Details





Titel:

2 JUNI 2006. - Decreet betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-08-2006 en tekstbijwerking tot 30-05-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
TITEL II. - Personeelsformatie van de kinderverzorgers van het gewoon voorschools onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Oprichting van de personeelsformatie.
Art. 4-5, 5/1, 6
HOOFDSTUK II. - Regels voor de toekenning van de posten aan de scholen.
Art. 7
TITEL III. - Statuut van de kinderverzorgers van het gewoon kleuteronderwijs.
Art. 8
HOOFDSTUK I. - Het ambt en de bekwaamheidsbewijzen.
Art. 9-10
HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheid.
Art. 11-13
HOOFDSTUK III. - Werving.
Afdeling I. - Algemeen.
Art. 14
Afdeling II. - In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Onderafdeling I. - Benoeming.
Art. 15-17, 17/1, 18-21
Onderafdeling II. - Verandering van affectatie.
Art. 22
Onderafdeling III. - Reaffectatie.
Art. 23
Onderafdeling IV. - Vervanging.
Art. 24
Onderafdeling V. [1 - De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering]1
Art. 24bis
Afdeling III. - In het gesubsidieerd officieel onderwijs.
Onderafdeling I. - Benoeming in vast verband of in voorlopig verband.
Art. 25-27, 27/1, 28-30
Onderafdeling II. - Verandering van affectatie en mutatie.
Art. 31
Onderafdeling III. - Reaffectatie.
Art. 32-33, 33bis
Onderafdeling IV. - Vervanging.
Art. 34
Onderafdeling V. [1 - De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering]1
Art. 34bis
Afdeling IV. - In het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Onderafdeling I. - Werving in vast verband en in voorlopig verband.
Art. 35-37, 37/1, 38-40
Onderafdeling II. - Verandering van affectatie en mutatie.
Art. 41
Onderafdeling III. - Reaffectatie.
Art. 42-43, 43bis
Onderafdeling IV. - Vervanging.
Art. 44
Onderafdeling V. [1 - De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering]1
Art. 44bis
HOOFDSTUK IV. - Lesrooster van de kinderverzorgers.
Art. 45
HOOFDSTUK V. - Beoordeling.
Art. 46
HOOFDSTUK VI. - Personeelsleden die het slachtoffer van gewelddaden [1 of van pesterijen]1 zijn.
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Art. 47
Afdeling II. - Franse Gemeenschap.
Art. 48-49
Afdeling III. - Gesubsidieerd officieel.
Art. 50-51
Afdeling IV. - Gesubsidieerd vrij.
Art. 52
HOOFDSTUK VII. - Administratieve standen.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 53
Afdeling II. - Dienstactiviteit.
Art. 54-56
Afdeling III. - Non-activiteit.
Art. 57-59
Afdeling IV. - Terbeschikkingstelling.
Art. 60-62
Afdeling V. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking in het belang van de dienst en in het belang van het onderwijs.
Art. 63-65
HOOFDSTUK VIII. - Tuchtregeling.
Art. 66-68
HOOFDSTUK IX. - Raden van beroep.
Art. 69-71
HOOFDSTUK X. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel.
Art. 72-74
HOOFDSTUK XI. - Paritaire commissies.
Art. 75-76
HOOFDSTUK XII. - Bepalingen die strijdig zijn met de statuten kunnen niet worden tegengeworpen.
Art. 77
HOOFDSTUK XIII. - Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vóór de inrustestelling.
Art. 78
HOOFDSTUK XIV. - Dienstanciënniteit.
Art. 79
HOOFDSTUK XV. - Definitieve ambtsneerlegging en einde van de overeenkomst.
Art. 80-82
HOOFDSTUK XVI. - Mededeling van de lijsten.
Art. 83
TITEL IV. - Overgangsbepalingen.
Art. 84-87
TITEL V. - Wijzigingsbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 88-89
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 juni 1989 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, toegekend aan het personeelslid van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, dat 50 jaar is of ten minste twee kinderen heeft die niet ouder zijn dan 14 jaar, en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid vóór het rustpensioen.
Art. 90
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
Art. 91
HOOFDSDTUK IV. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 januari 1992 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dwingende familiale redenen toegestaan aan personeelsleden van de onderwijsinrichtingen van de Gemeenschap
Art. 92
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs.
Art. 93
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs.
Art. 94
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
Art. 95
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving.
Art. 96
HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs.
Art. 97
HOOFDSTUK X. - Wijziging van het decreet van 8 mei 2003 tot wijziging van de geldende bepalingen inzake verlof en tot inrichting van de moederschapsbescherming.
Art. 98-99
HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs.
Art. 100
HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs.
Art. 101-104
HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap.
Art. 105-116



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969032202  1989023390  1992029136  1993029040  1995029510  1995029511  1998029332  1998029358  2000029268  2003029337  2003029427  2004029220  2004029221 



Uitvoeringsbesluit(en):

2007201155  2008029340  2020030814  2021030371  2024008943 



Artikels:

TITEL I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder :
  - Kinderverzorger : de kinderverzorger bedoeld in artikel 8;
  - [3 niet-statutaire kinderverzorger]3 (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) : de kinderverzorger die zijn ambt in het kader van het decreet van 12 mei 2004 uitoefent;
  - [2 Contractuele verzorger : de kinderverzorger die een vervanging in het kader van de artikelen 24, 34, 44 waarneemt en de kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving]2
  - Commissies :
  - In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs : de zonale affectatiecommissie bedoeld in artikel 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van het personeel van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;
  - [4 ...]4;
  [1 - Centrale commissies voor het beheer van de betrekkingen : in het officieel gesubsidieerd onderwijs : de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen voor het gewoon en buitengewoon officieel gesubsidieerd voorschools en lager onderwijs, opgericht bij artikel 5 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de bepaling van het tekort en sommige Commissies in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; in het vrij gesubsidieerd onderwijs : de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen voor het gewoon en buitengewoon vrij gesubsidieerd voorschool en lager onderwijs, opgericht bij artikel 9 van voormeld decreet van 12 mei 2004.]1
  - Interzonale commissie : de interzonale affectatiecommissie bedoeld in artikel 14ter van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969;
  - Zone :
  - In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs : elke zone bedoeld in artikel 14bis van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969;
  - In het gesubsidieerde officieel en vrij onderwijs met een confessioneel karakter : elk gebied bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juli 2002 waarbij de gebieden voor het basisonderwijs bepaald worden bij toepassing van artikel 13 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen;
  - In het gesubsidieerd vrij onderwijs met een niet-confessioneel karakter : de zone bedoeld in artikel 10, derde lid van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs.
  - Vacante betrekking : onder " vacante betrekking ", dient te worden verstaan, elke post die overeenkomstig titel II wordt gecreëerd of die wordt vrijgemaakt door een kinderverzorger die in vast verband werd benoemd of aangeworven ten gevolge van zijn definitieve ambtsneerlegging overeenkomstig de artikelen 18, 28, 38 van dit decreet;
  - decreet van 12 mei 2004 : het decreet tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap;
  - voorzitter : de voorzitter van de zonale affectatiecommissie [4 ...]4 [1 of naargelang van het geval, de Voorzitter van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen of van de Interzonale affectatiecommissie]1 .
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2011-02-10/07, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (3)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (4)<DFG 2024-04-04/37, art. 62, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2026>

Art.2. Het gebruik in dit decreet van de mannelijke namen voor de verschillende bekwaamheidsbewijzen en ambten is gemeenslachtig met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.

Art.3. Dit decreet is van toepassing op het gewoon kleuteronderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd.

TITEL II. - Personeelsformatie van de kinderverzorgers van het gewoon voorschools onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Oprichting van de personeelsformatie.
Art.4.
  <Opgeheven bij DFG 2024-04-04/37, art. 63, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.5.[1 Het minimumaantal posten voor statutaire kinderverzorgers waarop dit decreet van toepassing is, bedraagt 610.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 64, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5/1.
  <Opgeheven bij DFG 2024-04-04/37, art. 65, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.6.Het aantal posten van kinderverzorgers bedoeld in artikel 5 [2 wordt door de Regering om de twee jaar over de netten verdeeld]2, en, voor het gesubsidieerd vrij onderwijs, over de gezindheden [1 ...]1 in verhouding tot het aantal leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn op 30 september van het jaar [2 voorafgaand aan het eerste schooljaar]2.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2016-06-16/23, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

HOOFDSTUK II. - Regels voor de toekenning van de posten aan de scholen.
Art.7.[1 De posten voorzien in hoofdstuk I van deze titel worden toegekend overeenkomstig titel I, hoofdstuk 2 van het decreet van XX inzake aanvullende steun in het onderwijs dat gewestelijke subsidies geniet, tot intrekking van verschillende bepalingen inzake basis- en secundair onderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen met betrekking tot kinderverzorgers.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 66, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

TITEL III. - Statuut van de kinderverzorgers van het gewoon kleuteronderwijs.
Art.8. Deze titel is van toepassing op de kinderverzorgers van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die bedoeld zijn bij titel II.

HOOFDSTUK I. - Het ambt en de bekwaamheidsbewijzen.
Art.9.[2 § 1.]2 Het ambt van kinderverzorger bedoeld bij deze titel is het ambt bedoeld [1 in de bijlage bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 juni 2014 betreffende de ambten, bekwaamheidsbewijzen en barema's tot uitvoering van de artikelen 7, 16, 50 en 263 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.]1
  [2 § 2. De basistaken van de kinderverzorgers worden vastgesteld door de Regering.]2
  ----------
  (1)<DFG 2016-06-30/15, art. 119, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 67, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.10.[2 De bekwaamheidsbewijzen en de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen vereist voor het wervingsambt]2 van kinderverzorger zijn deze die bepaald zijn [1 in de bijlage bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 juni 2014 betreffende de ambten, bekwaamheidsbewijzen en barema's tot uitvoering van de artikelen 7, 16, 50 en 263 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.]1
  ----------
  (1)<DFG 2016-06-30/15, art. 120, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2018-05-31/09, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheid.
Art.11. De artikelen 5 tot 13 en 57 tot 63 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de kinderverzorgers die hun ambt binnen het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.12. Hoofdstuk II van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs is toepasselijk op de kinderverzorgers die hun ambt binnen het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.13. Hoofdstuk II van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs is toepasselijk op de kinderverzorgers die hun ambt binnen het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK III. - Werving.
Afdeling I. - Algemeen.
Art.14. De wervingsambten kunnen worden uitgeoefend door kinderverzorgers die contractueel aangeworven zijn of die in vast verband of voorlopig verband benoemd of aangeworven zijn.

Afdeling II. - In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Onderafdeling I. - Benoeming.
Art.15.Niemand kan in vast verband worden benoemd indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1;
  2° van onberispelijk gedrag zijn;
  3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;
  5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling in acht nemen;
  6° houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 10 van dit decreet;
  7° het best gerangschikt zijn overeenkomstig artikel 17 van dit decreet;
  8° geen ongunstig verslag hebben gekregen bedoeld bij artikel 32 van het voormelde decreet van 12 mei 2004, over een periode van ten minste 6 maanden, gedurende de twee jaren die aan de benoeming voorafgaan.
  ----------
  (1)<DFG 2013-06-20/18, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 27-07-2013>

Art.16.De [1 niet-statutaire kinderverzorger]1 (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) worden in vast verband benoemd, nadat de beslissingen betreffende de reaffectatie en, in voorkomend geval, de verandering van affectatie, zijn genomen.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.17.§ 1. Wanneer één of meer betrekking(en) [1 ...]1 gecreëerd wordt/worden krachtens de bepalingen bedoeld bij titel II, wordt de benoeming bij voorrang voorgesteld aan de kinderverzorger(s) [1 ...]1 die beter gerangschikt is/zijn in het klassement bepaald in artikel 28, § 1 van het decreet van 12 mei 2004.
  Het voorstel tot benoeming in vast verband, waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld, wordt meegedeeld aan de kinderverzorgers(s) die batig gerangschikt is(zijn) overeenkomstig het eerste lid, bij een aangetekend schrijven dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending van kracht wordt.
  Dat voorstel vermeldt de lijst van de inrichtingen [1 van de zone vermeld door de kinderverzorger overeenkomstig artikel 28, § 1, 6e lid van voormeld decreet van 12 mei 2004]1 waarin de benoeming in vast verband kan worden verleend.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de Regering te laten weten of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert.
  Als hij die benoeming aanvaardt, bepaalt hij de volgorde van de inrichtingen waarin hij wenst te worden benoemd.
  Wanneer verschillende kandidaten naar een vacante betrekking solliciteren, wordt deze toegekend aan de best gerangschikte kandidaat met inachtneming van artikel 28, § 1 van het decreet van 12 mei 2004.
  § 2. Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of binnen de gestelde termijn niet reageert, stelt de Regering, volgens dezelfde nadere regels als deze die in § 1 bedoeld zijn, de benoeming in vast verband voor aan de kinderverzorger [1 ...]1 die volgt in het klassement en die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 15.
  § 3. De verzorgers worden door de Regering benoemd en geaffecteerd bij één van de inrichtingen bedoeld in § 1 van het derde lid, op [2 de eerste dag van het schooljaar]2, en dit, vóór elke aanstelling als kinderverzorger Geco/ "APE ".
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 183, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art. 17/1.[1 In afwijking van artikel 17, wat betreft de posten die open zijn voor een benoeming in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap voor het schooljaar 2011-2012, krachtens artikel 5/1, behoudens uitdrukkelijke weigering, worden bij voorrang in vast verband benoemd, de [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 die in de rangschikking bedoeld bij artikel 28, § 1, van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap, best geplaatst zijn en die aan de voorwarden bedoeld bij artikel 15 voldoen.
   Ingeval de benoeming van een kinderverzorger geweigerd wordt, overeenkomstig het vorige lid, wordt in vast verband benoemd, de [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 die onmiddellijk volgt in de rangschikking bedoeld bij artikel 28, § 1, van het voornoemde decreet van 12 mei 2004 en die aan de voorwaarden bepaald bij artikel 15 voldoet.
   De kinderverzorgers worden in vast verband op 1 september 2011 door de Regering benoemd en worden aangewezen bij de inrichting waar ze, op deze datum, hun ambt bekleedden als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 met inachtneming van het voornoemde decreet van 12 mei 2004.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-07-12/31, art. 77, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.18.§ 1. Wanneer een betrekking vacant wordt ten gevolge van de definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband benoemde kinderverzorger, deelt het inrichtingshoofd dit onmiddellijk aan de Regering mee.
  Het voorstel tot benoeming in vast verband waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld, wordt meegedeeld aan de kinderverzorger die als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 [1 ...]1 aangesteld is en die het best gerangschikt is overeenkomstig artikel 17, § 1, eerste lid.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de Regering te laten weten of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert.
  § 2. Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of binnen de gestelde termijn niet reageert, stelt de Regering, volgens dezelfde nadere regels als deze die in § 1 bedoeld zijn, de benoeming in vast verband voor aan de [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 van dezelfde zone die volgt in het klassement en die voldoet aan de vereiste voorwaarden.
  § 3. De kinderverzorger wordt door de Regering benoemd op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij zijn aanvaarding overeenkomstig § 1 heeft meegedeeld.
  Hij wordt geaffecteerd bij de inrichting waar hij zijn ambt als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 vóór zijn benoeming uitoefende met inachtneming van de bepalingen van het decreet van 12 mei 2004.
  De in vast verband benoemde kinderverzorger die zijn ambt definitief heeft neergelegd wordt vervangen door een [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 tot het einde van het lopende schooljaar.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.19. De kinderverzorger met moederschapsrust, die wordt verwijderd krachtens artikel 42, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, die ziek is of arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval van of naar het werk of een beroepsziekte, en die de voorwaarden bedoeld in artikel 15 vervult, kan in vast verband worden benoemd.

Art.20. Het benoemingsbesluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art.21. De in vast verband benoemde kinderverzorgers leggen de eed af wanneer ze in dienst treden in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.

Onderafdeling II. - Verandering van affectatie.
Art.22.§ 1. Iedere in vast verband benoemde kinderverzorger kan, op eigen verzoek, vragen om gereaffecteerd te worden in een andere inrichting van dezelfde zone of van een andere zone die een post van kinderverzorger geniet met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 [1 ...]1 .
  § 2. De kinderverzorger die een verandering van affectatie in een andere inrichting van dezelfde zone wenst te verkrijgen, dient, bij een aangetekend schrijven, een aanvraag in die door uitzonderlijke omstandigheden gemotiveerd wordt bij de Regering in de loop van de maand januari. Die aanvraag bepaalt de inrichtingen waarin hij een nieuwe affectatie wenst te verkrijgen.
  Hij zendt er een afschrift van aan de voorzitter van de zonale affectatiecommissie binnen dezelfde termijn.
  De Regering verleent de verandering van affectatie pas na gunstig advies van de voormelde commissie.
  De adviezen van de commissies betreffende de veranderingen van affectatie worden door de commissies aan de Regering samen met de voorstellen bedoeld in artikel 26 van het decreet van 12 mei 2004 overgezonden.
  Die verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van [2 de eerste dag van het volgende schooljaar]2.
  § 3. De kinderverzorger die een verandering van affectatie naar een andere zone wenst te verkrijgen, dient, bij aangetekend schrijven, een aanvraag in die door uitzonderlijke omstandigheden wordt gemotiveerd bij de Regering in de loop van de maand januari. Die aanvraag vermeldt de inrichtingen waarin hij een verandering van affectatie wenst te verkrijgen.
  Hij zendt er aan afschrift van aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommisssie binnen dezelfde termijn over.
  De Regering verleent de verandering van affectatie pas na gunstig advies van de voormelde commissie.
  De voormelde commissie vergadert, in voorkomend geval, op initiatief van haar voorzitter, zodra de procedure bedoeld in artikel 26 van het decreet van 12 mei 2004 beëindigd is.
  Die verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van [2 de eerste dag van het volgende schooljaar]2.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 184, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Onderafdeling III. - Reaffectatie.
Art.23.[1 Om de twee jaar]1, wanneer de inrichting waarin de kinderverzorger geaffecteerd is, geen post meer krijgt, met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 van dit decreet, moet die door de Regering gereaffecteerd worden in de schoolinrichting die een post heeft verkregen met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 van het decreet van 12 mei 2004 en die het dichtst bij de inrichting gelegen is waarin hij gedurende het vorige schooljaar geaffecteerd was of het dichtst bij zijn woonplaats, en die niet reeds door een in vast verband benoemde kinderverzorger bekleed wordt.
  De Regering brengt er de kinderverzorger op de hoogte van en verzoekt hem om zijn voorkeur binnen een termijn van tien dagen mee te delen. Als er geen reactie is binnen de gestelde termijn, wordt de kinderverzorger geacht geen voorkeur te hebben.
  ----------
  (1)<DFG 2016-06-16/23, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-02-2016>

Onderafdeling IV. - Vervanging.
Art.24. [1 De vervanging van een afwezig vastbenoemd kinderverzorger of van zijn plaatsvervanger wordt onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de vervanging van de leden van het onderwijzend personeel van het gewoon basisonderwijs.]1
  Die vervanging geschiedt door een kinderverzorger aangewezen met inachtneming van de regels vastgesteld in artikel 28, § 1 van het decreet van 12 mei 2004, indien de in vast verband benoemde kinderverzorger of diens vervanger moet worden vervangen voor een ononderbroken periode van ten minste 15 weken.
  Die werving wordt geregeld bij de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
  ----------
  (1)<DFG 2009-01-23/38, art. 49, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2009>

Onderafdeling V. [1 - De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering]1   ----------   (1)
Art. 24bis. [1 De tewerkstelling van een kinderverzorger aangesteld met toepassing van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, geschiedt met inachtneming van de prioriteitsregels bedoeld bij artikel 28, § 1, van het decreet van 12 mei 2004.
   Deze tewerkstelling valt onder de toepassing van de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2011-02-10/07, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling III. - In het gesubsidieerd officieel onderwijs.
Onderafdeling I. - Benoeming in vast verband of in voorlopig verband.
Art.25.Niemand kan door een inrichtende macht in vast verband of voorlopig worden benoemd als hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1;
  2° van onberispelijk gedrag zijn;
  3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;
  5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling in acht nemen;
  6° houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 10 van dit decreet;
  7° het best gerangschikt zijn overeenkomstig artikel 17 van dit decreet;
  8° geen ongunstig verslag hebben gekregen bedoeld bij artikel 32 van het voormelde decreet van 12 mei 2004, over een periode van ten minste 6 maanden, gedurende de twee jaren die aan de voorlopige benoeming of de benoeming in vast verband voorafgaan.
  ----------
  (1)<DFG 2013-06-20/18, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 27-07-2013>

Art.26.De [1 niet-statutaire kinderverzorger]1 worden in voorlopig of in vast verband benoemd nadat de reaffectatie of, in voorkomend geval, de verandering van affectatie en de mutatie zijn verricht.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.27.§ 1. Wanneer één of meer betrekking(en) [1 ...]1 wordt(en) opgericht krachtens de bepalingen bepaald in Titel II, wordt de benoeming bij voorrang voorgesteld aan het (de) personeelslid(leden) [1 ...]1 dat(die) het best gerangschikt is/zijn in het klassement bepaald in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004, volgens een door de Regering vast te stellen model.
  § 2. Wanneer het(de) personeelslid(den) dat (die) het best gerangschikt is (zijn) in het klassement bepaald in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 een anciënniteit van ten minste 300 dagen hebben verworven bij de inrichtende macht [1 ...]1 waarbij het (zij) zijn (hun) ambt in het vorige aar uitoefende(n), die een post heeft gekregen die nog niet door een in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorger wordt bekleed, brengt daar de voorzitter [1 van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 die inrichtende macht op de hoogte van.
  Van het voorstel tot benoeming wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger(s) kennis gegeven bij aangetekend schrijven, met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van zijn verzending.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert.
  Wanneer de kinderverzorger de benoeming in vast verband [2 binnen]2 aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer de benoeming wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 25, op de hoogte van de voorrang van deze voor de benoeming. In dat geval is de procedure van de tweede tot vijfde leden van toepassing.
  [2 § 2bis. In afwijking van paragraaf 2, kan de kinderverzorger die een groter aantal dagen anciënniteit heeft opgebouwd bij een andere dan de in lid 2 bedoelde inrichtende macht, verzoeken dat zijn vaste aanstelling bij die andere inrichtende macht plaatsvindt, voor zover dat:
   1° de kinderverzorger meer dan 360 dagen anciënniteit bij de andere inrichtende macht heeft opgebouwd, waarvan minstens 360 dagen zijn verworven in de vijf schooljaren voorafgaand aan het schooljaar waarin de benoeming wordt voorgesteld;
   2° de kinderverzorger bij de andere inrichtende macht geen diensten meer heeft verleend, omdat deze laatste niet langer een post als kinderverzorger had gekregen;
   3° die andere inrichtende macht opnieuw een post heeft gekregen van kinderverzorger die nog niet wordt bezet door een kinderverzorger die, tijdens het schooljaar waarop de voorgestelde benoeming betrekking heeft, op vaste of voorlopige basis is aangesteld.
   Indien de kinderverzorger verzoekt om toepassing van deze paragraaf, stelt de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht de Voorzitter binnen 10 werkdagen na ontvangst van het benoemingsvoorstel hiervan op de hoogte.
   Wanneer de Voorzitter instemt met de verificatie van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, stelt hij de in § 2 bedoelde inrichtende macht daarvan in kennis en dient hij een nieuw benoemingsvoorstel in bij de in het eerste lid bedoelde inrichtende macht. De procedure bedoeld bij paragraaf 2 is van toepassing.
   Indien de voorzitter niet instemt met de verificatie van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, stelt hij de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht daarvan in kennis. De kinderverzorger beschikt over een nieuwe termijn van 10 werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht in kennis wordt gesteld van de beslissing van de Voorzitter, om de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht in kennis te stellen van zijn aanvaarding of weigering van vaste benoeming in haar midden. De procedure van paragraaf 2 is van toepassing.]2
  § 3. Wanneer de kinderverzorger die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 geen benoeming kan krijgen bij de inrichtende macht waarin hij de overeenkomstig § 2 vereiste anciënniteit heeft verkregen, deelt de voorzitter [1 van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 die kinderverzorger mee dat hij voorlopig kan worden benoemd bij :
  - die inrichtende macht, als hij een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorger;
  - bij ontstentenis daarvan, bij een andere inrichtende macht [1 van een zone waarin de kinderverzorger gevraagd heeft zijn voorrang te laten gelden, overeenkomstig artikel 28, § 8, 1e lid van voormeld decreet van 12 mei 2004]1 die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast of voorlopig verband benoemde kinderverzorger.
  De voorzitter deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar de inrichtende macht op de hoogte van.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de voorzitter te laten weten of hij een voorlopige benoeming aanvaardt of weigert. Als de kinderverzorger niet binnen de gestelde termijn reageert, wordt hij geacht de benoeming te weigeren. De voorzitter brengt de betrokken inrichtende macht op de hoogte van de beslissing van de kinderverzorger.
  In geval van weigering, deelt de voorzitter de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, tweede tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 25 mee dat hij voorlopig kan worden benoemd bij een inrichtende macht die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband benoemde kinderverzorger. De procedure bedoeld in de tweede tot vijfde leden is van toepassing.
  § 4. Voor wat dit artikel betreft, wordt de kinderverzorger op [3 de eerste dag van het schooljaar]3 benoemd en geaffecteerd bij één van de schoolinrichtingen van zijn inrichtende macht die een post heeft gekregen, vóór elke benoeming tot [4 niet-statutaire kinderverzorger]4.
  § 5. De in § 3 bedoelde voorlopige benoeming wordt definitief wanner de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 300 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig wordt benoemd.
  Voor de berekening van de 300 dagen, worden enkel in aanmerking genomen : de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verlofdagen bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, alsook de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en de moederschapsrust, respectievelijk bepaald in hoofdstuk II bis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
  Zolang de kinderverzorger niet 300 dagen dienstanciënniteit heeft verworven in dienst van de inrichtende macht, blijft hij voorlopig in deze benoemd, behalve :
  - andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend;
  - bij zware tekortkoming;
  - beslissing van de [1 Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht;
  - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
  Wanneer een einde wordt gemaakt aan de voorlopige benoeming onder de voorwaarden van het vorige lid, wordt de kinderverzorger voorlopig benoemd op de volgende [3 de eerste dag van het schooljaar]3 bij een andere inrichtende macht, die met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband benoemde kinderverzorger.
  De voorzitter [1 van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee, en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
  De nieuwe voorlopige benoeming geeft geen aanleiding tot een onderbreking.
  § 6. Onverminderd § 5, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de voorlopige benoeming van de kinderverzorger bij een inrichtende macht :
  - ofwel de kinderverzorger niet de 300 dagen bedoeld in het eerste lid van paragraaf 5 heeft verworven;
  - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om in vast verband te worden benoemd in de inrichtende macht waarin hij in voorlopig verband benoemd is;
  - ofwel de inrichtende macht waarin hij voorlopig benoemd is, geen post van kinderverzorger meer krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7,
  en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger de grootste anciënniteit vóór zijn benoeming heeft verworven, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden benoemd op [3 de eerste dag van het betrokken schooljaar]3.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 95, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<DFG 2022-03-31/35, art. 185, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (4)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 27/1. [1 In afwijking van artikel 27, wat betreft de posten die open zijn voor een benoeming in het gesubsidieerd officieel onderwijs voor het schooljaar 2011-2012, krachtens artikel 5/1, behoudens uitdrukkelijke weigering, worden bij voorrang in vast verband benoemd de kinderverzorgers aangewezen als GECO/APE die in de rangschikking bedoeld bij artikel 28, § 2, derde tot vijfde lid, van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap, best geplaatst zijn en die aan de voorwarden bedoeld bij artikel 25 voldoen.
   Ingeval de benoeming van een kinderverzorger geweigerd wordt, overeenkomstig het vorige lid, wordt in vast verband benoemd, de GECO/APE kinderverzorger die onmiddellijk volgt in de rangschikking bedoeld bij artikel 28, § 2, van het voornoemde decreet van 12 mei 2004 en die aan de voorwaarden bepaald bij artikel 25 voldoet.
   De kinderverzorgers worden in vast verband op 1 september 2011 door de Regering benoemd en worden aangewezen bij de inrichting waar ze, op deze datum, hun ambt bekleedden als GECO/APE verzorger met inachtneming van het voornoemde decreet van 12 mei 2004.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-07-12/31, art. 78, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

Art.28.§ 1. Wanneer een betrekking vacant wordt ten gevolge van een definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband benoemde kinderverzorger, geeft de inrichtende macht daar onmiddellijk kennis van aan de voorzitter [1 van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 .
  De benoeming wordt prioritair voorgesteld aan de kinderverzorger die aangeworven is als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 en die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 25, volgens een door de Regering vast te stellen model.
  De voorzitter brengt daar de inrichtende macht van de kinderverzorger bedoeld in het vorige lid op de hoogte van.
  Van het voorstel tot benoeming wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger kennis gegeven bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van de verzending ervan.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert.
  Wanneer de kinderverzorger de benoeming in vast verband aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer de benoeming wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die onmiddellijk de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 25, op de hoogte van de voorrang van deze voor de benoeming. In dat geval is de procedure bedoeld bij deze paragraaf van toepassing.
  § 2. Voor wat dit artikel betreft, wordt de kinderverzorger benoemd op de eerste dag van de maand die volgt op die gedurende welke hij kennis heeft gegeven van zijn aanvaarding overeenkomstig § 1 en geaffecteerd bij de inrichtende macht binnen de inrichting waar hij zijn ambt als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 vóór de benoeming uitoefende met inachtneming van het decreet van 12 mei 2004.
  Als het gaat om een andere inrichtende macht dan die waarbij de in vast verband benoemde kinderverzorger zijn ambt definitief heeft neergelegd, dan wordt deze vervangen door een [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 tot het einde van het lopende schooljaar.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.29. De kinderverzorger met moederschapsrust die wordt verwijderd krachtens artikel 42, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, die ziek is of arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval van of naar het werk of een beroepsziekte, en die de voorwaarden bedoeld in artikel 15 vervult, kan in vast verband of in voorlopig verband worden benoemd.

Art.30. De in vast verband benoemde kinderverzorgers leggen de eed af volgens door de Regering vast te leggen regels krachtens artikel 28, 5°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Onderafdeling II. - Verandering van affectatie en mutatie.
Art.31.§ 1. De inrichtende macht kan, op aanvraag van de in vast verband benoemde kinderverzorger, een verandering van affectatie verlenen bij één van haar inrichtingen die een post heeft verkregen, voor zover deze niet reeds bekleed wordt door een in vast verband benoemde kinderverzorger.
  De nadere regels voor de verandering van affectatie zijn, voor het overige, door de plaatselijke paritaire commissies vastgesteld.
  De overgang van een inrichting naar een andere moet zonder onderbreking geschieden.
  De verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van [2 de eerste dag van het schooljaar]2 waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt, behalve als de verandering van affectatie het gevolg is van de definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband benoemde kinderverzorger.
  § 2. Wanneer een in vast verband benoemde kinderverzorger een mutatie wenst te verkrijgen bij een andere inrichtende macht van de zone of van een andere zone, moet hij dit aanvragen bij aangetekend schrijven gericht aan deze, die zijn toestemming moet verlenen. Hij brengt daar [1 de Voorzitter van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 op de hoogte van.
  De mutatie bedoeld in het eerste lid kan slechts geschieden in een inrichtende macht van een andere zone als [1 ...]1 de inrichtende macht een post van kinderverzorger voor het volgende schooljaar geniet.
  Die mutatie heeft uitwerking op [2 de eerste dag van het volgende schooljaar]2. De inrichtende macht die de mutatie heeft aanvaard, moet de kinderverzorger op die datum in vast verband benoemen. De kinderverzorger moet op die datum ontslag nemen in de inrichtende macht die hij verlaat.
  Die mutatie geeft geen aanleiding tot onderbreking.
  De nadere regels voor de mutatie worden, voor het overige, vastgelegd door de plaatselijke paritaire commissie die opgericht is binnen de inrichtende macht die het personeelslid ontvangt.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 186, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Onderafdeling III. - Reaffectatie.
Art.32.[1 Nadat de posten overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 7 toegekend zijn, en, wanneer de schoolinrichting waarbij de kinderverzorger in vast verband benoemd is, geen post meer verkrijgt, stelt de inrichtende macht de kinderverzorger in vast of voorlopig verband met de minste anciënniteit van de personeelsleden die dezelfde ambt vervullen, ter beschikking bij alle inrichtingen die de inrichtende macht organiseert op het grondgebied van dezelfde gemeente.
   Voor de toepassing van het eerste lid is de ambtsanciënniteit bepalend in alle gevallen waarin de dienstanciënniteit dezelfde is.
   Bij gelijke dienst- en ambtsanciënniteit van verschillende personeelsleden, wordt het jongste personeelslid ter beschikking gesteld.
   Wanneer meerdere personeelsleden in de ambt van kinderverzorger ter beschikking gesteld zijn, moet de inrichtende macht het personeelslid met de meeste dienstanciënniteit reaffecteren en bij gelijke dienstanciënniteit dat met de meeste ambtsanciënniteit. Bij gelijke dienstanciënniteit wordt voorrang gegeven aan het oudste personeelslid.
   Die reaffectatie heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van het schooljaar waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 68, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.33.§ 1. Wanneer de inrichtende macht waarbij de kinderverzorger in vast verband benoemd is, geen post meer verkrijgt, wordt de kinderverzorger door [1 de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 voorlopig gereaffecteerd bij een inrichtende macht [1 ...]1 die met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband benoemde kinderverzorger. Wanneer geen consensus bij de vergadering van de commissie wordt bereikt of indien het vereiste quorum niet wordt bereikt, reaffecteert de voorzitter van de commissie de kinderverzorger.
  De voorzitter van de commissie deelt de gegevens betreffende de inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
  Die reaffectatie geeft geen aanleiding tot een onderbreking.
  Ze heeft uitwerking met ingang van [2 de eerste dag van het schooljaar]2 waarin de toekenning van posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt.
  § 2. Die reaffectatie wordt definitief wanneer de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 300 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is.
  Voor de berekening van de 300 dagen, worden enkel in aanmerking genomen, de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verloven bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsook van de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en van de moederschapsrust die respectievelijk bepaald zijn in hoofdstuk II bis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
  Zolang de kinderverzorger niet 300 dagen anciënniteit in dienst van de inrichtende macht heeft verworven, wordt de reaffectatie verlengd, behalve :
  - [3 andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend, met goedkeuring van de centrale commissie voor personeelsbeheer]3;
  - bij zware tekortkoming;
  - beslissing van de [1 Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht;
  - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
  Wanneer een einde wordt gemaakt aan de voorlopige reaffectatie onder de voorwaarden van het vorige lid, wordt de kinderverzorger voorlopig gereaffecteerd op de volgende [2 de eerste dag van het schooljaar]2 bij een andere inrichtende macht, overeenkomstig het eerste lid.
  Die reaffectatie is echter definitief wanneer ze geschiedt bij een inrichtende macht waarbij de kinderverzorger de anciënniteit van 300 dagen bedoeld in het eerste lid vooraf heeft verworven.
  [3 Aanvragen tot niet-verlenging die worden ingediend ter voorafgaande instemming van de centrale commissie voor personeelsbeheer van de betrekkingen, moeten elk jaar, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk op 31 mei bij haar worden ingediend.]3
  § 3. Onverminderd § 2, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de voorlopige reaffectatie van de kinderverzorger bij een inrichtende macht :
  - ofwel de kinderverzorger niet de 300 dagen heeft verworven bedoeld in het eerste lid;
  - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om definitief te worden gereaffecteerd in de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is;
  - ofwel de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is, geen post van kinderverzorger meer krijgt,
  en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger vóór zijn benoeming in vast verband benoemd was, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden gereaffecteerd op [2 de eerste dag van het betrokken schooljaar]2.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 188, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (3)<DFG 2024-04-04/37, art. 69, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.33bis. [1 § 1. Kinderverzorgers die ter beschikking worden gesteld in de zin van artikel 32, moeten een reaffectatie accepteren als de betrekking wordt aangeboden:
   1° door de inrichtende macht die het personeelslid ter beschikking heeft gesteld;
   2° door de bevoegde centrale commissie voor personeelsbeheer".
   § 2. In afwijking van § 1 kan een personeelslid een werkaanbieding in een andere gemeente op meer dan vijfentwintig kilometer van zijn of haar woning afwijzen, als de verplaatsing met het openbaar vervoer in totaal meer dan vier uur per dag in beslag zou nemen.
   In dat geval kan het personeelslid deze betrekking niet meer opeisen.
   § 3. Voor de toepassing van deze paragraaf worden de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geacht dezelfde gemeente te vormen.
   § 4. Personen die ter beschikking zijn gesteld wegens gebrek aan betrekking, moeten hun aanvaarding of met redenen omklede weigering binnen vijf kalenderdagen na de datum van kennisgeving van hun reaffectatie meedelen aan de inrichtende macht en de bevoegde commissie voor personeelsbeheer.
   Als de weigering volgens de commissie geen geldige reden heeft, wordt de betreffende persoon uit zijn of haar ambt ontzet overeenkomstig artikel 58, 7° van het voormelde decreet van 6 juni 1994, na uitputting van elk beroep voorzien in § 2.
   Bovengenoemde beslissing van de commissie wordt ter kennis van de belanghebbende gebracht.
   Het instellen van een beroep schort de verplichting van het personeelslid om zijn ambt te aanvaarden op.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-04-04/37, art. 70, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling IV. - Vervanging.
Art.34. [1 De vervanging van een afwezig vastbenoemd kinderverzorger of van zijn plaatsvervanger wordt onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de vervanging van de leden van het onderwijzend personeel van het gewoon basisonderwijs.]1
  Die vervanging wordt geregeld bij de bepalingen van de voormelde wet van 3 juli 1978.
  ----------
  (1)<DFG 2009-01-23/38, art. 50, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2009>

Onderafdeling V. [1 - De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering]1   ----------   (1)
Art. 34bis. [1 De tewerkstelling van een kinderverzorger aangesteld met toepassing van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, geschiedt met inachtneming van de prioriteitsregels bedoeld bij artikel 28, § 2, van het decreet van 12 mei 2004.
   Deze tewerkstelling valt onder de toepassing van de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2011-02-10/07, art. 56, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling IV. - In het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Onderafdeling I. - Werving in vast verband en in voorlopig verband.
Art.35.Niemand kan door een inrichtende macht in vast verband of in voorlopig verband statutair worden geworven indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1;
  2° van onberispelijk gedrag zijn;
  3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;
  5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling in acht nemen;
  6° houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 10 van dit decreet;
  7° het best gerangschikt zijn overeenkomstig artikel 37 van dit decreet;
  8° geen ongunstig verslag hebben gekregen bedoeld bij artikel 32 van het voormelde decreet van 12 mei 2004, over een periode van ten minste 6 maanden, gedurende de twee jaren die aan de statutaire werving in voorlopig verband of in vast verband voorafgaan.
  ----------
  (1)<DFG 2013-06-20/18, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 27-07-2013>

Art.36.De [1 niet-statutaire kinderverzorger]1 (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) worden in voorlopig verband of in vast verband statutair geworven, nadat de beslissingen betreffende de reaffectatie en, in voorkomend geval, de verandering van affectatie en de mutatie, zijn genomen.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.37.§ 1. Wanneer één of meer betrekking(en) [1 ...]1 wordt(en) opgericht krachtens de bepalingen bedoeld in Titel II, wordt de statutaire werving bij voorrang voorgesteld aan het (de) personeelslid(leden) [1 ...]1 dat(die) het best gerangschikt is/zijn in het klassement bepaald in artikel 28, § 3, b, van het decreet van 12 mei 2004, volgens een door de Regering vast te stellen model.
  § 2. Wanneer het(de) personeelslid(den) dat (die) het best gerangschikt is (zijn) in het klassement bepaald in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 een anciënniteit van ten minste 360 dagen heeft(hebben) verworven bij de inrichtende macht van de zone waarbij het (zij) zijn (hun) ambt in het vorige schooljaar uitoefende(n), die een post heeft gekregen die niet reeds door een in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorger wordt bekleed, brengt daar de voorzitter [1 van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 die inrichtende macht op de hoogte van.
  Van het voorstel tot werving in vast verband wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger kennis gegeven bij aangetekend schrijven, met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van zijn verzending.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een werving in vast verband aanvaardt of weigert.
  Wanneer de kinderverzorger de werving in vast verband [2 binnen]2 aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden geworven of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer de werving in vast verband wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b), van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 35, op de hoogte van de voorrang van deze voor de werving in vast verband. In dat geval is de procedure bedoeld in deze paragraaf van toepassing.
  [2 § 2bis. In afwijking van paragraaf 2, kan de kinderverzorger die een groter aantal dagen anciënniteit heeft opgebouwd bij een andere dan de in lid 2 bedoelde inrichtende macht, verzoeken dat zijn vaste aanstelling bij die andere inrichtende macht plaatsvindt, voor zover dat:
   1° de kinderverzorger meer dan 360 dagen anciënniteit bij de andere inrichtende macht heeft opgebouwd, waarvan minstens 360 dagen zijn verworven in de vijf schooljaren voorafgaand aan het schooljaar waarin de benoeming wordt voorgesteld;
   2° de kinderverzorger bij de andere inrichtende macht geen diensten meer heeft verleend, omdat deze laatste niet langer een post als kinderverzorger had gekregen;
   3° die andere inrichtende macht opnieuw een post heeft gekregen van kinderverzorger die nog niet wordt bezet door een kinderverzorger die, tijdens het schooljaar waarop de voorgestelde benoeming betrekking heeft, op vaste of voorlopige basis is aangesteld.
   Indien de kinderverzorger verzoekt om toepassing van deze paragraaf, stelt de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht de Voorzitter binnen 10 werkdagen na ontvangst van het benoemingsvoorstel hiervan op de hoogte.
   Wanneer de Voorzitter instemt met de verificatie van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, stelt hij de in § 2 bedoelde inrichtende macht daarvan in kennis en dient hij een nieuw benoemingsvoorstel in bij de in het eerste lid bedoelde inrichtende macht. De procedure bedoeld bij paragraaf 2 is van toepassing.
   Indien de voorzitter niet instemt met de verificatie van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, stelt hij de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht daarvan in kennis. De kinderverzorger beschikt over een nieuwe termijn van 10 werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht in kennis wordt gesteld van de beslissing van de Voorzitter, om de in paragraaf 2 bedoelde inrichtende macht in kennis te stellen van zijn aanvaarding of weigering van vaste benoeming in haar midden. De procedure van paragraaf 2 is van toepassing.]2
  § 3. Wanneer de kinderverzorger die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de in artikel 35 bepaalde voorwaarden geen werving in vast verband kan krijgen bij de inrichtende macht waarin hij de overeenkomstig § 2 vereiste anciënniteit heeft verworven, deelt de voorzitter [1 van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 die kinderverzorger mee dat hij in voorlopig verband statutair kan worden geworven bij :
  - die inrichtende macht, als hij een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorger;
  - bij ontstentenis daarvan, bij een andere inrichtende macht [1 van een zone waarin de kinderverzorger gevraagd heeft zijn voorrang te laten gelden, overeenkomstig artikel 28, § 8, 2e lid van voormeld decreet van 12 mei 2004]1 die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast of voorlopig verband geworven kinderverzorger.
  De voorzitter deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar de inrichtende macht op de hoogte van.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de voorzitter te laten weten of hij een statutaire werving in voorlopig verband aanvaardt of weigert. Als de kinderverzorger niet binnen de gestelde termijn reageert, wordt hij geacht de statutaire werving in vast verband te weigeren. De voorzitter brengt de betrokken inrichtende macht op de hoogte van de beslissing van de kinderverzorger.
  In geval van weigering, deelt de voorzitter de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 35 mee dat hij in voorlopig verband kan worden geworven bij een inrichtende macht die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband geworven kinderverzorger. De procedure bedoeld in de tweede tot vijfde leden is van toepassing.
  § 4. Voor wat dit artikel betreft, wordt de kinderverzorger op [3 op de eerste dag van het schooljaar]3 geworven en geaffecteerd bij één van de schoolinrichtingen van zijn inrichtende macht die een post heeft gekregen, vóór elke aanwijzing als [4 niet-statutaire kinderverzorger]4.
  § 5. De in § 3 bedoelde statutaire werving wordt definitief wanneer de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 360 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig wordt benoemd.
  Voor de berekening van de 360 dagen, worden enkel in aanmerking genomen : de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verlofdagen bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsook van de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en de moederschapsrust, respectievelijk bepaald in hoofdstuk IIbis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
  Zolang de kinderverzorger niet 360 dagen dienstanciënniteit heeft verworven in dienst van de inrichtende macht, blijft zijn statutaire werving in deze voorlopig, behalve :
  - andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend;
  - bij zware tekortkoming;
  - beslissing van de [1 Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht;
  - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
  Wanneer een einde wordt gemaakt aan de statutaire werving in voorlopig verband onder de voorwaarden van het vorige lid, geniet de kinderverzorger een statutaire werving in voorlopig verband op de volgende [3 eerste dag van het schooljaar]3 bij een andere inrichtende macht, die een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband geworven kinderverzorger.
  De voorzitter [1 van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee, en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
  De nieuwe statutaire werving in voorlopig verband geeft geen aanleiding tot een onderbreking.
  § 6. Onverminderd § 5, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de statutaire werving in voorlopig verband van de kinderverzorger bij een inrichtende macht :
  - ofwel de kinderverzorger niet de 360 dagen heeft verworven bedoeld in het eerste lid van paragraaf 5;
  - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om in vast verband te worden geworven in de inrichtende macht waarin hij in voorlopig verband statutair geworven is;
  - ofwel de inrichtende macht waarin hij in voorlopig verband statutair geworven is, geen post van kinderverzorger meer krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7,
  en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger de grootste anciënniteit vóór zijn statutaire werving heeft verworven, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden benoemd [3 op de eerste dag van het schooljaar]3.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 96, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<DFG 2022-03-31/35, art. 189, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (4)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 37/1.[1 In afwijking van artikel 37, wat betreft de posten die open zijn voor een benoeming in het gesubsidieerd vrij onderwijs voor het schooljaar 2011-2012, krachtens artikel 5/1, behoudens uitdrukkelijke weigering, worden bij voorrang in vast verband benoemd, de [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 die in de rangschikking bedoeld bij artikel 28, § 3, b), van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap, best geplaatst zijn en die aan de voorwarden bedoeld bij artikel 35 voldoen.
   Ingeval de benoeming van een kinderverzorger geweigerd wordt, overeenkomstig het vorige lid, wordt in vast verband benoemd, de GECO/APE kinderverzorger die onmiddellijk volgt in de rangschikking bedoeld bij artikel 28, § 3, van het voornoemde decreet van 12 mei 2004 en die aan de voorwaarden bepaald bij artikel 35 voldoet.
   De kinderverzorgers worden op 1 september 2011 door de Regering in vast verband benoemd en worden aangewezen bij de inrichting waar ze, op deze datum, hun ambt bekleedden als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 met inachtneming van het voornoemde decreet van 12 mei 2004.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-07-12/31, art. 79, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.38.§ 1. Wanneer een betrekking vacant wordt ten gevolge van een definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband geworven kinderverzorger, geeft de inrichtende macht daar onmiddellijk kennis van aan de voorzitter van de centrale commissie voor personeelsbeheer waaronder haar inrichting ressorteert.
  De werving in vast verband wordt prioritair voorgesteld aan de kinderverzorger [1 in dienst genomen als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2]1 die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 35, volgens een door de Regering vast te stellen model.
  De voorzitter brengt daar de inrichtende macht van de kinderverzorger bedoeld in het vorige lid op de hoogte van.
  Van het voorstel tot werving in vast verband wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger kennis gegeven bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van de verzending ervan.
  De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een werving in vast verband aanvaardt of weigert.
  Wanneer de kinderverzorger de werving in vast verband aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden geworven of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
  Wanneer de werving in vast verband wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die onmiddellijk de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 35, op de hoogte van de voorrang van deze voor de werving in vast verband. In dat geval is de procedure bedoeld bij de derde tot zesde leden van toepassing.
  § 2. De kinderverzorger wordt in vast verband geworven op de eerste dag van de maand die volgt op die gedurende welke hij kennis heeft gegeven van zijn aanvaarding overeenkomstig de bepalingen van § 1 en geaffecteerd bij de inrichtende macht binnen de inrichting waar hij zijn ambt als [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 vóór de werving in vast verband uitoefende met inachtneming van het decreet van 12 mei 2004.
  Als het gaat om een andere inrichtende macht dan die waarbij de in vast verband geworven kinderverzorger zijn ambt definitief heeft neergelegd, dan wordt deze vervangen door een [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 tot het einde van het lopende schooljaar.
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 91, 014; Inwerkingtreding : 09-09-2021>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.39. De kinderverzorger met moederschapsrust, die wordt verwijderd krachtens artikel 42, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, die ziek of arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval van of naar het werk of een beroepsziekte, en die de voorwaarden bedoeld in artikel 35 vervult, kan in vast verband of in voorlopig verband worden geworven.

Art.40. De in vast verband geworven kinderverzorgers leggen de eed af volgens door de Regering vast te leggen regels krachtens artikel 28, 5°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Onderafdeling II. - Verandering van affectatie en mutatie.
Art.41.§ 1. De inrichtende macht kan, op aanvraag van de in vast verband geworven kinderverzorger, een verandering van affectatie verlenen bij één van haar inrichtingen die een post heeft verkregen, voor zover deze niet reeds bekleed wordt door een in vast verband geworven kinderverzorger.
  De overgang van een inrichting naar een andere moet zonder onderbreking geschieden.
  De verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van [2 de eerste dag van het schooljaar]2 waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt.
  § 2. Wanneer een in vast verband geworven kinderverzorger een mutatie wenst te verkrijgen bij een andere inrichtende macht van de zone of van een andere zone, moet hij dit aanvragen bij aangetekend schrijven gericht aan deze, die zijn toestemming moet verlenen. Hij brengt daar [1 de Voorzitter van de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 op de hoogte van.
  De mutatie bedoeld in het eerste lid kan slechts geschieden in een inrichtende macht van een andere zone als een betrekking wordt gecreëerd binnen de betrokken zone krachtens de bepalingen bedoeld bij Titel II van dit decreet, en voor zover de inrichtende macht een post van kinderverzorger voor het volgende schooljaar geniet.
  Die mutatie heeft uitwerking op [2 de eerste dag van het volgende schooljaar]2. De inrichtende macht die de mutatie heeft aanvaard, moet de kinderverzorger op die datum in vast verband werven. De kinderverzorger moet op die datum ontslag nemen in de inrichtende macht die hij verlaat.
  Die mutatie geeft geen aanleiding tot onderbreking.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 190, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Onderafdeling III. - Reaffectatie.
Art.42.[1 Nadat de posten overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 7 toegekend zijn, en, wanneer de schoolinrichting waarbij de kinderverzorger in vast verband benoemd is, geen post meer verkrijgt, stelt de inrichtende macht de kinderverzorger in vast of voorlopig verband met de minste anciënniteit van de personeelsleden die dezelfde ambt vervullen, ter beschikking bij alle inrichtingen die de inrichtende macht organiseert op het grondgebied van dezelfde gemeente.
   Voor de toepassing van het eerste lid is de ambtsanciënniteit bepalend in alle gevallen waarin de dienstanciënniteit dezelfde is.
   Bij gelijke dienst- en ambtsanciënniteit van verschillende personeelsleden, wordt het jongste personeelslid ter beschikking gesteld.
   Wanneer meerdere personeelsleden in de ambt van kinderverzorger ter beschikking gesteld zijn, moet de inrichtende macht het personeelslid met de meeste dienstanciënniteit reaffecteren en bij gelijke dienstanciënniteit dat met de meeste ambtsanciënniteit. Bij gelijke dienstanciënniteit wordt voorrang gegeven aan het oudste personeelslid.
   Die reaffectatie heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van het schooljaar waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.43.§ 1. Wanneer de inrichtende macht waarbij de kinderverzorger in vast verband geworven is, geen post meer verkrijgt, wordt de kinderverzorger door [1 de Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 voorlopig gereaffecteerd bij een inrichtende macht [1 ...]1 die een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband geworven kinderverzorger. Wanneer geen consensus bij de vergadering van de commissie wordt bereikt of indien het vereiste quorum niet wordt bereikt, reaffecteert de voorzitter van de commissie de kinderverzorger.
  De voorzitter van de commissie deelt de gegevens betreffende de inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
  Die reaffectatie geeft geen aanleiding tot een onderbreking.
  Ze heeft uitwerking met ingang [2 op de eerste dag van het schooljaar]2 waarin de toekenning van posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt.
  § 2. Die reaffectatie wordt definitief wanneer de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 360 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is.
  Voor de berekening van de 360 dagen, worden enkel in aanmerking genomen, de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verloven bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsook van de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en van de moederschapsrust die respectievelijk bepaald zijn in hoofdstuk IIbis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
  Zolang de kinderverzorger niet 360 dagen anciënniteit in dienst van de inrichtende macht heeft verworven, wordt de reaffectatie verlengd, behalve :
  - [3 andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend, met goedkeuring van de centrale commissie voor personeelsbeheer]3;
  - bij zware tekortkoming;
  - beslissing van de [1 Centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht;
  - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
  Wanneer een einde wordt gemaakt aan de voorlopige reaffectatie onder de voorwaarden van het vorige lid, wordt de kinderverzorger voorlopig gereaffecteerd op de volgende [2 de eerste dag van het schooljaar]2 bij een andere inrichtende macht, overeenkomstig § 1.
  Die reaffectatie is echter definitief wanneer ze geschiedt bij een inrichtende macht waarbij de kinderverzorger de anciënniteit van 360 dagen bedoeld in het eerste lid vooraf heeft verworven.
  [3 Aanvragen tot niet-verlenging die worden ingediend ter voorafgaande instemming van de centrale commissie voor personeelsbeheer, moeten elk jaar, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk op 31 mei bij haar worden ingediend.]3
  § 3. Onverminderd § 2, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de voorlopige reaffectatie van de kinderverzorger bij een inrichtende macht :
  - ofwel de kinderverzorger niet de 360 dagen heeft verworven bedoeld in het eerste lid;
  - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om definitief te worden gereaffecteerd in de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is;
  - ofwel de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is, geen post van kinderverzorger meer krijgt,
  en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger vóór zijn voorlopige reaffectatie in vast verband geworven was, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden gereaffecteerd [2 op de eerste dag van het schooljaar]2.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/18, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 192, 015; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (3)<DFG 2024-04-04/37, art. 72, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.43bis. [1 § 1. Kinderverzorgers die ter beschikking worden gesteld in de zin van artikel 42, moeten een reaffectatie accepteren als de betrekking wordt aangeboden:
   1° door de inrichtende macht die het personeelslid ter beschikking heeft gesteld;
   2° door de bevoegde centrale commissie voor personeelsbeheer.
   § 2. In afwijking van § 1 kan een personeelslid een werkaanbieding in een andere gemeente op meer dan vijfentwintig kilometer van zijn of haar woning afwijzen, als de verplaatsing met het openbaar vervoer in totaal meer dan vier uur per dag in beslag zou nemen.
   In dat geval kan het personeelslid deze betrekking niet meer opeisen.
   § 3. Voor de toepassing van deze paragraaf worden de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geacht dezelfde gemeente te vormen.
   § 4. Personen die ter beschikking zijn gesteld wegens gebrek aan betrekking, moeten hun aanvaarding of met redenen omklede weigering binnen vijf kalenderdagen na de datum van kennisgeving van hun reaffectatie meedelen aan de inrichtende macht en de bevoegde commissie voor personeelsbeheer.
   Als de weigering volgens de commissie geen geldige reden heeft, wordt de betreffende persoon uit zijn of haar ambt ontzet overeenkomstig artikel 72, § 1, 6° van het decreet van 1 februari 1993, na uitputting van elk beroep voorzien in § 2.
   Bovengenoemde beslissing van de commissie wordt ter kennis van de belanghebbende gebracht.
   Het instellen van een beroep schort de verplichting van het personeelslid om zijn ambt te aanvaarden op.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-04-04/37, art. 73, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling IV. - Vervanging.
Art.44. [1 De vervanging van een afwezig vastbenoemd kinderverzorger of van zijn plaatsvervanger wordt onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de vervanging van de leden van het onderwijzend personeel van het gewoon basisonderwijs.]1
  Die vervanging wordt geregeld bij de bepalingen van de voormelde wet van 3 juli 1978.
  ----------
  (1)<DFG 2009-01-23/38, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2009>

Onderafdeling V. [1 - De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering]1   ----------   (1)
Art. 44bis. [1 De tewerkstelling van een kinderverzorger aangesteld met toepassing van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, geschiedt met inachtneming van de prioriteitsregels bedoeld bij artikel 28, § 3, van het decreet van 12 mei 2004.
   Deze tewerkstelling valt onder de toepassing van de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2011-02-10/07, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

HOOFDSTUK IV. - Lesrooster van de kinderverzorgers.
Art.45.[1 § 1. De weekprestaties van de kinderverzorgers komen overeen met 36 perioden van 50 minuten per week (1800 minuten) en zijn voornamelijk bestemd voor leerlingen jonger dan drie jaar en negen maanden en leerlingen met bijzondere behoeften in het kader van het kleuteronderwijs.
   Deze perioden omvatten:
   1° minimaal 1.300 minuten als aanvulling op de leden van het team van kleuteronderwijzers gedurende de 28 lesperiodes;
   2° buiten de lesperiodes:
   a) 60 perioden per jaar voor gezamenlijk werk, wat overeenkomt met een gemiddelde van 80 minuten per week;
   b) maximaal 120 minuten voor ondersteuning bij de maaltijden;
   c) minimaal 200 minuten, evenwichtig verdeeld, voor zelfstandig werk, opvang, overleg met de ouders, toezicht en begeleiding van de leerlingen;
   3° 100 minuten voor psychomotorische ondersteuning of, indien van toepassing, voor de in punten 1 en 2, c) bedoelde opdrachten.
   § 2. De weekprestaties moeten ten goede komen aan de leerlingen, in overleg met het team van kleuteronderwijzers.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 74, 016; Inwerkingtreding : 26-08-2024>

HOOFDSTUK V. - Beoordeling.
Art.46. De artikelen 66 tot 75 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn van toepassing op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt uitoefenen in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.

HOOFDSTUK VI. - Personeelsleden die het slachtoffer van gewelddaden [1 of van pesterijen]1 zijn.   ----------   (1)
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Art.47.[1 § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
   1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een kinderverzorger alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van de kinderverzorger of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;
   2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
   3° "kinderverzorger die het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : de vastbenoemde of tijdelijk aangestelde kinderverzorger, die door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in 1° ;
   4° "kinderverzorger die het slachtoffer van pesterijen is geweest" :de vastbenoemde of tijdelijk aangestelde kinderverzorger die het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in het eerste lid, 2°.
   § 2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 1° wordt de voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarde dat hij een klacht bij de rechterlijke overheden ingediend heeft.
   In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 2° wordt de voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarde dat pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
   § 3. Wanneer de gewelddaad gepleegd werd buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad of pesterijen in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.]1
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 65, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>

Afdeling II. - Franse Gemeenschap.
Art.48.§ 1. Indien de kinderverzorger niet tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, en, behoudens bij behoorlijk met redenen omklede overmacht, dient hij zijn aanvraag om het voordeel van de bepaling van artikel 49 te kunnen genieten, in bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag [2 waarop de feiten zich hebben voorgedaan voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen]2, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs, die nagaat of aan de voorwaarden van dit hoofdstuk is voldaan.
  Binnen dezelfde termijn zendt hij eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtingshoofd over.
  Ingeval de kinderverzorger tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, dient hij zijn aanvraag bedoeld in het eerste lid in binnen een termijn van één maand vanaf de dag waarop hij zijn ambt weer uitoefent [1 behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling]1.
  Bij de aanvraag worden gevoegd, [1 bij de gewelddaad]1 een afschrift van de [2 klacht bedoeld in artikel 47, § 2]2 alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.
  [1 Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.]1
  § 2. Binnen de acht werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in § 1, brengt de Algemene Directie Leerplichtonderwijs de Regering een advies uit. Er wordt een afschrift van dat advies meegedeeld aan het inrichtingshoofd alsook aan het betrokken personeelslid.
  De beslissing tot toekenning van het voordeel van de regeling bepaald in dit hoofdstuk, wordt door de Regering genomen binnen de acht werkdagen. Er wordt daarvan onmiddellijk kennisgegeven aan het inrichtingshoofd alsook aan de betrokken kinderverzorger.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 66, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (2)<DFG 2014-04-11/25, art. 67, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>

Art.49.De kinderverzorger kan een gelegenheidsverandering van affectatie aanvragen naar een andere inrichting van dezelfde zone of van een andere zone, voor zover hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 48.
  Die inrichting moet voor het lopende schooljaar kunnen beschikken over een post van kinderverzorger toegekend met inachtneming van artikel 7.
  De in artikel 48 bedoelde aanvraag vermeldt in welke affectatiezone(s) de kinderverzorger vraagt om de gelegenheidsverandering van affectatie te kunnen genieten alsook de inrichting(en) waarin hij wenst te worden geaffecteerd.
  De aanvraag kan op elk ogenblik van het jaar worden ingediend; een afschrift van die aanvraag wordt gelijktijdig aan de voorzitter van de betrokken zonale affectatiecommissie, en, in voorkomend geval, aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie overgezonden.
  De betrokken zonale affectatiecommissie, en, in voorkomend geval, de interzonale affectatiecommissie, stelt de Regering de gelegenheidsveranderingen van affectatie voor die ze als het meest gepast beschouwt.
  De Regering kent de kinderverzorger die het slachtoffer is (geweest) van gewelddaden een gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking bekleed door een [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 van de betrokken zone.
  In dat geval moet de [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 die in die post geworven is, omwisselen, als hij binnen dezelfde zone aangesteld is.
  Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die vóór 15 mei van het lopende schooljaar plaatsvinden.
  De Regering zendt de voorzitter van de betrokken zonale affectatiecommissie een afschrift van de gelegenheidsveranderingen van affectatie over.
  Indien de in vast verband benoemde kinderverzorger een gelegenheidsverandering van affectatie verkrijgt in een inrichting die ressorteert onder een andere zone dan die van de inrichting waar hij het slachtoffer is geweest [1 van de gewelddaad of van pesterijen]1, zendt de Regering eveneens een afschrift van de akte van gelegenheidsverandering van affectatie aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie over.
  In afwijking van artikel 22, kan de in vast verband benoemde kinderverzorger die het slachtoffer is geweest [1 van de gewelddaad of van pesterijen]1, na 31 januari van het schooljaar waarin hij het slachtoffer van een gewelddaad is geweest, een aanvraag om verandering van affectatie indienen voor het volgende schooljaar of de reeds gedane keuze van inrichtingen wijzigen op voorwaarde dat de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk heeft erkend dat hij niet in staat is zijn ambt opnieuw uit te oefenen in de inrichting waarin hij het slachtoffer is geweest van een gewelddaad. Die aanvraag wordt niettemin pas in aanmerking genomen als ze vóór 15 mei aan de voorzitter van de betrokken zonale of interzonale affectatiecommissie wordt gezonden.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 68, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling III. - Gesubsidieerd officieel.
Art.50.§ 1. Indien de kinderverzorger niet tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, en, behoudens bij behoorlijk met redenen omklede overmacht, dient hij zijn aanvraag om voorrang in [3 ...]3 binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag [1 waarop de feiten zich hebben voorgedaan voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen]1, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs. Binnen dezelfde termijn zendt hij eveneens [3 ...]3 een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na of de voorwaarden voor de toepassing van dit decreet vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
  Ingeval de kinderverzorger tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, dient hij de aanvraag bedoeld in het vorige lid in bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand vanaf de dag waarop hij zijn ambt weer uitoefent, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs [2 behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling]2. Binnen dezelfde termijn, zendt het eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na, naar gelang van het geval, of de voorwaarden voor de toepassing van dit decreet vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
  Bij de aanvraag worden gevoegd, [2 bij de gewelddaad]2 een afschrift van de [1 klacht bedoeld in artikel 47, § 2]1 alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.
  [2 Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.]2
  § 2. Binnen de acht werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in § 1, brengt de Algemene Directie Leerplichtonderwijs de Regering een advies uit. Er wordt een afschrift van dat advies meegedeeld aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger.
  De beslissing tot toekenning van het voordeel van de regeling bepaald in dit hoofdstuk, wordt door de Regering genomen binnen de acht werkdagen. Er wordt daarvan onmiddellijk kennisgegeven aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 67, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (2)<DFG 2014-04-11/25, art. 69, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (3)<BFG 2017-10-25/11, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

Art.51.§ 1. Onder de in dit hoofdstuk bedoelde voorwaarden, kan de in vast verband benoemde kinderverzorger een verandering van affectatie aanvragen naar een andere inrichting die onder dezelfde inrichtende macht ressorteert.
  De in artikel 50, § 1 bedoelde aanvraag vermeldt in welke inrichting(en) de kinderverzorger vraagt om de gelegenheidsverandering van affectatie te kunnen genieten.
  Die gewenste inrichting moet kunnen beschikken over een post van kinderverzorger toegekend met inachtneming van artikel 7 van dit decreet.
  De aanvraag kan op elk ogenblik van het jaar worden ingediend; een afschrift van die aanvraag wordt gelijktijdig [3 ...]3, aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie overgezonden.
  De Regering kent de kinderverzorger die het slachtoffer is (geweest) van een gewelddaad een gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking bekleed door een [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 in één van haar inrichtingen.
  In dat geval moet de [2 niet-statutaire kinderverzorger]2 die in die post tewerkgesteld is, omwisselen.
  Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die vóór 15 mei van het lopende schooljaar plaatsvinden.
  § 2. Als [3 ...]3 de centrale commissie voor personeelsbeheer de in vast verband benoemde kinderverzorger geen gelegenheidsverandering van affectatie heeft kunnen bieden overeenkomstig § 1, kent ze aan de kinderverzorger die dit aanvraagt die gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking van kinderverzorger die bekleed wordt door een kinderverzorger Geco/ "APE " en die onder een andere inrichtende macht ressorteert.
  Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die voor 15 mei van het lopende schooljaar geschieden.
  § 3. In het schooljaar dat volgt op het jaar waarin de kinderverzorger het slachtoffer is geweest [1 van de gewelddaad of van pesterijen]1, kent de inrichtende macht hem een verandering van affectatie toe bij voorrang op elke verandering van affectatie, op elke aanstelling en op elke vaste benoeming van een ander personeelslid, in elke vacante betrekking van hetzelfde ambt, op voorwaarde dat de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk heeft erkend dat hij niet in staat is zijn ambt(en) opnieuw uit te oefenen in de inrichting waarin hij het slachtoffer is geweest [1 van de gewelddaad of van pesterijen]1.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 68, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<DFG 2024-04-04/37, art. 75, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2026>

Afdeling IV. - Gesubsidieerd vrij.
Art.52.§ 1. Indien de kinderverzorger niet tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, en, behoudens bij behoorlijk met redenen omklede overmacht, dient hij zijn aanvraag om voorrang in [4 ...]4 binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag [1 waarop de feiten zich hebben voorgedaan voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen]1, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs. Binnen dezelfde termijn zendt hij eveneens [4 ...]4een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na of de voorwaarden voor de toepassing van dit decreet vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
  Ingeval de kinderverzorger tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, dient hij de aanvraag bedoeld in het vorige lid in bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand vanaf de dag waarop hij zijn ambt weer uitoefent, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs [3 behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling]3. Binnen dezelfde termijn, zendt hij eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na, naar gelang van het geval, of de voorwaarden voor de toepassing van dit hoofdstuk vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
  Bij de aanvraag worden gevoegd, [3 bij de gewelddaad]3 een afschrift van de [1 klacht bedoeld in artikel 47, § 2]1 alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.
  [3 Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.]3
  De inrichtende macht zendt een afschrift van de aanvraag aan de betrokken voorzitter [6 ...]6 van de centrale commissie voor personeelsbeheer, over.
  § 2. Binnen de acht werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in § 1, brengt de Algemene Directie Leerplichtonderwijs de Regering een advies uit. Er wordt een afschrift van dat advies meegedeeld aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger.
  De beslissing tot toekenning van de voorrang bepaald in dit artikel, wordt door de Regering of haar afgevaardigde genomen binnen de acht werkdagen. Er wordt daarvan onmiddellijk kennisgegeven aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger.
  § 3. Onder de in dit hoofdstuk bedoelde voorwaarden, kan de in vast verband benoemde kinderverzorger een verandering van affectatie aanvragen naar een andere inrichting die onder dezelfde inrichtende macht ressorteert.
  De in artikel 50, § 1 bedoelde aanvraag vermeldt in welke inrichting(en) de kinderverzorger vraagt om de gelegenheidsverandering van affectatie te kunnen genieten.
  Die gewenste inrichting moet kunnen beschikken over een post van kinderverzorger toegekend met inachtneming van artikel 7 van dit decreet.
  De aanvraag kan op elk ogenblik van het jaar worden ingediend; een afschrift van die aanvraag wordt gelijktijdig [6 ...]6 aan de voorzitter van de centrale commissie voor personeelsbeheer overgezonden.
  De inrichtende macht kent de kinderverzorger die het slachtoffer is (geweest) [2 van de gewelddaad of van pesterijen]2 een gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking bekleed door een [5 niet-statutaire kinderverzorger]5 in één van haar inrichtingen.
  In dat geval moet de [5 niet-statutaire kinderverzorger]5 die in die post tewerkgesteld is, omwisselen.
  De vorige leden gelden alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die vóór 15 mei van het lopende schooljaar plaatsvinden.
  § 4. Als [6 ...]6 de centrale commissie voor personeelsbeheer de in vast verband benoemde kinderverzorger geen gelegenheidsverandering van affectatie heeft kunnen bieden overeenkomstig § 3, kent ze aan de kinderverzorger die dit aanvraagt die gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking van kinderverzorger die bekleed wordt door een [5 niet-statutaire kinderverzorger]5 en die onder een andere inrichtende macht ressorteert.
  Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die voor 15 mei van het lopende schooljaar geschieden.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 67, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (2)<DFG 2014-04-11/25, art. 68, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (3)<DFG 2014-04-11/25, art. 70, 007; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (4)<BFG 2017-10-25/11, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 22-04-2018>
  (5)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (6)<DFG 2024-04-04/37, art. 76, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2026>

HOOFDSTUK VII. - Administratieve standen.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.53. Artikel 158 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 is toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
  Artikel 53 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
  Artikel 65 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

Afdeling II. - Dienstactiviteit.
Art.54. De artikelen 159 en 160 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.55. De artikelen 54 tot 55 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.56. De artikelen 66 tot 67 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

Afdeling III. - Non-activiteit.
Art.57. De artikelen 161 en 163 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.58. Artikel 56 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.59. Artikel 68 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

Afdeling IV. - Terbeschikkingstelling.
Art.60. De artikelen 164 tot 166 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, met uitzondering van letter a) van artikel 164, zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.61. Artikel 57 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.62. Artikel 69 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

Afdeling V. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking in het belang van de dienst en in het belang van het onderwijs.
Art.63. Artikel 167quater van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 is toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.64. De artikelen 81 tot 83 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.65. Artikel 70 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK VIII. - Tuchtregeling.
Art.66. De artikelen 122 tot 134 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.67. De artikelen 64 tot 74 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.68. De artikelen 73 tot 79 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK IX. - Raden van beroep.
Art.69. De artikelen 136 tot 157 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.70. De artikelen 75 tot 80 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.71. De artikelen 80 tot 86 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK X. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel.
Art.72. De artikelen 157bis tot 157 quinquies van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.73. De artikelen 60 tot 63 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.74. De artikelen 87 tot 90 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK XI. - Paritaire commissies.
Art.75. Hoofdstuk XII van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.76. Artikel 69 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK XII. - Bepalingen die strijdig zijn met de statuten kunnen niet worden tegengeworpen.
Art.77. Hoofdstuk XIII van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
  Artikel 4 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK XIII. - Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vóór de inrustestelling.
Art.78. De bepalingen van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra worden toepasselijk gemaakt op de in vast verband of voorlopig verband benoemde of geworven kinderverzorgers.

HOOFDSTUK XIV. - Dienstanciënniteit.
Art.79.Voor de toepassing van dit decreet worden de diensten gepresteerd als [1 niet-statutaire kinderverzorger]1 en de diensten gepresteerd als kinderverzorgers krachtens dit decreet in aanmerking genomen bij de berekening van de ambtsanciënniteit en de dienstanciënniteit.
  Voor de berekening van de dagen dienstanciënniteit zijn toepasselijk :
  - de statutaire bepalingen van elk van de netten betreffende de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de tijdelijke personeelsleden voor de dagen gepresteerd als [1 niet-statutaire kinderverzorger]1;
  - en de statutaire bepalingen van elk van de netten betreffende de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de in vast verband benoemde personeelsleden voor de dagen gepresteerd als in vast verband of voorlopig verband benoemde of geworven kinderverzorger.
  ----------
  (1)<DFG 2024-04-04/37, art. 61, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK XV. - Definitieve ambtsneerlegging en einde van de overeenkomst.
Art.80. De artikelen 168 tot 169 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers en op de contractuele kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.

Art.81. De artikelen 58 tot 59 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers en op de contractuele kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.

Art.82. De artikelen 71, 71bis en 72 tot 72ter van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.
  De artikelen 71, 71bis en 71ter tot octies van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de contractuele kinderverzorgers bedoeld in artikel 44 die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.

HOOFDSTUK XVI. - Mededeling van de lijsten.
Art.83.Als de inrichtende macht [1 voor uiterlijk 10 juni]1 niet de lijst van kinderverzorgers bedoeld in artikel 28, § 2, eerste lid, en de lijst bedoeld in artikel 28, § 3, a) van het decreet van 12 mei 2004 heeft meegedeeld, verliest zij het voordeel van elke post van kinderverzorger verkregen krachtens artikel 27 van het voormelde decreet of van elke andere post [2 ...]2 (tegemoetkoming ter bevordering van de werkgelegenheid (TBW) en PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) verkregen in het kader van de procedure bedoeld [2 van titel I, hoofdstuk 2 van het decreet van XX inzake aanvullende steun in het onderwijs dat gewestelijke subsidies geniet, tot intrekking van verschillende bepalingen inzake basis- en secundair onderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen met betrekking tot kinderverzorgers]2, voor het betrokken schooljaar. Als zij die post niet voor het betrokken schooljaar heeft verkregen, verliest zij het voordeel ervan voor het volgende schooljaar.
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 92, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (2)<DFG 2024-04-04/37, art. 77, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

TITEL IV. - Overgangsbepalingen.
Art.84. In afwijking van artikel 5, voor het schooljaar 2006-2007, wordt het aantal posten van kinderverzorgers van het gewoon voorschools onderwijs, door de Regering vastgesteld voor uiterlijk 31 augustus 2006.
  In afwijking van artikel 83 van dit decreet en van artikel 28, § 7, tweede lid van het decreet van 12 mei 2004, moeten de lijst van kinderverzorgers bedoeld in artikel 28, § 2, eerste lid, en de lijst bedoeld in artikel 28, § 3, a) van dat decreet, geschieden, op straffe van sancties bepaald in die decreten, voor 15 juni 2006 worden meegedeeld, met het oog op de acties in verband met het schooljaar 2006-2007.

Art.85. Voor het schooljaar 2006-2007 wordt het aantal posten van therapeuten psychomotoriek Geco / "APE " door de Regering uiterlijk voor 31 augustus 2006 vastgesteld.

Art.86. De kinderverzorgers die houder zijn van een brevet van verpleegaspirant(e) bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 februari 1987 houdende bijzondere regeling betreffende de studies van verpleegaspiranten of van het getuigschrift van het zesde jaar van het beroepssecundair onderwijs en van het kwalificatiegetuigschrift van het zesde jaar van het secundair onderwijs, onderafdeling specialiteit " monitrice voor kindergemeenschappen " bedoeld bij het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, en die, vlak vóór de inwerkingtreding van dit decreet, als kinderverzorgers Geco's/ "APE " werden aangesteld gedurende ten minste 600 dagen, worden geacht te voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 10 van dit decreet.
  De 600 dagen worden berekend overeenkomstig de statutaire bepalingen die toepasselijk zijn in elk van de netten betreffende de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de tijdelijke personeelsleden.

Art.87. Voor het schooljaar 2006-2007, in afwijking van artikel 28, § 8, eerste lid van het decreet van 12 mei 2004, worden de kinderverzorgers geacht zich kandidaat te hebben gesteld om hun voorrang te laten gelden krachtens de bij die bepaling bedoelde klassementen.

TITEL V. - Wijzigingsbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art.88. Het tweede lid van § 1 van artikel 14 ter van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt aangevuld als volgt :
  " 7° voor de opdrachten bedoeld bij onderafdeling 1 van afdeling II van hoofdstuk V van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor wat het gespecialiseerd onderwijs betreft;
  8° voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd ".

Art.89. In artikel 14quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 4 juli 1994, bij het besluit van de Regering van 9 januari 1996, bij het besluit van de Regering van 12 januari 1998, bij het besluit van de Regering van 29 april 1999, bij het decreet van 29 maart 2001, bij het decreet van 20 december 2001, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2003, bij het decreet van 17 december 2003, bij de decreten van 12 mei 2004, en bij het decreet van 4 mei 2005, wordt § 1quater vervangen door wat volgt :
  " § 1quater. De zonale commissie is bevoegd voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap, alsook voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II en bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 juni 1989 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, toegekend aan het personeelslid van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, dat 50 jaar is of ten minste twee kinderen heeft die niet ouder zijn dan 14 jaar, en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid vóór het rustpensioen.
Art.90. Artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 juni 1989 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, toegekend aan het personeelslid van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, dat 50 jaar is of ten minste twee kinderen heeft die niet ouder zijn dan 14 jaar, en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid vóór het rustpensioen wordt aangevuld met een punt 3, luidend als volgt :
  " 3. op de kinderverzorgers bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
Art.91. Het eerste lid van artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004, wordt aangevuld met een punt 13°, luidend als volgt :
  " 13° het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd.

HOOFDSDTUK IV. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 januari 1992 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dwingende familiale redenen toegestaan aan personeelsleden van de onderwijsinrichtingen van de Gemeenschap
Art.92. Artikel 2 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 januari 1992 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dwingende familiale redenen toegestaan aan personeelsleden van de onderwijsinrichtingen van de Gemeenschap wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
  " Dit besluit is eveneens van toepassing op de kinderverzorgers die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven worden krachtens het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

HOOFDSTUK V. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs.
Art.93. In artikel 1, 4° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs, wordt het tweede streepje aangevuld met de volgende woorden :
  " met uitzondering van de kinderverzorgers van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gewoon kleuteronderwijs. ".

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs.
Art.94. In artikel 1, 4° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 199 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs, wordt het tweede streepje aangevuld met de volgende woorden :
  " met uitzondering van de kinderverzorgers van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gewoon kleuteronderwijs. ".

HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
Art.95. In artikel 18 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, wordt het volgende lid toegevoegd :
  " Dit artikel is van toepassing op de veranderingen van affectatie bepaald bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving.
Art.96. In artikel 3ter van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2003, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004 en bij het decreet van 4 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In § 2 :
  a) wordt 2° vervangen door de volgende bepaling :
  " 2° een aantal posten dat hij elk jaar vaststelt onder de beschikbare middelen die bestemd zijn voor het basisonderwijs in het kader van overeenkomsten genomen bij toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen.
  b) wordt 3° vervangen door de volgende bepaling :
  " 3° met het oog op de toekenning van subsidies voor de aankoop van materieel bestemd voor de psychomotoriek volgens de nadere regels bepaald in de artikelen 16 tot 19 van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs :
  - voor het jaar 2006 : 412.200 euro;
  - voor het jaar 2007 : 598.800 euro;
  - voor het jaar 2008 : 641.800 euro;
  - voor het jaar 2009 : 753.800 euro;
  - voor het jaar 2010 : 892.400 euro. ".
  2° § 4 wordt afgeschaft.

HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs.
Art.97. In het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit van sommige personeelsleden uit het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° Artikel 1 wordt aangevuld met een 9°, luidend als volgt :
  " 9° het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".
  2° In artikel 8, wordt een nieuwe § 1bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 1bis. De kinderverzorger die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven is krachtens het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, geniet, op de datum van zijn benoeming of van zijn werving in vast verband of in voorlopig verband, 30 werkdagen verlof wegens ziekte of invaliditeit. ".

HOOFDSTUK X. - Wijziging van het decreet van 8 mei 2003 tot wijziging van de geldende bepalingen inzake verlof en tot inrichting van de moederschapsbescherming.
Art.98. Artikel 40 van het decreet van 8 mei 2003 tot wijziging van de geldende bepalingen inzake verlof en tot inrichting van de moederschapsbescherming, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
  " Deze afdeling is eveneens van toepassing op de vrouwelijke personeelsleden die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven zijn in het kader van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

Art.99. Artikel 76 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweed lid, luidend als volgt :
  " Deze afdeling is eveneens van toepassing op de vrouwelijke personeelsleden die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven zijn in het kader van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs.
Art.100. In titel III van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs wordt hoofdstuk I, dat uit de artikelen 12 tot 15 bestaat, afgeschaft.

HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs.
Art.101. Het tweede lid van artikel 5 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, wordt aangevuld als volgt :
  " 3. voor de opdrachten bedoeld bij afdeling II van hoofdstuk V van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor wat het gespecialiseerd onderwijs betreft.
  4. voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

Art.102. In artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004 en bij het decreet van 4 mei 2005, wordt het tweede lid aangevuld met een punt 7., luidend als volgt :
  " 7. de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. "

Art.103. Het tweede lid van artikel 9 van het voormelde decreet wordt aangevuld als volgt :
  3. de opdrachten bedoeld bij afdeling II van hoofdstuk V van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor wat het gespecialiseerd onderwijs betreft;
  4. de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd.

Art.104. In artikel 10 van het voormelde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004 en bij het decreet van 4 mei 2005, wordt het vierde lid aangevuld met een punt 7., luidend als volgt :
  " 7. de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ".

HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap.
Art.105. Artikel 4 van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 4. Onder de betrekkingen bedoeld bij het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002, bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 en bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, moet het aantal betrekkingen die bestemd zijn voor de tewerkstelling van kinderverzorgers hoger zijn dan of gelijk zijn aan het aantal betrekkingen die daarvoor waren bestemd gedurende het schooljaar 2003-1004. ".

Art.106. Artikel 6 van het voormelde decreet wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 6. Voor de toepassing van dit decreet, moeten de kinderverzorgers houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in artikel 15 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, het sociaal personeel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen. ".

Art.107. In artikel 20, tweede lid, eerste streepje van hetzelfde decreet, wordt het aantal " 26 " vervangen door het aantal " 28 ".

Art.108. Artikel 28, § 1 van het voormelde decreet, wordt aangevuld als volgt :
  " Voor de toepassing van deze paragraaf, worden eveneens in aanmerking genomen :
  - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 24 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd;
  - De dagen gepresteerd als personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) in de hoedanigheid van helpster kleuteronderwijzeressen, houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 6 van dit decreet. "

Art.109. In het derde lid van artikel 28, § 2 van het voormelde decreet, worden de woorden " bij een van de inrichtende machten van de zone " vervangen door de woorden " bij de inrichtende machten van de zone ".

Art.110. Het eerste lid van punt b) van artikel 28, § 3, van het voormelde decreet wordt vervangen als volgt : " Iedere Commissie stelt een lijst op van kinderverzorgers, die op 30 april van het lopende schooljaar ten minste 1 080 dagen anciënniteit hebben bij een van de inrichtende machten van de zone. De kinderverzorgers worden gerangschikt in de volgende groepen :
  1. groep A : van 1 080 tot 1 439 dagen anciënniteit;
  2. groep B : van 1 440 tot 1 799 dagen anciënniteit;
  3. groep C : van 1 800 tot 2 159 dagen anciënniteit. ".

Art.111. In artikel 28 van het voormelde decreet, wordt § 2 aangevuld als volgt :
  " Voor de toepassing van de derde tot vijfde leden van deze paragraaf, worden eveneens in aanmerking genomen :
  - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 34 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd;
  - De dagen gepresteerd als personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) in de hoedanigheid van helpster kleuteronderwijzeressen, houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 6 van dit decreet. "

Art.112. In artikel 28 van het voormelde decreet, wordt § 3 aangevuld als volgt :
  " Voor de toepassing van punt b) van deze paragraaf, worden eveneens in aanmerking genomen :
  - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 44 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd;
  - De dagen gepresteerd als personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) in de hoedanigheid van helpster kleuteronderwijzeressen, houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 6 van dit decreet. "

Art.113. Paragraaf 7 van artikel 28 van het voormelde decreet wordt vervangen als volgt :
  " § 7. In het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, deelt de inrichtende macht, voor uiterlijk 1 mei, de commissie de lijst van kinderverzorgers bedoeld in artikel 28, § 2, eerste lid, mee, wat het gesubsidieerd officieel onderwijs betreft, en de lijst bedoeld in artikel 28, § 3, a), wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft.
  Als de inrichtende macht die mededeling niet binnen de in het vorige lid gestelde termijn heeft verricht, verliest zij het voordeel van elke post van kinderverzorger verkregen krachtens artikel 27 van dit decreet en/of van elke andere post Geco/ APE - (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) of PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) verkregen in het kader van de procedure bedoeld in de artikelen 28 tot 34 van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor het betrokken schooljaar. Als zij die post niet voor het betrokken schooljaar heeft verkregen, verliest zij het voordeel voor het volgende schooljaar.
  In voorkomend geval, kan de Regering een bijkomende termijn toekennen voor de mededeling van die lijsten. ".

Art.114. In artikel 28 van het voormelde decreet worden de volgende paragrafen toegevoegd :
  " § 8. In het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, moet de kinderverzorger die zijn voorrang wenst te laten gelden krachtens de anciënniteit bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden voor wat het gesubsidieerd officieel onderwijs betreft, en 28, § 3, b) voor wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft, zich bij aangetekend schrijven kandidaat stellen bij zijn inrichtende macht en bij de voorzitter van de bevoegde zonale commissie, voor uiterlijk 15 april.
  De inrichtende macht brengt de voorzitter van de commissie op de hoogte van de aanstelling of de werving uitgevoerd krachtens de zonale rangschikking bedoeld in respectievelijk artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden, en 28 § 3 b).
  § 9. De kinderverzorger kan vragen om de mededeling te verkrijgen van zijn volgnummer in de rangschikking bedoeld ofwel in artikel 28, § 1, voor wat het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs betreft, ofwel in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden, voor wat het gesubsidieerd officieel onderwijs betreft, en 28, § 3, b) voor wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft.
  § 10. Voor de toepassing van deze titel, wordt de dienstanciënniteit van de kinderverzorgers berekend overeenkomstig de statutaire bepalingen die van toepassing zijn in elk net en die betrekking hebben op de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de tijdelijke personeelsleden. ".

Art.115. In hetzelfde decreet wordt en artikel 64bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Artikel 64bis. De kinderverzorgers die houder zijn van een brevet van verpleegaspirant(e) bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 februari 1987 houdende bijzondere regeling betreffende de studies van verpleegaspiranten of van het studiegetuigschrift van het zesde leerjaar van het beroepssecundair onderwijs en van het kwalificatiegetuigschrift van het zesde leerjaar van het secundair onderwijs, onderafdeling specialiteit " monitrice voor kindergemeenschappen " bedoeld bij het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, die vóór de inwerkingtreding van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, aangesteld waren als kinderverzorgers Geco/of " APE " gedurende ten minste 600 dagen, worden geacht aan de voorwaarde bedoeld in artikel 6 van het decreet van 12 mei 2004 te voldoen. ".

Art. 116. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2006, met uitzondering van de artikelen 4, 6, 7, 89, 101 tot 112 en 114 tot 115, die op 1 april 2006 in werking treden, en van de artikelen 8 tot 10, 14, 15, 17, 19 tot 21, 25, 27, 29 tot 30, 35, 37, 39 tot 40, 83, 84 en 86, die op 1 juni 2006 in werking treden.