Details





Titel:

19 MAART 2009. - Decreet betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-05-2009 en tekstbijwerking tot 10-01-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Bezetting en gebruik van het openbaar domein voor de uitoefening van bepaalde activiteiten
Art. 3, 3bis, 3ter, 4, 4bis
HOOFDSTUK III. - Overtredingen
Art. 5
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Specifieke overtredingen gepleegd op het gewestelijk openbaar waterwegendomein]1
Art. 5bis
HOOFDSTUK IV. - Domaniale politie
Art. 6-7
HOOFDSTUK V. - Herstel van de plaats
Art. 8
HOOFDSTUK Vbis. - [1Onmiddellijke inning]1
Art. 8bis, 8ter
HOOFDSTUK VI. - Administratieve boetes
Art. 9
HOOFDSTUK VIbis. [1 - Toelagen]1
Art. 9bis
HOOFDSTUK VIter. [1 - Maatregelen van ambtswege op het gewestelijk openbaar waterwegendomein]1
Afdeling 1. [1 - Verplaatsing van ambtswege]1
Art. 9ter, 9quater
Afdeling 2. [1 - Verwaarloosde schepen en scheepswrakken]1
Onderafdeling 1. [1 - Verwaarloosde schepen of drijvende installaties]1
Art. 9quinquies, 9sexies, 9septies
Onderafdeling 2. [1 - Scheepswrakken]1
Art. 9octies, 9novies
Afdeling 3. [1 - Beslagen en gedwongen uitvoering inzake langdurig parkeren]1
Art. 9decies
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 10-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1956071201  1993027030  1998027080  1998027081  1999027439  2004A02818  2004A27101 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit decreet beoogt de bescherming van de integriteit, de netheid, de veiligheid en de beschikbaarheid van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein.
  [1 Richtlijn 2015/719 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 96/53/EG van de Raad houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten wordt gedeeltelijk omgezet bij dit decreet.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-24/19, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Art.2.In de zin van dit besluit wordt verstaan :
  1° gewestelijk openbaar domein : het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein. Het bestaat uit :
  a) de autowegen, de gewestelijke wegen en de overige openbare wegen bestemd voor het wegverkeer die onder het rechtstreekse of gedelegeerde beheer van het Waalse Gewest vallen, alsook de desbetreffende aanhorigheden;
  b) de waterwegen en de grote hydraulische werken die onder het rechtstreekse of gedelegeerde beheer van het Waalse Gewest vallen, alsook de desbetreffende bijgebouwen;
  2° aanhorigheden : alle bouwwerken, voorzieningen, uitrustingen of dienstwegen gelegen naast, onder, op, boven de autowegen, wegen, openbare wegen, waterwegen of hydraulische werken bedoeld in 1°, of die er inherent aan zijn en speciaal gebouwd, geïnstalleerd, aangekocht, ingericht of ter beschikking gesteld worden in het raam van die infrastructuren;
  3° beherende overheid : de Regering of de door haar aangewezen overheid, mogelijk een belichaamd overheidsorgaan in de zin van artikel 9 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
  De Regering is ertoe gemachtigd :
  1° een lijst op te maken van de in het eerste lid, 1°, a), bedoelde autowegen, gewestelijke wegen en andere openbare wegen die voor het wegverkeer bestemd zijn;
  2° een lijst op te maken van de waterwegen en grote hydraulische werken bedoeld in het eerste lid, 1°, b);
  3° een voorbeeldlijst van de aanhorigheden op te maken;
  4° de gewestelijke openbare wegen en de waterwegen volgens de bestemming ervan in categorieën in te delen;
  [1 5° de scheepvaartvoorschriften op de waterwegen en op de grote waterbouwkundige kunstwerken te bepalen;]1
  [1 6° bijzondere voorschriften voor elke waterweg en groot waterbouwkundig kunstwerk naar gelang van bijzondere omstandigheden te nemen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-24/19, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

HOOFDSTUK II. - Bezetting en gebruik van het openbaar domein voor de uitoefening van bepaalde activiteiten
Art.3. § 1. De voorafgaande schriftelijke toestemming van de beherende overheid wordt geëist voor :
  1° de bezetting of het gebruik van het gewestelijk openbaar domein op een wijze die het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, te buiten gaat;
  2° de uitvoering van werken op het gewestelijk openbaar domein;
  3° de organisatie van een recreatieve, sportieve of toeristische manifestatie op het gewestelijk openbaar domein wanneer die manifestatie van dien aard is dat ze het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, belemmert.
  § 2. De beherende overheid kan haar toestemming verlenen via een eenzijdige akte of een overeenkomst.
  Het is aan de beherende overheid om in het belang van het openbaar domein, van de gebruikers en van het leefmilieu en met inachtneming van de gelijkheidsbeginselen of van andere belangen van algemene aard, te oordelen of de gevraagde toestemming al dan niet, onder bepaalde voorwaarden, op grond van een eenzijdige akte of een overeenkomst, voor een bepaalde of een onbepaalde duur verleend moet worden.
  § 3. De toestemming bedoeld in § 1, 1°, wordt altijd ten precaire titel verleend.
  Wanneer ze op grond van een eenzijdige akte verleend wordt, kan ze ingetrokken, gewijzigd of opgeschort worden om redenen bedoeld in § 2, tweede lid, zonder vergoeding voor de houder.
  § 4. De Regering is ertoe gemachtigd :
  1° procedureregels vast te leggen voor de verlening van de toestemmingen bedoeld in § 1;
  2° algemene voorwaarden te stellen voor de bezetting en het gebruik van het domein, voor de uitvoering van werken of de organisatie van de manifestaties bedoeld in 1, met inbegrip van heffingen waarvan ze het tarief en de inningsmodaliteiten vastlegt. Die algemene voorwaarden kunnen betrekking hebben op bepaalde soorten bezettingen, gebruiken, werken of manifestaties en vastgelegd worden op grond van de categorie van de openbare weg of waterweg.

Art. 3bis. [1 Op de autowegen en wegen bepaald door de Regering worden de interventies voor het takelen van voertuigen met een maximaal toegelaten massa van minder dan 3,5 ton en het weghalen van voorwerpen die het verkeer belemmeren enkel uitgevoerd door aangewezen takelbedrijven die opgeroepen worden om de interventie uit te voeren via een enig beheersplatform voor takelverrichtingen.
   De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de erkenning van de takelbedrijven aangewezen via dit platform voor de interventies op de autosnelwegen en wegen bepaald in lid 1. Zij kan met name de voorwaarden vaststellen voor de uitrustingen die deze bedrijven moeten bezitten en voor de vorming van hun personeel. Zij kan de verplichting opleggen om de voertuigen die ingezet worden voor takelverrichtingen op de betrokken autowegen en wegen voorzien worden van een merkteken.
   De Regering stelt het tarief vast dat van toepassing is op de interventies van de takelbedrijven voor voertuigen die niet onder een bijstandsverzekering vallen, voor achtergelaten voertuigen en het weghalen van voorwerpen op de autowegen en wegen bedoeld in lid 1. Zij kan beslissen dat gedifferentieerde tarieven worden gebruikt, afhankelijk van de dag, het uur, de plaats of het type interventie.
   De Regering kan de nadere organisatie- en werkingsregels bepalen van het enig beheersplatform voor de takelverrichtingen bedoeld in lid 1.
   Onder " enig beheersplatform voor takelverrichtingen " wordt een gecentraliseerd informaticasysteem beoogd dat de overdracht van de informatie organiseert, nodig voor de interventies en de aanwijzing van de takelaars.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-12-20/56, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 13-12-2019>


Art.3ter. [1 De Regering kan overgaan tot de onteigening van onroerende goederen om ontwikkelings-, uitbreidings- en onderhoudswerken van de wegen- en waterwegennetten mogelijk te maken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-11-30/16, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 20-01-2024>


Art.4. De Regering heeft machtiging om het gebruik van de vuilnisbakken, containers of recipiënten die op het gewestelijk openbaar domein geplaatst worden te regelen.

Art. 4bis. [1 De Regering is gemachtigd om het verkeer op het gewestelijk openbaar wegen- of waterwegendomein of op een deel ervan om één of meerdere redenen bedoeld in artikel 1 te beperken of te verbieden.
   In dat geval voorziet de Regering in de eventueel noodzakelijke wegomleidingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-12-22/40, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 04-02-2011>

HOOFDSTUK III. - Overtredingen
Art.5.§ 1. Er wordt een boete van minstens 50 tot hoogstens 10.000 euro opgelegd aan :
  1° al wie, vrijwillig of door gebrek aan voorzorg of behoedzaamheid, het gewestelijk openbaar domein vernielt, beschadigt of bevuilt of de bruikbaarheid of de veiligheid ervan aantast;
  2° al wie, zonder de vereiste toestemming van de beherende overheid, op een wijze die er niet mee strookt of zonder inachtneming van de door de Regering vastgelegde algemene voorwaarden :
  a) het gewestelijk openbaar domein bezet of gebruikt op een wijze die het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, te buiten gaat;
  b) werken op het gewestelijk openbaar domein uitvoert;
  3° al wie uitrustingsgoederen van het gewestelijk openbaar domein steelt, alsook beplantingen, of materieel of materialen die er opgeslagen worden met het oog op het onderhoud ervan of op de uitvoering van openbare werken.
  [1 4° diegenen die het gewestelijk openbaar domein gebruiken in overtreding van een besluit getroffen krachtens artikel 4bis. ]1
  § 2. Er wordt een boete van minstens 50 tot hoogstens 1.000 euro opgelegd aan :
  1° al wie, zonder de vereiste toestemming van de beherende overheid, op een wijze die er niet strookt of zonder inachtneming van de door de Regering vastgelegde algemene voorwaarden, een recreatieve, sportieve of toeristische manifestatie op het gewestelijk openbaar domein organiseren wanneer die manifestatie van dien aard is dat ze het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, te buiten gaat;
  2° al wie van de op het gewestelijk openbaar domein geplaatste vuilnisbakken, containers of recipiënten een gebruik maakt dat niet strookt met het gebruik waarvoor ze normaal bestemd zijn of met het gebruik waarin de regelgeving voorziet;
  3° [2 al wie op het gewestelijk openbaar domein opschriften, affiches, beeld- of fotoreproducties, vlugschriften of brochures aanplakt of elke reclame-inrichting plaatst op andere plekken dan die welke daartoe voorzien worden door de beherende overheid]2;
  4° de eigenaars, huurders of gebruikers van terreinen gelegen in zones met een risico op overstroming door het buiten de oevers treden van waterlopen die daar producten of materieel opslaan die door de stroom meegesleept zouden kunnen worden en de vernieling, beschadiging of afsluiting van de waterwegen en van de aanhorigheden ervan zouden kunnen veroorzaken of schade aan de gebruikers ervan zouden kunnen toebrengen;
  5° [2 ...]2;
  6° al wie weigert gevolg te geven aan de regelmatige bevelen gegeven door de domaniale politie in het raam van de uitvoering van de informatiehandelingen bedoeld in artikel 6, § 4, 1°, 3° en 4°;
  7° al wie de uitvoering belemmert van de informatieakten bedoeld in artikel 6, § 4.
  § 3. [2 [3 ...]3.]2
  [2 § 4. [3 ...]3
   § 5. [3 ...]3
   § 6. De in dit artikel vermelde bedragen worden verhoogd met opdeciemen zoals bedoeld in de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten.
   § 7. De straf en de boete vermeld in dit artikel worden naar gelang van de ernst van de overtreding, van de eventuele gelijktijdigheid van meerdere overtredingen en van de eventuele recidive bepaald.]2
  ----------
  (1)<DWG 2010-12-22/40, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 04-02-2011>
  (2)<DWG 2016-11-24/19, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>
  (3)<DWG 2019-04-04/76, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 30-04-2023>

HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Specifieke overtredingen gepleegd op het gewestelijk openbaar waterwegendomein]1   ----------   (1)
Art. 5bis.[1 § 1er. Met een geldboete van 50 euro tot 1.000 euro worden bestraft :
   1° degenen die een overtreding plegen van de artikelen 3, § 1, c), 5, §§ 2, 3 en 5, 7, eerste lid, 8, § 3, twaalfde lid, en § 4, 9, § 2, tweede lid, 11, § 2 en 12, § 1 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 houdende regeling van de scheepvaart op de waterwegen in het Waalse Gewest en tot opheffing voor het Waalse Gewest van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 15 oktober 1993 houdende algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk;
   2° degenen die de wilde dieren op het gewestelijk openbaar waterwegendomein voeden.
   § 2. Met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro worden bestraft :
   - degenen die een overtreding plegen van de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering houdende van 15 mei 2014 regeling van de scheepvaart op de waterwegen in het Waalse Gewest en tot opheffing voor het Waalse Gewest van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 houdende algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk, met uitzondering van de artikelen bedoeld in § 1;
   - degenen die een onaangepast gedrag hebben bij het varen onder door een kunstwerk;
   - degenen die deelnemen aan het besturen, het trakteren of het trekken van een schip of een drijvende installatie en die via manoeuvres, verplaatsingen of door het stilstanden vrijwillig een obstakel vormen voor het normale verkeer op de waterwegen.
   § 3. Degenen die een overladen schip besturen, waarvan de diepgang de maximum toegelaten diepgang die voor die weg in een bijzondere bepaling genomen krachtens artikel 2, tweede lid, 6° is bepaald, overschrijdt.
   De in het eerste lid bedoelde geldboete bedraagt :
   1° 1.000 tot 5.000 euro in geval van overlading van minder dan 10 ton;
   2° 2.000 tot 10.000 euro in geval van overlading van 10 ton tot minder dan 20 ton;
   3° 4.000 tot 20.000 euro in geval van overlading van 20 ton tot minder dan 50 ton;
   4° 5.000 tot 30.000 euro in geval van overlading van 50 ton tot minder dan 100 ton;
   5° 6.000 tot 50.000 euro in geval van overlading van 100 ton tot minder dan 500 ton;
   6° 7.500 tot 75.000 euro in geval van overlading van 500 ton en meer.
   § 4. Met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro worden bestraft, de overtredingen van :
   1° de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen en de uitvoeringsbesluiten ervan;
   2° de wet van 21 mei 1991 betreffende het invoeren van een stuurbrevet voor het bevaren van de scheepvaartwegen van het Rijk en de uitvoeringsbesluiten ervan;
   3° het koninklijk besluit van 30 maart 1976 houdende goedkeuring van het Reglement betreffende het onderzoek van Rijnschepen;
   4° koninklijk besluit van 24 september 2006 houdende vaststelling van het algemeen politiereglement voor de scheepvaart op de binnenwateren van het Koninkrijk;
   5° het koninklijk besluit van 9 maart 2007 houdende de bemanningsvoorschriften op de scheepvaartwegen van het Koninkrijk;
   6° het koninklijk besluit van 16 januari 1996 betreffende de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren.
   § 5. De in de §§ 1, 2 en 4 vermelde bedragen worden verhoogd met opdeciemen zoals bedoeld in de wet van 1 maart 2 betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

HOOFDSTUK IV. - Domaniale politie
Art.6.§ 1. [5 § 1. [8 Onverminderd de bevoegdheden van de ambtenaren van de federale politie en de lokale politie voor de toepassing van de bepalingen van dit decreet kunnen de controle, de opsporing en de vaststelling van de volgende overtredingen toevertrouwd worden aan statutaire of contractuele gewestelijke agenten aangewezen overeenkomstig § 2:
   1° de overtredingen bepaald in de artikelen 5 en 5bis van dit decreet;
   2° de overtredingen van de communautaire regelgeving zoals bepaald in artikel 5, 16°, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg, van dezelfde wet en de uitvoeringsbesluiten ervan;
   3° de overtredingen van de communautaire regelgeving zoals bepaald in artikel 5, 16°, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006, van dezelfde wet en de uitvoeringsbesluiten ervan;
   4° de overtredingen van de bepalingen van het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, opgenomen als bijlage aan Aanhangsel C van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), gesloten te Vilnius op 3 juni 1999, zoals gewijzigd, van het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, getekend te Genève op 30 september 1957, zoals gewijzigd en van het koninklijk besluit van 28 juni 2009 Koninklijk besluit betreffende het vervoer via de weg of per spoor van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2013;
   5° de overtredingen van de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen, zoals gewijzigd.]8]5
  Die agenten worden "domaniale politieagenten" genoemd.
   Ze zijn bekleed met de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie of van officier van de gerechtelijke politie.
   Ze mogen hun opdracht pas vervullen na eedaflegging voor de rechtbank van eerste aanleg van hun administratieve woonplaats. In geval van gewone wijziging van hun administratieve woonplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen.
   De hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg waar een agent de eed heeft afgelegd bezorgt de griffier van de rechtbanken van eerste aanleg van het ambtsgebied waarin de agent zijn functies moet uitoefenen een afschrift van de akte van aanwijzing en van de akte van de eedaflegging van de agent.
  § 2. De domaniale politieagenten worden door de Regering of volgens de door haar bepaalde modaliteiten aangewezen als agent van de gerechtelijke politie of als officier van de gerechtelijke politie.
  Alleen de agenten van niveau 1 kunnen als officier van de gerechtelijke politie aangewezen worden.
  De Regering kan bepalen welke kentekens de domaniale politieagenten moeten dragen bij de uitoefening van hun functies.
  Ze bepaalt het model van de rechtvaardigingskaart die ze bij zich moeten hebben en aan de hand waarvan ze zich laten kennen wanneer ze de in § 4 bedoelde handelingen verrichten.
  § 3. De processen-verbaal die de domaniale politieagenten in het raam van hun functies opmaken hebben bewijskracht, tenzij het tegenbewijs van de vastgestelde feiten wordt geleverd.
  § 4. In het raam van de uitoefening van hun opdracht zijn de domaniale politieagenten bevoegd om :
  1° [3 elke persoon van wie ernstig vermoed wordt dat hij een in de artikelen 5 en 5bis bedoelde overtreding heeft begaan te verzoeken om de overlegging van zijn identiteitskaart of van elk ander identificatiedocument, alsook om de overlegging van de documenten die nodig en onontbeerlijk zijn voor de identificatie van het voertuig of het drijvend vaartuig]3;
  2° elke persoon te ondervragen over elk feit waarvan de kennisneming nuttig is voor de vervulling van hun opdracht;
  3° zich elk document, stuk of titel die nuttig is voor de vervulling van hun opdracht te laten overleggen en om er een fotokopie van te maken of tegen ontvangbewijs mee te nemen;
  4° de voertuigen, de drijvende schepen of de bootjes tegen te houden, de lading ervan te controleren;
  5° de hulp van de federale politie, lokale politie of andere gewestelijke diensten te vragen.
  [2 § 5. [3 [4 ...]4.]3]2
  [3 § 6. In geval van overtreding van artikel 5bis, § 3, gaat de domaniale politieagent over tot de immobilisatie van het schip en tot de aflading van de overtollige vracht op de dichtbij gelegen kade en voor het varen onder door het volgende kunstwerk. Bij gebrek aan aflading kan het schip niet onder het volgende kunstwerk door varen.
   De aflading van het schip wordt met kosten, risico's en gevaar van de vermoedelijke overtreder uitgevoerd.]3
  [3 § 7. De modaliteiten voor de toepassing van dit artikel kunnen nader bepaald worden door de Regering.]3
  ----------
  (1)<DWG 2010-12-22/40, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 04-02-2011>
  (2)<DWG 2011-10-27/04, art. 102, §1-§2, 004; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
  (3)<DWG 2016-11-24/19, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>
  (4)<DWG 2019-04-04/76, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 30-04-2023>
  (5)<DWG 2020-10-15/11, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (6)<DWG 2020-12-17/52, art. 212, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (7)<DWG 2022-05-18/13, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 31-05-2022>
  (8)<DWG 2022-12-21/67, art. 214, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.7. § 1. De processen-verbaal opgemaakt door de domaniale politieagenten worden binnen vijftien dagen na het opmaken ervan in origineel overgemaakt aan de bevoegde procureur des Konings. Binnen dezelfde termijn wordt een afschrift van die processen-verbaal overgemaakt aan de vermoedelijke overtreder en aan de ambtenaar bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid.
  § 2. De domaniale politieagenten kunnen een gewone waarschuwing richten aan de vermoedelijke overtreder en hem een termijn toestaan om orde op zaken te stellen en, desnoods, het openbaar domein te herstellen of te laten herstellen.

HOOFDSTUK V. - Herstel van de plaats
Art.8.[3 In de overtredingsgevallen bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, en § 2, 2° en 3°, of in geval van schade die het gewestelijk openbaar weggennet wordt toegebracht ten gevolge van een overtreding bedoeld in artikel 5, § 1, 4°, of in het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid, kan de beherende overheid het openbaar domein ambtshalve herstellen of laten herstellen. De prijs van het herstel van het openbaar domein, desgevallend incluis de prijs van het afvalbeheer overeenkomstig de vigerende regelgeving, wordt ingevorderd ten laste van de overtreder.]3
  In de overtredingsgevallen bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, en § 2, 1°, maant de beherende overheid de vermoedelijke overtreder aan om een einde te maken aan de handelingen die ten grondslag van de overtreding liggen en, desnoods, om het openbaar domein te herstellen of te laten herstellen. Die aanmaning wordt bij ter post aangetekend gericht en vermeldt de termijn die aan de overtreder toegekend wordt om gevolg te geven. Indien de vermoedelijke overtreder het openbaar domein niet binnen de toegestane termijn herstelt of laat herstellen, kan de beherende overheid het zelf herstellen of laten herstellen. In dat geval worden de kosten van de herstelwerkzaamheden ten laste van de overtreder ingevorderd.
  In de overtredingsgevallen bedoeld in het vorige lid, kan de beherende overheid het openbaar domein ambtshalve herstellen of laten herstellen zonder de vermoedelijke overtreder daartoe vooraf aan te manen, indien één van de volgende voorwaarden vervuld is :
  1° indien de dringende noodzakelijkheid of de behoeften van de openbare dienst zulks rechtvaardigen;
  2° indien het om technische, milieu- of veiligheidsredenen niet aanbevelingswaardig is om de overtreder toe te laten het openbaar domein zelf te herstellen of te laten herstellen;
  3° indien de vermoedelijke overtreder niet geïdentificeerd is en niet gemakkelijk geïdentificeerd kan worden.
  De Regering kan de modaliteiten vastleggen voor de berekening van de kost van het herstel van de plaats wanneer de werken door het personeel van haar eigen diensten uitgevoerd worden.
  De kost van het herstel van de plaats die ten laste van de overtreder ingevorderd moet worden, wordt verhoogd met een forfaitaire som voor toezichtskosten en administratief beheerskosten gelijk aan 20 % van de kost van de werkzaamheden, minimum van 50 euro, ongeacht of de werkzaamheden door het personeel van de Regering of door een extern bedrijf uitgevoerd worden.
  Indien de overtreder de kosten van de herstelwerkzaamheden of de toezichtskosten en de kosten inzake adminsitratief beheer die van hem gevorderd worden verzuimt te betalen, kunnen die kosten volgens door de Regering te bepalen modaliteiten door dwangbevel ingevorderd worden, ondanks het bestaan van een strafvordering waarover nog geen definitieve uitspraak gedaan zou zijn naar aanleiding van de feiten die het herstel van de plaats gerechtvaardigd hebben.
  ----------
  (1)<DWG 2010-12-22/40, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 04-02-2011>
  (2)<DWG 2016-11-24/19, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>
  (3)<DWG 2019-04-04/76, art. 49, 009; Inwerkingtreding : 30-04-2023>

HOOFDSTUK Vbis. - [1Onmiddellijke inning]1   ----------   (1)
Art. 8bis.[1 § 1. De domaniaal politieagent die een inbreuk op artikel 5 of op artikel 5bis vaststelt kan, met de instemming van de overtreder, overgaan tot de onmiddellijke inning van een geldsom.
   § 2. Het onmiddellijke inningsbedrag is 150 euro voor de overtredingen bedoeld in artikel 5, § 1, 50 euro voor de overtredingen bedoeld in artikel 5, § 2.
   § 3. [2 ...]2
   § 4. [2 ...]2
   § 5. [2 ...]2
   § 6. [2 ...]2
   § 7. [2 ...]2
   § 8. In geval van een overtreding van artikel 5bis, § 1 bedraagt de onmiddellijke inningssom 250 euro.
   § 9. In geval van een overtreding van artikel 5bis, § 2 bedraagt de onmiddellijke inningssom 750 euro.
   § 10. Bij een overtreding van artikel 5bis, § 3, bedraagt de onmiddellijke inningssom :
   1° 1.000 euro in geval van overlading kleiner dan 10 ton;
   2° 2.000 in geval van overlading van 10 ton tot minder dan 20 ton;
   3° 4.000 in geval van overlading van 20 ton tot minder dan 50 ton;
   4° 5.000 in geval van overlading van 50 ton tot minder dan 100 ton;
   5° 6.000 in geval van overlading van 100 ton tot minder dan 500 ton;
   6° 7.500 euro in geval van overlading van 500 ton en meer.
   § 11. In geval van een overtreding van artikel 5bis, § 4 bedraagt de onmiddellijke inningssom 1.000 euro.
   § 12. De onmiddellijke betaling van de som dooft de mogelijkheid uit om de overtreder een administratieve geldboete op te leggen voor het beoogde feit.
   De onmiddellijke betaling van de som belet de procureur des Konings niet om de artikelen 216bis of 126ter van het Wetboek van Strafvordering toe te passen of strafrechtelijke vervolgingen in te stellen. Bij toepassing van de artikelen 216bis of 216ter van het Wetboek van Strafvordering wordt de onmiddellijk geïnde som toegerekend op de som bepaald door het openbaar ministerie en het eventuele overschot wordt terugbetaald.
   Bij een veroordeling van belanghebbende wordt de onmiddellijk geïnde som toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en de uitgesproken geldboete, en het eventuele overschot wordt terugbetaald.
   Bij een vrijspraak wordt de onmiddellijk geïnde som teruggegeven.
   Bij een voorwaardelijke veroordeling wordt de onmiddellijk geïnde som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten.
   Bij een overtreding van artikel 5 of artikel 5bis van het decreet en wanneer de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt of weigert te betalen, moet hij een som in consignatie geven die gelijk is aan het totaalbedrag van de onmiddellijke inningen die per overtreding verschuldigd zijn.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de inning en de indexering van de som en kan de modaliteiten voor de toepassing van dit artikel bepalen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-11-24/19, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>
  (2)<DWG 2019-04-04/76, art. 50, 009; Inwerkingtreding : 30-04-2023>

Art. 8ter.[1 De domaniale politie-agenten kunnen door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep gemachtigd worden om de procedure toe te passen die als volgt worden geregeld:
   1° het koninklijk besluit van 24 maart 1997 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, zoals gewijzigd;
   2° het koninklijk besluit van 19 maart 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, zoals gewijzigd;
   3° het koninklijk besluit van 1 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen;
   4° het koninklijk besluit van 27 februari 2013 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van overtredingen inzake het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen en tot wijziging van de koninklijke besluiten van 24 maart 1997, 19 juli 2000, 22 december 2003 en 1 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van sommige overtredingen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-12-21/67, art. 214, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK VI. - Administratieve boetes
Art.9.§ 1. [2 Voor zover de feiten krachtens artikel 5 of 5bis strafbaar zijn met een strafrechtelijke sanctie, kan een administratieve boete aan de overtreder opgelegd worden in plaats van een strafrechtelijke sanctie.
   Het bedrag van de administratieve boete :
   1° is 50 tot 10.000 euro voor de overtredingen bedoeld in artikel 5, § 1 en 5bis, § 2;
   2° is 50 tot 1.000 euro voor de overtredingen bedoeld in artikel 5, § 2 en 5bis, § 1;
   3° [3 ...]3
   [3 ...]3
   In geval van overtreding van artikel 5bis, § 3 is het bedrag van de administratieve boete :
   1° 1.000 tot 5.000 euro in geval van overlading kleiner dan 10 ton;
   2° 2.000 tot 10.000 euro in geval van overlading van 10 ton tot minder dan 20 ton;
   3° 4.000 tot 20.000 euro in geval van overlading van 20 ton tot minder dan 50 ton;
   4° 5.000 tot 30.000 euro in geval van overlading van 50 ton tot minder dan 100 ton;
   5° 6.000 tot 50.000 euro in geval van overlading van 100 ton tot minder dan 500 ton;
   6° 7.500 tot 75.000 euro in geval van overlading van 500 ton en meer.
   Voor de overtredingen bedoeld in artikel 5bis, § 4, bedraagt de administratieve geldboete minstens 50 euro en hoogstens 10.000 euro.
   De Regering wijst één of meerdere sanctionerende ambtenaren aan, hierna "de ambtenaar" genoemd, onder de ambtenaren met een universitair diploma van de tweede cyclus of een gelijkwaardig diploma.
   De Regering legt de administratieve boetes op onder voorwaarden die zijn onafhankelijkheid en zijn onpartijdigheid waarborgen. Een ambtenaar mag geen beslissing nemen in een dossier waarvoor hij in een andere hoedanigheid is opgetreden, noch een rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen betrokken bij de procedure.
   De Regering kan de kosten van de administratieve procedure bepalen.]2
  § 2. De Procureur des Konings beschikt over een termijn van [1 zestig]1 dagen, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding, om de ambtenaar bedoeld in § 1 kennis te geven van zijn bedoeling om al dan niet strafrechtelijke vervolgingen op te starten of al dan niet gebruik te maken van de bevoegdheden die hem bij de artikelen 216bis en 216ter van het Strafrechtelijk wetboek toegewezen worden.
  De kennisgeving door de Procureur des Konings van zijn bedoeling om strafrechtelijke vervolgingen op te starten of gebruik te maken van de bevoegdheden die hem bij de artikelen 216bis en 216ter van het Strafrechtelijk wetboek toegewezen worden sluit de mogelijkheid uit om een administratieve boete op te leggen.
  Indien de Procureur des Konings kennis geeft van zijn bedoeling om geen strafvervolgingen in te stellen of geen gebruik te maken van de bevoegdheden die hem bij de artikelen 216bis en 216ter van het Strafrechtelijk wetboek toegewezen worden of indien hij zijn beslissing niet heeft meegedeeld na afloop van de termijn bedoeld in het eerste lid, mag de in § 1 bedoelde ambtenaar de procedure opstarten waarbij een administratieve boete opgelegd wordt.
  § 3. Wanneer de procedure tot oplegging van een administratieve boete opgestart mag worden, bezorgt de in § 1 bedoelde ambtenaar de vermoedelijke overtreder, indien hij de toepassing van een dergelijke boete nodig acht, een bericht bij ter post aangetekend schrijven en een nieuw afschrift van het proces-verbaal, met de volgende stukken en gegevens :
  1° de feiten waarvoor hij overweegt een administratieve boete op te leggen;
  2° een uittreksel van de overtreden bepalingen;
  3° het bedrag van de administratieve boete die hij overweegt op te leggen;
  4° de vermoedelijke overtreder heeft het recht om zijn verweermiddelen bij ter post aangetekend schrijven te laten gelden binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen van de datum van mededeling van het bericht;
  5° hij kan binnen dezelfde termijn bij ter post aangetekend schrijven vragen om zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen, behalve wanneer het bedrag van de overwogen administratieve boete niet hoger is dan 62,50 euro;
  6° hij heeft het recht om zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen of bijstaan en om zijn dossier in te kijken.
  [1 Tweede lid opgeheven.]1
  Indien de vermoedelijke overtreder vraagt om zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen, geeft de in § 1 bedoelde ambtenaar hem bij ter post aangetekend schrijven kennis van de plaats, de dag en het uur waarop hij gehoord zal worden. Dat verhoor vindt plaats ten vroegste binnen vijftien dagen na verzending van het aangetekend schrijven.
  Er wordt proces-verbaal van het verhoor van de overtreder opgemaakt. Het wordt getekend door de ambtenaar bedoeld in § 1 en door de overtreder. Indien de overtreder het niet eens is met de inhoud van het proces-verbaal, wordt hij erom verzocht zijn opmerkingen daarin te laten gelden.
  § 4. Wanneer de administratieve procedure opgestart wordt tegen een persoon onder achtien jaar, wordt het in § 3, eerste lid, bedoelde aangetekend schrijven gericht aan de minderjarige, alsook aan zijn vader en moeder, voogden of personen die het toezicht op hem uitoefenen. Die partijen beschikken over dezelfde rechten als de overtreders.
  De ambtenaar stelt de stafhouder van de orde van advokaten daarvan in kennis zodat de minderjarige door een advokaat bijgestaan kan worden. Die kennisgeving wordt samen met het in het eerste lid bedoelde aangetekend schrijven verstuurd.
  Uiterlijk binnen twee werkdagen, te rekenen van de datum van die kennisgeving, wordt een advokaat aangewezen door de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand.
  Een afschrift van het bericht waarmee de stafhouder in kennis van de aanhangigmaking gesteld wordt, wordt bij het proceduredossier gevoegd.
  In het geval van een belangenconflict zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de belanghebbende bijgestaan wordt door een andere advokaat dan degene op wie zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen een beroep doen.
  § 5. Na afloop van de termijn van vijftien dagen bedoeld in § 3, eerste lid, 4°, en, in voorkomend geval, na de datum vastgelegd voor het verhoor van de vermoedelijke overtreder of diens raadsman, beslist de in § 1 bedoelde ambtenaar, rekening houdend met de schriftelijk of mondeling voorgedragen verweermiddelen, indien er verweermiddelen waren, om de aanvankelijk overwogen administratieve boete of een lagere boete op te leggen, of om geen administratieve boete op te leggen.
  Hij kan de overtreder maatregelen tot uitstel van de uitvoering toestaan. In geval van verzachtende omstandigheden kan hij de administratieve boete verlagen tot onder het wettelijke minimum.
  Zijn gemotiveerde beslissing en het proces-verbaal van verhoor worden bij ter post aangetekend schrijven aan de overtreder meegedeeld. In het geval van een minderjarige overtreder worden de gemotiveerde beslissing en het proces-verbaal van verhoor meegedeeld aan de minderjarige, aan diens vader, moeder, voogden of aan de personen die toezicht op hem uitoefenen, alsook aan zijn raadsman.
  De vader en moeder, de voogden of de personen die toezicht op de minderjarige uitoefenen zijn burgerlijk verantwoordelijk voor de betaling van de boete.
  § 6. Een beslissing waarbij een administratieve boete opgelegd wordt, mag niet meer genomen worden na afloop van de termijn van hondertachtig dagen na het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding.
  § 7. De overtreder die de beslissing van de ambtenaar die hem een administratieve boete oplegt wenst aan te vechten, kan een beroep indienen binnen een termijn van 30 dagen, op straffe van verval, te rekenen van de datum van zijn kennisgeving.
  Het beroep wordt d.m.v. een verzoekschrift voor de correctionele rechtbank ingediend. Indien de beslissing evenwel betrekking heeft op minderjarigen die de volle leeftijd van zestien jaar bereikt hebben op het moment van de feiten, wordt het beroep d.m.v. een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank ingediend. In dat geval kan het beroep ook ingediend worden door de vader en moeder, de voogden of de personen die het toezicht op hem uitoefenen. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is wanneer zij zich uitspreekt.
  Het verzoekschrift bevat de identiteit en het adres van de overtreder, de aangevochten beslissing en de motieven van de betwisting van die beslissing.
  Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing.
  De bepalingen van de voorafgaande leden worden vermeld in de beslissing waarbij de boete opgelegd wordt.
  De rechtbank kan de overtreder maatregelen tot uitstel van de uitvoering toestaan. In geval van verzachtende omstandigheden kan hij de administratieve boete verlagen tot onder het wettelijke minimum.
  De jeugdrechtbank kan, wanneer een beroep tegen een administratieve boete bij haar aanhangig gemaakt wordt, in de plaats hiervan een bewakings-, beschermings- of opvoedingsmaatregel stellen zoals bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. In dat geval is artikel 60 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming van toepassing.
  De beslissingen van de correctionele rechtbank of van de jeugdrechtbank zijn niet vatbaar voor beroep. Wanneer de jeugdrechtbank evenwel beslist tot de vervanging van de administratieve sanctie door een bewakings-, beschermings- of opvoedingsmaatregel bedoeld in artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, is haar beslissing voor beroep vatbaar. In dat geval zijn de procedures waarin de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voorziet voor de feiten die als overtredingen beschouwd worden van toepassing.
  § 8. De beslissing waarbij een administratieve boete opgelegd wordt heeft uitvoerende kracht na afloop van een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van kennisgeving, behalve in geval van beroep.
  De overtreder of de burgerlijk verantwoordelijken bedoeld in § 5, vierde lid, beschikken over een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na die waarop de beslissing uitvoerende kracht heeft verworven om de boete te betalen.
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  § 9. Dit artikel is niet toepasselijk op minderjarigen onder zestien jaar op het moment van de feiten.
  [2 § 10. De personen die krachtens artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek burgerlijk aansprakelijk zijn, zijn ook aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboete, van de onmiddellijke inning of van de administratieve boete en van de gerechts- of procedurekosten.
   [3 ...]3
   [3 ...]3]2
  ----------
  (1)<DWG 2010-12-22/40, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 04-02-2011>
  (2)<DWG 2016-11-24/19, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>
  (3)<DWG 2019-04-04/76, art. 51, 009; Inwerkingtreding : 30*04-2023>

HOOFDSTUK VIbis. [1 - Toelagen]1   ----------   (1)
Art. 9bis.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering toelagen aan de volgende categorieën begunstigden toekennen om bij te dragen in de uitvoering van het in artikel 1 bedoelde doel, met inbegrip van de opleidings- en bewustmakingsactiviteiten :
   1° de gemeenten;
   2° de verenigingen van gemeenten;
   3° de verenigingen zonder winstoogmerk waarvan het voornaamste maatschappelijk doel geheel of gedeeltelijk strookt met het doel van de toelagen;
   4° elke andere rechtspersoon aangewezen door de Regering.
   Er mag geen bezoldiging vereist worden voor de uitvoering van die activiteiten.
   Binnen de in het eerste lid bedoelde perken stelt de Regering de jaarlijkse of meerjaarlijkse prioriteiten vast.
   De Regering bepaalt :
   1° het type in aanmerking komende uitgaven;
   2° de bijzondere voorwaarden tot toekenning van toelagen, de procedure tot indiening van de aanvragen en de lijst van de te verstrekken documenten;
   3° de percentages en de modaliteiten voor de berekening van de toelagen die maximum 3 jaar toepasselijk zijn.
   De percentages van de toelagen mogen niet hoger zijn dan [2 100 %]2.
   Het project wordt door de Regering goedgekeurd. Haar beslissing tot gehele of gedeeltelijke goedkeuring houdt rekening met de adequatie van het voorgestelde project ten opzichte van de door de Regering bepaalde prioriteiten, de technische waarde van de projecten, alsmede het financieel vermogen van de aanvrager en van het Gewest.
   Het project kan door de aanvrager gewijzigd worden op voorwaarde dat die wijziging behoorlijk gerechtvaardig wordt en vooraf goedgekeurd wordt door de Regering.
   De bepalingen betreffende de uitwerking van het project zijn toepasselijk op de wijziging ervan.
   Voorschotten op het bedrag van de toelagen kunnen toegekend worden onder de door de Regering bepaalde voorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-07-22/10, art. 116, 002; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
  (2)<DWG 2014-12-11/17, art. 178, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK VIter. [1 - Maatregelen van ambtswege op het gewestelijk openbaar waterwegendomein]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Verplaatsing van ambtswege]1   ----------   (1)
Art. 9ter. [1 § 1. De beherende overheid verzoekt de eigenaar, of de bestuurder, of de bezetter van het schip of van de drijvende installatie om de plaatsen te verlaten wanneer :
   1° het parkeren van zijn vaartuig, in strijd met de wetten en verordeningen of met een injunctie van de beherende overheid, het behoud, het normale gebruik of de veiligheid van de gebruikers van de waterwegen op het spel zet;
   2° de houder van een vergunning of van een tijdelijke concessieovereenkomst de erin bepaalde voorwaarden niet naleeft en wanneer een einde wordt gemaakt aan deze overeenkomst of aan deze vergunning.
   Bij de toepassing van 1° deelt de beherende overheid een nieuwe parkeerplaats aan de eigenaar, de bestuurder of de bezetter mee.
   § 2. De beherende overheid bepaalt de termijn waarin het schip of de drijvende installatie verplaatst is, waarbij die termijn niet hoger mag zijn 24 uur. Na afloop van de termijn gaat de beherende overheid tot de verplaatsing van het schip of van de drijvende installatie over.
   Wanneer het schip of de drijvende installatie als woonplaats of verblijfplaats dient, bepaalt de in § 1 bedoelde ingebrekestelling een uitvoeringstermijn die vanaf de betekening ervan niet kleiner dan zeven dagen is. De verplaatsing van ambtswege van het schip of van de drijvende installatie wordt zodanig uitgevoerd dat de toegang ertoe wordt verleend aan de eigenaar, aan de bestuurder of aan de bezetter.
   Behalve in spoedgevallen kan de ingebrekestelling alleen uitgevoerd worden nadat de eigenaar, de bestuurder of de bezetter hun schriftelijke of mondelinge opmerkingen hebben kunnen formuleren. Deze ingebrekestelling informeert hen dat ze door een raadsman kunnen worden bijgestaan.
   Bij onmiddellijk gevaar kunnen de schepen of drijvende installaties van ambtswege zonder voorafgaandelijk ingebrekestelling verplaatst worden. De beherende overheid deelt dan ook de nieuwe parkeerplaats aan de eigenaar mee.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Art. 9quater. [1 De kosten gebonden aan de verplaatsing van ambtswege, aan de vastlegging en aan de bewaring van het schip of van de verplaatste drijvende installatie zijn ten laste van de eigenaar.
   Bij de verplaatsing van ambtswege en de vastlegging worden de manoeuvres op risico van de eigenaar uitgevoerd.
   De eigenaar blijft verantwoordelijk voor de bewaring van het schip of de drijvende installatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Afdeling 2. [1 - Verwaarloosde schepen en scheepswrakken]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Verwaarloosde schepen of drijvende installaties]1   ----------   (1)
Art. 9quinquies. [1 Deze onderafdeling is van toepassing op elk schip of drijvende installatie met een drijfvermogen, verwaarloosd op het openbaar gewestelijk domein en die een gevaar of een langdurige belemmering vormt voor de scheepvaart.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Art. 9sexies. [1 Om een einde te maken aan het gevaar of aan de langdurige belemmering kan de beherende overheid overgaan tot de vordering van de goederen en de personen.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de vordering van de goederen en personen.
   In geval van vordering zoals bedoeld in het eerste lid bepalen de hoven en rechtbanken de vergoeding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Art. 9septies. [1 § 1. Indien de eigenaar of zijn vertegenwoordiger na het verzoek om binnen de in artikel 9ter, § 2, bedoelde termijn een einde te maken aan het gevaar of aan de langdurige belemmering, weigert of nalaat de nodige maatregelen te treffen, kan de beherende overheid met kosten, risico's en gevaar van de eigenaar tussenbeide komen.
   In spoedgevallen kan de beherende overheid zo spoedig mogelijk de nodige interventie- en beschermingsmaatregelen, met in begrip van de bewarings- en manoeuvremaatregelen, treffen.
   § 2. Het verlaten van het schip of van de drijvende installatie door zijn eigenaar vloeit ook voor uit :
   1° het gebrek aan vergunning om het domein te bezetten;
   2° de afwezigheid van eigenaar, bestuurder, bezetter of bewaker aan boord;
   3° de afwezigheid van bewarings- of manoeuvremaatregel.
   De personeelsleden bedoeld in artikel 6 stellen het verlaten van het schip of van de drijvende installatie vast.
   Het proces-verbaal van vaststelling wordt binnen vijftien dagen na de opmaking ervan bij aangetekend schrijven overgemaakt. Het proces-verbaal van vaststelling geldt als ingebrekestelling voor eigenaar van het schip of van de drijvende installatie om een einde te maken aan de verwaarlozingstaat binnen twee maanden na de kennisgeving ervan.
   Wanneer geen eigenaar, bestuurder, bezetter of bewaker zich manifesteert of de nodige manoeuvre- of onderhoudmaatregelen treft om einde te maken aan de verwaarlozingstaat binnen zes maanden na de kennisgeving van de vaststelling aan de eigenaar, kan de beherende overheid verklaren dat het schip of de drijvende installatie verwaarloosd is en verwerft ze de eigendom ervan.
   De overdracht van eigendom maakt het voorwerp uit van een overschrijving in de registers van de hypotheekbewaringen.
   Binnen twee maanden na het verwerven van de eigendom kan de beherende overheid :
   1° ofwel het schip of de drijvende installatie onder voorbehoud van de bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers verkopen;
   2° ofwel het schip of de drijvende installatie slopen indien zijn/haar handelswaarde zijn/haar verkoop niet rechtvaardigt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Onderafdeling 2. [1 - Scheepswrakken]1   ----------   (1)
Art. 9octies. [1 Deze onderafdeling is van toepassing op de scheepswrakken of op de wrakken van drijvende installatie gelegen op het openbaar gewestelijk domein.
   De wrak van het schip of van de drijvende installatie vloeit voort uit het niet-drijvendigheidsvermogen, uit de afwezigheid van bezetter en uit het gebrek aan bewakings-en manoeuvremaatregelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Art. 9novies. [1 Wanneer de eigenaar van het wrak onbekend is of als hij, behoorlijk in gebreke gesteld, rechtstreeks of in de persoon van zijn vertegenwoordiger, weigert of nalaat over te gaan tot de reddings-, terugwinnings-, verwijderings-, vernietigingsverrichtingen of tot de verrichtingen bestemd om een einde te maken aan de risico's van dit wrak, kan de beherende overheid volgens het geval van ambtswege tussenbeide komen of het wrak op kosten en risico van de eigenaar te verkopen of te slopen.
   De schuldvordering van de redders en de schuldvordering voortvloeiend uit de reddingswerken wordt gewaarborgd door een voorrecht op de waarde van het wrak van dezelfde rang als het voorrecht van de kosten voor de bewaring van de zaak.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Afdeling 3. [1 - Beslagen en gedwongen uitvoering inzake langdurig parkeren]1   ----------   (1)
Art. 9decies. [1 In geval van niet-betaling van de heffingen zoals bepaald in de tijdelijke concessieovereenkomst kan het schip of de drijvende installatie het voorwerp uitmaken van een uitvoerend beslag op roerend goed.
   Het uitvoerend beslag op roerend goed wordt verricht volgens de vormen en de procedure voorgeschreven bij de artikelen 1545 tot 1559 van het Gerechtelijk wetboek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-11-24/19, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art.10. De ambtenaren bedoeld in artikel 6, § 2, die de eed voor de inwerkingtreding van dit decreet afgelegd hebben overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar wegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt of overeenkomstig die van het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar waterwegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt worden vrijgesteld van de eedaflegging bedoeld in artikel 6, § 1.

Art.11. De Regering kan inzake de bescherming van het openbaar waterwegendomein alle maatregelen nemen die nodig zijn voor de omzetting van Europese richtlijnen of voor de uitvoering van verplichtingen voortkomend uit internationale verdragen waarmee het Waals Parlement heeft ingestemd. Die maatregelen kunnen de opheffing of de wijziging van bestaande wetsbepalingen inhouden. De Regering kan o.a. elk heffingstarief vastleggen waarin die richtlijnen of verdragen zouden voorzien.

Art.12.
  <Opgeheven bij DWG 2016-11-24/19, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 24-12-2016>

Art.13. § 1. In artikel 4 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autowegen, wordt § 2 vervangen als volgt :
  "§ 2. De Regering kan van dat verbod afwijken, hetzij ten gunste van een overheidsdienst, hetzij voor de plaatsing van installaties of gebouwen i.v.m. de dienst van de autoweg, hetzij voor de plaatsing van installaties of gebouwen inzake energie of telecommunicatie, voor zover verenigbaar met de functie van de autoweg."
  § 2. In artikel 2 van het decreet van 17 december 1992 houdende oprichting van begrotingsfondsen inzake openbare werken, vervangen bij het decreet van 19 december 2007, wordt het tweede lid aangevuld met een punt c), luidend als volgt :
  "c) de administratieve boetes geïnd krachtens artikel 9 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijk openbaar wegen- en waterwegendomein, wanneer de overtreding op het gewestelijk openbaar wegendomein begaan werd."
  In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 24 november 1994, 21 december 2006 en 19 december 2007, wordt het tweede lid aangevuld met een punt d), luidend als volgt :
  "d) de administratieve boetes geïnd krachtens artikel 9 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijk openbaar wegen- en waterwegendomein, wanneer de overtreding op het gewestelijk openbaar waterwegendomein begaan werd."
  § 3. Artikel D.141 van Boek I van het Milieuwetboek, toegevoegd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt aangevuld met volgend lid :
  "Wanneer de agent in geval van flagrante overtreding van het verbod op het achterlaten van afval bedoeld in artikel 7, § 1, van het decreet van 27 juni 1996, begaan op de openbare weg vanuit een motorvoertuig, niet de auteur van de feiten maar wel de nummerplaat van het voertuig heeft kunnen identificeren, heeft het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding en bevattende de indentificering van de nummerplaat van het voertuig bewijskracht dat de overtreding werd begaan door de persoon op wiens naam het voertuig ingeschreven staat. Dat vermoeden kan door elk rechtsmiddel omgekeerd worden."
  Artikel D.409 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, vervangen bij het decreet van 5 juni 2008, wordt vervangen als volgt :
  "Art. D.409. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretale gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door al wie, zonder aangifte of milieuvergunning bedoeld in artikel D.51 van dit Wetboek, één van de in dit artikel bedoelde handelingen heeft uitgevoerd.
  In artikel D.159, § 1, laatste lid, van Boek I van het Milieuwetboek, toegevoegd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt het eindpunt door een komma vervangen en worden in fine de woorden "alsook de personeelsleden in de zin van artikel 3, 1°, van het Boswetboek, wat betreft de overtredingen bepaald bij artikel 102 van het Boswetboek.".
  Artikel D.159, § 8, van Boek I van het Mileuwetboek, toegevoegd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt aangevuld als volgt : "De geïnde som wordt aan het "Fonds pour la protection de l'environnement, section incivilités environnementales," (Fonds voor milieubescherming, afdeling milieuwangedrag) gestort wanneer de overtreding is vastgesteld door een ambtenaar, bewaker of agent bedoeld in artikel 24 van de wet van 28 februari 1882 op de jacht of door een personeelslid in de zin van artikel 3, 1, van het Boswetboek."
  In artikel 77, tweede lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij het decreet van 5 juni 2008, worden de termen "of 59" vervangen door de termen ", 59 of 76ter. "

Art.14. De volgende decreten worden opgeheven :
  1° het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar wegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt;
  2° het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar waterwegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt, gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2006;

Art. 15.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering vastgelegde datum, met uitzondering van de §§ 1 en 3 van artikel 13, die tien dagen na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad in werking treden.
  (NOTA : inwerkingtreding vastgesteld op 14-08-2009 door BWG 2009-06-18/09, art. 7, uitgezonderd de bepalingen waarvan de datum van inwerkingtreding vastgesteld is in het vorig lid).