4 APRIL 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van betreffende gastanks en -flessen voor blusgassen, verbonden met een automatisch blussysteem, en tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de lijst van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III tot uitvoering van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen
Art. 1-11
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Toepassingsgebied en doelstellingen
Dit besluit wijzigt de rubrieken 72 en 74 van de lijst van de ingedeelde inrichtingen die voorkomen in de bijlage van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.
Dit besluit bepaalt de voorwaarden voor de gastanks en -flessen voor blusgassen verbonden met een automatisch blussysteem, bedoeld in de rubrieken 72-2-A en 72-2-B van de lijst van de ingedeelde inrichtingen.
Art.2. Definities
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° Leefmilieu Brussel: Leefmilieu Brussel opgericht door het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van Leefmilieu Brussel;
2° Bevoegde overheid: de overheid die gemachtigd is een milieuattest of -vergunning uit te reiken of een verklaring te ontvangen in de zin van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;
3° HFK's: Fluorkoolwaterstoffen bedoeld in bijlage I bij de Verordening (EU) nr. 517/2014;
4° Automatisch blussysteem: automatisch blussysteem met gas, met inbegrip van de tanks en/of de flessen die ermee verbonden zijn en die inert gas, HFK's of CO2 bevatten;
5° Verordening (EU) nr. 517/2014: verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en de intrekking van verordening (EG) nr. 842/2006;
6° Verordening (EG) nr. 304/2008: verordening (EG) nr. 304/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten.
Art.3. Conformiteit met verordening (EU) nr. 517/2014
De automatische blussystemen die HFK's bevatten, moeten in overeenstemming zijn met verordening (EU) nr. 517/2014.
Art.4. Minimale door de aanvrager te verstrekken informatie
Naast de vermeldingen genoemd in artikel 10 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 mei 2009 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de aanvraag van een milieuattest, -aangifte en -vergunning, bestaat de aanvraag van een milieuvergunning voor gastanks en -flessen voor blusgassen, verbonden met een automatisch blussysteem, uit de volgende elementen:
1° Capaciteit van de flessen en tanks verbonden met een automatisch blussysteem (uitgedrukt in liter);
2° Type gebruikt blusgas.
Art.5. Controles van de tanks en de flessen
§ 1. De exploitant van een automatisch blussysteem dat inert gas of CO2 bevat, dient een controlesysteem te installeren om beschadigingen en vermoedelijke lekken in het automatisch blussysteem op te sporen.
Dat systeem kan bestaan uit:
1° een drukmetingssysteem (manometers);
2° een systeem voor het meten van het gewicht van de recipiënten met blusmiddel (weegschaal, ...);
3° een vast systeem voor het opsporen van lekken;
4° of elk ander systeem.
§ 2. De nieuw geïnstalleerde automatische blussystemen moeten onmiddellijk na hun indienststelling aan een dichtheidscontrole worden onderworpen.
Art.6. Reparatie van lekken
De lekken die in de automatische blussystemen worden vastgesteld, moeten zo snel mogelijk worden gerepareerd. Onmiddellijk na de reparatie wordt een nieuwe dichtheidscontrole uitgevoerd. De oorzaak van het lek wordt in de mate van het mogelijke bepaald om te vermijden dat het zich opnieuw voordoet.
Art.7. Register
§ 1. De exploitanten van automatische blussystemen dienen een register bij te houden.
Dat register moet worden ingevuld door de technicus die belast is met het onderhoud van het systeem en moet de volgende gegevens in detail vermelden:
1° de naam, het adres en het telefoonnummer van de exploitant;
2° de datum van indienststelling van het automatisch blussysteem, met vermelding van het type blusgas en de geïnstalleerde capaciteit;
3° het type en de datum van de interventies: onderhoud, reparaties, controles en definitieve verwijdering van de blusgassen;
4° de hoeveelheid, de aard en het type toegevoegd of gerecupereerd gas;
5° een beschrijving en de resultaten, in voorkomend geval, van de dichtheidscontroles en de gebruikte methodes;
6° de naam van de technicus die aan het automatisch blussysteem heeft gewerkt;
7° de naam van het bedrijf waarvoor de in het vorige punt genoemde technicus werkt.
§ 2. De exploitanten van automatische blussystemen die gassen van het type HFK bevatten, moeten tevens de volgende informatie registreren:
1° de hoeveelheid blusgas per automatisch blussysteem, uitgedrukt in ton equivalent CO2.
2° het land of de regio die het certificaat van de technicus heeft afgeleverd in overeenstemming met verordening (EG) nr. 304/2008 en, in voorkomend geval, een vertaling van het certificaat in het Frans of het Nederlands.
§ 3. De datums en de resultaten van de verschillende tests en proeven moeten bij het register worden gevoegd.
Deze registers en documenten bevatten informatie over de 5 laatste exploitatiejaren en worden op aanvraag ter beschikking gesteld van de bevoegde overheid.
§ 4. Wanneer de Europese regelgeving specifieke rapporteermodaliteiten oplegt, kan Leefmilieu Brussel de exploitanten verplichten om de gevraagde gegevens te verstrekken in de gevraagde vorm, ook langs elektronische weg.
Art.8. Opslag van de flessen en/of tanks van de automatische blussystemen
§ 1. De opslagzone voor de gastanks of -flessen voor blusgassen:
1° mag uitsluitend voor dit doel worden gebruikt;
2° moet correct verlicht en verlucht zijn.
De tanks en de flessen zijn beschermd tegen opwarming afkomstig van zonnestraling of elke andere bron.
§ 2. Een zichtbaar bericht of het overeenkomstige pictogram verbiedt de toegang tot de tanks en flessen voor personen die niet tot de inrichting behoren en personen die er wegens hun dienst niet moeten zijn.
§ 3. De vloer van de zone waar de tanks en flessen zich bevinden, bestaat uit een resistent en waterdicht materiaal dat zodanig is aangebracht dat de stabiliteit van de recipiënten er gegarandeerd is. De vloer wordt permanent proper gehouden.
De vloer van de zone waar de tanks en flessen zich bevinden, mag zich niet onder de grond bevinden. Er kan echter een afwijking van dit voorschrift worden toegekend op basis van een gemotiveerde aanvraag bij Leefmilieu Brussel. In dat geval moet de aanvraag een risicoanalyse bevatten die bewijst dat er geen risico is voor het publiek.
§ 4. De tanks en flessen van het blussysteem, vol of leeg, moeten permanent worden vastgezet.
§ 5. In of in de nabijheid van de opslagzone moeten uitbatingsinstructies worden uitgehangen.
Deze instructies bevatten minstens:
1° de naam van het bedrijf dat verantwoordelijk is voor het onderhoud van het systeem;
2° de gebruiks- en onderhoudsinstructies en de relevante gegevens voor de installatie;
3° de gebruiksaanwijzing van het gasblussysteem met een leidingenschema;
4° een algemeen plan met de beschermde zones.
§ 6. Het gebruik van automatische blussystemen met CO2 is verboden voor de bescherming van lokalen die toegankelijk zijn voor het publiek.
§ 7. Op de tanks en flessen moeten bovendien minstens de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
1° de naam van het bedrijf dat de tanks en flessen heeft geïnstalleerd;
2° het type gas, de hoeveelheid gas en voor gassen van het type HFK, de hoeveelheid in ton equivalent CO2.
Art.9. Ingedeelde inrichtingen
De rubrieken 72 en 74 van de lijst van de ingedeelde inrichtingen die voorkomen in de bijlage van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de lijst der ingedeelde inrichtingen van de klasse IB, IC, ID, II en III tot uitvoering van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, worden vervangen door de rubrieken 72 en 74 zoals beschreven in de bijlage van onderhavig besluit.
Art.10. Opheffingsbepaling en inwerkingtreding
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 september 2003 betreffende de halonen bevattende brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten wordt opgeheven.
Dit besluit treedt in werking op 20 april 2019.
Art.11. Uitvoering
De minister die bevoegd is voor Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage
Rubriek | Benaming | Klasse | Sleutelwoord |
72-1-A | Gashouders, opslagplaatsen voor vaste recipiënten van samengeperst, vloeibaar gemaakt of in oplossing gehouden gassen, (met uitzondering van opslagplaatsen voor blusgassen) met een totale capaciteit op de site: van 300 tot en met 3.000 liter | 2 | Gassen (vaste recipiënten) |
72-1-B | Gashouders, opslagplaatsen voor vaste recipiënten van samengeperst, vloeibaar gemaakt of in oplossing gehouden gassen, (met uitzondering van opslagplaatsen voor blusgassen) met een totale capaciteit op de site van meer dan 3.000 liter tot en met 1.000.000 liter | 1B | Gassen (vaste recipiënten) |
72-2-A | Gastanks en/of -flessen voor blusgassen verbonden met een automatisch blussysteem met een totale capaciteit op de site: van 300 tot en met 3.000 liter | 2 | Gassen (vaste recipiënten) |
72-2-B | Gastanks en/of -flessen voor blusgassen verbonden met een automatisch blussysteem met een totale capaciteit op de site: van meer dan 3.000 liter | 1B | Gassen (vaste recipiënten) |
74-1-A | Opslagplaatsen voor verplaatsbare recipiënten van samengeperst, vloeibaar gemaakt of in oplossing gehouden gas (met uitzondering van aerosols) met een totale capaciteit op de site: van 300 tot en met 3.000 liter | 2 | Gassen (verplaatsbare recipiënten) |
74-1-B | Opslagplaatsen voor verplaatsbare recipiënten van samengeperst, vloeibaar gemaakt of in oplossing gehouden gas (met uitzondering van aerosols) met een totale capaciteit op de site van meer dan 3.000 liter | 1B | Gassen (verplaatsbare recipiënten) |
74-2-A | Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden aersols met een totale capaciteit op de site: van 300 tot en met 3.000 liter | 2 | Gassen (verplaatsbare recipiënten) |
74-2-B | Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden aersols met een totale capaciteit op de site van meer dan 3.000 liter | 1B | Gassen (verplaatsbare recipiënten) |