Details





Titel:

2 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. (NOTA : art. 2; 21; 29; 35; 36; 72; 98, 3°; 115 en 127 vernietigd bij arrest van de Raad van State nr. 188.705 van 10-12-2008, afdeling bestuursrechtspraak; zie B.St. 25-06-2009, p. 43930) (NOTA : De woorden " en op andere ogenblikken tijdens zijn verblijf " in het eerste lid van artikel 111/1 zijn vernietigd bij het arrest nr 208.281 van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, van 20-10-2010, zie B.St. van 02-12-2010, p. 73739) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-09-2002 en tekstbijwerking tot 28-06-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
Art. 1-5
TITEL II. - Reglementering inzake bewoners.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 6-9
HOOFDSTUK II. - Regels bij aankomst in het centrum.
Art. 10-17
HOOFDSTUK III. - Regels tijdens het verblijf in het centrum.
Afdeling 1. - Briefwisseling en telefoongebruik.
1.1- Briefwisseling.
Art. 18-21, 21/1, 21/2, 22-23
1.2- Telefoongebruik.
Art. 24-25
Afdeling 2. - Bezoek.
2.1- Algemene bepalingen.
Art. 26-28
2.2- Bezoek aan de bewoners.
2.2.1- Algemene modaliteiten.
Art. 28/1, 28/2, 29-31
2.2.2- Bezoek van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers, van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat en van de leden van de uitvoerende en rechterlijke macht.
Art. 32-33
2.2.3- Bezoek van de familieleden.
Art. 34-35
2.2.3./1. [1 - De intieme bezoeken.]1
Art. 36
2.2.4- Bezoek van andere personen.
Art. 37
2.3- Bezoek aan het centrum.
2.3.1- Algemene modaliteiten.
Art. 38-41
2.3.2- Door de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat.
Art. 42
2.3.3- Door bepaalde overheden en instellingen.
Art. 43-44
2.3.4- Door andere personen en organisaties.
Art. 45
Afdeling 3. - De morele en religieuze beleving in het centrum.
Art. 46-51
Afdeling 4. - De medische en sociale verzorging in het centrum, het materieel welzijn en de hygiëne.
4.1- De medische verzorging
Art. 52-61
4.2- Juridische bijstand
Art. 61/1, 62-66
4. 3- De sociale verzorging, de ontspanning en de algemene ontwikkeling
Art. 67-72
4.4- De werking van niet gouvernementele- en andere organisaties binnen de centra
Art. 73-74
4.5- Het materieel welzijn en hygiëne van de bewoners
4.5.1- Verlichting, verwarming en verluchting
Art. 75
4.5.2- Kledij en persoonlijke hygiëne
Art. 76-78
4.5.3- Voeding
Art. 79-80
TITEL III. - Leefregels en tuchtregime in het centrum.
HOOFDSTUK I. - De leefregels.
Afdeling 1. [1 Groepsregime ]1
Art. 81-83
Afdeling 2. [1 Kamerregime.]1
Art. 83/1, 83/2, 83/3
Afdeling 3.
Art. 83/4, 83/5, 83/6, 83/7, 83/8, 83/9, 83/10, 83/11
Afdeling 4. [1 Regime dat afwijkt van de regimes van de afdelingen 1 en 2.]1
Art. 84
HOOFDSTUK II. - Het tuchtregime.
Afdeling 1. - Plichten van de bewoners van het centrum.
Art. 85-91
Afdeling 2. - Algemene bepalingen.
Art. 92-95
Afdeling 3. - Inbreuken.
Art. 96
Afdeling 4. - Ordemaatregelen.
Art. 97-103
Afdeling 5. - Dwangmaatregelen.
Art. 104
Afdeling 6. - Overbrenging naar een andere instelling.
Art. 105
TITEL IV. - Veiligheid en handhaving van de openbare orde.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 106-111
Hoofdstuk I/1. [1 - Fouillering en bewaargeving]1
Art. 111/1, 111/2, 111/3, 111/4
HOOFDSTUK II. - Ontsnapping.
Art. 112-114
HOOFDSTUK III. - Risico op zelfmoord.
Art. 115-117
HOOFDSTUK IV. - Brand- en bomalarm.
Art. 118-119
TITEL V. - Administratieve voorschriften.
HOOFDSTUK I. - Invrijheidstelling en verwijdering.
Art. 120-121
HOOFDSTUK II. - Geboorte.
Art. 122-123
HOOFDSTUK III. - Overlijden.
Art. 124-128
TITEL VI. - Individuele klachten van bewoners en het jaarverslag.
Art. 129-135
TITEL VII. - Slotbepalingen.
Art. 136



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  2° de Minister : de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft;
  3° centrum : plaats, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, gericht op de opvang van personen onderworpen aan een administratieve maatregel tot opsluiting, terbeschikkingstelling van de regering of vasthouding met toepassing van de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet;
  4° plaatsvervanger : de persoon die bij afwezigheid van de centrumdirecteur de verantwoordelijkheid draagt over het centrum;
  5° de Directeur-generaal : de Directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken of zijn gemachtigde;
  6° de bewoners : de vreemdelingen die in de centra zijn ondergebracht;
  [1 7° INAD-centra : plaatsen bedoeld in de artikelen 74/5,§ 1, 1° en 74/8,§ 1;]1
  [2 8° [3 ...]3
   9° [3 ...]3]2
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (3)<KB 2024-05-12/27, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.2.[1 Dit besluit bepaalt het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen bedoeld in artikel 74/8, § 2, van de wet en is, behoudens uitdrukkelijk tegengestelde bepaling, niet van toepassing op de INAD-centra en de woonunits die bedoeld worden in het koninklijk besluit van 14 mei 2009 houdende vaststelling van het regime en de werkingsregels, toepasbaar op de woonunits, als bedoeld in artikel 74/8, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
   Het huishoudelijk reglement regelt de uitvoeringsmodaliteiten van de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de dagelijkse werking van het centrum. Dit reglement mag geen bepalingen bevatten die de draagwijdte van dit besluit beperken.
   Het huishoudelijk reglement wordt goedgekeurd door de Minister.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.3.Het personeel van het centrum heeft als opdracht :
  1° de vreemdelingen die in het centrum zijn ondergebracht vast te houden in afwachting van, al naargelang het geval, een eventuele machtiging tot binnenkomst of verblijf in het Rijk of hun verwijdering van het grondgebied;
  2° hen psychologisch en sociaal te begeleiden en voor te bereiden op hun eventuele verwijdering;
  3° hen aan te zetten tot naleving van de beslissing tot verwijdering die ten aanzien van hen zou worden genomen.
  [2 De organisatie en werking van het centrum dient hierop gericht te zijn.]2
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.4.De centra staan in voor de opvang van :
  1° vreemdelingen die ressorteren onder [1 de artikelen 74/5, §§ 1, 2° en 2 van de wet]1;
  2° vreemdelingen die ressorteren onder artikel 74/6 van de wet;
  3° vreemdelingen, die ressorteren onder artikel 7, 25 en 27 van de wet.
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (3)<KB 2024-05-12/27, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.5. De opsluiting, de terbeschikkingstelling van de regering en de vasthouding zijn geen sancties maar middelen voor de uitvoering van een verwijderingsmaatregel.

TITEL II. - Reglementering inzake bewoners.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.6. De bewoner heeft, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, recht op een individuele, medische, psychologische en sociale begeleiding.
  De bewoners van het centrum dienen elkaars mening en eigenheid, onder meer op godsdienstig, filosofisch, cultureel en politiek vlak te respecteren.

Art.7. Elke bewoner wordt door het personeel van het centrum gelijkwaardig, correct en respectvol behandeld, met respect voor de persoonlijke levenssfeer en zonder enige discriminatie.

Art.8. Het personeel van het centrum onderhoudt met de bewoners enkel het contact dat verantwoord is door de dienstopdracht. Een professionele houding is steeds vereist.

Art.9. Indien de centrumdirecteur vaststelt dat er in hoofde van een bewoner ernstige elementen aanwezig zijn die de vrijlating van deze bewoner of het uitstel van diens vertrek kunnen verantwoorden, moet hij deze elementen ter beoordeling voorleggen aan de Directeur-generaal of de hiertoe door de Directeur-generaal aangeduide dienst of persoon.
  Personeelsleden die menen de aanwezigheid van dergelijke elementen te hebben vastgesteld, brengen hiervan onverwijld de centrumdirecteur op de hoogte.

HOOFDSTUK II. - Regels bij aankomst in het centrum.
Art.10.[1 De bewoner wordt onderworpen aan een fouillering, zoals bepaald in de artikelen 111/1 en 111/2.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.11.[1 De gevaarlijke of verboden substanties of voorwerpen moeten in bewaring gegeven worden, ter beschikking gesteld worden van de bevoegde overheden of vernietigd worden, overeenkomstig artikel 111/3.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.12. Na het veiligheidsonderzoek dient de bewoner gebruik te maken van de sanitaire inrichting, tenzij dit om medische of veiligheidsredenen niet aangewezen is.

Art.13.De bewoner dient zijn medewerking te verlenen aan een medisch onderzoek. Dit onderzoek heeft plaats binnen de kortst mogelijke tijd.
  De aan het centrum verbonden [1 arts]1 stelt zich op de hoogte van de gezondheidstoestand van de bewoner en van zijn medische noden en zorgt zo nodig voor een gepaste behandeling.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.14.De bewoner dient zijn medewerking te verlenen aan de op hem van toepassing zijnde administratieve procedures [1 en aan de opgelegde transferten]1.
  Alle documenten die nuttig kunnen zijn voor de identificatie en de behandeling van het administratief dossier van de bewoner, moeten voor de duur van zijn verblijf in het centrum in bewaring genomen worden. De bewoner mag deze documenten inzien en kan op eigen verzoek een kopie ervan behouden, tenzij er is vastgesteld dat deze documenten vals of vervalst zijn.
  De bewoner kan onderworpen worden aan het nemen van vingerafdrukken, overeenkomstig [1 de artikelen 30bis en 51/3]1 van de wet.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.15. Elke bewoner heeft recht op één gratis nationaal telefoongesprek van minimum tien minuten.

Art.16. De bewoner kan te kennen geven welke godsdienstige of filosofische overtuiging hij belijdt en of hij wil deelnemen aan de beoefening van een bepaalde eredienst in het centrum.

Art.17. Dit besluit en het huishoudelijk reglement van het centrum moeten steeds ter beschikking gesteld worden van iedere persoon die deze wenst te consulteren gedurende zijn verblijf in het centrum.
  Elke bewoner wordt in het bezit gesteld van een onthaalbrochure met de rechten en plichten betreffende zijn verblijf in het centrum en de mogelijkheden op het vlak van medische, psychosociale, morele, filosofische of religieuze bijstand. Elke bewoner ontvangt een informatiebrochure die hem inlicht over de beroepsmogelijkheden tegen de opsluiting, de terbeschikkingstelling van de regering of de vasthouding, de mogelijkheden om een klacht te formuleren aangaande de omstandigheden van de opsluiting, de terbeschikkingstelling van de regering of de vasthouding, om bijstand van een niet-gouvernementele organisatie te verkrijgen en om een beroep te doen op juridische bijstand. Deze beide brochures zijn minstens beschikbaar in de drie landstalen en in het Engels.
  De centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of het personeelslid dat hij aanwijst, verduidelijkt aan de bewoner de reden van zijn opsluiting, zijn terbeschikkingstelling van de regering of zijn vasthouding, de wets- en verordeningsbepalingen waaraan hij onderworpen is, alsook de beroepsmogelijkheden die ertegen openstaan. Dit gebeurt in een taal die de bewoner begrijpt. Indien nodig wordt beroep gedaan op een tolk.

HOOFDSTUK III. - Regels tijdens het verblijf in het centrum.
Afdeling 1. - Briefwisseling en telefoongebruik.
1.1- Briefwisseling.
Art.18. Onder briefwisseling wordt elke vorm van inkomende of uitgaande post verstaan.

Art.19. Behoudens de bepalingen in artikel 21 hebben de bewoners het recht dagelijks onbeperkt briefwisseling te voeren.

Art.20. Te allen tijde kan de inkomende briefwisseling gecontroleerd worden om na te gaan of deze geen andere voorwerpen dan brieven bevat. Deze controle gebeurt in aanwezigheid van de geadresseerde. Gevaarlijke of verboden voorwerpen worden in bewaring genomen.
  Behoudens de gevallen bepaald in artikel 21 mag het personeel van het centrum geen kennis nemen van de inhoud van de brieven.

Art.21.[1 Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat de briefwisseling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien het nemen van preventiemaatregelen noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid, de goede zeden of de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de briefwisseling van of gericht aan een bewoner, voor de verzending of de overhandiging ervan, aan een inhoudelijke controle door de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger worden onderworpen, met uitzondering van de briefwisseling bedoeld in artikelen 21/1 en 21/2. Deze controle gebeurt in aanwezigheid van de betrokken bewoner.
   Indien blijkt dat de inhoud van de briefwisseling, bedoeld in eerste lid, een ernstige bedreiging vormt voor de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid, de goede zeden of de rechten en vrijheden van de anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger beslissen de briefwisseling niet te verzenden of niet te overhandigen. Hij dient de minister hiervan onmiddellijk via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art. 21/1. [1 De briefwisseling tussen de bewoner en de advocaat van zijn keuze is niet onderworpen aan de in de artikelen 20 en 21 bepaalde controle van de centrumdirecteur.
   Teneinde de vrije briefwisseling te verzekeren worden de hoedanigheid en het beroepsadres van de advocaat en de identiteit van de bewoner op de briefomslag vermeld.
   Indien de centrumdirecteur ernstige gronden heeft om aan te nemen dat de briefwisseling tussen de advocaat en de bewoner geen betrekking heeft op de rechtshulpverlening, kan hij de ter verzending aangeboden of toegezonden brieven aan de controle onderwerpen van de Stafhouder van de Orde van advocaten van het gerechtelijk arrondissement waar het centrum gelegen is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-08/03, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art. 21/2.[1 De brieven afkomstig van of gericht aan de volgende personen of overheden zijn niet onderworpen aan de in de artikelen 20 en 21 bepaalde controle :
   1° de Koning;
   2° de voorzitter van de Senaat, de Kamer van volksvertegenwoordigers, het Vlaams Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van het Waalse Gewest, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
   3° de ministers en staatssecretarissen van de federale regering; de ministers en staatssecretarissen van de gemeenschaps- en gewestregeringen;
   4° de voorzitter van het directiecomité van de FOD Binnenlandse zaken, de directeur-generaal, de adviseurs-generaal;
   5° de centrumdirecteur;
   6° [2 de voorzitters van het Grondwettelijk Hof;]2
   7° de rechterlijke overheden;
   8° de eerste voorzitter van de Raad van State, de auditeur-generaal bij de Raad van State, de hoofdgriffier van de Raad van State;
   9° de syndicus van de gerechtsdeurwaarders en de voorzitters van de Kamer van notarissen van het arrondissement waar het centrum gelegen is;
   10° de voorzitter van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing;
   11° de federale, gemeenschaps en gewestelijke ombudsmannen;
   12° de stafhouder van de Orde van advocaten van het arrondissement waar het centrum gelegen is;
   13° [2 de directeur en de adjunct-directeur van het federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel (Myria);]2
   14° de voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten;
   15° de Commissie en het Permanent Secretariaat van de klachtencommissie bedoeld in artikel 130;
  [2 16° [3 ...]3]2
   Om van deze mogelijkheid gebruik te maken, moeten de bewoners hun brieven richten aan het adres waar deze personen of overheden hun ambt uitoefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-08/03, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (3)<KB 2024-05-12/27, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.22. Een door de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger aangewezen personeelslid staat de bewoners, die de nodige kennis daartoe niet bezitten, bij met het opstellen of lezen van hun brieven, indien zij dat vragen.

Art.23. Het centrum stelt kosteloos briefpapier ter beschikking van de bewoners. Indien de bewoners in de onmogelijkheid verkeren zelf de verzendingskosten te dragen, hebben zij het recht de brieven te laten frankeren op kosten van het centrum tot een redelijk bedrag.

1.2- Telefoongebruik.
Art.24.De bewoners hebben het recht dagelijks tussen acht uur 's morgens en tien uur 's avonds op eigen kosten te telefoneren [1 behalve tijdens de maaltijden]1. De centrumdirecteur ziet erop toe dat iedere bewoner dit recht in de praktijk op gelijke wijze kan genieten. Tijdens de telefoongesprekken respecteren de toezichthoudende personeelsleden het privé-karakter van deze gesprekken.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.25. In het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, de bescherming van de openbare orde of ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid of de goede zeden, ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger het telefonisch contact verbieden. Hij dient de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.

Afdeling 2. - Bezoek.
2.1- Algemene bepalingen.
Art.26. De bezoekers moeten in het bezit zijn van een geldig identiteitsbewijs of -document dat bij het begin van een bezoek dient voorgelegd te worden.
  De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger kan hierop een uitzondering toestaan.

Art.27.[1 De bezoeker kan onderworpen worden aan een fouilllering als bepaald in artikel 111/4.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.28. Bezoekers worden in het bezoekersregister ingeschreven.

2.2- Bezoek aan de bewoners.
2.2.1- Algemene modaliteiten.
Art. 28/1. [1 De centrumdirecteur kan beslissen dat de bezoeken aan een bewoner plaatsvinden in een lokaal voorzien van een transparante wand die de bezoekers van de bewoner scheidt, in de volgende gevallen :
   1° wanneer er ernstige redenen bestaan om te vrezen dat er zich tijdens het bezoek incidenten kunnen voordoen die de orde of de veiligheid in het gedrang kunnen brengen;
   2° op verzoek van de bezoeker;
   3° op verzoek van de bewoner;
   4° als de bezoeker of de bewoner eerder de bezoekregeling als bepaald in het huishoudelijk reglement van het centrum niet heeft nageleefd en er redenen bestaan om aan te nemen dat deze inbreuk zich kan herhalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-08/03, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art. 28/2.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.29.[1 Met uitzondering van het ongestoord bezoek als bepaald in artikel 36/1, zijn de toezichthoudende personeelsleden aanwezig in de bezoekersruimte en leggen zij tijdens het bezoek de grootst mogelijke discretie aan de dag.
   De bezoeken van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers, van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat en van de leden van de uitvoerende en rechterlijke macht, evenals de individuele bezoeken van een advocaat, vinden steeds in een afzonderlijk lokaal plaats, zonder dat het personeel van het centrum daarbij aanwezig is.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.30.Wanneer een bewoner zodanig ziek is dat hij zich niet naar de bezoekruimte kan begeven, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hem toestaan om, onder de voorwaarden bepaald in artikel 29, zijn bezoekers in zijn kamer [2 ...]2 of de ziekenzaal te ontvangen.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.31.Wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat het contact tussen een bewoner en een bezoeker een gevaar vormt voor 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid of de goede zeden, ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger ten aanzien van de bezoeker één van de volgende maatregelen nemen :
  1° een mondelinge waarschuwing;
  [1 1°/1 een bezoek achter glas opleggen;]1
  2° het bezoek doen afbreken;
  3° de toegang tot het centrum weigeren.
  Indien de sancties bedoeld in 2° en 3° genomen worden ten aanzien van de personen bedoeld in de artikelen 32 en 33, dient de centrumdirecteur de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.
  Indien een bezoeker een ontvluchting tracht voor te bereiden of te vergemakkelijken, stelt de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hem ter beschikking van de politiediensten.

2.2.2- Bezoek van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers, van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat en van de leden van de uitvoerende en rechterlijke macht.   ----------   (1)
Art.32. De bewoners hebben het recht dagelijks, minstens tussen acht uur 's morgens en tien uur 's avonds, bezoek te ontvangen van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers van de staat waarvan zij onderdaan zijn.

Art.33. De leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat en de leden van de uitvoerende en rechterlijke macht die zich in het centrum aanmelden, mogen in contact komen met één of meerdere op voorhand te identificeren bewoners, nadat zij zich als zodanig kenbaar hebben gemaakt bij de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger en indien zij aantonen dat het een handeling van hun ambt of hun functie betreft, waarvoor een bezoek aan die bewoner of die bewoners nodig is.

2.2.3- Bezoek van de familieleden.
Art.34.De bewoner mag, volgens de regels bepaald in artikel 35, elke dag en op de uren bepaald in het huishoudelijk reglement, gedurende minimaal een uur het bezoek ontvangen van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, zijn voogd, zijn echtgenoot of levenspartner, zijn broers en zussen en zijn ooms en tantes.
  [1 Het bezoek kan enkel plaatsvinden indien hetzij het bewijs van de familieband of van de uitoefening van de ouderlijke macht, hetzij het bewijs van het geregistreerd partnerschap met de bewoner wordt geleverd. Dit bewijs kan met alle rechtsmiddelen worden geleverd. De centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of het personeelslid dat hij daartoe aanwijst kan een uitzondering op die voorwaarde toestaan.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.35.[1 De centrumdirecteur ziet erop toe dat iedere bewoner het recht op bezoek kan genieten.
   Het aantal bezoekers is beperkt tot 2 personen per bewoner en per bezoek. De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger kan hierop een uitzondering toestaan. De kinderen die jonger zijn dan 12 jaar zijn niet in dit aantal begrepen.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

2.2.3./1. [1 - De intieme bezoeken.]1   ----------   (1)
Art.36.[1 Iedere bewoner die minstens een maand in een gesloten centrum verblijft, heeft minstens eenmaal per maand recht op intiem bezoek gedurende minimum twee uur.
   Het bezoekrecht als bepaald in het eerste lid, is van toepassing indien de bezoeker het bewijs levert van zijn meerderjarigheid en zijn huwelijksband, zijn wettige samenwoonst of zijn duurzame relatie van minimum 6 maanden met de bewoner. Dit bewijs kan geleverd worden met alle rechtsmiddelen.
   Het intiem bezoek moet aangevraagd worden volgens de regels bepaald in het huishoudelijk reglement.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

2.2.4- Bezoek van andere personen.
Art.37. Andere bezoekers worden toegelaten tot het bezoek na een voorafgaande machtiging van de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger.
  Deze machtiging kan enkel worden geweigerd :
  1° wanneer de betrokken persoon manifest van geen rechtmatig belang kan doen blijken;
  2° wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat het bezoek de handhaving van de orde, de veiligheid en de goede werking van het centrum in gevaar kan brengen;
  3° wanneer er aanwijzingen zijn dat de fysieke of morele integriteit van de bewoner gevaar loopt.
  Tenzij de noodwendigheid van de dienst dit verhindert, zal de machtiging gelden voor minimaal een uur.

2.3- Bezoek aan het centrum.
2.3.1- Algemene modaliteiten.
Art.38. Een bezoek aan het centrum is, behoudens de bepalingen in de artikelen 42 tot en met 45, onderworpen aan de machtiging van de Directeur-generaal.

Art.39. De bezoekers aan het centrum worden steeds vergezeld door de centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of het personeelslid dat hij hiertoe aanwijst.

Art.40. De bewoners mogen niet aan publieke belangstelling onderworpen worden.
  Zij mogen zonder hun instemming noch onderworpen worden aan vragen van journalisten, derden of personen bedoeld in de artikelen 42 tot en met 45, noch mogen er van hen beeldopnamen gemaakt worden.

Art.41. Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat het bezoek aan het centrum door een bezoeker een gevaar vormt voor 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid of de goede zeden, ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger ten aanzien van de bezoeker één van de volgende maatregelen nemen :
  1° een mondelinge waarschuwing;
  2° het bezoek doen afbreken;
  3° de toegang tot het centrum weigeren.
  Indien de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger de sancties bedoeld in 2° en 3° oplegt, dient hij de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.
  Indien een bezoeker een ontvluchting tracht voor te bereiden of te vergemakkelijken, stelt de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hem ter beschikking van de politiediensten.

2.3.2- Door de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat.
Art.42. De leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat hebben tussen acht uur 's morgens en zeven uur 's avonds steeds toegang tot het centrum, als zij zich als zodanig kenbaar hebben gemaakt.

2.3.3- Door bepaalde overheden en instellingen.
Art.43. De volgende overheden hebben in het kader van de uitoefening van hun ambt tussen acht uur 's morgens en zeven uur 's avonds steeds toegang tot het centrum :
  1° de provinciegouverneur bevoegd voor het grondgebied waar het centrum gelegen is;
  2° de burgemeester bevoegd voor het grondgebied waar het centrum gelegen is.

Art.44.De volgende personen of instellingen en hun leden hebben in het kader van het volbrengen van hun opdracht toegang tot het centrum :
  1° het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties;
  2° de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens;
  3° het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing;
  4° [1 het federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel (Myria);]1
  5° (de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen); <KB 2007-04-27/57, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  6° het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;
  7° de Kinderrechtencommissaris en de Délégué général aux droits de l'enfant;
  8° het Comité tegen Foltering van de Verenigde Naties;
  [1 9° [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

2.3.4- Door andere personen en organisaties.
Art.45. De Minister of de Directeur-generaal kan aan andere instellingen, organisaties of personen dan die bedoeld in de artikelen 43 en 44, het recht geven één of meerdere centra te bezoeken voor de duur en onder de voorwaarden die hij bepaalt.

Afdeling 3. - De morele en religieuze beleving in het centrum.
Art.46. De bewoners die verklaard hebben te willen deelnemen aan een erkende eredienst ontvangen op hun verzoek morele en religieuze bijstand van de bedienaars van deze eredienst.
  De bewoners die morele bijstand wensen, kunnen een beroep doen op een moreel consulent, die een niet-confessionele overtuiging vertegenwoordigt.
  Deze bedienaars en consulenten worden door hun meerderen voorgedragen aan de Minister of zijn gemachtigde.
  Zij worden in het bezit gesteld van een identificatiekaart die door de Minister of zijn gemachtigde wordt afgeleverd.

Art.47. Op vraag van een bewoner kan de Minister of zijn gemachtigde toegang tot het centrum verlenen aan de bijstandsverleners van een niet door de Staat erkende eredienst.

Art.48. De bewoner dient de centrumdirecteur in kennis te stellen indien hij een andere eredienst beoefent dan initieel aangegeven.

Art.49. De bedienaars van de erkende erediensten en de morele consulenten bezoeken enkel die bewoners die het wensen.

Art.50.Voor de morele en religieuze beleving wordt een aangepast lokaal ter beschikking gesteld.
  [1 lid 2 opgeheven]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.51. De personen belast met de morele en religieuze bijstand dienen het personeel van het centrum en hun opdracht te respecteren. Bij de bijstand die ze geven in het centrum dienen ze een neutrale houding aan te nemen ten aanzien van de wetgeving omtrent de gesloten centra en de vreemdelingenwetgeving.
  Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat oneigenlijk gebruik of misbruik wordt gemaakt van de toegang tot het centrum, wordt de Minister of zijn gemachtigde hiervan onmiddellijk, langs hiërarchische weg, op de hoogte gebracht. De Minister of zijn gemachtigde neemt vervolgens de gepaste maatregelen en kan onder meer de persoon belast met de morele en religieuze bijstand een waarschuwing geven of hem de toegang tot het centrum weigeren.

Afdeling 4. - De medische en sociale verzorging in het centrum, het materieel welzijn en de hygiëne.
4.1- De medische verzorging
Art.52.1. Elk centrum beschikt over een medische dienst, die alle werkdagen toegankelijk is tijdens de uren bepaald in het huishoudelijk reglement en permanent beschikbaar is voor dringende gevallen.
  § 2. De centrumdirecteur waakt er over dat :
  1° de aan het centrum verbonden [1 arts]1 regelmatig beschikbaar is voor raadplegingen;
  2° de aan het centrum verbonden [1 arts]1 op andere tijden beschikbaar is, telkens wanneer dit in het belang van de gezondheid van de bewoners noodzakelijk is;
  3° de door de aan het centrum verbonden geneesheer voorgeschreven geneesmiddelen en diëten aan de bewoner worden verstrekt;
  4° de medische dienst verwittigd wordt indien een bewoner de voorgeschreven geneesmiddelen weigert. Deze weigering wordt vermeld in het medisch dossier van de bewoner.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.53.De zieke bewoner ontvangt van de medische dienst en onder de bevoegdheid van de [1 arts]1 verbonden aan het centrum, de verzorging die zijn toestand vereist.
  De aan het centrum verbonden [1 arts]1 behoudt zijn beroepsautonomie ten opzichte van de centrumdirecteur. Zijn evaluaties en beslissingen met betrekking tot de gezondheid van de bewoners worden enkel gefundeerd op medische criteria.
  De bewoner mag, op eigen kosten een beroep doen op een door hem gekozen [1 arts]1. Hij dient de [1 arts]1 verbonden aan het centrum daarvan op de hoogte te stellen.
  De medicatie en de behandeling zijn in dat geval te zijnen laste.
  De aard van de medicatie en behandeling die voorgeschreven worden door de niet tot het centrum behorende geneesheer, worden meegedeeld aan de [1 arts]1 die aan het centrum verbonden is voor de opvolging van de behandeling.
  Indien de niet tot het centrum behorende [1 arts]1 en de [1 arts]1 verbonden aan het centrum het niet eens zijn over de behandeling, wordt de betwisting voor beslissing voorgelegd aan een derde [1 arts]1, aangeduid door de Directeur-generaal.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.54.Enkel de [1 arts]1 verbonden aan het centrum beslist of de zieke bewoner in de leefgroep kan worden verzorgd of naar de ziekenzaal moet worden overgebracht.
  Deze [1 arts]1 en/of zijn medewerkers tekenen op de medische steekkaart van de bewoner de onderzoeken en de voorschriften aan, die op hem betrekking hebben.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.55.Indien de [1 arts]1 verbonden aan het centrum vaststelt dat de bewoner aangetast is door een aandoening die niet behoorlijk in het centrum kan behandeld worden of ingeval van bevalling of stervensgevaar wordt de bewoner naar een gespecialiseerd medisch centrum overgebracht. De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger dient de Directeur-generaal hiervan op de hoogte te brengen.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.56. Indien een bewoner naar een gespecialiseerd medisch centrum wordt overgebracht, zorgt de centrumdirecteur, in samenspraak met de directie van het ziekenhuis, voor de eventuele bewaking van de overgebrachte bewoner.

Art.57.De centrumdirecteur draagt er zorg voor dat de raadplegingen van [2 artsen-specialisten]2, die de aan het centrum verbonden [1 arts]1 noodzakelijk acht, plaatsvinden en dat de behandelingen, voorgeschreven door deze specialisten, worden gevolgd.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.58.Bij vaststelling van ernstige aandoeningen, een besmettelijke ziekte of epidemie, dient de [1 arts]1 verbonden aan het centrum zo spoedig mogelijk de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger te informeren over de te nemen maatregelen.
  In de gevallen bepaald door het departement van Volksgezondheid bepaald, brengt de [1 arts]1 verbonden aan het centrum onmiddellijk de gezondheidsinspecteur van de provincie op de hoogte.
  De centrumdirecteur dient hiervan verslag uit te brengen aan de Directeur-generaal.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.59.Indien een bewoner in een afzonderingsruimte wordt geplaatst met toepassing van artikel 98, 4°, dient onmiddellijk een lid van de medische dienst hiervan op de hoogte te worden gebracht. Hij bezoekt de betrokkene zo snel mogelijk en brengt de aan het centrum verbonden [1 arts]1 onverwijld op de hoogte van de genomen tuchtmaatregel en de gezondheidstoestand van de betrokkene. De bewoner wordt daarna dagelijks gevolgd.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.60.De medische dienst houdt de verschillende registers, staten en documenten bij, die betrekking hebben op de geneeskundige dienst, de toegediende medicatie en de voorgeschreven behandeling. De [1 arts]1 verbonden aan het centrum beslist over de inzage van deze documenten.
  Het medisch dossier kan in elk geval worden ingezien door de [1 arts]1 op wie de bewoner, met toepassing van artikel 53, lid 3, op eigen kosten een beroep heeft gedaan.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.61.Indien de [1 arts]1 verbonden aan het centrum medische bezwaren formuleert met betrekking tot de verwijdering van een bewoner of van oordeel is dat de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de bewoner ernstig geschaad wordt door het voortzetten van de opsluiting, de terbeschikkingstelling van de regering of de vasthouding of door enige daarmee verband houdende omstandigheid, legt de centrumdirecteur deze bezwaren of dit advies, via hiërarchische weg, voor aan de Directeur-generaal, die de uitvoering van de verwijderingsmaatregel of de maatregel van vrijheidsberoving kan schorsen.
  Indien de Directeur-generaal de uitvoering van de verwijderingsmaatregel of de maatregel van vrijheidsberoving niet wenst te schorsen, dient hij voorafgaandelijk het advies te vragen van een geneesheer verbonden aan een ander centrum. Indien deze [1 arts]1 de bezwaren of het advies van de eerste [1 arts]1 bevestigt, dient de Directeur-generaal hier gevolg aan te geven en de uitvoering van de verwijderingsmaatregel of de maatregel van vrijheidsberoving te schorsen.
  Indien de tweede [1 arts]1 de bezwaren of het advies niet bevestigt, is het oordeel van een derde [1 arts]1 doorslaggevend. Indien deze derde [1 arts]1 het advies van de eerste [1 arts]1 bevestigt, dient de Directeur-generaal de uitvoering van de verwijderingsmaatregel of de maatregel van vrijheidsberoving te schorsen.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

4.2- Juridische bijstand
Art. 61/1.[1 Na een mislukte poging tot verwijdering onderzoekt de arts verbonden aan het centrum de bewoner:
   1° indien dwangmaatregelen werden gebruikt of de verwijderingspoging met escorte gebeurde;
   2° indien de bewoner zelf hierom vraagt;
   3° indien de overheden belast met de uitvoering van de verwijdering vermoeden dat de fysische of psychische integriteit van de bewoner in gevaar is of kan komen.
   Het medisch onderzoek door de arts vindt zo spoedig mogelijk plaats. Bij afwezigheid van de arts evalueert een verpleegkundige van de medische dienst de gezondheidstoestand van de bewoner. De verpleegkundige roept een arts op indien de bewoner dringende medische zorgen nodig heeft. In niet urgente gevallen vindt het medisch onderzoek door de arts ten laatste 48 uren na de poging tot verwijdering plaats. De bewoner dient zijn medewerking te verlenen aan het medisch onderzoek.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.62.De bewoner heeft recht op juridische bijstand.
  De centrumdirecteur ziet erop toe dat de bewoner in de gelegenheid wordt gesteld een beroep te doen op de rechtshulp waarin de wet voorziet.
  [2 De bewoner alsook zijn advocaat worden achtenveertig uur voor de eerste verwijderingspoging hiervan op de hoogte gebracht. In volgende gevallen kan uitzonderlijk hiervan worden afgeweken:
   1° indien de vreemdeling niet wil dat zijn advocaat op de hoogte wordt gebracht [3 ...]3. In dit geval wordt enkel de vreemdeling [3 ...]3 op de hoogte gebracht;
   2° wanneer de vreemdeling en zijn advocaat [3 ...]3 op de hoogte worden gebracht dat een verwijdering mogelijk is binnen een termijn van minder dan achtenveertig uur, indien de betrokken vreemdeling [3 zijn akkoord geeft]3 over deze verwijdering.]2
  [2 Indien de uitzonderingen vermeld in het derde lid toegepast worden, informeert de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger de Directeur-generaal hierover.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-10-07/01, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 31-10-2014>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (3)<KB 2024-05-12/27, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.63.De bewoners hebben het recht dagelijks tussen acht uur 's morgens en tien uur 's avonds gratis met hun advocaat te telefoneren [1 behalve tijdens de maaltijden]1.
  De advocaten hebben het recht op ieder ogenblik met hun cliënt telefonisch in contact te treden [1 behalve tijdens de maaltijden]1.
  Het telefonisch contact tussen een bewoner en zijn advocaat kan niet worden verboden.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.64. De advocaten en de tolken die de advocaat bijstaan hebben dagelijks, minstens van acht uur 's morgens tot tien uur 's avonds, toegang tot het centrum, indien zij er een cliënt hebben en voorzover zij hun hoedanigheid door middel van een geldige beroepskaart kunnen aantonen.
  Er wordt toegang tot het centrum verleend aan de advocaten die niet in één van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, op voorwaarde dat de Minister, op advies van de Procureur des Konings en van de Stafhouder van de Orde van Advocaten van het gerechtelijk arrondissement waar het centrum gelegen is, een bijzondere machtiging heeft gegeven.
  Het bezoek door de advocaat kan niet worden verboden.

Art.65. Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat het bezoek aan het centrum door een tolk een gevaar vormt voor 's lands veiligheid, de openbare veiligheid of de openbare orde of indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid of de goede zeden, ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of ter bescherming van de veiligheid van het centrum, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger ten aanzien van de tolk één van de volgende maatregelen nemen :
  1° een mondelinge waarschuwing;
  2° het bezoek doen afbreken;
  3° de toegang tot het centrum weigeren.
  Indien de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger de sancties bedoeld in 2° en 3° oplegt, dient hij de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte te brengen.
  Indien een tolk een ontvluchting tracht voor te bereiden of te vergemakkelijken, stelt de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hem ter beschikking van de politiediensten.

Art.66. Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat oneigenlijk gebruik of misbruik wordt gemaakt van de rechten bepaald in artikel 63, eerste en tweede lid en artikel 64, eerste lid, wordt de Stafhouder van de balie van het gerechtelijk arrondissement waar de advocaat is ingeschreven of, indien het een advocaat betreft bedoeld in artikel 64, tweede lid, de Stafhouder van de balie van het gerechtelijk arrondissement waar het centrum gelegen is, hiervan onmiddellijk op het hoogte gebracht.

4. 3- De sociale verzorging, de ontspanning en de algemene ontwikkeling
Art.67. Elk centrum beschikt over een sociale dienst, die toegankelijk is op de tijdstippen bepaald in het huishoudelijk reglement.

Art.68. De sociale dienst neemt, in samenwerking met de medische dienst, de psychologische en sociale begeleiding van de bewoner gedurende het verblijf voor zijn rekening en bereidt hem voor op zijn eventuele verwijdering. De sociale dienst begeleidt de bewoner met het oog op de naleving van de beslissing die aangaande zijn verblijfssituatie is genomen.

Art.69.De centrumdirecteur dient de algemene ontwikkeling van de bewoners te bevorderen. Hij mag leden van het personeel ermee belasten verschillende activiteiten te organiseren om dit doel te kunnen bereiken.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.70.In functie van de infrastructuur en de mogelijkheden van elk centrum organiseert de sociale dienst of de leden van het personeel die de centrumdirecteur hiermee belast, recreatieve, culturele en sportieve activiteiten voor de bewoners.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.71. Er bestaat in elk centrum een bibliotheek, waarvan de werken ter beschikking gesteld worden van de bewoners.

Art.72.[1 § 1 De bewoner heeft het recht door bemiddeling van het centrum, voor eigen rekening, kranten, tijdschriften en andere publicaties te ontvangen waarvan de verspreiding niet wettelijk of bij rechterlijke beslissing is verboden, met uitzondering van erotisch en pornografisch materiaal.
   In het centrum wordt aan de bewoner de mogelijkheid gegeven een beroep te doen op bibliotheekvoorzieningen die de bewoner in de gelegenheid stellen, overeenkomstig de in het huishoudelijk reglement bepaalde regels, een keuze van lectuur te maken uit een voldoende groot aanbod.
   § 2. De centrumdirecteur kan een bewoner alleen de kennisneming van bepaalde publicaties of gedeelten van publicaties ontzeggen, wanneer dit voor de handhaving van de orde of de veiligheid volstrekt noodzakelijk is.
   In voorkomend geval wordt de beslissing tot ontzegging met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis gebracht van de bewoner.
   § 3. De bewoner heeft het recht om radio- en televisieprogramma's te volgen, overeenkomstig de door het huishoudelijk reglement vastgestelde regels.
   Wanneer dit voor de handhaving van de orde of de veiligheid volstrekt noodzakelijk is, kan de centrumdirecteur de bewoners het volgen van bepaalde programma's ontzeggen. In voorkomend geval wordt de beslissing tot ontzegging met redenen omkleed en schriftelijk ter kennis gebracht van de bewoner.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

4.4- De werking van niet gouvernementele- en andere organisaties binnen de centra
Art.73. De Minister kan organisaties en individuen de toelating geven een werking op te starten binnen een centrum onder de volgende voorwaarden :
  1° onder werking wordt verstaan : de organisatie van activiteiten ten behoeve van bewoners, op een regelmatige basis en op professionele wijze;
  2° de activiteiten mogen niet ontwikkeld worden in strijd met de wetgeving met betrekking tot de gesloten centra en de vreemdelingenwetgeving;
  3° een jaarlijks werkingsplan dient aan de Minister te worden voorgelegd;
  4° de organisatie dient garanties te bieden inzake continuïteit van de werking;
  5° de activiteiten moeten plaatsvinden in samenspraak met de centrumdirecteur;
  6° de werking van de betrokken organisatie wordt jaarlijks geëvalueerd.
  Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat oneigenlijk gebruik of misbruik wordt gemaakt van de toelating, bepaald in het eerste lid, wordt de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte gebracht.

Art.74. De centrumdirecteur kan beroep doen op gespecialiseerd personeel dat niet tot de Dienst Vreemdelingenzaken behoort voor het organiseren van activiteiten bedoeld in de artikelen 69 en 70.

4.5- Het materieel welzijn en hygiëne van de bewoners
4.5.1- Verlichting, verwarming en verluchting
Art.75. De plaatsen waar de veiligheid en het comfort het vereisen, worden van valavond tot 's morgens verlicht.
  In alle lokalen dient er een gepaste temperatuur te zijn.
  Alle schikkingen dienen genomen te worden om een goede verluchting en hygiëne van het centrum te verzekeren.

4.5.2- Kledij en persoonlijke hygiëne
Art.76. De bewoners behouden hun eigen kledij, tenzij de centrumdirecteur, in het belang van de veiligheid, de zedelijkheid of de hygiëne er anders over beslist.
  De bewoners mogen, op eigen kosten, de kledij laten brengen die zij nodig hebben.
  Indien de kledij niet aangepast is, stelt het centrum kosteloos kleding ter beschikking.

Art.77. De kleding en het beddengoed van de bewoners moeten in overeenstemming zijn met de seizoentemperatuur. Deze worden net en in goede staat gehouden. Te dien einde worden deze regelmatig gewassen.
  Het linnengoed van de ziekenboeg wordt afzonderlijk gereinigd.

Art.78. De bewoners krijgen dagelijks de gelegenheid zich te wassen. De noodzakelijke toiletartikelen worden kosteloos ter beschikking gesteld.

4.5.3- Voeding
Art.79.[1 Elke bewoner krijgt driemaal per dag een maaltijd, waarbij verschillende alternatieven worden voorzien, teneinde redelijkerwijs de verschillende religieuze overtuigingen, hetzij de afwezigheid daarvan, te respecteren. Een voedselsupplement of een dieetmaaltijd kan op geneeskundig advies worden aangeboden.
  [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.80. Het gebruik en verbruik van alcoholische, verboden of gevaarlijke produkten is verboden.

TITEL III. - Leefregels en tuchtregime in het centrum.
HOOFDSTUK I. - De leefregels.
Afdeling 1. [1 Groepsregime ]1   ----------   (1)
Art.81. De dagindeling van de bewoners en de regeling en de opeenvolging van de activiteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement.

Art.82. Elke bewoner heeft recht op ten minste twee uur wandeling per dag.
  Om medische redenen of in het belang van de bewoner kan de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger beslissen dat hiervan wordt afgeweken.
  Omwille van ordemaatregelen kan de duur van de wandeling beperkt worden. In ieder geval moet de bewoner steeds de mogelijkheid hebben om één uur te wandelen.
  Wanneer een bewoner door zijn gedrag zijn veiligheid, de veiligheid van andere bewoners, van de personeelsleden of van het centrum in het gedrang brengt of wanneer hij de goede werking van het centrum in gevaar brengt, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger uitzonderlijk beslissen hiervan af te wijken. Hij brengt de Minister hiervan onmiddellijk, via hiërarchische weg, op de hoogte.

Art.83. Het verblijf in het centrum wordt tijdens de dag gekenmerkt door het leven in groepsverband.
  De centrumdirecteur neemt de nodige maatregelen om te waarborgen dat bij sanitaire aangelegenheden enkel personeelsleden van hetzelfde geslacht als de bewoners aanwezig zijn.
  Bij sanitaire- en slaapaangelegenheden worden alleenstaande mannen en vrouwen in elk geval gescheiden.
  De centrumdirecteur stelt de nodige infrastructuur ter beschikking om aan de privacy-noden van de bewoners tegemoet te komen.
  Indien minderjarigen in het centrum verblijven, dient de nodige aangepaste infrastructuur ter beschikking gesteld te worden, opdat deze zich kunnen ontspannen.

Afdeling 2. [1 Kamerregime.]1   ----------   (1)
Art. 83/1. [1 De bewoner die, als gevolg van zijn gedrag voorafgaand aan de opsluiting of tijdens zijn verblijf in het centrum, niet kan verblijven in een centrum of een afdeling van een centrum met een groepsregime verblijft in een kamerregime op basis van een beslissing genomen door de directie van het centrum.
   De beslissing om de bewoner aan het groepsregime te onttrekken wordt meegedeeld aan de bewoner.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-05-08/03, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 26-05-2014>

Art. 83/2. [1 De bewoner die in een kamerregime verblijft, heeft recht op activiteiten, met inbegrip van de wandeling, die minimum drie uur per dag in beslag nemen.
   Wanneer de bewoner door zijn gedrag zijn veiligheid, de veiligheid van de andere bewoners, van de personeelsleden of van het centrum in het gedrang brengt of wanneer hij de goede werking van het centrum in gevaar brengt, kan de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger uitzonderlijk beslissen hiervan af te wijken. Hij brengt de Directeur-generaal hiervan onmiddellijk op de hoogte.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-05-08/03, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 26-05-2014>

Art. 83/3. [1 De kamers gebruikt voor het kamerregime bevatten per bewoner ten minste :
   - een bed en aangepast beddengoed, bestaande uit een matras, een kussen, een onderlaken en voldoende lakens en dekens, in functie van het seizoen ;
   - een wasgelegenheid en een toilet;
   - een kast of rek;
   - een oproepsysteem;
   - ontspanningsmateriaal, op voorwaarde dat de bewoner hiermee op zorgvuldige wijze omgaat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-05-08/03, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 26-05-2014>

Afdeling 3.   
Art. 83/4.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 83/5.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 83/6.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 83/7.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 83/8.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 83/9.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 83/10.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 83/11.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-12/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Afdeling 4. [1 Regime dat afwijkt van de regimes van de afdelingen 1 en 2.]1   ----------   (1)
Art.84.In de volgende gevallen kan [1 op de regimes voorzien door de [3 afdelingen 1 en 2]3]1 een uitzondering gemaakt worden :
  1° Omwille van de speciale categorieën van bewoners :
  a) de afzondering om medische redenen, overeenkomstig artikel 54 van dit besluit;
  [3 ...]3
  2° Omwille van orde- of veiligheidsmaatregelen :
  a) de afzondering van de bewoner, die door zijn gedrag de veiligheid of de rust van de groep in gevaar brengt;
  b) de afzondering als ordemaatregel, overeenkomstig artikel 98, § 1, 4° van dit besluit;
  3° [2 In het kader van de verwijdering of overbrenging van een bewoner:
   a) de afzondering voorafgaand aan de effectieve verwijdering van de bewoner;
   b) de afzondering wanneer de bewoner het centrum verlaat of voor een korte duur overgebracht wordt.]2
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<KB 2014-05-08/03, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 26-05-2014>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (3)<KB 2024-05-12/27, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

HOOFDSTUK II. - Het tuchtregime.
Afdeling 1. - Plichten van de bewoners van het centrum.
Art.85. De bewoner moet zich houden aan de leefregels beschreven in dit besluit en het huishoudelijk reglement van het centrum waarin zij verblijven. Hij dient de richtlijnen van het personeel op te volgen, teneinde de goede orde binnen het centrum te bewaren en de reglementen uit te voeren.

Art.86. De bewoner moet steeds in het bezit zijn van het identificatiebewijs, dat hij overeenkomstig het huishoudelijk reglement verkregen heeft.

Art.87. De bewoner verzorgt zijn kleding en zijn persoonlijke hygiëne.

Art.88.Het is de bewoners verboden de goede staat en de netheid van de roerende en onroerende goederen van het centrum aan te tasten.
  De bewoners zorgen er voor dat de vertrekken waarin zij verblijven te allen tijde in orde zijn en voldoen aan de voorschriften bepaald in het huishoudelijk reglement.
  [1 De schade die bewoners opzettelijk aanrichten en de kosten veroorzaakt door hun gedrag niet conform de regels kunnen onmiddellijk op hen verhaald worden.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.89. Alle handelingen die de veiligheid, de orde en de goede werking van het centrum verstoren, zijn verboden.

Art.90. De bewoner volgt de voorgeschreven procedures met betrekking tot het gebruik van scheermateriaal en andere gevaarlijke voorwerpen, waarvan misbruik zou kunnen gemaakt worden. Deze procedures worden beschreven in het huishoudelijk reglement.

Art.91. De bewoners volgen de dagindeling en de groepsbewegingen zoals beschreven in het huishoudelijk reglement.

Afdeling 2. - Algemene bepalingen.
Art.92. De tuchtregeling kan er enkel toe strekken de orde te handhaven en de veiligheid en de goede werking van het centrum te vrijwaren.
  In de mate van het mogelijke worden ordemaatregelen vermeden.

Art.93. § 1. Geen enkele bewoner mag in het centrum worden belast met de handhaving van de tucht.
  § 2. De bewoners kunnen belast worden met specifieke verantwoordelijkheden bij de uitvoering van activiteiten in gemeenschappelijk verband.

Art.94. Enkel de ordemaatregelen die door of krachtens dit besluit zijn omschreven, kunnen ten aanzien van een bewoner worden genomen. Enkel de inbreuken die door of krachtens dit besluit zijn omschreven, kunnen aanleiding geven tot het nemen van ordemaatregelen ten aanzien van een bewoner.

Art.95. Een samenloop tussen een tuchtrechtelijke inbreuk en een strafbaar feit staat de tuchtprocedure en de mogelijkheid van het nemen van een ordemaatregel niet in de weg.
  Voor één en dezelfde inbreuk mag ten aanzien van een bewoner niet tweemaal een ordemaatregel worden genomen.

Afdeling 3. - Inbreuken.
Art.96. § 1. Enkel de volgende feiten worden beschouwd als inbreuken die aanleiding kunnen geven tot ordemaatregelen :
  1° ernstige en herhaalde beledigingen ten aanzien van het personeel van het centrum of daarmee gelijk te stellen personen, die van aard zijn hun gezag te ondermijnen;
  2° ernstige en herhaalde beledigingen ten aanzien van andere bewoners, die van aard kunnen zijn aanleiding te geven tot feitelijkheden;
  3° het zich zonder toelating opzettelijk bevinden in een ruimte of plaats die men niet gerechtigd is te betreden of buiten de toegestane tijdsperiode en door dit feit de orde, de veiligheid of de goede werking van het centrum te verstoren;
  4° daden van koop en verkoop of het aanbod daartoe tussen bewoners, behoudens toelating van de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger;
  5° het in het bezit hebben of het gebruik van verboden voorwerpen of substanties;
  6° het geen gevolg geven aan de aanmaningen en de bevelen van het centrumpersoneel, tenzij deze manifest onrechtmatig zijn;
  7° het opzettelijk vernielen of beschadigen van andermans roerende of onroerende goederen en van de zaken die in het bezit werden gesteld of gelaten van de bewoners, onder beding om ze in goede staat te onderhouden;
  8° het verstoren van de veiligheid, de orde, de goede zeden en de goede werking van het centrum of het zich opzettelijk niet houden aan een afspraak, waardoor de goede gang van zaken van het centrum in het gedrang komt of aan een afspraak waarvoor de Dienst Vreemdelingenzaken maatregelen diende te nemen;
  9° diefstal, afpersing, heling, oplichting, actieve of passieve omkoping;
  10° bedreigingen met aantasting van de fysieke integriteit van personen of met vernieling of beschadiging van goederen;
  11° opzettelijke slagen en het opzettelijk toebrengen van verwondingen;
  12° het stellen van handelingen met het oog op ontvluchting of het vergemakkelijken van een ontvluchting;
  13° een opzettelijke veronachtzaming van een door of krachtens dit besluit of het huishoudelijk reglement schriftelijk vastgelegde verplichting.
  [1 14° seksuele handtastelijkheden die de eerbaarheid van het personeel van het centrum, daarmee gelijk te stellen personen of andere bewoners aantasten;
   15° het in het bezit hebben of het gebruik van toestellen, werktuigen, gereedschappen of andere snijdende, stekende of kneuzende voorwerpen die men heeft ter hand genomen heeft om te doden, te verwonden, te slaan of te dreigen.]1
  § 2. Worden eveneens beschouwd als inbreuken op de tuchtregeling, die aanleiding kunnen geven tot ordemaatregelen, de poging tot de onder § 1 opgesomde inbreuken en de deelneming eraan.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Afdeling 4. - Ordemaatregelen.
Art.97.Bij de keuze van de aard en de maat van de ordemaatregel wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de inbreuk, met de omstandigheden waarin zij plaatsvond en, zo daartoe gronden aanwezig zijn, met verzachtende omstandigheden.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.98.§ 1. De opgelegde ordemaatregelen zijn :
  1° een mondelinge waarschuwing;
  2° opgelegde taken in verband met orde en netheid van het centrum;
  3° [1 De intrekking van de volgende gunsten :
   - de toegang tot de bibliotheek, de recreatieve ruimte of de kantine;
   - de deelname aan culturele, sport- of ontspanningsactiviteiten;
   - de deelname aan fysieke activiteiten;
   - de deelname aan lessen;
   - het gebruik van persoonlijk ontspanningsmateriaal;
   - het uitvoeren van taken tegen vergoeding;
   - de mogelijkheid om te roken;
   - het tussendoortje;
   - het GSM-gebruik.]1
  4° plaatsing in een afzonderingsruimte.
  § 2. De ordemaatregel vermeld in § 1, 1° kan worden opgelegd door het centrumpersoneel.
  De ordemaatregel vermeld in § 1, 2° kan worden opgelegd door de centrumdirecteur, zijn plaatsvervanger of de personeelsleden van ten minste [1 niveau C]1 die daartoe in het huishoudelijk reglement zijn aangewezen.
  De ordemaatregelen vermeld in § 1, 3° en 4° kunnen enkel door de centrumdirecteur of door zijn plaatsvervanger worden opgelegd.
  [3 ...]3
  [1 De plaatsing in een afzonderingsruimte kan enkel worden opgelegd :
   1° in geval van een inbreuk bepaald in artikel 96, § 1, 7°, 9°, 10°, 11°, 12°, 14° en 15°;
   2° in geval van poging tot of een deelneming aan een inbreuk bepaald in 1°;
   3° wanneer een bewoner een derde maal een inbreuk begaat overeenkomstig artikel 96.]1
  Indien de inbreuk is gepleegd ten aanzien van de centrumdirecteur, is diens plaatsvervanger bevoegd om ordemaatregelen op te leggen.
  Alle opgelegde ordemaatregelen worden door de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger opgetekend in het individueel dossier van de bewoner, dat in het centrum wordt bewaard.
  § 3. De bevoegdheid om ordemaatregelen op te leggen behoort toe aan de in § 2 aangewezen personeelsleden van het centrum waar of van waaruit de inbreuk is gepleegd.
  Indien de inbreuk is gepleegd tijdens een verplaatsing buiten het centrum, zijn de in § 2 aangewezen personeelsleden van het centrum waar de bewoner verblijft of zal verblijven bevoegd.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (3)<KB 2024-05-12/27, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art.99. De in artikel 98, § 1, 3°, vermelde ordemaatregelen kunnen hetzij afzonderlijk, hetzij samen worden opgelegd. Zij kunnen tijdens de uitvoering worden verminderd of opgeheven door de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger.

Art.100. De duur van de onder artikel 98, § 1, 2° en 3°, vermelde ordemaatregelen mag niet meer bedragen dan vijf dagen. In geval van herhaling is de maximumduur tien dagen.

Art.101.[1 § 1. De maximumduur van de plaatsing in een afzonderingsruimte is vierentwintig uur. Indien het gedrag van de bewoner de integratie in de leefgroep onmogelijk maakt, kan de directeur-generaal tweemaal beslissen deze termijn met vierentwintig uur te verlengen.
   In de volgende gevallen kan de centrumdirecteur onmiddellijk aan de directeur-generaal voorstellen om de bewoner in een afzonderingsruimte te plaatsen, voor een termijn van achtenveertig uur :
   1° bedreigingen met aantasting van de fysieke integriteit van personen of met vernieling of beschadiging van goederen;
   2° het opzettelijk toebrengen van slagen en het opzettelijk toebrengen van verwondingen;
   3° het stellen van handelingen met het oog op ontvluchting of het vergemakkelijken van een ontvluchting;
   4° het in het bezit hebben of het gebruik van toestellen, werktuigen, gereedschappen of andere snijdende, stekende of kneuzende voorwerpen die men heeft ter hand genomen om te doden, te verwonden, te slaan of te dreigen.
   Indien het gedrag van de bewoner de integratie in de leefgroep onmogelijk maakt, kan de directeur-generaal tweemaal beslissen deze termijn met vierentwintig uur te verlengen.
   § 2. In geval van opzettelijke slagen en het opzettelijk toebrengen van verwondingen aan personen, kan de centrumdirecteur onmiddellijk aan de directeur-generaal voorstellen de bewoner voor een termijn van tweeënzeventig uur in een afzonderingsruimte te plaatsen.
   Indien het gedrag van de bewoner de integratie in de leefgroep onmogelijk maakt, kan de directeur-generaal tweemaal beslissen deze termijn met vierentwintig uur te verlengen.
   Zodra de termijn als bepaald in het tweede lid, verstreken is, kan enkel de Minister beslissen de plaatsing in een afzonderingsruimte te verlengen en dit tot maximaal zeven dagen.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.102.De afzonderingsruimte moet minimaal een matras en w.c. bevatten, alsook een oproepsysteem waarmee de bewoner een personeelslid kan oproepen.
  Bij oneigenlijk gebruik kunnen de matras en het toiletpapier gedurende maximum [1 drie uur]1 worden weggenomen.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.103. De bewoner moet vooraf in kennis gesteld worden van de feiten die hem ten laste worden gelegd en geen enkele sanctie kan getroffen worden alvorens hij gehoord is.

Afdeling 5. - Dwangmaatregelen.
Art.104. Dwang kan enkel gebruikt worden indien het gedrag van de bewoner een risico vormt voor hemzelf, voor de andere bewoners, voor de personeelsleden of voor de veiligheid, de orde of de goederen van het centrum of van derden. Het gebruik van dwang moet redelijk zijn en in verhouding tot het nagestreefde doel.
  Dwangmiddelen zijn geen ordemaatregelen, maar middelen om de bewoner onder controle te krijgen.
  De toegelaten dwangmiddelen zijn :
  1° de fysieke aansporing;
  2° de houdgreep;
  3° de hand- en/of voetboeien.
  Elk dwangmiddel mag slechts worden gebruikt als het vorige dwangmiddel heeft gefaald.
  Het gebruik van hand- en/of voetboeien kan enkel in opdracht van de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger.
  Elk geval waarin dwang wordt gebruikt, moet aan de centrumdirecteur worden gemeld.

Afdeling 6. - Overbrenging naar een andere instelling.
Art.105.Indien een bewoner door zijn gedrag zijn veiligheid, de veiligheid van andere bewoners, van de personeelsleden of van het centrum in het gedrang brengt of wanneer hij de goede werking van het centrum in gevaar brengt of na een verwijderingspoging of om een evenwichtige verdeling van de bewoners over de verschillende centra te bekomen, kan de centrumdirecteur of diens plaatsvervanger beslissen dat de bewoner naar een ander centrum of een andere instelling moet worden overgebracht.
  De overbrenging van een bewoner naar een ander centrum of een andere instelling moet steeds in overleg met de directeur van dit centrum of die instelling of zijn plaatsvervanger gebeuren.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (2)<KB 2024-05-12/27, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

TITEL IV. - Veiligheid en handhaving van de openbare orde.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.106. De centrumdirecteur zorgt ervoor dat het minimum aantal personeelsleden steeds aanwezig is, zodat de veiligheid van het centrum niet in het gedrang komt.

Art.107. De centrumdirecteur inspecteert regelmatig het centrum om er op toe te zien dat de bewoners, de personeelsleden en derden stipt de reglementering naleven.

Art.108.[1 Het doorzoeken van de verblijfsruimtes gebeurt overeenkomstig artikel 111/2, § 3.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.109. Bij ernstige verstoring van de orde of wanneer de veiligheid van het centrum ernstig bedreigd wordt, neemt de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger de maatregelen die de omstandigheden en de voorzichtigheid vereisen en stelt hij de Directeur-generaal daarvan onmiddellijk in kennis.
  Het personeel volgt hierbij de specifieke bepalingen vastgesteld in het huishoudelijk reglement.

Art.110. De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger vordert de bijstand van de politiediensten, wanneer hij dat voor de veiligheid van het centrum nodig acht.

Art.111. De infrastructuur van het centrum wordt jaarlijks door een lid van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk geïnspecteerd.

Hoofdstuk I/1. [1 - Fouillering en bewaargeving]1   ----------   (1)
Art. 111/1.(NOTA : De woorden " en op andere ogenblikken tijdens zijn verblijf " in het eerste lid van artikel 111/1 zijn vernietigd bij het arrest nr 208.281 van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, van 20-10-2010, zie B.St. van 02-12-2010, p. 73739)

   [1 De bewoner evenals zijn kledij, bagage en persoonlijke bezittingen kunnen onderworpen worden aan een fouillering bij de aankomst in het centrum, na het ontvangen van bezoek en op andere ogenblikken tijdens zijn verblijf.
   Deze fouillering heeft tot doel na te gaan of de bewoner in het bezit is van voorwerpen of stoffen die verboden zijn of die gevaarlijk zijn voor hemzelf, de andere bewoners, voor het personeel of voor de veiligheid van het centrum. De fouillering mag niet langer duren dan de daartoe noodzakelijke tijd en wordt uitgevoerd in opdracht van de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger.
   De fouillering mag geen tergend karakter hebben en dient te geschieden met eerbiediging van de waardigheid van de bewoner.
   De bewoner is verplicht hieraan zijn volledige medewerking te verlenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-08/03, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art. 111/2.[1 § 1. De fouille van een bewoner kan uitgevoerd worden als volgt :
   1° door het gebruik van een systeem voor metaaldetectie of andere screeningsapparatuur;
   2° door het grondig betasten van het boven- en onderlichaam over de kledij;
   3° door het volledig laten uitkleden van een bewoner om het grondig doorzoeken van de kledij mogelijk te maken.
   § 2. De kledij, bagage en bezittingen kunnen op volgende wijzen onderzocht worden :
   1°door het gebruik van een systeem voor metaaldetectie of andere screeningsapparatuur;
   2° door het grondig met de hand doorzoeken.
   Met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid worden de verblijfsruimtes van de bewoner overeenkomstig de richtlijnen van de centrumdirecteur door daartoe door de centrumdirecteur aangeduide personeelsleden geregeld doorzocht op de conformiteit met de in het gesloten centrum geldende regels. Deze controlemaatregel mag niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van het beoogde doel.
   § 3. [2 De fouillering als bepaald in § 1, 2° wordt uitgevoerd door twee leden van het personeel. Het personeelslid dat de fouillering fysiek uitvoert moet steeds van hetzelfde geslacht zijn als de bewoner. Het ander personeelslid dient enkel in te staan voor de veiligheid tijdens de uitvoering van de fouillering. [3 ...]3
   De fouillering als bepaald in § 1, 3° wordt uitgevoerd door twee leden van het personeel van hetzelfde geslacht als de bewoner. Deze fouillering moet plaatsvinden in een ruimte waar geen andere bewoners of derden aanwezig zijn of kunnen binnenkijken. [3 ...]3]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-08/03, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>
  (2)<KB 2018-07-22/02, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>
  (3)<KB 2024-05-12/27, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 08-07-2024>

Art. 111/3.[1 Indien ingevolge de fouillering als bepaald in het artikel 111/2, §§ 1 en 2 gevaarlijke of verboden voorwerpen of substanties worden aangetroffen, worden deze in bewaring genomen, ter beschikking gesteld van de bevoegde overheden of met goedkeuring van de bewoner vernietigd.
   De bewoner heeft het recht de hem toebehorende voorwerpen waarvan het bezit niet onverenigbaar is met de orde en de veiligheid in zijn verblijfsruimte onder te brengen dan wel bij zich te hebben of in bewaring te geven overeenkomstig de door het huishoudelijk reglement te bepalen regels.
   De bewaargeving valt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de centrumdirecteur. Er wordt een inventaris opgemaakt van de in bewaring gegeven goederen. De betrokken bewoner ontvangt een afschrift van de inventaris die hijzelf en twee daartoe bevoegde personeelsleden ondertekenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-08/03, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art. 111/4. [1 § 1. De bezoekers en hun bagage kunnen in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid, gefouilleerd worden door daartoe door de centrumdirecteur aangeduide leden van het personeel. Dit onderzoek heeft tot doel na te gaan of de bezoeker in het bezit is van voorwerpen of substanties die verboden of gevaarlijk kunnen zijn.
   De fouillering mag geen tergend karakter hebben en dient te geschieden met eerbiediging van de waardigheid van de bezoeker. De bezoeker is verplicht hieraan zijn volledige medewerking te verlenen.
   § 2. De fouille van de bezoeker en zijn bagage kan uitgevoerd worden op een van de volgende wijzen :
   1° het gebruik van een systeem voor metaaldetectie of andere screeningsapparatuur;
   2° het oppervlakkig betasten van het boven- en onderlichaam over de kledij;
   3° het doorzoeken van de persoonlijke bagage.
   § 3. Indien bij de fouillering voorwerpen of substanties worden aangetroffen die niet in het bezit van de bezoeker mogen zijn, moeten deze in de daarvoor voorziene ruimtes worden opgeborgen voor de duur van het bezoek.
   Indien de bezoeker hieraan zijn medewerking niet verleent, wordt hem de toegang tot het centrum geweigerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-08/03, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

HOOFDSTUK II. - Ontsnapping.
Art.112. Bij vaststelling van een ontsnapping of een ontsnappingspoging dient de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden. Hij dient de Directeur-generaal daarvan onmiddellijk in kennis te stellen.

Art.113. De politiediensten worden onmiddellijk ingelicht bij een ontsnapping en de volgende gegevens worden doorgegeven : het aantal ontsnapten, de naam, voornaam, geboortedatum, dossiernummer, nationaliteit en foto.

Art.114. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de eventuele medische gevolgen van een ontsnappingspoging.

HOOFDSTUK III. - Risico op zelfmoord.
Art.115.[1 Een medisch of psychologisch advies moet de beslissing om een bewoner met een ernstig risico op zelfmoord af te zonderen, steeds voorafgaan. Deze bewoners worden regelmatig gecontroleerd door de personeelsleden van het centrum en met meer aandacht gevolgd door de medische en de sociale dienst.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.116. De centrumdirecteur mag betrouwbare medebewoners plaatsen bij de bewoner die een bijzondere neiging tot zelfmoord vertoont.

Art.117. In geval van een zelfmoordpoging wordt onmiddellijk de medische dienst en, indien nodig, de hulpdiensten opgeroepen. De centrumdirecteur dient hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden. Hij stelt een verslag op en brengt de Directeur-generaal zo snel mogelijk op de hoogte.

HOOFDSTUK IV. - Brand- en bomalarm.
Art.118. Het personeelslid dat een brand opmerkt, een bommelding ontvangt of een verdacht pakket opmerkt, dient zo snel mogelijk de brandweer te verwittigen. Vervolgens moet de brandbestrijdings- en evacuatieprocedure gestart worden.
  De centrumdirecteur dient onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden. Hij begeeft zich ter plaatse, stelt verslag op en brengt de Directeur-generaal zo snel mogelijk op de hoogte.
  Minstens één maal per jaar worden waarschuwings-, alarm- en evacuatie-oefeningen georganiseerd.

Art.119. Indien de brand het centrum onbruikbaar heeft gemaakt, worden de bewoners overgebracht naar een andere plaats.

TITEL V. - Administratieve voorschriften.
HOOFDSTUK I. - Invrijheidstelling en verwijdering.
Art.120. Bij de invrijheidstelling of verwijdering van de bewoner worden de goederen die hij overeenkomstig artikel 11 van dit besluit in bewaring heeft gegeven, teruggegeven, met uitzondering van de gevaarlijke en verboden voorwerpen.
  De documenten die overeenkomstig artikel 14 in bewaring werden genomen, worden teruggegeven, tenzij er is vastgesteld dat deze documenten vals of vervalst zijn.

Art.121. Bij zijn invrijheidstelling of verwijdering worden aan de onvermogende bewoner de nodige middelen verstrekt om te voorzien in zijn basisbehoeften gedurende de eerstvolgende dagen.

HOOFDSTUK II. - Geboorte.
Art.122.De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger bezorgt de Directeur-generaal een verslag vergezeld van een getuigschrift van de [1 arts]1 verbonden met het centrum met betrekking tot elke vrouw van wie de bevalling voorzien is tijdens haar vasthoudingsperiode.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.123. De centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger doet binnen de drie dagen aangifte van de geboorte van het kind bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het kind is geboren, overeenkomstig artikel 55 van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK III. - Overlijden.
Art.124.Indien een bewoner in het centrum overlijdt, meldt de centrumdirecteur dit nadat een [1 arts]1 het overlijden heeft vastgesteld en er de oorzaak van heeft opgegeven onmiddellijk aan de Directeur-generaal, aan de politiediensten en aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van overlijden, overeenkomstig de artikelen 80 en 84 van het Burgerlijk Wetboek.
  ----------
  (1)<KB 2018-07-22/02, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 11-08-2018>

Art.125. Het stoffelijk overschot van de bewoner wordt in een mortuarium geplaatst.

Art.126. De centrumdirecteur maakt een inventaris op van de bezittingen en documenten van de overleden bewoner.

Art.127. Indien de verwanten van de overledene het lijk wensen mee te nemen, dragen zij de begrafeniskosten. Als de verwanten het lijk niet wensen in ontvangst te nemen, vallen de begrafeniskosten ten laste van de Dienst Vreemdelingenzaken. De teraardebestelling heeft plaats op de begraafplaats van de gemeente van de plaats waar het centrum zich bevindt, overeenkomstig artikel 77 van het Burgerlijk Wetboek. De Dienst Vreemdelingenzaken kan de begrafeniskosten verhalen op het vermogen van de overledene.

Art.128. Het eventueel saldo van het vermogen en de voorwerpen die aan de overledene toebehoren, worden ter beschikking gesteld van zijn erfgenamen. Als de erfgenamen zich na zes maanden niet hebben aangeboden, wordt dat saldo overgemaakt aan de rekenplichtige van de Dienst Vreemdelingenzaken en worden de goederen overhandigd aan de Administratie der Domeinen.

TITEL VI. - Individuele klachten van bewoners en het jaarverslag.
Art.129.Elke bewoner heeft het recht de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger te spreken. Hij dient hiervoor een afspraak te maken via de sociale dienst.
  [1 De bewoner kan een klacht indienen bij de centrumdirecteur of zijn plaatsvervanger via een brief en dit binnen de 24 uur. De klacht kan ingediend worden in één van de landstalen, in het Engels of in de taal van het land van oorsprong van de bewoner. De centrumdirecteur of zijn vervanger geeft binnen de 10 werkdagen een antwoord. Een kopie van de klacht en het antwoord worden bezorgd aan de Directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken of zijn plaatsvervanger en aan het permanent secretariaat.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-10-07/01, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 31-10-2014>

Art.130.De Minister richt een Commissie met een permanent secretariaat op die uitsluitend belast worden met de behandeling van de individuele klachten van de bewoners betreffende de toepassing van dit besluit.
  [1 De Commissie en het permanent secretariaat worden eveneens belast met de individuele behandeling van de klachten van de bewoners van de woonunits.]1
  [2 De Commissie en het permanent secretariaat worden eveneens belast met de individuele behandeling van de klachten van de bewoners van de INAD-centra.
   De bewoner van een INAD-centrum heeft het recht een klacht in te dienen bij de centrumdirecteur of zijn vervanger van het INAD-centrum van de luchthaven van Brussel-Nationaal of de politie in de INAD-centra van de regionale luchthavens.]2
  Deze Commissie is samengesteld uit drie leden, met name :
  1° een magistraat, een gewezen magistraat of een lid of een gewezen lid van een administratief rechtsorgaan, die het voorzitterschap waarneemt;
  2° een advocaat of een houder van een leeropdracht rechtswetenschappen aan een Belgische universiteit;
  3° de voorzit(s)ter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken of diens gemachtigde, met uitsluiting van een personeelslid van de Dienst Vreemdelingenzaken.
  ----------
  (1)<KB 2009-05-14/06, art. 49, 003; Inwerkingtreding : 27-05-2009>
  (2)<KB 2009-06-08/04, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.131. Het permanent secretariaat van de Commissie wordt belast met :
  1° het in ontvangst nemen en de behandeling van de klachten;
  2° het onderzoek van de ontvankelijkheid van de klachten;
  3° de bemiddeling tussen de betrokken partijen, teneinde een minnelijke schikking te vinden voor de ontvankelijke klachten;
  4° het doorsturen van de ontvankelijke klachten naar de Commissie.
  Het kan hiervoor permanenties in de centra organiseren.
  Het permanent secretariaat stelt de bewoner die de klacht heeft ingediend, de centrumdirecteur, de Directeur-generaal en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding in kennis van de klacht en het gevolg dat het aan de klacht heeft gegeven.

Art.132.
  § 1. De Commissie beslist over alle klachten die ontvankelijk zijn verklaard en waarvoor een poging tot bemiddeling is mislukt.
  De Commissie kan de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond of ongegrond verklaren.
  § 2. De klacht wordt gegrond verklaard in de mate dat de Commissie van oordeel is dat de beslissing of het feit, waarop de klacht betrekking heeft, in strijd is met een bepaling van dit besluit.
  § 3. Voor zover de klacht gegrond wordt verklaard, kan de Commissie enkel de volgende beslissingen nemen :
  1° zij kan elke aanbeveling, die zij nuttig acht met betrekking tot de toepassing van dit besluit, richten tot de centrumdirecteur en de Directeur-generaal;
  [1 1°/1 zij kan elke aanbeveling die zij nuttig acht met betrekking tot de INAD-centra als bedoeld in het koninklijk besluit houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, gesitueerd in het grensgebied, bedoeld in artikel 74/5, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, en met betrekking tot de woonunits bedoeld in het koninklijk besluit van 14 mei 2009, richten tot de directeur-generaal;]1
  2° zij kan de beslissing waarop de klacht betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk vernietigen;
  3° zij kan elke aanbeveling, die zij aangewezen acht met betrekking tot een sanctie voor het betrokken personeelslid, richten tot de Directeur-generaal.
  § 4. Bij de vernietiging van de beslissing, verzekert de centrumdirecteur [1 de ondersteunende ambtenaar bedoeld in artikel 1,4°, van het koninklijk besluit van 14 mei 2009 of de politie in de INAD-centra van de regionale luchthavens]1 dat de toestand van de bewoner in overeenstemming wordt gebracht met de beslissing van de Commissie.
  § 5. Het permanent secretariaat stelt de bewoner, de centrumdirecteur, [1 de ondersteunende ambtenaar of de directeur-generaal]1 de Minister en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding in kennis van het gevolg dat de Commissie aan de klacht heeft gegeven.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/03, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 05-07-2009>

Art.133. De Minister bepaalt de procedure- en werkingsregels van het permanent secretariaat en de Commissie.

Art.134. Het indienen van een klacht schorst de maatregelen van verwijdering van het grondgebied die ten aanzien van de bewoner die de klacht heeft ingediend zijn genomen, alsook de uitvoering ervan niet.

Art.135.Elk centrum maakt een jaarverslag op.
  Hierin zijn minstens opgenomen :
  1° het totaal aantal ingeschreven bewoners, opgesplitst naar nationaliteit;
  2° de gemiddelde verblijfsduur per bewoner, opgesplitst naar nationaliteit;
  3° het totaal aantal ontsnappingen;
  4° het totaal aantal overbrengingen naar strafinstellingen, andere centra of andere instellingen;
  5° het totaal aantal terugdrijvingen en repatriëringen, opgesplitst naar nationaliteit;
  6° het totaal aantal vrijstellingen, opgesplitst naar nationaliteit;
  7° het aantal plaatsingen in afzondering, de gemiddelde duur en de redenen daartoe, opgesplitst naar nationaliteit;
  8° de gemiddelde kostprijs per bewoner;
  9° het totaal aantal zelfmoordpogingen;
  10° het totaal aantal hongerstakingen.
  [1 11° het totaal aantal ontvangen klachten als bedoeld :
   - in artikel 129, tweede lid;
   - in artikel 132, § 5.]1
  Dit verslag wordt overgemaakt aan de Minister.
  ----------
  (1)<KB 2014-10-07/01, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 31-10-2014>

TITEL VII. - Slotbepalingen.
Art. 136. Onze Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.