4 SEPTEMBER 2014. - Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot vaststelling van het model van aangifteformulieren voor de belasting op het verbranden van afvalstoffen en houdende de aanstelling van de ambtenaren in het kader van de inkohiering, de inning en invordering van deze belasting(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-10-2014 en tekstbijwerking tot 23-12-2016)
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Aangifte
Art. 2-3, 3bis, 4
HOOFDSTUK III. - Kohieren
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Inning en invordering
Art. 6-8
HOOFDSTUK V. - Oplossing van moeilijkheden
Art. 9-11
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° ordonnantie van 21 december 2012 : de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° ordonnantie van 14 juni 2012 : de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen;
3° Minister : de Minister van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor afvalstoffenbeleid;
4° Instituut : het Brussels Instituut voor milieubeheer;
5° ontvanger : de rekenplichtige van ontvangsten belast met fiscale zaken;
6° afvalstoffen uit de gezondheidszorg : afval afkomstig van activiteiten inzake gezondheidszorg in de zin van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 23 maart 1994 betreffende het beheer van afvalstoffen afkomstig van activiteiten in de gezondheidszorg.
HOOFDSTUK II. - Aangifte
Art.2. De ambtenaren die worden bedoeld in artikel 40, 3e lid van de ordonnantie van 14 juni 2012, in artikel 7 en in artikel 9 van de ordonnantie van 21 december 2012, die respectievelijk belast zijn met het bezorgen, de ontvangst en het nazicht van de aangifte en in voorkomend geval met het overgaan tot ambtshalve heffing, zijn de ambtenaren van het Instituut.
Art.3. Het model van aangifteformulier bedoeld in artikel 40, 3e lid van de ordonnantie van 14 juni 2012 dat betrekking heeft op de belasting op het verbranden van afvalstoffen wordt vastgesteld in bijlage I van dit besluit.
Het model van aangifteformulier bedoeld in artikel 40, 4e, 5e en 6e leden van de ordonnantie van 14 juni 2012 dat betrekking heeft op de belasting op het verbranden van afvalstoffen wordt vastgesteld in bijlage II van dit besluit.
Art.3bis. [1 § 1. De ingevulde en ondertekende aangiften moeten door de belastingplichtige naar het Instituut worden gestuurd binnen de vijfenveertig dagen nadat ze hem werden ter beschikking gesteld wat de belasting betreft die wordt bedoeld in artikel 40 van de ordonnantie van 14 juni 2012.
Indien de belastingplichtige deze verplichting niet naleeft kan worden overgegaan tot een ambtshalve heffing volgens de procedure zoals omschreven in artikel 9 van de ordonnantie van 21 december 2012.
Het Instituut bevestigt de ontvangst van de aangifte binnen de tien dagen na de ontvangst ervan.
§ 2. De belastingplichtigen die op 1 juli van het jaar volgend op het belastingjaar nog geen aangifteformulier hebben ontvangen, dienen er zelf een aan te vragen voor 1 augustus van het jaar volgend op het belastingjaar.
Indien de belastingplichtige deze verplichting niet naleeft, kan worden overgegaan tot een ambtshalve heffing volgens de procedure zoals omschreven in artikel 9 van de ordonnantie van 21 december 2012.
§ 3. De Minister kan tegen de voorwaarden die hij vaststelt toestaan dat de aangiften en de documenten of inlichtingen waarvan het overleggen door het model wordt vereist, geheel of gedeeltelijk elektronisch worden ingediend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2016-01-14/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014, belastingjaar 2015>
Art.4. De ambtenaren bedoeld in artikel 2 berekenen het bedrag van de belasting en sturen aan de ambtenaar bedoeld in artikel 5 voor elke aangifte of ambtshalve gevestigde belasting de informatie bedoeld in artikel 10, § 2 van de ordonnantie van 21 december 2012, uiterlijk op 15 september van het jaar dat volgt op het belastingjaar of, in geval van ambtshalve heffing, uiterlijk op 15 september van het derde jaar dat volgt op het belastingjaar waarvoor de belasting verschuldigd is.
HOOFDSTUK III. - Kohieren
Art.5.§ 1. De kohieren bedoeld in artikel 10 van de ordonnantie van 21 december 2012 worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door de Directeur van de Directie Inkohiering [1 van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit]1.
§ 2. Indien de functie van Directeur van de Directie Inkohiering niet is ingevuld worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de eerste attaché of de attaché met de hoogste dienstanciënniteit binnen die Directie.
Bij afwezigheid van de Directeur van de Directie Inkohiering worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de eerste attaché of de attaché met de hoogste dienstanciënniteit binnen die Directie.
----------
(1)<BESL 2016-12-15/06, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK IV. - Inning en invordering
Art.6.De belasting moet aan de ontvanger worden betaald door storting of overschrijving op de lopende rekening van de ontvanger.
[1 De belasting waarvan de betaling wordt vervolgd door een gerechtsdeurwaarder, met toepassing van artikel 16 van de ordonnantie van 21 december 2012, kan worden betaald in handen van deze gerechtsdeurwaarder.]1
----------
(1)<BESL 2016-01-14/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 05-02-2016>
Art.7. De betaling van de belasting heeft uitwerking op de datum van het rekeninguittreksel van de ontvanger waarin de betaling op het credit is ingeschreven.
Art.8. § 1. De rekenplichtige van ontvangsten belast met fiscale zaken is, in het kader van de toepassing van artikel 44 van de ordonnantie van 14 juni 2012, belast met de invordering van de gewestbelasting bedoeld in artikel 15 van de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hij is bevoegd om het dwangbevel waarin het bovenvermelde artikel voorziet uit te vaardigen, te viseren en uitvoerbaar te verklaren.
§ 2. Bij afwezigheid van de rekenplichtige van ontvangsten belast met fiscale zaken worden de bevoegdheden die in het vorige lid worden bedoeld uitgeoefend door de plaatsvervangende rekenplichtige van ontvangsten belast met fiscale zaken.
HOOFDSTUK V. - Oplossing van moeilijkheden
Art.9.§ 1. De Directeur-generaal [1 van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit]1 is, in het kader van de toepassing van artikel 44 van de ordonnantie van 14 juni 2012, bevoegd voor het oplossen van de moeilijkheden die kunnen rijzen met betrekking tot de inning van de belastingen, zoals bepaald door artikel 23 van de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
§ 2. Indien de functie van Directeur-generaal [1 van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit]1 niet is ingevuld worden de bevoegdheden die aan deze ambtenaar worden verleend uitgeoefend door [1 de adjunct-directeur-generaal van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit]1.
Bij afwezigheid van de Directeur-generaal [1 van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit]1 worden de bevoegdheden die aan deze ambtenaar worden verleend uitgeoefend door de Adjunct-secretaris-generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
----------
(1)<BESL 2016-12-15/06, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.10. Dit besluit treedt in werking de datum van publikatie in het Belgisch Staatsblad.
Art.11. De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu, Energie en Waterbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Model van aangifteformulier voor de belasting op het verbranden van afvalstoffen.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 02-10-2014, p. 77907-77909)
Art. N2. Bijlage 2. - Model van aangifteformulier voor de belasting op de afvalstoffen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden opgehaald en werden verbrand buiten het Gewest.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 02-10-2014, p. 77910-77914)