Details





Titel:

20 JULI 2001. - Wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen (WAALSE GEWEST)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-08-2001 en tekstbijwerking tot 17-09-2024)



Inhoudstafel:

Hoofdstuk I. - Algemene bepaling. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 63; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 1
Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 64; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 65; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 2
Art. 2 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 2bis, 2ter, 3, 3bis, 3ter, 4, 4bis, 4ter, 5-7, 7/1, 7/2
Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 7bis, 7ter, 7quater, 7quinquies, 7sexies, 7septies, 7octies, 7nonies, 7decies, 8-9
Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques <Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Art. 9bis
Hoofdstuk III. - Evaluatie. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 78; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 10
Hoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 10bis
Hoofdstuk IV/1. [1 Strafbepalingen en administratieve geldboetes]1
Art. 10ter, 10quater, 10quinquies, 10sexies, 10septies, 10septies/1, 10septies/2, 10septies/3, 10septies/4
Hoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen [2 ...]2 ]1
Art. 10octies
Hoofdstuk V. Inwerkingtreding. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 81; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2016206239  2020020948  2020030532  2020044192  2022207334  2023048152 



Artikels:

Hoofdstuk I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard.
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen.
Art.2.(§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :) <W 2003-12-22/42, art. 66, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van [6 het Waalse Gewest]6 in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd;
  2°) [5 uitgiftebedrijf: bedrijf [8 dat door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) wordt aangewezen en]8 dat de dienstencheques uitgeeft;]5
  (3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard;
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen wat kan beschouwd worden als thuishulp van huishoudelijke aard.) <W 2003-12-22/42, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  4°) gebruikers : de natuurlijke personen die gebruik maken van de dienstencheque [6 die hun hoofdverblijfplaats in het Waalse Gewest hebben]6;
  5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;
  (6°) erkende onderneming : de onderneming die de in 3°) bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <W 2003-12-22/42, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  7° [1 ...]1;
  8° [1 ...]1.
  [1 Tweede lid en derde lid opgeheven]1.
  (§ 2. Teneinde de erkenning te bekomen bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet de onderneming cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden :
  a. de onderneming heeft, indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op basis van deze wet, in haar schoot een " sui generis afdeling ", die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van de dienstencheques. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat wordt bedoeld met een " sui generis afdeling ";
  b. [1 de onderneming verbindt er zich toe de bepalingen van artikel 7octies, eerste lid, van deze wet na te leven;]1;
  c. de onderneming verbindt er zich toe, voor [1 de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling [8 bij een bevoegde openbare dienst voor tewerkstelling in België ingeschreven zijn en, in voorkomend geval, aanspraak maken op]8 een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp]1, hen voorrang te geven tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
  d. de onderneming verbindt er zich toe de loons- en arbeidsvoorwaarden na te leven die op haar van toepassing zijn overeenkomstig deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten en de op haar geldende collectieve arbeidsovereenkomsten;
  e. de onderneming is (...) geen achterstallige belastingen, noch achterstallige bijdragen te innen (door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen) [2 , [7 noch achterstallen in de betaling van de door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) bij of krachtens deze wet teruggevorderde bedragen, noch achterstallen in de betaling van de door de diensten van de Regering bij of krachtens deze weet teruggevorderde bedragen]7 ]2 verschuldigd. [4 ...]4 [4 ...]4 <W 2006-12-27/32, art. 165, 004; Inwerkingtreding : 07-01-2007> <W 2008-06-08/30, art. 74, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  f. [8 de onderneming:
   1) moet niet in staat van faillissement verkeren;
   2) mag in de voorbije drie jaar niet verwikkeld geweest zijn in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting;]8
  g)[3 de onderneming heeft deelgenomen aan de door [6 de Diensten die de Regering aanwijst]6 georganiseerde informatiesessie over de dienstencheques]3 [6 en waarvan de inhoud wordt bepaalt en opgesteld door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling)"]6 ;
  [4 h. De onderneming verbindt zich ertoe te voldoen aan de verplichting van artikel 2bis, § 1, ten laatste op de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag;]4
  [8 i. de onderneming heeft noch rechtstreeks noch via tussenpersonen onder haar bestuurders, zaakvoerders, vertegenwoordigers of personen die bevoegd zijn de onderneming te binden, een persoon :
   1) wier burgerlijke en politieke rechten zijn ontnomen;
   2) die een verbod heeft gekregen om een bedrijf te exploiteren krachtens Boek XX, Titel IX van het Wetboek van economisch recht;
   3) die in de afgelopen vijf jaar verantwoordelijk is gehouden voor de verbintenissen of de schulden van een failliet verklaarde vennootschap of vereniging of waarvoor de rechter de kwijtschelding van de schulden niet uitgesproken heeft;
   4) die in de afgelopen vijf jaar veroordeeld werd voor elke overtreding begaan op fiscaal of sociaal vlak of op het gebied van de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van de activiteit van de erkende onderneming;
   5) die in de voorbije drie jaar verwikkeld is geweest in een faillissement, verlieslatende liquidatie of gelijkaardige verrichting;";
   6) die in de afgelopen drie jaar betrokken is geweest bij een bedrijf waarvan de vergunning is ingetrokken;
   7) die in de laatste tien jaar veroordeeld is wegens intimidatie of discriminerende praktijken;
   j. de onderneming neemt de in Boek VI van het Wetboek van economisch recht neergelegde regels ter bescherming van de consument ten opzichte van de gebruikers in acht;]8
  [9 k. vanaf het vierde kalenderjaar volgend op het jaar waarin de erkenning werd verleend, bedraagt de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd die is overeengekomen voor werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques en die tewerkgesteld zijn in een vestigingseenheid die gevestigd is in het Waalse Gewest van de erkende onderneming, minstens negentien uur, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten;
   l. de erkende onderneming biedt negen uur opleiding per jaar aan elke voltijds equivalente werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst dienstencheques en die werkzaam is in een vestigingseenheid in het Waals Gewest, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten;]9
  [8 m. de onderneming leeft de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, de Codex over het Welzijn op het Werk en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 van 30 maart 1999 betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk na, en is niet veroordeeld voor pesterijen of discriminerende praktijken.]8
  [10 n. het bedrijf leeft het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie na.]10
  [9 Voor de toepassing van lid 1, punt l., wordt onder opleiding verstaan, een beroepsopleiding die het mogelijk maakt vaardigheden te verwerven die verband houden met activiteiten op het gebied van dienstencheques, alsmede een beroepsopleiding die de beroepsmobiliteit van werknemers binnen of buiten de dienstenchequesector bevordert. Wanneer de werknemer deeltijds tewerkgesteld is, wordt het minimumaantal te organiseren opleidingsuren aangepast volgens de door de Regering vastgestelde procedures.]9
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen om erkend te worden.
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  Deze gemeenschaps- of gewestmodaliteiten moeten de bestaande bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten naleven.
  Van de erkende onderneming die niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van de vorige leden, kan de erkenning worden ingetrokken, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
  [7 De erkenning en de intrekking ervan gebeuren door de bevoegde overheid die de Regering aanwijst, na advies van een adviescommissie erkenningen ingesteld binnen de [8 "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie"" (Economische, sociale en milieuraad van Wallonië)]8, waarin eveneens de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. De Regering bepaalt de te volgen erkenningsprocedure, alsook de samenstelling en werkingsmodaliteiten van de adviescommissie erkenningen. De "Conseil économique et social de Wallonie" neemt het secretariaat van de adviescommissie erkenningen waar]7 ) <W 2003-12-22/42, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (In afwijking van de vorige leden kan de erkenning ambtshalve worden ingetrokken onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.) <W 2008-06-08/30, art. 74, 4°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  [6 § 3. Het bedrijf dat erkend is, hetzij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, verzoekt om zijn erkenning in het Waalse Gewest volgens de vereenvoudigde procedure vastgelegd door een samenwerkingsakkoord of door de Regering. Het bedrijf moet evenwel voldoen aan de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt of bij een samenwerkingsakkoord, het bedrijf ervan vrijstellen om aan te tonen dat aan deze verplichtingen wordt voldaan.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaald of bij een samenwerkingsakkoord, het bedrijf geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2bis.
   § 4. Het bedrijf dat zijn maatschappelijke zetel in het buitenland en binnen de Europese Economische Ruimte heeft en dat erkend is, hetzij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, verzoekt om zijn erkenning in het Waalse Gewest volgens de vereenvoudigde procedure vastgelegd door een samenwerkingsakkoord of door de Regering. Het bedrijf moet evenwel voldoen aan de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, het bedrijf ervan vrijstellen om aan te tonen dat aan deze verplichtingen wordt voldaan.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt of bij een samenwerkingsakkoord, het bedrijf geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2bis.
   § 5. Het bedrijf dat zijn maatschappelijke zetel in het buitenland en binnen de Europese Economische Ruimte heeft en dat niet erkend is hetzij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, moet, volgens de procedure bepaald door de Regering, aantonen dat het in zijn land voldoet aan voorwaarden die overeenkomen met deze bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2, en dit, zonder directe of indirecte discriminatie op basis van de Staat waaruit het bedrijf dat de erkenning aanvraagt afkomstig is.
   § 6. Het bedrijf dat zijn sociale zetel in het buitenland en buiten de Europese Economische Ruimte heeft, voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bepaald door dit decreet en moet, volgens de procedure bepaald door de Regering, aantonen dat het voldoet aan de voorwaarden bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2, en bewijst dat het hetzelfde type diensten presteert in zijn land van herkomst, en dit, zonder directe of indirecte discriminatie op basis van de Staat waaruit het bedrijf dat de erkenning aanvraagt afkomstig is.
   De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de paragrafen eerste, 3, 4, 5 en 6.]6
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 190 et 191, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 196>
  (2)<W 2009-12-30/02, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (3)<W 2011-07-04/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
  (4)<W 2012-06-22/02, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (5)<DWG 2016-04-28/08, art. 40,2°, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (6)<DWG 2016-04-28/08, art. 40,1°, 3°, 5°-6°, 8°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (7)<DWG 2016-04-28/08, art. 40,4° en 7°, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (8)<DWG 2021-12-09/15, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>
  (9)<DWG 2021-12-09/15, art. 1,5°,6°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (10)<DWG 2024-04-29/24, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 27-09-2024>

Art.2 TOEKOMSTIG RECHT.    (§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :) <W 2003-12-22/42, art. 66, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van [6 het Waalse Gewest]6 in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd;
  2°) [5 uitgiftebedrijf: bedrijf [8 dat door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) wordt aangewezen en]8 dat de dienstencheques uitgeeft;]5
  (3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard;
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen wat kan beschouwd worden als thuishulp van huishoudelijke aard.) <W 2003-12-22/42, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  4°) gebruikers : de natuurlijke personen die gebruik maken van de dienstencheque [6 die hun hoofdverblijfplaats in het Waalse Gewest hebben]6;
  5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;
  (6°) erkende onderneming : de onderneming die de in 3°) bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <W 2003-12-22/42, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  7° [1 ...]1;
  8° [1 ...]1.
  [1 Tweede lid en derde lid opgeheven]1.
  (§ 2. Teneinde de erkenning te bekomen bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet de onderneming cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden :
  a. de onderneming heeft, indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op basis van deze wet, in haar schoot een " sui generis afdeling ", die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van de dienstencheques. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat wordt bedoeld met een " sui generis afdeling ";
  b. [1 de onderneming verbindt er zich toe de bepalingen van artikel 7octies, eerste lid, van deze wet na te leven;]1;
  c. de onderneming verbindt er zich toe, voor [1 de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling [8 bij een bevoegde openbare dienst voor tewerkstelling in België ingeschreven zijn en, in voorkomend geval, aanspraak maken op]8 een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp]1, hen voorrang te geven tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
  d. de onderneming verbindt er zich toe de loons- en arbeidsvoorwaarden na te leven die op haar van toepassing zijn overeenkomstig deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten en de op haar geldende collectieve arbeidsovereenkomsten;
  e. de onderneming is (...) geen achterstallige belastingen, noch achterstallige bijdragen te innen (door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen) [2 , [7 noch achterstallen in de betaling van de door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) bij of krachtens deze wet teruggevorderde bedragen, noch achterstallen in de betaling van de door de diensten van de Regering bij of krachtens deze weet teruggevorderde bedragen]7 ]2 verschuldigd. [4 ...]4 [4 ...]4 <W 2006-12-27/32, art. 165, 004; Inwerkingtreding : 07-01-2007> <W 2008-06-08/30, art. 74, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  f. [8 de onderneming:
   1) moet niet in staat van faillissement verkeren;
   2) mag in de voorbije drie jaar niet verwikkeld geweest zijn in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting;]8
  g)[3 de onderneming [10 heeft één persoon die in de afgelopen vijf jaar]10 heeft deelgenomen aan de door [6 de Diensten die de Regering aanwijst]6 georganiseerde informatiesessie over de dienstencheques]3 [6 en waarvan de inhoud wordt bepaalt en opgesteld door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling)"]6 ;
  [4 h. De onderneming verbindt zich ertoe te voldoen aan de verplichting van artikel 2bis, § 1, ten laatste op de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag;]4
  [8 i. de onderneming heeft noch rechtstreeks noch via tussenpersonen onder haar bestuurders, zaakvoerders, vertegenwoordigers of personen die bevoegd zijn de onderneming te binden, een persoon :
   1) wier burgerlijke en politieke rechten zijn ontnomen;
   2) die een verbod heeft gekregen om een bedrijf te exploiteren krachtens Boek XX, Titel IX van het Wetboek van economisch recht;
   3) die in de afgelopen vijf jaar verantwoordelijk is gehouden voor de verbintenissen of de schulden van een failliet verklaarde vennootschap of vereniging of waarvoor de rechter de kwijtschelding van de schulden niet uitgesproken heeft;
   4) die in de afgelopen vijf jaar veroordeeld werd voor elke overtreding begaan op fiscaal of sociaal vlak of op het gebied van de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van de activiteit van de erkende onderneming;
   5) die in de voorbije drie jaar verwikkeld is geweest in een faillissement, verlieslatende liquidatie of gelijkaardige verrichting;";
   6) die in de afgelopen drie jaar betrokken is geweest bij een bedrijf waarvan de vergunning is ingetrokken;
   7) die in de laatste tien jaar veroordeeld is wegens intimidatie of discriminerende praktijken;
   j. de onderneming neemt de in Boek VI van het Wetboek van economisch recht neergelegde regels ter bescherming van de consument ten opzichte van de gebruikers in acht;]8
  [9 k. vanaf het vierde kalenderjaar volgend op het jaar waarin de erkenning werd verleend, bedraagt de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd die is overeengekomen voor werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques en die tewerkgesteld zijn in een vestigingseenheid die gevestigd is in het Waalse Gewest van de erkende onderneming, minstens negentien uur, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten;
   l. de erkende onderneming biedt negen uur opleiding per jaar aan elke voltijds equivalente werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst dienstencheques en die werkzaam is in een vestigingseenheid in het Waals Gewest, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten;]9
  [8 m. de onderneming leeft de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, de Codex over het Welzijn op het Werk en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 van 30 maart 1999 betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk na, en is niet veroordeeld voor pesterijen of discriminerende praktijken.]8
  [9 Voor de toepassing van lid 1, punt l., wordt onder opleiding verstaan, een beroepsopleiding die het mogelijk maakt vaardigheden te verwerven die verband houden met activiteiten op het gebied van dienstencheques, alsmede een beroepsopleiding die de beroepsmobiliteit van werknemers binnen of buiten de dienstenchequesector bevordert. Wanneer de werknemer deeltijds tewerkgesteld is, wordt het minimumaantal te organiseren opleidingsuren aangepast volgens de door de Regering vastgestelde procedures.]9
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen om erkend te worden.
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  Deze gemeenschaps- of gewestmodaliteiten moeten de bestaande bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten naleven.
  Van de erkende onderneming die niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van de vorige leden, kan de erkenning worden ingetrokken, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
  [7 De erkenning en de intrekking ervan gebeuren door de bevoegde overheid die de Regering aanwijst, na advies van een adviescommissie erkenningen ingesteld binnen de [8 "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie"" (Economische, sociale en milieuraad van Wallonië)]8, waarin eveneens de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. De Regering bepaalt de te volgen erkenningsprocedure, alsook de samenstelling en werkingsmodaliteiten van de adviescommissie erkenningen. De "Conseil économique et social de Wallonie" neemt het secretariaat van de adviescommissie erkenningen waar]7 ) <W 2003-12-22/42, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (In afwijking van de vorige leden kan de erkenning ambtshalve worden ingetrokken onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.) <W 2008-06-08/30, art. 74, 4°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  [6 § 3. Het bedrijf dat erkend is, hetzij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, verzoekt om zijn erkenning in het Waalse Gewest volgens de vereenvoudigde procedure vastgelegd door een samenwerkingsakkoord of door de Regering. Het bedrijf moet evenwel voldoen aan de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt of bij een samenwerkingsakkoord, het bedrijf ervan vrijstellen om aan te tonen dat aan deze verplichtingen wordt voldaan.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaald of bij een samenwerkingsakkoord, het bedrijf geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2bis.
   § 4. Het bedrijf dat zijn maatschappelijke zetel in het buitenland en binnen de Europese Economische Ruimte heeft en dat erkend is, hetzij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, verzoekt om zijn erkenning in het Waalse Gewest volgens de vereenvoudigde procedure vastgelegd door een samenwerkingsakkoord of door de Regering. Het bedrijf moet evenwel voldoen aan de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, het bedrijf ervan vrijstellen om aan te tonen dat aan deze verplichtingen wordt voldaan.
   De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt of bij een samenwerkingsakkoord, het bedrijf geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichtingen bepaald bij of krachtens artikel 2bis.
   § 5. Het bedrijf dat zijn maatschappelijke zetel in het buitenland en binnen de Europese Economische Ruimte heeft en dat niet erkend is hetzij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hetzij in het Vlaamse Gewest, moet, volgens de procedure bepaald door de Regering, aantonen dat het in zijn land voldoet aan voorwaarden die overeenkomen met deze bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2, en dit, zonder directe of indirecte discriminatie op basis van de Staat waaruit het bedrijf dat de erkenning aanvraagt afkomstig is.
   § 6. Het bedrijf dat zijn sociale zetel in het buitenland en buiten de Europese Economische Ruimte heeft, voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bepaald door dit decreet en moet, volgens de procedure bepaald door de Regering, aantonen dat het voldoet aan de voorwaarden bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2, en bewijst dat het hetzelfde type diensten presteert in zijn land van herkomst, en dit, zonder directe of indirecte discriminatie op basis van de Staat waaruit het bedrijf dat de erkenning aanvraagt afkomstig is.
   De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de paragrafen eerste, 3, 4, 5 en 6.]6

  (1)<W 2008-12-22/33, art. 190 et 191, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 196>
  (2)<W 2009-12-30/02, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (3)<W 2011-07-04/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
  (4)<W 2012-06-22/02, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (5)<DWG 2016-04-28/08, art. 40,2°, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (6)<DWG 2016-04-28/08, art. 40,1°, 3°, 5°-6°, 8°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (7)<DWG 2016-04-28/08, art. 40,4° en 7°, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (8)<DWG 2021-12-09/15, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>
  (9)<DWG 2021-12-09/15, art. 1,5°,6°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (10)<DWG 2021-12-09/15, art. 1,4°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art. 2bis.[1 § 1. De onderneming stort een borgsom van vijfentwintig duizend euro [2 aan de Diensten die de Regering aanwijst]2.
   De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de storting en de bestemming van de borgsom, alsook wat er met deze borgsom gebeurt in geval van faillissement.
   § 2. [3 Indien de onderneming niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, lid 1 tot en met lid 3, gaat de gewestelijke tegemoetkoming in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, gedeeltelijk verloren.]3
   In afwijking van het vorige lid [3 worden de nominale waarde van de dienstencheque en het volledige bedrag van de gewestelijke tegemoetkoming in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden]3 indien [2 Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi]2 oordeelt dat het een zware inbreuk betreft.
  [3 De Regering kan de diensten aanwijzen die de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregel toepassen wanneer de onderneming niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarde van artikel 2, paragraaf 2, lid 1, e.]3
   De [3 verloren]3 bedragen, bedoeld in de vorige leden, worden op een rekening van [2 "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi"]2 gestort.
   De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
   1° het bedrag van [2 de gewestelijke tegemoetkoming]2 in de kostprijs van de dienstencheque dat wordt ingehouden overeenkomstig het eerste lid;
   2° [3 de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot het verlies van de bedragen bedoeld in het eerste en het tweede lid, de storting en de bestemming ervan;]3
   3° wat wordt verstaan onder zware inbreuk.]1
  [3 § 3. Elk bedrag dat in het kader van deze wet moet worden terugbetaald of betaald aan de erkende onderneming, met inbegrip van de failliete erkende onderneming, kan zonder formaliteit door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) worden bestemd voor de delging van schulden van de erkende onderneming aan deze dienst.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012, met uitzondering van art. 2bis, § 2, die in werking treedt op 01-01-2013; zie ook W 2012-06-22/02, art. 9, L2>
  (2)<DWG 2016-04-28/08, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (3)<DWG 2021-12-09/15, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>

Art. 2ter.[1 In het geval van fusie of splitsing van ondernemingen, inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak, afstand van algemeenheid of bedrijfstak, bedoeld in boek XI van het Wetboek van vennootschappen, evenals in de gevallen bedoeld in de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, indien de bedrijvigheid die bestaat uit het verlenen van buurtwerken of -diensten bedoeld in artikel 2, § 1, 3°), van deze wet, in het Waalse Gewest voortgezet wordt door het bedrijf begunstigde van de overdracht van het geheel of een deel van het patrimonium van het erkende overdragende bedrijf, wordt de erkenning van het erkende bedrijf overgedragen aan het rechthebbend bedrijf.
   Het rechthebbend bedrijf dient, voor het behoud van de erkenning, het geheel van de erkenningsvoorwaarden bedoeld bij of krachtens deze wet na te leven, met uitzondering voor het rechthebbend bedrijf van een erkenning overgedragen vanaf een erkend overdragend bedrijf vóór 1 januari 2013, voorwaarden die bedoeld zijn bij of krachtens de artikelen 2, § 2, h), en 2bis, [2 § 1,]2 van de wet.
   Het rechthebbend bedrijf dient de Diensten die de Regering aanwijst in te lichten over de juridische hervorming.
   De Regering kan de nadere toepassingsregels van dit artikel vaststellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-04-28/08, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (2)<DWG 2021-12-09/15, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>

Art.3.Om prestaties van buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, overhandigt de gebruiker een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur aan een erkende onderneming.
  Voor de uitvoering van de buurtwerken of -diensten waarvoor de dienstencheques worden aangewend, neemt de erkende onderneming een [...] werknemer in dienst [...]. <W 2003-12-22/42, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2004-07-09/30, art. 273, 003; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  [1 De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels bepalen met betrekking tot de verplichting tot aanwerving van [2 niet-werkende werkzoekenden of deeltijds tewerkgestelde werkzoekenden]2 en leefloners.]1
  [Die werknemer mag geen bloed- of aanverwant tot in de tweede graad zijn van de gebruiker of een lid van het gezin van de gebruiker, noch dezelfde verblijfplaats hebben als de gebruiker.] <W 2003-12-22/42, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [2 De "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling)]2 betaalt, in naam en voor rekening van de gebruiker, als tegemoetkoming aan het uitgiftebedrijf een aanvullend bedrag per gepresteerd uur op grond van het aantal van de door dit bedrijf gevalideerde dienstencheques.
  De dienstencheques worden uitgegeven binnen de perken van de daartoe jaarlijks op de begroting ingeschreven kredieten.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het mechanisme dat garandeert dat het totale aantal uren het bedrag dat is vastgesteld voor het begrotingsjaar niet overschrijdt.
  Het uitgiftebedrijf maakt aan de erkende onderneming de waarde over van de dienstencheque vermeerderd met [het aanvullend bedrag bedoeld in het vierde lid]. <W 2003-12-22/42, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  ----------
  (1)<W 2011-12-28/01, art. 77, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DWG 2016-04-28/08, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>

Art. 3bis.[1 [3 De door de Regering aangewezen diensten kunnen de gebruiker verbieden dienstencheques te bestellen en te gebruiken gedurende een periode van één jaar indien de gebruiker opzettelijk :
   1° heeft deelgenomen aan een door de onderneming gepleegde inbreuk op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten of;
   2° een situatie heeft doen ontstaan waarin een werknemer die is tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst dienstencheques, tijdens de uitvoering van zijn werk wordt bedreigd of fysiek of psychisch wordt mishandeld;
   3° een samenstel van al dan niet soortgelijke gedragingen heeft aangenomen, die zich over een bepaalde tijdspanne voordoen, die tot doel of tot gevolg hebben dat de persoonlijkheid, de waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een werknemer in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques tijdens de uitvoering van zijn werk wordt aangetast, dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd en die zich met name uiten in eenzijdige woorden, intimidaties, handelingen, gebaren of geschriften. Dit gedrag kan verband houden met leeftijd, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, politieke overtuiging, vakbondsovertuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, of handicap, een lichamelijk of genetisch kenmerk, sociale afkomst, nationaliteit, vermeend ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, geslacht, seksuele geaardheid, genderidentiteit en -expressie of;
   4° zich schuldig heeft gemaakt aan ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques wordt aangetast of een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.]3
  [4 5° aan de erkende onderneming een discriminerend verzoek als bedoeld in artikel 3ter heeft gedaan. ]4
  [3 Dit verbod kan worden vernieuwd ten aanzien van een gebruiker die een van de in lid 1 genoemde handelingen heeft gepleegd, nadat hij reeds aan een dergelijk verbod onderworpen is geweest. In dit geval duurt de verbodsperiode, afhankelijk van de ernst van de feiten, tussen één en vijf jaar.]3
   In de gevallen, onder de voorwaarden en volgens de regelen vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan [2 de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling)]2 van de gebruiker die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming, haar aangestelde of lasthebber, de terugbetaling vorderen van de [2 gewestelijke]2 tegemoetkoming voor de ten onrechte ingediende cheques.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/03, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
  (2)<DWG 2016-04-28/08, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (3)<DWG 2021-12-09/15, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>
  (4)<DWG 2024-04-29/24, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 27-09-2024>

Art.3ter. [1 De erkende onderneming weigert elk discriminerend verzoek van een gebruiker. Een discriminerend verzoek wordt gedefinieerd als een verzoek dat, indien aanvaard, discriminatie creыert in de zin van het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, de Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, de Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen en de Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie overtreedt.
   Het erkende bedrijf meldt discriminerende verzoeken die het ontvangt van een gebruiker aan de inspecteurs bedoeld in het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen, door middel van het daartoe bestemde digitale formulier.. De erkende onderneming verstrekt alle relevante details over het discriminerende verzoek, waaronder de contactgegevens van de gebruiker, de aard van de vermeende discriminatie en alle andere informatie die het onderzoek kan vergemakkelijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-29/24, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 27-09-2024>


Art.4.De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
  1° de vorm van de dienstencheque, de nadere regels van de verwerving en het gebruik ervan;
  2° [2 de nominale waarde van de cheque die kan variëren in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
  [2 2bis° het aanvullend bedrag dat kan variëren teneinde de erkende ondernemingen ertoe aan te zetten om de stabiliteit en de kwaliteit van de werkgelegenheid van de dienstenchequewerknemers te bevorderen, in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
  [1 3° de voorwaarden en de nadere regels voor het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstencheques voor de laagste inkomens via de uitbouw van een stelsel van sociale dienstencheques. De uitgaven verbonden aan dit stelsel van sociale dienstencheques worden aangerekend op de begroting dienstencheques van [3 de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling)]3.]1
  [3 De Regering bepaalt ook de financieringsmodaliteiten van de dienstencheques volgens de middelen die jaarlijks beschikbaar zijn in de begroting van het Waalse Gewest. Met het oog op de financiering van de gewestelijke tegemoetkoming in de kost van de dienstencheques, wordt een jaarlijkse voorafname toegepast op de beschikbare middelen bij de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest. Het bedrag van deze voorafname is ingeschreven op de begroting van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" die het uitgiftebedrijf betaalt.]3
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 06-07-2009>
  (2)<W 2012-06-22/02, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2014>
  (3)<DWG 2016-04-28/08, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>

Art. 4bis.[1 De Koning bepaalt de nadere regels die de opvolging van de financiële situatie van de sector en de erkende ondernemingen verzekeren. Hij bepaalt tevens de voorwaarden waaraan de erkende ondernemingen moeten voldoen om deze opvolging mogelijk te maken en de eventuele gegevens die de erkende ondernemingen daartoe moeten meedelen aan [2 de Diensten die de Regering aanwijst]2 .]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (2)<DWG 2016-04-28/08, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>

Art. 4ter. [1 De Koning kan een " kwaliteitshandvest " voor de dienstencheques-ondernemingen vaststellen evenals de verplichte bepalingen die hierin moeten vermeld worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>

Art.5. Artikel 66, § 1. van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, kan de Koning het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met de kostprijs van de dienstencheques. "

Art.6.[2 De gebruiker en de erkende onderneming sluiten een overeenkomst, die schriftelijk wordt vastgelegd. Deze overeenkomst moet ten minste de volgende informatie bevatten:
   1° de toegestane taken;
   2° een herinnering aan het verbod van discriminatie en intimidatie bij de uitvoering van de overeenkomst;
   3° de voorwaarden volgens dewelke een geplande prestatie wordt geannuleerd;
   4° de wijze waarop de erkende onderneming de schade zal herstellen die bij de uitvoering van de overeenkomst aan zaken of personen wordt toegebracht;
   5° indien de gebruiker uitrusting of producten ter beschikking stelt, de verplichte kenmerken van de uitrusting of producten;
   6° wanneer de activiteiten worden uitgevoerd in de woonplaats van de gebruiker, de modaliteiten volgens welke de erkende onderneming de woning van de gebruiker kan bezoeken om het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden te verzekeren.]2
  [2 Wanneer de in lid 1 bedoelde overeenkomst voorziet in de mogelijkheid de activiteiten uit te voeren in de woonplaats van de gebruiker, begeleidt de erkende onderneming de werknemer naar de plaats van uitvoering vóór de eerste uitvoering van de werkzaamheden of de buurtdienst, teneinde het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden te verzekeren.]2
  De overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt, is van rechtswege ontbonden :
  1°) wanneer de onderneming haar erkenning verliest;
  2°) wanneer er geen dienstencheques meer worden uitgegeven en de gebruiker er geen meer bezit.
  [1 De Koning kan [2 de minimale vermeldingen aanvullen]2 die in de overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt moeten vermeld worden, evenals het model van deze overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<W 2009-12-30/02, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (2)<DWG 2021-12-09/15, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>

Art.7.[4 De "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling)]4 treedt van rechtswege in de plaats van de gebruiker ten belope van het aan het uitgiftebedrijf gestorte (aanvullend) bedrag. <W 2003-12-22/42, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De Koning wijst de instellingen aan belast met de (uitvoering) [3 ...]3 van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. [2 Hij bepaalt eveneens de voorwaarden en de nadere regels betreffende de teruggave van de ten onrechte toegekende [4 gewestelijke tegemoetkoming]4 in de kostprijs van de dienstencheque en van het ten onrechte toegekende bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque.]2 <W 2003-12-22/42, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [3 Onverminderd de maatregelen bedoeld in het vorige lid en in de artikelen 2, § 2, vierde tot zesde lid, en 3bis van deze wet, worden de inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   [4 ...]4 ]3
  ----------
  (2)<W 2011-07-04/03, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011 ; zie ook art. 13>
  (3)<W 2012-06-22/02, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
  (4)<DWG 2016-04-28/08, art. 47, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>

Art. 7/1.[1 Met uitzondering van de bepalingen bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 2, wordt, onverminderd de maatregelen bedoeld in de artikelen 2, § 2, leden 4 tot 6, en 3bis, de controle op de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsmaatregelen uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.
   De erkende ondernemingen die gecontroleerd worden zoals beoogd in lid 1, kunnen gecontroleerd worden volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-28/25, art. 118, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art.7/2. [1 De erkende onderneming die niet slaagt voor een situatietest, wordt verondersteld discriminatie te hebben toegepast in zijn werkactiviteiten of buurtdiensten.
   Het gaat om de situatietest bedoeld in artikel 10/1 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen betreffende economisch beleid, werkgelegenheidsbeleid en wetenschappelijk onderzoek, evenals de invoering van administratieve geldboetes in geval van overtreding van bedoelde wetgevingen en reglementeringen, in artikel 10/1 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen of artikel 42/1 van het Sociaal Strafwetboek. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-29/24, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 27-09-2024>


Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques.
Art. 7bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder de arbeidsovereenkomst dienstencheques, de arbeidsovereenkomst waarbij een werknemer zich verbindt om onder gezag van een werkgever, erkend in het kader van dit hoofdstuk en tegen loon arbeidsprestaties te verrichten die recht geven op de toekenning van een dienstencheque.

Art. 7ter. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst dienstencheques wordt geregeld door de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten behalve voor wat betreft de bijzondere bepalingen die in deze wet worden voorzien.

Art. 7quater. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De bedoeling een arbeidsovereenkomst dienstencheques te sluiten moet, voor iedere werknemer afzonderlijk, door beide partijen schriftelijk worden vastgelegd uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer voor de eerste maal prestaties levert voor de erkende onderneming onder het stelsel van de dienstencheques.
  De arbeidsovereenkomst dienstencheques moet voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt.

Art. 7quinquies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst voor dienstencheques bevat ten minste volgende specifieke vermeldingen :
  1° de identiteit van de partijen;
  2° het erkenningsnummer dat de werkgever werd toegekend in het kader van dit hoofdstuk;
  3° de datum waarop de uitvoering van de overeenkomst wordt aangevat;
  4° de einddatum van de overeenkomst zo zij voor een bepaalde tijd wordt gesloten;
  5° de arbeidsduur en het werkrooster; indien de overeenkomst voor een onbepaalde tijd is gesloten bepaalt de overeenkomst hoe en binnen welke termijn de werknemer over zijn werkrooster wordt geïnformeerd; bij ontstentenis van een bepaling in de overeenkomst voor een onbepaalde tijd moet de uurregeling ten minste zeven dagen vooraf ter kennis van de werknemer worden gebracht.

Art. 7sexies.
  <Opgeheven bij W 2008-12-22/33, art. 192, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 7septies.[1 Het sluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd heeft niet het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot gevolg gedurende een periode van drie maanden te rekenen vanaf de dag van de eerste voorafgaandelijke aangifte van tewerkstelling van de arbeidsovereenkomst dienstencheques bij dezelfde werkgever.
   Tijdens de periode van drie maanden als bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste één derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Tijdens dezelfde periode van drie maanden kan er nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
   Indien na het verstrijken van de voormelde periode van drie maanden, prestaties worden geleverd ten gunste van de werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst dienstencheques, zijn de partijen verbonden door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 193, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>

Art. 7octies.[1 Vanaf de eerste werkdag van de vierde maand te rekenen vanaf de eerste voorafgaandelijke verklaring van tewerkstelling bij dezelfde werkgever, stellen de partijen het arbeidsregime vast dat van toepassing is op de voor onbepaalde duur gesloten overeenkomst. Deze overeenkomst kan worden gesloten voor voltijdse arbeid of voor deeltijdse arbeid overeenkomstig artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Er kan nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
   Er kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De minimale wekelijkse arbeidsduur mag niet lager liggen dan de grens bepaald door de Koning.
   Voor de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques die tijdens hun tewerkstelling recht hebben op een werkloosheidsuitkering, op leefloon of op financiële sociale hulp, mag de arbeidsduur in geen geval lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van toepassing op een voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De Koning bepaalt de minimale wekelijkse arbeidsduur van de arbeidsovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 194, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>

Art. 7nonies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De Koning bepaalt de bijzondere modaliteiten van de reglementering inzake veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk die van toepassing zijn bij de uitvoering van een arbeidsovereenkomst dienstencheques.

Art. 7decies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité, opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, worden de loons- en arbeidsvoorwaarden bepaald door de Koning op basis van de bepalingen van toepassing op de werknemers die ressorteren onder het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
  Op advies van de Nationale Arbeidsraad kan een andere referentie van toepassing zijn.
  Deze door de koning vastgestelde loon- en arbeidsvoorwaarden houden op van toepassing te zijn vanaf de inwerkingtreding van specifieke reglementaire en conventionele bepalingen voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Art.8. Het opschrift van onderafdeling 2quater van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld als volgt : " en voor prestaties betaald met dienstencheques. ".

Art.9. In artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : " of op de uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties betaald met dienstencheques. ";
  2°) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : " of met de nominale waarde van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. "

Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 9bis.[1 § 1. De erkende onderneming kan bij de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" de gedeeltelijke terugbetaling verkrijgen van de opleidingskosten van de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
   De Waalse Regering bepaalt de criteria, de voorwaarden en de nadere regels betreffende de aanvraag en de toekenning van deze gedeeltelijke terugbetaling.
   § 2. Met het oog op de financiering van de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in paragraaf 1, wordt een jaarlijkse voorafname toegepast op de beschikbare middelen bij de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest.
   Het bedrag bedoeld in het vorig lid is ingeschreven op de begroting van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" die het erkend bedrijf zal terugbetalen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-04-28/08, art. 49, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>

Hoofdstuk III. - Evaluatie.
Art.10.<W 2003-12-22/42, art. 79, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Vanaf het jaar 2005 wordt aangaande het stelsel van de dienstencheques door de minister bevoegd voor de Werkgelegenheid een jaarlijks evaluatieverslag opgemaakt, uiterlijk in de maand (juni). Dit evaluatieverslag wordt overgemaakt [2 aan de Regering en aan het Parlement]2. <W 2008-06-08/30, art. 75, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  Dit evaluatieverslag zal inzonderheid betrekking hebben op :
  - het werkgelegenheidseffect van de maatregel;
  - [2 ...]2 ;
  [1 ...]1 ;
  - de toepasselijke loons- en arbeidsvoorwaarden;
  [3 - het gendercriterium.]3
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 195, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DWG 2016-04-28/08, art. 50, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (3)<DWG 2021-12-09/15, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>

Hoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen.
Art. 10bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De fiscale behandeling verbonden aan de dienstencheques bedoeld in hoofdstuk II, kan voor andere activiteiten dan thuishulp van huishoudelijke aard slechts toegekend worden indien cumulatief de volgende voorwaarden vervuld zijn :
  1° het gaat om banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap worden geselecteerd als activiteiten die kunnen vergoed worden met een dienstencheque;
  2° de gebruikers zijn natuurlijke personen;
  3° de activiteiten worden uitgevoerd door een onderneming die daartoe erkend is door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap;
  4° het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap moet in zijn erkenningsvoorwaarden inschrijven dat de erkende onderneming ten aanzien van zijn werknemers voor wat betreft het soort arbeidsovereenkomst en de minimale arbeidsregeling minstens dezelfde garanties biedt als voorzien in Hoofdstuk II, Afdeling 2, en dat de erkenning kan worden ingetrokken indien niet voldaan is aan deze garanties;
  5° aan de gebruiker wordt de kwaliteit en de veiligheid van deze diensten gegarandeerd;
  6° hierover heeft het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap een bilateraal samenwerkingsakkoord gesloten met de federale overheid.

Hoofdstuk IV/1. [1 Strafbepalingen en administratieve geldboetes]1   ----------   (1)
Art. 10ter.[1 § 1. Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet:
   1° in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoert die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
   2° dienstencheques aanneemt ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;
   3° meer dienstencheques voor betaling aanvaardt en overzendt aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
  [3 4° buurtwerken of -diensten levert zonder hiertoe erkend te zijn;]3
   § 2. Wordt bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet:
   1° dienstencheques van de gebruiker aanvaardt als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;
   2° buurtwerken of -diensten laat uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van deze buurtwerken of -diensten;
   3° de registratie van de dienstenchequeactiviteiten niet op dergelijke wijze organiseert dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;
   4° [2 ...]2
   5° een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op grond van de wet en in haar schoot geen " sui generis afdeling " heeft die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, a);
   6° werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming laat uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
   7° een ander dan het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard laat betalen met dienstencheques.]1
  [2 § 3. Wordt bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet:
   1° de gebruiker heeft vertegenwoordigd voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, of van artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of de werknemer vertegenwoordigt om de dienstencheques te ondertekenen;
   2° niet voorrang heeft gegeven aan werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling zijn ingeschreven bij een bevoegde openbare dienst voor tewerkstelling in België en die al dan niet, in voorkomend geval, aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp, voor het bekomen van een voltijdse dienstbetrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij, met deze enige dan wel bijkomende dienstbetrekking, een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken;";
   3° de identificatiecodes van de gebruiker hield.]2
  [3 4° de dienstencheques, gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief werden geleverd, met het oog op de terugbetaling niet aan de uitgevende instelling heeft overgemaakt.]3
  ----------
  (1)<DWG 2016-04-28/08, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (2)<DWG 2021-12-09/15, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>
  (3)<DWG 2024-04-29/24, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 27-09-2024>

Art. 10quater.[1 § 1. Wordt bestraft met een administratieve geldboete van 50 tot 200 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet en haar uitvoeringsmaatregelen, de bij of krachtens artikel 2, § 2, eerste lid, k. of l. opgelegde verplichting niet heeft nagekomen.
   De administratieve geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal niet-georganiseerde opleidingsuren en het aantal betrokken werknemers.
   § 2. Er wordt een administratieve geldboete van 10 tot 20 euro opgelegd aan een erkende onderneming die de in artikel 6, eerste lid, neergelegde verplichting niet heeft nageleefd.
   De administratieve geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal overeenkomsten dat niet schriftelijk is vastgelegd.
   § 3. Er wordt een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro opgelegd aan een erkende onderneming die onjuiste informatie verstrekt in verband met verzoeken om gedeeltelijke terugbetaling van opleidingskosten.
   § 4. Er wordt een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro opgelegd aan de erkende onderneming die:
   1° per jaar en per inrichtingseenheid van de erkende onderneming geen zestig procent van de nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques in dienst heeft genomen die op het ogenblik van hun indienstneming werkloos of deeltijds werkzoekend zijn of recht hebben op het leefloon, indien zij niet door de door de Regering aangewezen diensten van deze verplichting is vrijgesteld;
   2° geen persoon heeft die in de voorbije [2 twee]2 jaar heeft deelgenomen aan de informatiesessie over de dienstencheques, georganiseerd door de door de Regering aangewezen diensten en waarvan de inhoud wordt bepaald en opgesteld door de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi";
   3° niet in overeenstemming is met de regel bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, i..;
   4° niet heeft gecontroleerd of de prestaties betreffende de activiteiten van begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit uitsluitend worden verleend ten behoeve van de gebruikers bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques.]1
  [2 § 5. Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, zijn aangestelde of zijn lasthebber die in strijd met artikel 3 ter, lid 2, heeft nagelaten een discriminerende toepassing te melden, wordt gestraft met een administratieve boete tussen 50 en 500 euro. ]2
  ----------
  (1)<DWG 2021-12-09/15, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>
  (2)<DWG 2024-04-29/24, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 27-09-2024>

Art. 10quinquies.[1 § 1. Worden bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro, de gebruiker en de werknemer die, in strijd met de wet, wetens en willens hebben deelgenomen aan een in artikel 10ter [2 , § § 1 en 2]2 bedoelde inbreuk gepleegd door een werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber.
   § 2. Worden bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, de gebruiker en de werknemer die, in strijd met de wet, wetens en willens hebben deelgenomen aan een in [2 artikel 10ter, § 3,]2 bedoelde inbreuk gepleegd door een werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-04-28/08, art. 53, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (2)<DWG 2021-12-09/15, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>

Art. 10sexies.[1 Voor de in de artikelen 10ter en 10quater [3 , § 2,]3 bedoelde inbreuken wordt de [3 ...]3 geldboete vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken werknemers. De vermenigvuldigde [3 ...]3 geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-04-28/08, art. 54, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (2)<DWG 2019-02-28/25, art. 121, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (3)<DWG 2021-12-09/15, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>

Art. 10septies.[1 De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij de artikelen 10ter, 10quater en 10quinquies.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-28/25, art. 122, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art. 10septies/1.[1 In geval van herhaling binnen vijf jaar kan de maximale [2 strafrechtelijke]2 straf, vermeld in artikel 10ter tot en met 10sexies, op het dubbele van het maximum worden gebracht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-04-28/08, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (2)<DWG 2019-02-28/25, art. 123, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art. 10septies/2.[1 Personen die strafrechtelijk of met administratieve geldboetes zijn veroordeeld als daders van of medeplichtigen van de in artikel 10ter of 10quater bedoelde inbreuken, worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de volledige betaling van de interventie en het bedrag van de aankoopprijs van de dienstencheque die ten onrechte aan de erkende onderneming zijn toegekend.
   Personen die beschuldigd worden als daders of medeplichtigen van in artikel 10ter of 10quater bedoelde inbreuken zijn eveneens gehouden tot betaling van het volledige bedrag van de interventie en de aankoopprijs van de dienstencheque die ten onrechte aan de erkende onderneming is toegekend, wanneer de feiten die aan de preventie ten grondslag liggen, bewezen zijn verklaard en zij voordeel halen uit :
   1° een schorsing van de uitspraak van de straf of een uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen, zoals bepaald door de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie;
   2° een veroordeling door eenvoudige verklaring van schuld, zoals bepaald in artikel 21ter van de inleidende titel van het Wetboek van Strafvordering;
   3° de procedure voor veroordeling door eenvoudige verklaring van schuld, zoals bepaald in artikel 216 van de inleidende titel van het Wetboek van Strafvordering;
   4° de verjaring van de strafvordering.
   Natuurlijke en rechtspersonen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor geldboeten en kosten die voortvloeien uit veroordelingen die krachtens de artikelen 10ter tot en met 10septies/1 zijn uitgesproken tegen hun werknemers of hun bestuurders, directeuren of vereffenaars in de uitoefening van hun functie, hetzij in rechte hetzij in feite.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-12-09/15, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 03-01-2022>

Art. 10septies/3. [1 Onrechtmatig ontvangen bedragen worden ambtshalve teruggevorderd.
   De Regering kan nadere regels vaststellen voor de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen bedragen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-04-28/08, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>


Art. 10septies/4.[1 [2 Voor de strafrechtelijke straffen zijn alle bepalingen]2 van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, [2 ...]2 van toepassing op de bij deze wet vastgestelde overtredingen. In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek niet van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-04-28/08, art. 58, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>
  (2)<DWG 2019-02-28/25, art. 124, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Hoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen [2 ...]2 ]1   ----------   (1)   (2)
Art. 10octies.[1 Tegen de beslissingen die door [2 de Diensten die de Regering aanwijst en door de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi"]2 zijn genomen tot uitvoering van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten kan een beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank bevoegd voor het rechtsgebied waar de onderneming haar maatschappelijke zetel heeft.
   Dit beroep moet, op straffe van verval, binnen drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, of bij gebrek aan kennisgeving, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene er kennis van heeft gekregen, door middel van een verzoekschrift ingediend worden bij de bevoegde arbeidsrechtbank.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/04, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 19-07-2011>
  (2)<DWG 2016-04-28/08, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2016 (overgangsmaatregelen art. 77, L2)>

Hoofdstuk V. Inwerkingtreding.
Art. 11. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.