17 van de ordonnantie naleeft;
  3° [1 indien hij het afval toevertrouwt aan een handelaar of een afvalinzamelaar, dient hij dat aan te tonen middels een schriftelijk contract of een geschreven document, afgeleverd door de afvalinzamelaar of de handelaar, dat bevestigt dat het afval regelmatig en systematisch wordt opgehaald, ongeacht de hoeveelheid op te halen afval. [2 ...]2]1
  De Regering kan de vorm en de inhoud van het contract of het bewijsdocument bepalen en legt de controleregels vast.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<ORD 2015-12-18/36, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Afdeling 2. - Financiële verantwoordelijkheid voor het beheer van afvalstoffen
Art.24.[1 § 1.]1 Overeenkomstig het beginsel " de vervuiler betaalt " moeten de kosten van het afvalbeheer [1 , met inbegrip van de kosten voor de noodzakelijke infrastructuur en de exploitatie ervan,]1 worden gedragen door de eerste afvalproducent, de huidige of de vorige houders van afvalstoffen.
  Daartoe ontwikkelt de Regering de regels van de tarifering voor het inzamelen of het behandelen van afvalstoffen, die preventie, voorbereiding voor hergebruik en recycling van afval bevorderen.
  [1 § 2. Onverminderd de artikelen 26 en 26/1 kan de Regering besluiten de kosten van het afvalbeheer geheel of gedeeltelijk te laten dragen door de producent van het product waaruit het afval is voortgekomen, en de distributeurs van een dergelijk product in deze kosten te laten delen.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art. 24/1. [1 GEANNULEERD (Zie NOTA)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2015-12-18/36, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (NOTA : bij arrest nr 123/2016 van 22-09-2016 (B.St. 12-10-2016, p. 69419), heeft het Grondwettelijk Hof het wijzigende artikel 22 vernietigd)

Art.25. De kosten die voortvloeien uit de met toepassing van hoofdstuk II van de ordonnantie van 25 maart 1999 getroffen maatregelen en de kosten die voorgeschoten worden door het Agentschap met toepassing van artikel 18, § 2 zijn ten laste van :
  1° diegene die afvalstoffen heeft achtergelaten, indien de afvalstoffen onwettig werden achtergelaten;
  2° de bewoner of de eigenaar van de plaats in de andere gevallen.

Afdeling 3. - Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van producten
Art.26.§ 1. Ter stimulering van de preventie en het hergebruik, de recycling en elke andere nuttige toepassing van afvalstoffen kan de Regering maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de producent van het product een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid draagt.
  De maatregelen kunnen bestaan in aan de producent van het product opgelegde verplichtingen, zoals met name :
  1° [1 ...]1
  2° de verplichting om afvalstoffen, die uit het op de markt brengen van zijn producten resulteren, terug te nemen of te laten terugnemen, in te zamelen of te laten inzamelen, ze nuttig toe te passen, ze te verwijderen of te laten verwijderen;
  3° [1 ...]1
  4° de verplichting om voor het publiek toegankelijke informatie te verstrekken over het ecologisch rationele gebruik van de producten, waarin gepreciseerd wordt in welke mate en op welke manier het product het voorwerp kan uitmaken van hergebruik, recycling of een andere nuttige toepassing;
  5° de verplichting om informatie van statistische aard te verstrekken in verband met de toepassing van deze uitgebreide producentenverantwoordelijkheid;
  6° de verplichting om technische informatie te verstrekken om het onderhoud, het hergebruik, de herstelling en de recycling van de producten te vergemakkelijken.
  De Regering kan de verschillende producenten van de producten zowel de materiële als de financiële verantwoordelijkheid voor het beheer van de afvalstoffen die uit het op de markt brengen van de producten resulteren, laten delen.
  § 2. De Regering bepaalt de categorieën van afvalstoffen waarvoor een vorm van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt en bepaalt de preciezere regels ter zake, met inbegrip van de vastlegging van de verantwoordelijken, de regels op basis waarvan laatstgenoemden hun bij paragraaf 1 beoogde verplichtingen dienen na te komen, de wijzen van beheer van de afvalstoffen en de nagestreefde doelstellingen op het vlak van preventie, inzameling, recycling en nuttige toepassing.
  § 3. Het principe van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt toegepast onverminderd de verantwoordelijkheid voor afvalbeheer als bedoeld in artikel 23 en onverminderd de bestaande specifieke wetgeving inzake afvalstromen en producten.
  Bij de goedkeuring en de toepassing van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid houdt de Regering rekening met de technische uitvoerbaarheid en de economische haalbaarheid en de effecten in hun totaliteit op het milieu, de volksgezondheid en de maatschappij, met inachtneming van de noodzaak om een goede werking van de interne markt te garanderen.
  § 4. Onder de door de Regering goedgekeurde voorwaarden kan de producent van het product voor de naleving van de hem door of met toepassing van onderhavig artikel opgelegde verplichtingen op zijn kosten een beroep doen op derden.
  In dit kader kan de Regering bepalen dat :
  1° de producent van het product zijn verplichtingen laat nakomen door een erkende inrichting, in overeenstemming met de voorwaarden die door haar bepaald werden, of door een door een met de Regering gesloten milieuovereenkomst voorziene beheerinrichting, in overeenstemming met de ordonnantie van 29 april 2004 betreffende de milieuovereenkomsten;
  2° voor elke gesloten overeenkomst met betrekking tot het beheer van de afvalstoffen door of voor rekening van de producent van het product, de erkende inrichtingen of de beheerinrichtingen, de regels geïnspireerd door de onderliggende principes van de wetgeving betreffende de openbare aanbestedingen of de voorschriften inzake openbare aanbestedingen gelden.
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.26/1. [1 Algemene minimumvereisten voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
   § 1. Indien er regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zijn vastgesteld, zorgt de Regering ervoor :
   1° dat zij duidelijk de taken en verantwoordelijkheden omschrijft van alle betrokken actoren, waaronder de producenten die producten in de handel brengen, de erkende organismen en de beheersorganismen overeenkomstig artikel 26, § 4, 1°, de private of publieke afvalverwerkers, de plaatselijke instanties en, waar van toepassing, exploitanten van installaties voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik en ondernemingen van de sociale economie ;
   2° dat zij, in overeenstemming met de afvalhiërarchie, doelstellingen voor afvalbeheer vaststelt, met als doel dat de producenten ten minste de kwantitatieve doelstellingen behalen die relevant zijn voor de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zoals vastgelegd in deze ordonnantie, en voor het verpakkingsafval, de afgedankte voertuigen, de batterijen en accu's en de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, en dat zij andere kwantitatieve en/of kwalitatieve doelstellingen vaststelt die relevant worden geacht voor de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ;
   3° dat er een verslagleggingssysteem wordt opgezet om gegevens te verzamelen over de producten die in de handel worden gebracht door producenten van producten waarop uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van toepassing is, evenals gegevens over de inzameling en verwerking van die producten afkomstig afval, waar van toepassing met vermelding van de materiaalstromen, alsook andere gegevens die relevant zijn voor de toepassing van 2° ;
   4° dat gelijke behandeling en non-discriminatie van producenten van producten gewaarborgd wordt, ongeacht hun oorsprong of grootte, zonder dat er een onevenredige regelgevingsdruk wordt opgelegd aan producenten, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, van kleine hoeveelheden producten.
   § 2. De Regering neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afvalstoffenhouders op wie de vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betrekking hebben, worden geïnformeerd over afvalpreventiemaatregelen, centra voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik, terugname- en inzamelingssystemen, en de preventie van zwerfafval. De Regering neemt tevens maatregelen om prikkels voor de afvalstoffenhouders te creëren zodat zij hun verantwoordelijkheid nemen om hun afval af te leveren bij de bestaande systemen voor gescheiden inzameling, met name economische prikkels of regelgeving, waar passend.
   § 3. De Regering neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elke producent van producten :
   1° een duidelijk omschreven geografisch gebied, product en materiaal bestrijkt, zonder deze te beperken tot de gebieden waar de inzameling en het beheer van afval het winstgevendst zijn ;
   2° voor een passende beschikbaarheid van afvalinzamelingssystemen binnen de onder 1° bedoelde gebieden zorgt ;
   3° over de nodige financiële middelen of financiële en organisatorische middelen beschikt om aan zijn verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen ;
   4° voorziet in een adequaat mechanisme voor zelfbeheer, in voorkomend geval ondersteund door regelmatige onafhankelijke controles voor de beoordeling van :
   a) zijn financiële beheer, waaronder de naleving van de vereisten van paragraaf 4, 1° en 2° ;
   b) de kwaliteit van de gegevens die zijn verzameld en gerapporteerd overeenkomstig paragraaf 1, 3°, van dit artikel, en de vereisten van Verordening (EG) nr. 1013/2006 ;
   5° informatie openbaar beschikbaar maakt over het behalen van de doelstellingen voor afvalbeheer als bedoeld in paragraaf 1, 2°, en, in geval van collectieve nakoming van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 26, § 4, 1°, tevens informatie over :
   a) de bestuurders van het erkende organisme of het beheersorganisme en zijn leden ;
   b) de door producenten van producten betaalde financiële bijdragen per verkochte eenheid of per ton in de handel gebracht product ; en
   c) de selectieprocedure voor afvalbeheerders.
   § 4. De Regering neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de financiële bijdragen die de producent van het product betaalt om aan zijn verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen :
   1° de volgende kosten dekken voor de producten die de producent in de handel brengt :
   a) de kosten van de gescheiden inzameling van afval en vervolgens het vervoer en de verwerking ervan, met inbegrip van de verwerking die nodig is om te voldoen aan de doelstellingen op het gebied van afvalbeheer, en de kosten die nodig zijn om te voldoen aan andere doelstellingen als bedoeld in paragraaf 1, 2°, rekening houdend met de inkomsten uit het hergebruik, de verkoop van secundaire grondstoffen van hun producten en niet-opgeëist statiegeld ;
   b) de kosten van het verstrekken van passende informatie aan afvalstoffenhouders overeenkomstig paragraaf 2 ;
   c) de kosten van het verzamelen en rapporteren van gegevens overeenkomstig paragraaf 1, 3° ;
   d) de kosten voor het opruimen van het zwerfafval van deze producten, en voor daaropvolgend vervoer en verwerking van dat zwerfafval;
   e) de kosten voor het inzamelen van afval van die producten die in de door de Regering gedefinieerde openbare inzamelsystemen worden afgedankt, inclusief de kosten voor de infrastructuur en de exploitatie ervan en voor daaropvolgend vervoer en verwerking van dat afval. De kosten kunnen ook betrekking hebben op het opzetten van specifieke infrastructuur voor het inzamelen van afval van deze producten, zoals passende afvalcontainers op plekken waar frequent zwerfafval wordt aangetroffen.
   Dit punt is niet van toepassing op regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheden voor afgedankte voertuigen, batterijen en accu's, en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur ;
   2° Wanneer de verplichtingen in verband met de uitgebreide producentenverantwoordelijkheden nagekomen worden in overeenstemming met artikel 26, § 4, 1°, indien mogelijk, voor afzonderlijke producten of groepen van soortgelijke producten worden gedifferentieerd, met name door rekening te houden met duurzaamheid, repareerbaarheid, herbruikbaarheid en recycleerbaarheid en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, waarbij wordt uitgegaan van de gehele levenscyclus en, wanneer beschikbaar, op basis van geharmoniseerde criteria ;
   3° niet meer bedragen dan de kosten die nodig zijn om de afvalbeheersdiensten op kostenefficiënte wijze te verrichten. Die kosten worden op transparante wijze vastgesteld tussen de betrokken actoren ;
   4° voor de kosten voor het opruimen van zwerfafval, beperkt blijven tot kosten voor werkzaamheden door of namens overheidsinstanties. De berekeningsmethode wordt zodanig ontwikkeld dat de kosten voor het opruimen van zwerfafval proportioneel kunnen worden vastgesteld. Om de administratieve kosten zo laag mogelijk te houden, kan de Regering voor het opruimen van zwerfafval een financiële bijdrage bepalen door passende meerjarige vaste bedragen vast te stellen.
   Wanneer dat wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om een adequaat afvalbeheer en de economische levensvatbaarheid van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te waarborgen, kan de Regering afwijken van de verdeling van financiële verantwoordelijkheid als vastgelegd onder 1°, mits :
   1° in geval van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld om doelstellingen voor afvalbeheer en doelstellingen die krachtens wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgesteld, te behalen, de producenten van producten ten minste 80 % van de noodzakelijke kosten dragen ;
   2° in geval van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld op of na 4 juli 2018 om doelstellingen voor afvalbeheer en doelstellingen die enkel door de Regering zijn vastgesteld, te behalen, de producenten van producten ten minste 80 % van de noodzakelijke kosten dragen ;
   3° in geval van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld vóór 4 juli 2018 om doelstellingen voor afvalbeheer en doelstellingen die enkel door de Regering zijn vastgesteld, te behalen de producenten van producten ten minste 50 % van de noodzakelijke kosten dragen ;
   en mits de overige kosten worden gedragen door de oorspronkelijke producenten of distributeurs van afvalstoffen.
   Deze afwijking mag niet worden gebruikt om het aandeel in de kosten dat gedragen wordt door producenten van producten in het kader van vóór 4 juli 2018 vastgesteld regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te verlagen.
   § 5. De Regering stelt een passend kader voor monitoring en handhaving vast om te waarborgen dat de producenten van producten aan hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voldoen, ook in geval van verkoop op afstand, dat de financiële middelen correct worden gebruikt en dat alle actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van de regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betrouwbare gegevens rapporteren.
   Indien op het grondgebied van het Gewest meerdere organisaties de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid namens de producenten van producten uitvoeren, wijst de Regering ten minste één van particuliere belangen onafhankelijke instantie aan die toezicht houdt op de uitvoering van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, of vertrouwt hij die taak aan een publieke instantie toe.
   De Regering staat de producenten van producten die in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn gevestigd en die producten op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de handel brengen, toe een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde rechtspersoon of natuurlijke persoon aan te wijzen als gemachtigd vertegenwoordiger voor de uitvoering van de verplichtingen van een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde producent van producten in verband met de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
   De Regering zorgt ervoor dat een producent die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is gevestigd en die producten in de handel brengt in een andere lidstaat van de Europese Unie waarin hij niet is gevestigd, een gemachtigd vertegenwoordiger in die andere lidstaat aanwijst voor het nakomen van de verplichtingen in verband met de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
   Voor de monitoring en verificatie van de naleving van de verplichtingen van de producent van producten in verband met regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid kan de Regering vereisten vaststellen, zoals registratie en informatie- en rapportagevereisten, waaraan een rechtspersoon of natuurlijke persoon moet voldoen om te worden aangewezen als gemachtigd vertegenwoordiger op haar grondgebied.
   § 6. De Regering zorgt voor een regelmatige dialoog tussen alle relevante belanghebbenden die betrokken zijn bij de uitvoering van de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waaronder producenten en distributeurs, private of publieke afvalverwerkers, lokale instanties, maatschappelijke organisaties en, indien van toepassing, actoren van de sociale economie, hergebruik- en reparatienetwerken en exploitanten van installaties voor voorbereiding voor hergebruik.
   § 7. Verstrekking van informatie aan het publiek krachtens dit artikel doet geen afbreuk aan het bewaren van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2021-05-06/01, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>


HOOFDSTUK 6. - Bepalingen eigen aan bepaalde categorieën van afvalstoffen en bepaalde handelingen betreffende afvalstoffen
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.27. De Regering kan :
  1° bepaalde categorieën van afvalstoffen wegens hun aard, hun samenstelling, hun oorsprong, hun hoeveelheid en hun wijze van beheer aan bepaalde bijzondere voorschriften onderwerpen;
  2° het vervoer van afvalstoffen reglementeren;
  3° de regels en technieken van afvalpreventie en -beheer reglementeren;
  4° voorafgaande voorwaarden en verplichtingen inherent aan de afvalbeheeroperaties bepalen.

Afdeling 2. - Bepalingen eigen aan bepaalde categorieën van afvalstoffen
Onderafdeling 1. - Gevaarlijke afvalstoffen
Art.28. De productie, de inzameling en het vervoer van gevaarlijk afval, alsmede de opslag en verwerking ervan, moet plaatsvinden onder omstandigheden waarbij bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid wordt geboden met inachtneming van de bepalingen van artikel 17, met inbegrip van maatregelen ter waarborging van de traceerbaarheid vanaf de productie tot aan de eindbestemming en toezicht op gevaarlijke afvalstoffen ter voldoening aan de vereisten van hoofdstuk 9.

Art.29.§ 1. Het is verboden om gevaarlijke afvalstoffen te mengen met andere categorieën gevaarlijke afvalstoffen alsook met andere afvalstoffen, stoffen of materialen. Onder mengen wordt ook het verdunnen van gevaarlijke stoffen verstaan.
  [1 Indien gevaarlijke afvalstoffen in strijd met dit artikel op onrechtmatige wijze gemengd zijn, moet er een scheiding uitgevoerd worden, onverminderd artikel 50, wanneer dat technisch haalbaar is en noodzakelijk om te voldoen aan artikel 17.
   Wanneer er geen scheiding vereist is op grond van het tweede lid, moet het gemengd afval verwerkt worden in een faciliteit die beschikt over een vergunning overeenkomstig artikel 37 om dat mengsel te verwerken.]1
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan toegestaan worden dat er wordt gemengd, op voorwaarde dat :
  1° het mengen in overeenstemming met de in de milieuvergunning of aangifte bepaalde voorwaarden gebeurt;
  2° de bepalingen van artikel 17 worden nageleefd en de negatieve gevolgen van het afvalbeheer op de menselijke gezondheid en het milieu niet worden vergroot;
  3° de handeling in kwestie in overeenstemming is met de beste beschikbare technieken; en
  4° het mengen tot doel heeft om de veiligheid van de nuttige toepassing of verwijdering te verbeteren.
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.30. Bij inzameling, vervoer en tijdelijke opslag worden gevaarlijke afvalstoffen verpakt en voorzien van een etiket in overeenstemming met de geldende gewestelijke, nationale, van de Europese Unie en internationale normen.

Art.31.[1 § 1. De gevaarlijke afvalstoffen die door de huishoudens geproduceerd worden, worden gescheiden ingezameld, mogen andere stedelijke afvalstromen niet besmetten en worden verwerkt in overeenstemming met de artikelen 6 en 17.]1
   [1 § 2.]1 De artikelen 28, 29, 30, 45 en 46 gelden niet voor door huishoudens geproduceerd gemengd afval.
  [1 § 3.]1 De artikelen 30, 45 en 46 gelden niet voor afzonderlijke fracties van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig uit huishoudens, totdat deze stoffen worden aanvaard voor inzameling, verwijdering of nuttige toepassing door een vergunde installatie of onderneming.
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.32. De Regering kan bijkomende voorschriften betreffende het beheer van gevaarlijke afvalstoffen uitvaardigen.
  Onverminderd artikel 31 kan de Regering bepaalde bepalingen van deze onderafdeling op andere afvalstoffen dan de gevaarlijke toepassen.
  De Regering neemt maatregelen, overeenkomstig de artikelen 6, 17 en 28, om de gescheiden ophaling en de gepaste verwerking van gevaarlijke afvalstoffen te vergemakkelijken.

Onderafdeling 2. - Afgewerkte olie
Art.33.§ 1. [1 Afgewerkte oliën worden gescheiden ingezameld, tenzij gescheiden inzameling, rekening houdend met goede praktijken, technisch niet haalbaar is.
   Bij de verwerking van afgewerkte oliën wordt voorrang gegeven aan regeneratie of andere recyclinghandelingen met een milieuresultaat dat gelijk is aan of beter is dan dat van regeneratie, overeenkomstig de artikelen 4 en 13.
   Afgewerkte oliën met uiteenlopende eigenschappen worden niet gemengd met elkaar en met andere soorten afval of stoffen, indien dat mengen een belemmering vormt voor de regeneratie ervan of voor andere recyclinghandelingen die gelijkwaardige of betere algehele milieuresultaten opleveren dan regeneratie.]1
  § 2. Ten behoeve van de gescheiden inzameling van afgewerkte olie en de goede verwerking ervan, mag de Regering aanvullende maatregelen hanteren zoals technische eisen, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, economische instrumenten of vrijwillige overeenkomsten.
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Onderafdeling 3. - Bioafval
Art.34.[1 § 1. Onder voorbehoud van artikel 19, paragraaf 3 wordt bioafval ofwel aan de bron gescheiden en gerecycleerd, ofwel gescheiden ingezameld en niet gemengd met andere soorten afval.
   § 2. De Regering kan toestaan dat afval met vergelijkbare biologische afbreekbaarheid en composteerbaarheid dat voldoet aan de geldende federale productnormen die minstens gelijkwaardige zijn aan de relevante Europese normen, voor verpakkingen die via compostering en biologische afbraak nuttig kunnen worden toegepast, samen met bioafval wordt ingezameld.
   § 3. De Regering neemt maatregelen overeenkomstig de artikelen 6 en 17 om :
   1° in eerste instantie het individuele thuiscomposteren en het buurtcomposteren aan te moedigen ;
   2° recycling aan te moedigen, met inbegrip van het composteren en vergisten van bioafval, op een wijze die een hoge mate van milieubescherming biedt en een output oplevert die aan hoge kwaliteitsnormen voldoet ; en
   3° het gebruik van met bioafval geproduceerd materiaal te bevorderen.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan bepaalde handelingen betreffende afvalstoffen
Art.35. De Regering treft de nodige maatregelen voor de uitvoering van :
  1° Verordening (EG) nr. 1013/2006, alsook de op basis van deze verordening goedgekeurde handelingen van de Europese Unie;
  2° het Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, ondertekend te Bazel op 22 maart 1989;
  3° elke andere handeling in verband met het vervoer of de overbrenging van afvalstoffen ten gevolge van internationale verdragen en met name de verdragen betreffende de Europese Unie.

Art.36.§ 1. In afwijking van Verordening (EG) nr. 1013/2006, kan [1 Leefmilieu Brussel]1, met het oog op een bescherming van het bij artikel 7 bedoelde netwerk, binnenkomende overbrengingen van afval, bestemd voor als nuttige toepassing ingedeelde afvalverbrandingsinstallaties, beperken, indien vaststaat dat die overbrengingen ertoe zouden leiden dat in het eigen gewest ontstaan afval moet worden verwijderd of dat afval moet worden verwerkt op een wijze die niet consistent is met het bij hoofdstuk 3 bedoelde gewestelijke afvalplan.
  § 2. Ook kan [1 Leefmilieu Brussel]1 de uitvoer van afval om in Verordening (EG) nr. 1013/2006 bepaalde milieuredenen beperken.
  § 3. [1 Leefmilieu Brussel]1 brengt jaarlijks verslag uit over de hoeveelheid voor verbranding bestemde afvalstoffen die in het Brussels Gewest worden ingevoerd of eruit worden uitgevoerd.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

HOOFDSTUK 7. - Milieuvergunning, aangifte, erkenning, registratie
Art.37. § 1. De ingedeelde afvalverwerkingsinrichtingen zijn onderworpen aan een milieuvergunning.
  § 2. In de milieuvergunning betreffende de ingedeelde afvalverwerkingsinrichtingen worden in elk geval de volgende elementen gespecificeerd :
  1° soorten en hoeveelheden van de afvalstoffen die mogen worden verwerkt;
  2° de technische en andersoortige voorschriften die op de betrokken locatie van toepassing zijn;
  3° de te nemen veiligheids- en voorzorgsmaatregelen;
  4° de voor elk type handeling toe te passen methode;
  5° monitoring- en controlehandelingen, voor zover noodzakelijk;
  6° bepalingen inzake sluiting en nazorg na sluiting, voor zover noodzakelijk.
  § 3. Er kan geen milieuvergunning aan een ingedeelde afvalverwerkingsinrichting worden toegekend, wanneer de voorgenomen verwerkingsmethode vanuit milieubeschermingsoogpunt onaanvaardbaar is, in het bijzonder wanneer de methode niet strookt met artikel 17.
  § 4. Een milieuvergunning die verband houdt met een ingedeelde inrichting voor de verbranding of medeverbranding van afval met terugwinning van energie, kan alleen worden toegekend op voorwaarde dat deze terugwinning van energie met een hoge energie-efficiëntie plaatsvindt.
  Wat betreft de ingedeelde verbrandingsinrichtingen waarvan de hoofdactiviteit erin bestaat vast gemeentelijk afval te verwerken, wordt de energie-efficiëntie als hoog gelabeld indien de ingedeelde installatie de voorwaarden respecteert die bij punt R1 van bijlage 2 vermeld worden, zoals goedgekeurd in het kader van de op het niveau van de Europese Unie besloten bepalingen.
  Voor andere ingedeelde inrichtingen voor de verbranding of medeverbranding van afval met terugwinning van energie kan de Regering de criteria van hun energie-efficiëntie bepalen.

Art.38. In afwijking van artikel 37, § 1, kan de Regering de ingedeelde afvalverwerkingsinrichtingen met de nuttige toepassing van niet-gevaarlijke afvalstoffen als hoofdactiviteit, aan een aangifteplicht onderwerpen.
  In dat geval keurt de Regering, in overeenstemming met artikel 17 en in het licht van de beste beschikbare technieken, voor elk type van activiteit, algemene exploitatievoorwaarden goed, die de afvaltypes en -hoeveelheden, alsook de te gebruiken verwerkingsmethode bepalen.

Art.39. De Regering onderwerpt aan een erkenning of registratie :
  1° de inzamelaars, indien de inzameling niet in het kader van de exploitatie van een ingedeelde inrichting gebeurt, waarvoor deze personen houder zijn van een milieuvergunning of aangifte;
  2° de vervoerders;
  3° de handelaars;
  4° de makelaars;
  5° de personen die de Regering aanwijst.

HOOFDSTUK 8. - Belastingen op het verbranden van afvalstoffen
Art.40.Belasting op afvalverbranding
  Er wordt, vanaf het belastingjaar 2013, een belasting op het verbranden van afvalstoffen ingevoerd ten laste van de uitbaters van afvalverbrandingsinstallaties gelegen op het grondgebied van het Gewest. Het belastingjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.
  De belasting wordt berekend op grond van het aantal ton afval dat gedurende het belastingjaar voor verbranding in aanmerking komt. Vanaf 2014, bezorgt het Gewest de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier voor het voorafgaande belastingjaar waarvan het model door de Regering is vastgelegd.
  Het bedrag van de belasting op het verbranden van afvalstoffen wordt vastgesteld op 6 euro per ton afvalstoffen bedoeld in het eerste lid die in aanmerking komt voor verbranding. [1 Vanaf het belastingjaar 2022, wordt dit bedrag verhoogd tot 15 euro per ton afvalstoffen bedoeld in het eerste lid die in aanmerking komt voor verbranding.]1
  Wanneer afvalstoffen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden opgehaald, verbrand worden buiten het grondgebied van het Gewest is het bedrag van de belasting gelijk aan het bedrag dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt gehanteerd, met aftrek van de belasting of de heffing toegepast op de plaats van verbranding van de afvalstoffen en wegens deze verbranding, waarbij het bedrag van de belasting niet minder dan nul mag zijn.
  In dat geval is de belastingplichtige de inzamelaar van de afvalstoffen. Bij gebrek aan een inzamelaar is de belastingplichtige de vervoerder van de afvalstoffen. Bij gebrek aan een ophaler en vervoerder is de belastingplichtige de afvalproducent.
  De bewijslast van de betaling van de belasting of heffing die buiten het Gewest verschuldigd is, is voor de belastingplichtige.
  De verbranding van afvalstoffen uit de gezondheidszorg is vrijgesteld van de belasting bedoeld in dit artikel.
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.41.§ 1. Vanaf het belastingjaar 2015 wordt een belasting ingevoerd op afvalstoffen die niet-selectief zijn opgehaald door het Agentschap.
  De schuldenaar van deze belasting is het Agentschap.
  Het belastingjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december. Vanaf 2016 bezorgt het Gewest de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier voor het voorafgaande belastingjaar waarvan het model door de Regering wordt vastgelegd.
  § 2. - Het bedrag van deze belasting wordt vastgelegd op 29 euro per ton verbrande afvalstoffen boven de volgende grenzen :
  - 75 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2015;
  - 70 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2016;
  - 65 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2017;
  - 60 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2018;
  - 55 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 voor het belastingjaar 2019;
  - 50 % van het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 vanaf het belastingjaar 2020.
  § 3. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel moeten de afvalstoffen die verbrand worden door het Agentschap in aanmerking worden genomen, met uitzondering van veegvuil, alsook van de volgende afvalstoffen :
  1° afvalstoffen die selectief worden opgehaald door het Agentschap met het oog op hun hergebruik of recycling of, in voorkomend geval, door een van zijn onderaannemers;
  2° afvalstoffen die selectief worden opgehaald door verenigingen zonder winstoogmerk en vennootschappen met sociaal oogmerk erkend en gesubsidieerd door het Gewest, met het oog op hun hergebruik of recycling;
  3° afvalstoffen die selectief worden opgehaald door de gemeenten met het oog op hun hergebruik of recycling;
  4° batterijen en accu's, vervallen geneesmiddelen, banden, voedingsvetten en -olie en elektrische en elektronische afvalstoffen van huishoudens die door detailhandelaars in het kader van de terugnameplicht op het gebied van het Gewest ingezameld worden;
  5° organische afvalstoffen die behandeld worden in wijkcomposteercentra.
  § 4. Het naleven van de grenzen die in paragraaf 2 worden bepaald, wordt nagegaan door het totaalgewicht van de afvalstoffen die het Agentschap verbrandt voor het betrokken belastingjaar, met uitzondering van veegvuil, te verdelen door het totaalgewicht van de afvalstoffen bedoeld in paragraaf 3 van dit artikel.
  [2 Deze berekening wordt uitgevoerd door Leefmilieu Brussel, na raadpleging van het Agentschap, met het oog op de invoering van de belasting zoals bedoeld in paragraaf 1. Leefmilieu Brussel vraagt de nodige informatie voor de berekening bij de betrokken personen.]2
  § 5. De Regering stelt jaarlijks, voor het einde van de maand mei, een inventaris op waarin de hoeveelheid van de afvalstoffen bedoeld in § 2 voor het voorafgaande belastingjaar wordt gepreciseerd.
  De Regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel nader bepalen.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.42.§ 1. Vanaf het belastingjaar 2014 wordt het bedrag bedoeld in artikel 40 aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
  Deze aanpassing wordt doorgevoerd aan de hand van de coëfficiënt die verkregen wordt door het gemiddelde van de prijsindexen [2 van de twaalf maanden die voorafgaan aan de maand december]2 van het jaar voorafgaand aan het jaar van de aangifteperiode door de prijsindexen van het jaar 2013 te delen.
  [2 Vanaf het belastingjaar 2023 gebeurt de jaarlijkse indexering op basis van het indexcijfer van de maand november van het voorgaande jaar, een eerste keer op 1 januari 2023 op basis van het indexcijfer van [3 november 2021, basis 2004]3.]2
  § 2. Het geïndexeerde bedrag wordt afgerond naar de hogere [2 ...]2 eurocent [2 ...]2.
  § 3. [1 Leefmilieu Brussel]1 laat het tarief van de belasting in het Belgisch Staatsblad bekendmaken zoals aangepast overeenkomstig dit artikel.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>
  (3)<ORD 2024-04-04/24, art. 205, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.43. De belastingen bedoeld in de artikelen 40 en 41, worden ten gunste van het Gewest geïnd. De inkomsten uit deze belastingen worden aangewend overeenkomstig de bepalingen van artikel 71.

Art.44.§ 1. Het Gewest zendt de belastingplichtigen jaarlijks een aangifteformulier voor de belastingen bedoeld in de artikelen 40 en 41, waarvan het model door de Regering vastgesteld wordt.
  De belastingplichtigen die op 1 juli van het jaar volgend op het belastingjaar nog geen aangifteformulier hebben ontvangen, dienen er zelf een aan te vragen.
  De aangifte moet opgestuurd worden naar of bezorgd worden aan de zetel van [3 Leefmilieu Brussel]3. Ze bevat alle elementen die nodig zijn voor de controle van de inning van de verschuldigde belasting tijdens de betrokken periode.
  § 2. [4 Titels 1 tot 4 van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure zijn van toepassing op de belastingen bedoeld in de artikelen 40 en 41 van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen.
   In afwijking van het eerste lid van deze paragraaf, zijn de artikelen 6, 7, en 8 van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure niet van toepassing op de belastingen bedoeld in de artikelen 40 en 41 van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen.]4
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 66, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2013. Zie art. 71>
  (2)<ORD 2015-12-18/37, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
  (4)<ORD 2022-11-17/05, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 9. - Toezicht en sancties
Afdeling 1. - Register en traceerbaarheidsdocument
Art.45.§ 1. Worden geacht een afvalstoffenregister bij te houden :
  1° de personen die afvalverwerkingsactiviteiten verrichten;
  2° de producenten van gevaarlijke afvalstoffen;
  3° de inzamelaars van gevaarlijke afvalstoffen;
  4° de vervoerders van gevaarlijke afvalstoffen;
  5° de handelaars in gevaarlijke afvalstoffen;
  6° de makelaars in gevaarlijke afvalstoffen;
  7° de personen die de Regering aanduidt.
  § 2. [2 Het register vermeldt in chronologische volgorde minstens de volgende elementen :
   1° de hoeveelheid, aard, oorsprong van die afvalstoffen en de hoeveelheid producten en materialen die verkregen zijn door voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere handelingen voor nuttige toepassing, en
   2° voor zover van toepassing, bestemming, inzamelingsfrequentie, wijze van vervoer en geplande methode van verwerking van die afvalstoffen.]2
  De Regering bepaalt het model van het register en kan voorzien dat het nog bijkomende informatie dient te bevatten.
  § 3. De gegevens van het register worden minstens vijf jaar lang bijgehouden.
  De bewijsstukken omtrent het beheer van de afvalstoffen worden op verzoek van de bevoegde overheid of van een voorgaande houder overgelegd [2 via de krachtens paragraaf 6 op te zetten elektronische registers waar passend,]2.
  § 4. De Regering kan de modaliteiten en de regelmaat van de bezorging van alle of een deel van de gegevens van het register aan [1 Leefmilieu Brussel]1 bepalen.
  § 5. De Regering kan de bij paragraaf 1 tot 4 beoogde verplichtingen uitbreiden tot niet-huishoudelijke afvalstoffen die geen gevaarlijke afvalstoffen zijn.
  [2 § 6. De Regering zet een elektronisch register of gecoördineerde registers op om de gegevens over de in paragraaf 2 bedoelde gevaarlijke afvalstoffen te registreren, voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Regering kan dergelijke registers voor andere afvalstromen opzetten, met name die afvalstromen waarvoor doelstellingen in de wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgesteld. De Regering maakt gebruik van de gegevens over afval die worden gerapporteerd door de industriële exploitanten in het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad.]2
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.46.§ 1. Een traceerbaarheidsdocument moet afgeleverd worden bij overdracht en ontvangst van gevaarlijke afvalstoffen en dient hen te vergezellen tijdens hun vervoer. Dit traceerbaarheidsdocument bevat de toepasselijke gegevens die voorgeschreven worden in bijlage I B van Verordening (EG) nr. 1013/2006.
  De Regering kan met name de bijkomende gegevens bepalen die het traceerbaarheidsdocument daarnaast dient te bevatten, alsook zijn model, zijn bewaartermijn, de gevallen waarin het aan [1 Leefmilieu Brussel]1 moet worden overgedragen en de overdrachtmodaliteiten.
  § 2. De Regering kan de in paragraaf 1 bedoelde verplichtingen uitbreiden tot niet-huishoudelijke afvalstoffen die geen gevaarlijke afvalstoffen zijn.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

Afdeling 2. - Opsporing en vaststelling van de misdrijven
Art.47. § 1. In overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van de ordonnantie van 25 maart 1999, worden aan passende periodieke inspecties onderworpen :
  1° de producenten van gevaarlijke afvalstoffen en hun inrichtingen;
  2° de personen die afvalverwerkingsactiviteiten verrichten en hun inrichtingen;
  3° de inzamelaars en hun inrichtingen;
  4° de vervoerders en hun inrichtingen;
  5° de handelaars en hun inrichtingen;
  6° de makelaars en hun inrichtingen;
  7° de inrichtingen of de personen die de Regering aanduidt.
  § 2. - De inspecties betreffende inzamelings- en vervoershandelingen hebben met name betrekking op de oorsprong, de aard, de samenstelling, de hoeveelheid en de bestemming van de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen.

Afdeling 3. - Strafrechtelijke sancties
Art.48.Wordt gestraft [1 met de straf voorzien in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid]1, degene die afvalstoffen achterlaat, in overtreding van artikel 18, § 1.
  ----------
  (1)<ORD 2014-05-08/54, art. 142, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>

Art.49.Wordt gestraft[1 met de straf voorzien in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid]1, degene die :
  1° de afvalstoffen niet beheert in overeenstemming met de artikelen 17, 19 en 20 en hun uitvoeringsmaatregelen;
  2° niet zelf overgaat tot de verwerking van de afvalstoffen of niet laat overgaan tot de verwerking van de afvalstoffen door een handelaar, een installatie of een onderneming die afvalverwerkingshandelingen verricht of door een persoon die afvalstoffen inzamelt, in overeenstemming met artikel 23, § 1;
  3° de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen niet aflevert in overeenstemming met artikel 23, § 2;
  4° afgewerkte olie inzamelt, laat inzamelen, verwerkt of laat verwerken op een manier die indruist tegen artikel 33 en zijn uitvoeringsmaatregelen;
  5° overgaat tot een illegale overbrenging van afvalstoffen in de zin van artikel 2, § 35, van Verordening (EG) nr. 1013/2006, buiten de hypothese zoals bedoeld in artikel 51, 2° ;
  6° [2 de bepalingen van de door de Regering in uitvoering van de artikelen 16, § 1 en § 3, 21, § 2 en § 4, 22, 26, 26/1, 27, 32, 34, 35 en 56, § 1, tweede lid goedgekeurde besluiten overtreedt ;]2
  7° [1 ...]1
  8° [1 ...]1
  [2 9° niet voldoet aan de vereisten van het artikel 9, § 5.]2
  [1 Het minimumbedrag van de geldboete wordt verdubbeld ingeval de afvalstoffen gevaarlijke afvalstoffen zijn.]1
  ----------
  (1)<ORD 2014-05-08/54, art. 143, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>
  (2)<ORD 2021-05-06/01, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.50.Wordt gestraft [1 met de straf voorzien in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid]1, degene die :
  1° [1 ...]1
  2° gevaarlijke afvalstoffen produceert of opslaat in overtreding van artikel 28;
  3° gevaarlijke afvalstoffen mengt, in overtreding van artikel 29;
  4° gevaarlijke afvalstoffen inzamelt, vervoert of tijdelijk opslaat, in overtreding van artikel 30.
  ----------
  (1)<ORD 2014-05-08/54, art. 144, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>

Art.51.Wordt gestraft [1 met een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en met een geldboete van 250 tot 300.000 euro, of met slechts één van deze straffen alleen]1, degene die :
  1° [1 ...]1
  2° een illegale overbrenging van afvalstoffen verricht in de zin van artikel 2, § 35, van Verordening (EG) nr. 1013/2006, wanneer het in een niet-verwaarloosbare hoeveelheid gebeurt, ongeacht het feit of het daarbij gaat om één enkele overbrenging of meerdere overbrengingen die met elkaar verbonden lijken.
  ----------
  (1)<ORD 2014-05-08/54, art. 145, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>

Art.52.Wordt gestraft [1 met de straf zoals voorzien in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid]1, degene die tijdens een controle van de met het toezicht belaste personeelsleden in de zin van de ordonnantie van 25 maart 1999, de krachtens artikel 23, § 4 vereiste documenten niet kan voorleggen.
  ----------
  (1)<ORD 2014-05-08/54, art. 146, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>

Art.53.Wordt gestraft [1 met de straf zoals voorzien in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid]1, degene die de voorschriften betreffende het afvalstoffenregister of het traceerbaarheidsdocument zoals bedoeld in de artikelen 45 en 46 en door de maatregelen die werden genomen voor hun uitvoering niet respecteert.
  ----------
  (1)<ORD 2014-05-08/54, art. 147, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>

Art.54.Wordt gestraft [1 met de straf zoals voorzien in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid]1, degene die de bij artikel 59, opgelegde informatieplicht niet respecteert.
  [1 Het minimumbedrag van de geldboete voor het in het eerste lid bedoelde misdrijf wordt verdubbeld wanneer het misdrijf opzettelijk of uit winstbejag werd gepleegd.]1
  ----------
  (1)<ORD 2014-05-08/54, art. 148, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>

Art.55. De rechter kan, naast de bij de artikelen 48 tot 51 vastgelegde straffen, in overeenstemming met artikel 33 van het Strafwetboek, bevelen tot het geheel of gedeeltelijk verbod tot uitoefening van de in artikel 31 van het Strafwetboek, alsmede in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 genoemde rechten.

HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Afdeling 1. - Omzetting en uitvoering van de uit internationale verdragen voortvloeiende bepalingen
Art.56. De Regering kan elke maatregel goedkeuren die nodig is om bepalingen betreffende afvalstoffen om te zetten en uit te voeren, in het bijzonder de bepalingen betreffende bepaalde afvalstoffen, het vervoer en de overbrenging van afvalstoffen, de modaliteiten en technieken inzake afvalpreventie en -beheer, en die voortvloeien uit internationale verdragen en met name de verdragen betreffende de Europese Unie.

Afdeling 2. - Informatie en kennisgeving
Art.57.§ 1. De Regering stelt de Europese Commissie, via de geijkte kanalen, in kennis van :
  a) de beslissingen die werden genomen in toepassing van artikel 9, § 2, in overeenstemming met Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, wanneer deze dat vereist;
  b) het in hoofdstuk 3 bedoelde gewestelijke afvalplan, evenals elke noemenswaardige herziening van dit plan;
  c) de gevallen waarin afvalstoffen als gevaarlijk worden beschouwd terwijl ze niet als dusdanig vermeld staan op de Europese lijst van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7, § 1, van Richtlijn 2008/98/EG en verschaft de Commissie alle informatie hieromtrent;
  d) de gevallen waarin afvalstoffen als niet-gevaarlijk worden beschouwd terwijl ze als gevaarlijk vermeld staan op de Europese lijst van afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 7, § 1 van Richtlijn 2008/98/EG en verschaft de Commissie alle nodige bewijsstukken;
  e) de in toepassing van artikel 36, § 1, goedgekeurde bepalingen;
  f) de in toepassing van artikel 38, tweede lid, goedgekeurde bepalingen;
  [1 g) de gedetailleerde criteria goedgekeurd in toepassing van artikel 8, § 3, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad, wanneer de richtlijn in kwestie dit vereist ;
   h) de gedetailleerde criteria goedgekeurd in toepassing van artikel 9, § 4, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad, wanneer de richtlijn in kwestie dit vereist.]1
  § 2. [1 De Regering deelt de Commissie via de gepaste kanalen het volgende mee :
   1° de gegevens overeenkomstig de artikelen 37.1 tot 37.4 en de verslagen overeenkomstig artikel 37.5 van Richtlijn 2008/98/EG ;
   2° de gegevens overeenkomstig de artikelen 15.1 tot 15.3 van Richtlijn 1999/31/EG ;
   3° de gegevens overeenkomstig de artikelen 9.1bis tot 9.1ter van Richtlijn 2000/53/EG ;
   4° de gegevens overeenkomstig de artikelen 10.1 en 12.5 van Richtlijn 2006/66/EG ;
   5° de gegevens overeenkomstig de artikelen 16.6 en 16.7 van Richtlijn 2012/19/EG.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art.58.[1 Leefmilieu Brussel]1 is belast met het verzamelen van de informatie die nodig is voor het opstellen van de aan de internationale instellingen te bezorgen documenten.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

Art.59.§ 1. Alle persoonlijke inlichtingen die worden ingezameld of meegedeeld op aanvraag van [1 Leefmilieu Brussel]1 in het kader van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan, hierna inlichtingen genoemd, zijn vertrouwelijk en moeten worden verwerkt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
  De verwerking van de inlichtingen strekt tot de voorbereiding of opstelling van het bij hoofdstuk 3 bedoelde gewestelijke afvalplan, of een reglementering betreffende afvalstoffen of voor het nakomen van internationale, intergewestelijke of gewestelijke verplichtingen.
  [1 Leefmilieu Brussel]1 is verantwoordelijk voor de verwerking van de inlichtingen.
  Overeenkomstig artikel 4, § 1, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, moeten de persoonsgegevens toereikend, terzake dienend en niet overmatig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt.
  De Regering mag die inlichtingen inwinnen en zodra ze anoniem gemaakt zijn, ze verwerken voor statistische doeleinden of om het afvalbeleid te verbeteren.
  § 2. De noodzakelijke individuele inlichtingen die vereist zijn voor het in het tweede lid van de eerste paragraaf bedoelde doeleinde, worden door de personen die ze bezitten ter beschikking gesteld van [1 Leefmilieu Brussel]1 op zijn verzoek.
  Elk verzoek moet een uitdrukkelijke motivering bevatten waarin de noodzakelijke aard en de nagestreefde doelstelling aangetoond worden.
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

Afdeling 3. - Wijzigingsbepalingen
Art.60. In artikel 4, § 1 van de ordonnantie van 19 juli 1990 tot oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid zoals gewijzigd door artikel 2 van de ordonnantie van 18 december 1997 tot aanvulling van de ordonnantie van 19 juli 1990 tot oprichting van het Gewestelijke Agentschap voor Netheid worden de woorden " inzake ophaling en verwerking van huisvuil " vervangen door de woorden " inzake ophaling en verwerking van gemeentelijk afval ".
  In artikel 4, § 1, van dezelfde ordonnantie wordt een 6° toegevoegd, luidend als volgt :
  " 6° de organisatie van selectieve ophalingen en de ontwikkeling van initiatieven tot voorbereiding van hergebruik en recycling van de afvalstoffen. ".
  In artikel 7, § 3 van dezelfde ordonnantie worden de woorden " tegen het sluikstorten, zoals bedoeld in hoofdstuk IV van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen " vervangen door de woorden " tegen het sluikstorten, zoals bedoeld in artikel 18, § 1 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ".

Art.61. In artikel 2 van de ordonnantie van 25 maart 1999 wordt 8° vervangen door :
  " 8° de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen; ".

Art.62.In artikel 4 van dezelfde ordonnantie wordt het eerste lid vervangen door :
  " Op voorstel van de leidende ambtenaren van respectievelijk [1 Leefmilieu Brussel]1, het bevoegde bestuur van het Ministerie en het GAN wijst de Regering de ambtenaren van [1 Leefmilieu Brussel]1 aan die belast worden met het toezicht op de naleving van de wetten, ordonnanties en voorschriften van de Europese Unie bedoeld in artikel 2, de ambtenaren van het Ministerie belast met het toezicht op de naleving van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de grondwateren en de ambtenaren van het GAN belast met het toezicht op de naleving van artikel 18, § 1 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen en, voor wat de huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen betreft, de naleving van artikel 19, §§ 2 en 4, van dezelfde ordonnantie. ".
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

Art.63. In artikel 5 van dezelfde ordonnantie worden de woorden " artikel 8 van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van de afvalstoffen " vervangen door de woorden " artikelen 18, § 1, en 19, §§ 2 en 4 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ".

Art.64. In artikel 32 van dezelfde ordonnantie wordt 7° vervangen door :
  " 7° in de zin van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen :
  a) ongevaarlijke afvalstoffen achterlaat in overtreding van artikel 18, § 1;
  b) ongevaarlijke afvalstoffen laat inzamelen in overtreding van artikel 19, § 2 of 4;
  c) bij een controle door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht in de zin van de ordonnantie van 25 maart 1999, de documenten zoals vereist krachtens artikel 23, § 4 niet kan voorleggen;
  d) ertoe aanzet het misdrijf te begaan zoals bedoeld in artikel 48. ".

Art.65. In artikel 33 van dezelfde ordonnantie wordt 4° vervangen door :
  " 4° in de zin van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen :
  a) gevaarlijke afvalstoffen achterlaat in overtreding van artikel 18, § 1;
  b) de afvalstoffen niet beheert in overeenstemming met de artikelen 17, 19 en 20 en hun uitvoeringsmaatregelen;
  c) niet zelf overgaat tot de verwerking van de afvalstoffen of niet laat overgaan tot de verwerking van de afvalstoffen door een handelaar, een installatie of een onderneming die afvalverwerkingshandelingen verricht of door een persoon die afvalstoffen inzamelt, in overeenstemming met artikel 23, § 1;
  d) de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen niet aflevert in overeenstemming met artikel 23, § 2;
  e) de bepalingen overtreedt van de door de Regering in uitvoering van de artikelen 16, § 1 en § 2, 21, § 2, 22, 26, 27, 32, 34, 35 en 56, § 1, tweede lid, goedgekeurde besluiten;
  f) afgewerkte olie inzamelt, laat inzamelen, verwerkt of laat verwerken op een manier die indruist tegen artikel 33 en zijn uitvoeringsmaatregelen;
  g) gevaarlijke afvalstoffen produceert of opslaat in overtreding van artikel 28;
  h) gevaarlijke afvalstoffen mengt, in overtreding van artikel 29;
  i) gevaarlijke afvalstoffen inzamelt, vervoert of tijdelijk opslaat, in overtreding van artikel 30;
  j) de voorschriften overtreedt aangaande het afvalstoffenregister of het traceerbaarheidsdocument zoals voorzien in de artikelen 45 en 46 en hun uitvoeringsmaatregelen;
  k) op opzettelijke wijze ertoe aanzet de misdrijven te begaan zoals bedoeld in de artikelen 45 en 46;
  l) overgaat tot een illegale overbrenging van afvalstoffen in de zin van artikel 2, § 35, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006;
  m) de informatieplicht niet in acht neemt zoals opgelegd door artikel 59.

Art.66. In de ordonnantie van 5 juni 1997 wordt artikel 3 aangevuld met het volgende punt 21° :
  " 21° " beste beschikbare technieken " : het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatie-methoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen, is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt, algemeen te beperken. Onder :
  a) " technieken " : wordt verstaan : zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld;
  b) " beschikbare " : wordt verstaan : op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van de betrokken lidstaat worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant onder redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;
  c) " beste " : wordt verstaan : de meest doeltreffende technieken voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel.
  Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken moeten de in bijlage 1 vermelde punten speciaal in aanmerking worden genomen. ".

Art.67. In dezelfde ordonnantie wordt de volgende bijlage opgenomen :
  " Bijlage 1. - Overwegingen waarmee in het algemeen of in bijzondere gevallen rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de beste beschikbare technieken, omschreven in artikel 3, 21°, rekening houdend met de eventuele kosten en baten van een actie en met het voorzorgs- en preventiebeginsel :
  1. de toepassing van technieken die weinig afval veroorzaken;
  2. de toepassing van minder gevaarlijke stoffen;
  3. de ontwikkeling, waar mogelijk, van technieken voor de terugwinning en recycling van de in het proces uitgestoten en gebruikte stoffen en van afval;
  4. vergelijkbare processen, apparaten of exploitatiemethoden die met succes op industriële schaal zijn beproefd;
  5. de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis;
  6. de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies;
  7. de data van ingebruikneming van de nieuwe of bestaande installaties;
  8. de tijd die nodig is voor het omschakelen op een betere beschikbare techniek;
  9. het verbruik en de aard van de grondstoffen (met inbegrip van water) en de energie-efficiëntie;
  10. de noodzaak het algemeen effect van de emissies en de risico's op het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken;
  11. de noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken;
  12. de door de Commissie krachtens artikel 17, § 2 van Richtlijn 2008/1/EG van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging of door internationale organisaties bekendgemaakte informatie. ".

Art.68. In artikel 10, § 2, tweede lid, 1°, van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieu-effectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's worden de woorden " het algemeen plan betreffende het voorkomen en het beheren van afvalstoffen bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen " vervangen door de woorden " het in hoofdstuk 3 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen bedoelde gewestelijke afvalplan ".

Art.69. In artikel 30 van dezelfde ordonnantie worden de woorden " de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen " vervangen door de woorden " de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ".

Art.70. In artikel 2, 9° van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen worden de woorden " in artikel 9 van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen " vervangen door de woorden " in artikel 18, § 2 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen ".

Art.71.In de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt artikel 2 aangevuld met volgend lid :
  " 17° het " Fonds voor de preventie, sortering, hergebruik, recycling en nuttige toepassing van afvalstoffen ".
  Bestemd worden voor het Fonds, de ontvangsten die voortvloeien uit de belasting op het verbranden van afvalstoffen die door de artikelen 40 en 41 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen wordt ingevoerd. De ontvangsten uit de belasting bedoeld in artikel 40 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen worden verdeeld tussen het Agentschap ten bedrage van 75 % en [1 Leefmilieu Brussel]1 ten bedrage van 25 % van de beschikbare bedragen.
  De Regering kan afwijken van de verdeling bedoeld in het vorige lid mits een rechtvaardiging.
  De opbrengsten van de belasting bedoeld in artikel 40 van de ordonnantie van... betreffende afvalstoffen worden door het Agentschap enkel aangewend voor de uitgaven met betrekking tot bijkomende investeringen ten voordele van preventie, sortering, hergebruik of recycling, met name :
  1° de bouw en vernieuwing van containerparken;
  2° de installatie van units voor het demonteren van voorwerpen die uit meerdere materialen bestaan met het oog op hergebruik en recycling, zoals de Ecopool;
  3° de bouw van de biomethaanvormingseenheid;
  4° de aankoop van voertuigen, materiaal en uitrustingen bestemd voor selectieve ophaling of inzameling;
  5° de aankoop en de plaatsing van materiaal voor de selectieve ophaling op wegen en in openbare gebouwen;
  6° de ontwikkeling van communicatieacties rond preventie, sortering, hergebruik, recycling;
  7° de Netheidsschool.
  In voorkomend geval, als een saldo van het budget beschikbaar blijft, kan dit saldo worden aangewend voor de werkings- en personeelskosten die verband houden met deze investeringen.
  Wanneer de doelstellingen inzake recycling uit artikel 22, § 2 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen worden bereikt, kan het Agentschap de middelen van het Fonds ook aanwenden voor investeringen bestemd voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.
  De middelen van het Fonds mogen niet worden aangewend voor uitgaven die verband houden met verbranding.
  De middelen van het Fonds worden door [1 Leefmilieu Brussel]1 enkel en alleen aangewend voor bijkomende uitgaven met betrekking tot :
  1° de ontwikkeling van acties om de vermindering van afvalstoffen en duurzame consumptie te bevorderen;
  2° acties met het oog op de strijd tegen verspillingen;
  3° acties ter bevordering van duurzame aankopen door de overheden en de burgers;
  4° de bevordering van gedecentraliseerd composteren;
  5° de ontwikkeling van en de steun aan diensten die hergebruik aanmoedigen;
  6° de ontwikkeling van kringloopwinkels;
  7° acties met het oog op de strijd tegen oververpakking en overbodige verpakkingen;
  8° de ontwikkeling van voorlichtingprogramma's op het gebied van afvalvermindering;
  9° deelname aan de Europese Week van de Afvalvermindering;
  10° de betaling van het personeel belast met de controle van de sorteer- en contractverplichtingen bedoeld in de artikelen 19 en 23 van de ordonnantie van ... betreffende afvalstoffen.
  Het Agentschap en [1 Leefmilieu Brussel]1 bezorgen de Regering elk jaar, in oktober, een verslag dat de aanwending van de middelen van het Fonds aangeeft in de loop van het afgelopen jaar, alsook de geplande bestemmingen voor de twee volgende jaren en de bijdrage ervan tot het halen van de Europese en gewestelijke doelstellingen zoals bedoeld in artikel 22.
  Het Fonds wordt beheerd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
  Alle ontvangsten uit de belasting bedoeld in artikel 41 van de ordonnantie van... betreffende afvalstoffen worden toegekend aan het Agentschap. De opbrengsten van deze belasting worden enkel aangewend voor uitgaven met betrekking tot :
  - bijkomende investeringen inzake selectieve ophaling, met inbegrip van containerparken;
  - de werkings- en personeelskosten met betrekking tot deze investeringen. ".
  ----------
  (1)<ORD 2018-05-03/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-05-2018>

Afdeling 4. - Opheffingsbepalingen
Art.72. Worden opgeheven :
  1° de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen;
  2° het koninklijk besluit van 9 mei 1986 betreffende de afvalstoffen in het Brusselse Gewest;
  3° de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd door de ordonnanties van 25 maart 1999, 18 mei 2000, 19 februari 2004, 18 maart 2004 en 1 maart 2012 en door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001;
  4° het besluit van de Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 5 september 1991 tot vaststelling van de regels van het openbaar onderzoek betreffende de planning van de preventie en het beheer van afvalstoffen;
  5° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 betreffende de wijze waarop en de voorwaarden waaronder monsters van afvalstoffen worden genomen.

Art.73.Art. 41 treedt in werking op een door de Regering vastgestelde datum, en uiterlijk op 31 december 2014.
  [1 Voor de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld vóór 4 juli 2018 treedt artikel 26/1 in werking op 5 januari 2023.]1

  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 28, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Verwijderingshandelingen


D 1Storten op of in de bodem (bv. op een vuilstortplaats, enz.)
D 2Uitrijden (bv. biologische afbraak van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem, enz.)
D 3Injectie in de diepe ondergrond (bv. injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of van natuurlijk gevormde holten, enz.)
D 4Opslag in waterbekkens (bv. het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen, enz.)
D 5Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bv. in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen die van elkaar en van de omgeving afgeschermd zijn, enz.)
D 6Lozen/storten in wateren, behalve zeeën en oceanen
D 7Lozen/storten in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem
D 8Biologische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan, die worden verwijderd op een van de onder D 1 tot en met D 12 vermelde methoden
D 9Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de onder D 1 tot en met D 12 vermelde methoden (bv. verdampen, drogen, calcineren, enz.)
D 10Verbranding op het land
D 11Verbranding op zee [*]
D 12Permanente opslag (bv. plaatsen van houders in mijnen, enz.)
D 13Vermengen voorafgaand aan een van de onder D 1 tot en met D 12 vermelde behandelingen [**]
D 14Herverpakken voorafgaand aan een van de onder D 1 tot en met D 13 vermelde behandelingen
D 15Opslag in afwachting van een van de onder D 1 tot en met D 14 vermelde behandelingen (met uitsluiting van tijdelijke opslag voorafgaand aan inzameling op de plaats van productie van de afvalstoffen) [* * *]
[*] Verboden op grond van EU-wetgeving en internationale verdragen en overeenkomsten.
  [**] Indien er geen andere passende D-code voorhanden is, kan dit voorbereidende handelingen voorafgaand aan verwijdering omvatten inclusief voorbehandeling, zoals sorteren, verbrijzelen, verdichten, pelletiseren, drogen, versnipperen, conditioneren of scheiden voorafgaand aan een van de onder D 1 tot en met D 12 genoemde handelingen.
  [* * *] " Tijdelijke opslag " betekent voorlopige opslag overeenkomstig artikel 3, 15°.

Art. N2.[1 Bijlage 2. - Handelingen van nuttige toepassing]1

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 12-05-2021, p. 47674)
  ----------
  (1)<ORD 2021-05-06/01, art. 29, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>

Art. N3. Bijlage 3. - Gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen


H 1`` Ontplofbaar `` : stoffen en preparaten die bij aanraking met een vlam kunnen ontploffen of voor stoten of wrijving gevoeliger zijn dan dinitrobenzeen.
H 2`` Oxiderend `` : stoffen en preparaten die bij aanraking met andere stoffen, met name ontvlambare stoffen, sterk exotherm kunnen reageren.
H 3-A`` Licht ontvlambaar `` :
 - vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt beneden 21 ° C hebben (zeer licht ontvlambare vloeistoffen inbegrepen), of
 - stoffen en preparaten die, bij normale temperatuur aan de lucht blootgesteld, zonder toevoer van energie in temperatuur kunnen stijgen en ten slotte kunnen ontbranden, of
 - vaste stoffen en preparaten die, door kortstondige inwerking van een ontstekingsbron, gemakkelijk kunnen worden ontstoken en na verwijdering van de ontstekingsbron blijven branden of gloeien, of
 - gasvormige stoffen en preparaten die bij normale druk met lucht ontvlambaar zijn, of
 - stoffen en preparaten die bij aanraking met water of vochtige lucht, licht ontvlambare gassen in een gevaarlijke hoeveelheid ontwikkelen.
H 3-B`` Ontvlambaar `` : vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt van ten minste 21 ° C en ten hoogste 55 ° C hebben.
H 4`` Irriterend `` : niet-corrosieve stoffen en preparaten die door directe, langdurige, of herhaalde aanraking met de huid of de slijmvliezen een ontsteking kunnen veroorzaken.
H 5`` Schadelijk `` : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid gevaren van beperkte aard kunnen opleveren.
H 6`` Vergiftig `` : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid ernstige, acute of chronische gevaren en zelfs de dood kunnen veroorzaken (zeer giftige stoffen en preparaten inbegrepen).
H 7`` Kankerverwekkend `` : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid kanker veroorzaken of de frequentie van kanker kunnen doen toenemen.
H 8`` Corrosief `` : stoffen en preparaten die bij aanraking een vernietigende werking op levende weefsels kunnen uitoefenen.
H 9`` Infectueus `` : stoffen en preparaten die levensvatbare micro-organismen of hun toxinen bevatten waarvan bekend is of waarvan sterk wordt vermoed dat zij ziekten bij de mens of bij andere levende organismen veroorzaken.
H 10`` Vergiftig voor de voortplanting `` : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid niet-erfelijke misvormingen veroorzaken of de frequentie daarvan kunnen doen toenemen.
H 11`` Mutageen `` : stoffen en preparaten die door inademing of door opneming via de mond of de huid erfelijke genetische schade veroorzaken of de frequentie daarvan kunnen doen toenemen.
H 12Afvalstoffen die in contact met water, lucht of zuur vergiftig of zeer vergiftig gas ontwikkelen.
H 13[*] `` Sensibiliserend `` : stoffen en preparaten die bij inademing of bij opneming via de huid aanleiding kunnen geven tot een zodanige reactie van hypersensibilisatie dat latere blootstelling aan de stof of het preparaat karakteristieke nadelige effecten veroorzaakt.
H 14`` Ecotoxisch `` : afvalstoffen waarvan het gebruik onmiddellijk of na verloop van tijd gevaar voor één of meer sectoren van het milieu oplevert of kan opleveren.
H 15Afvalstoffen die na verwijdering op de een of andere wijze een andere stof doen ontstaan (bijvoorbeeld een uitlogingsproduct) die een van de bovengenoemde eigenschappen bezit.
[*] Voor zover er testmethoden voorhanden zijn.
  N.B.
  1. De gevaarlijke eigenschappen " vergiftig " (en " zeer vergiftig "), " schadelijk ", " corrosief ", " irriterend ", " kankerverwekkend ", " vergiftig voor de voortplanting ", " mutageen " en " ecotoxisch " worden toegeschreven volgens de criteria van bijlage VI bij het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu.
  2. Waar dit relevant is, gelden de grenswaarden die zijn vermeld in de onderdelen B en C van bijlage I bij het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan.
  Testmethoden
  De te gebruiken methoden zijn omschreven in de verordening van de Commissie betreffende de testmethoden, zoals verduidelijkt in artikel 13, paragraaf 2 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen en in andere relevante nota's van het Europees Normalisatiecomité (CEN).

Art. N4. Bijlage 4. - Voorbeelden van afvalpreventiemaatregelen, bedoeld in artikel 13
  Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de randvoorwaarden met betrekking tot de productie van afvalstoffen
  1. Toepassing van planningsmaatregelen of andere economische instrumenten die een efficiënt gebruik van grondstoffen bevorderen.
  2. Bevordering van onderzoek en ontwikkeling ter verwezenlijking van schonere en minder verspilling veroorzakende technologieën en producten, alsmede de verspreiding en toepassing van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling op dat gebied.
  3. Ontwikkeling van relevante en doeltreffende indicatoren voor de milieudruk als gevolg van de productie van afvalstoffen, die moeten bijdragen aan de preventie van afvalproductie op alle niveaus, van productvergelijkingen op het niveau van de Europese Unie tot maatregelen op nationaal vlak, langs acties die door plaatselijke instanties worden ondernomen.
  Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de ontwerp-, productie- en distributiefase
  4. Bevordering van " ecologisch ontwerpen " (de systematische integratie van milieuaspecten in het ontwerp van een product, teneinde de milieuprestaties van het product gedurende de hele levenscyclus ervan te verbeteren).
  5. Verstrekking van informatie over afvalpreventietechnieken teneinde de toepassing van de beste beschikbare technieken door het bedrijfsleven te vergemakkelijken.
  6. Opleiding van het personeel van de bevoegde instanties met betrekking tot de opneming van afvalpreventie-eisen in vergunningen uit hoofde van deze ordonnantie en de ordonnantie van 5 juni 1997.
  7. Het opnemen van afvalpreventiemaatregelen in installaties waarop de ordonnantie van 5 juni 1997 van toepassing is. Waar passend, kunnen deze maatregelen afvalpreventie-evaluaties of -plannen omvatten.
  8. Gebruik van bewustmakingscampagnes of verlening van financiële, besluitvormings- of andere steun aan bedrijven. Het laat zich aanzien dat dit soort maatregelen vooral doeltreffend zal zijn als zij worden afgestemd op en aangepast aan kleine en middelgrote ondernemingen, en gebruik maken van de bestaande netwerken van bedrijven.
  9. Gebruik van vrijwillige overeenkomsten, consumenten-/producentenpanels of sectoraal overleg om ervoor te zorgen dat de betrokken bedrijven of industriële sectoren eigen afvalpreventieplannen of -doelstellingen vaststellen, c.q. maatregelen nemen om door producten of verpakkingen veroorzaakte verspilling een halt toe te roepen.
  10. Bevordering van geloofwaardige milieumanagementsystemen, bijvoorbeeld EMAS en ISO 14001.
  Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de consumptie- en gebruikfase
  11. Economische instrumenten zoals de beloning van " schoon " aankoopgedrag of de instelling van een door de consument verplicht te betalen vergoeding voor een verpakkingsartikel of -element dat anders gratis ter beschikking zou worden gesteld.
  12. Gebruik van bewustmakingscampagnes en verstrekking van informatie ten behoeve van het brede publiek of specifieke categorieën consumenten.
  13. Bevordering van geloofwaardige milieukeurmerken.
  14. Overeenkomsten met het bedrijfsleven, bijvoorbeeld het gebruik van productpanels zoals die welke in het kader van het geïntegreerd productbeleid in het leven zijn geroepen, of met de detaillisten met betrekking tot de beschikbaarheid van afvalpreventie-informatie en van producten met een minder groot milieueffect.
  15. In het kader van aankopen door publieke organisaties en bedrijven, integratie van milieu- en afvalpreventiecriteria in aanbestedingen en contracten, overeenkomstig het op 29 oktober 2004 door de Commissie gepubliceerde " Handbook on environmental public procurement " (Handboek inzake milieuvriendelijke overheidsopdrachten).
  16. Bevordering van hergebruik en/of herstelling van daartoe in aanmerking komende afgedankte producten of hun componenten, met name via educatieve, economische, logistieke of andere maatregelen zoals het ondersteunen of opzetten van erkende herstellings- en kringloopcentra en -netwerken, in het bijzonder in dichtbevolkte gebieden.



Art. N5. [1 Bijlage 5.]1

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 12-05-2021, p. 47674)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2021-05-06/01, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>



Art. N6.[1 Bijlage 6.]1

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 12-05-2021, p. 47674)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2021-05-06/01, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 22-05-2021>