Details





Titel:

24 MEI 1995. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de regelen betreffende de werking en het beheer van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-09-1995 en tekstbijwerking tot 19-08-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1/1, 1/2, 1/3, 1/4, 1/6, 2-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het Fonds : het Vlaams Fonds voor de Lastendelging, bedoeld in artikel 53 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995;
  2° (de directeur-generaal : het hoofd van het departement Financiën en Begroting;) <BVR 2006-06-23/32, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  3° de Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor Financiën en Begroting;
  [1 4° hoofdsom : het bedrag van de schuld zonder kosten, vergoedingen, interesten en boeten. [2 In geval van samenvoeging van schadedossiers wordt dat bedrag bepaald per afzonderlijk dossier.]2 In geval van een dading, kwijtschelding of gerechtelijke uitspraak betreft dit het herleide oorspronkelijke bedrag van de schuld zonder kosten, vergoedingen, interesten en boeten;
   5° schadedossier : een geschil waarbij een partij werd gedagvaard, of waarbij een verzoekschrift overeenkomstig artikel 1027 of 1034quinquies van het Gerechtelijk Wetboek naar de griffie werd toegezonden of ter griffie werd neergelegd.]1
  § 2 (1° [3 Met uitzondering van de schadedossiers die in hoofdsom 200.000 euro of minder bedragen, kunnen de lasten, vermeld in artikel 53, § 2, tweede lid, 1° en 2°, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, op het Fonds worden aangerekend binnen de volgende grenzen :]3
  a. [4 van de hoofdsom wordt 50 % ten laste gelegd van het Fonds;]4
  b. [5 van de verwijlintresten, verschuldigd tot en met 30 juni 2014, wordt 50 % ten laste gelegd van het Fonds. De verwijlintresten, vervallen vanaf 1 juli 2014, kunnen niet ten laste gelegd worden van het Fonds, uitgezonderd de gevallen vermeld in dit besluit.]5
  2° [10 De lasten als gevolg van een algemene ramp, als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 3 juni 2016 betreffende de tegemoetkoming voor schade, aangericht door algemene rampen in het Vlaamse Gewest, kunnen volledig op het Fonds worden aangerekend;]10
  [9 2° /1. De lasten als gevolg van een landbouwramp, als vermeld in artikel 2, § 1, 2°, van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, en door de Vlaamse Regering als zodanig erkend conform artikel 2, § 2, van de voormelde wet en dit uiterlijk op 1 september 2019, kunnen volledig op het Fonds worden aangerekend;]9
  [11 2° /2. De lasten als gevolg van een ramp, als vermeld in artikel 2, 1° van het decreet van 5 april 2019 houdende de tegemoetkoming in de schade die aangericht is door rampen in het Vlaamse Gewest;]11
  [11 2° /3. De subsidie, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2019 betreffende de premiesubsidie voor een brede weersverzekering in de landbouwsector, kan op het Fonds worden aangerekend;]11
  3° In afwijking van punt 1° worden de verplichtingen die verbonden zijn aan geschillen, ontstaan voor 1 januari 1989 met betrekking tot schoolgebouwen die voor die datum beheerd werden door het Gebouwenfonds voor de Rijksscholen en op die datum overgedragen werden door de federale staat, volledig aangerekend op het Fonds. Deze bepaling geldt niet voor de verplichtingen die al vereffend werden voor 31 december 1998;
  4° Uitgaven die voortvloeien uit een bewarend beslag, kunnen ten laste worden genomen van het Fonds. Als het bewarend beslag omgezet wordt in een uitvoerend beslag, worden die uitgaven ten laste van het Fonds, met behoud van de toepassing van punt 1° en 2°, in principe volledig terugbetaald door de entiteiten, bevoegd voor het dossier ten gronde waaruit de vordering voortvloeit, of volledig gecompenseerd op de kredieten van de entiteiten, bevoegd voor het dossier ten gronde waaruit de vordering voortvloeit, uiterlijk bij de opmaak van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap van het daaropvolgende jaar. Als het bewarend beslag opgeheven wordt en het geblokkeerde bedrag van het beslag vrijgegeven wordt, wordt het volledige bedrag meteen teruggestort op de rekening van het Fonds. Het openstaande saldo van die uitgave van het Fonds bedraagt, rekening houdend met de uitgevoerde terugbetalingen van de geblokkeerde, aparte rekening en de uitgevoerde terugbetalingen door de betrokken entiteiten, bevoegd voor het dossier ten gronde waaruit de vordering voortvloeit, maximaal 5 miljoen euro;
  5° Als bij een uitvoerend beslag de beschikbare begrotingskredieten van de entiteit, bevoegd voor het dossier ten gronde waaruit de vordering voortvloeit, in het lopende begrotingsjaar ontoereikend zijn ter compensatie van de ordonnancering, uitgevoerd met toepassing van artikel 10bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, wordt het saldo van de uitgaven ten laste genomen van het Fonds. Het saldo van de uitgaven van het Fonds wordt, met behoud van de toepassing van punt 1° en 2°, in principe volledig gecompenseerd op de kredieten van de entiteit, bevoegd voor het dossier ten gronde waaruit de vordering voortvloeit, uiterlijk bij de opmaak van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap van het daaropvolgende jaar. Het openstaande saldo van die uitgave van het Fonds bedraagt, rekening houdend met de uitgaven en terugbetalingen, vermeld in punt 5°, en met de uitgevoerde compensaties op de kredieten van de betrokken entiteiten, bevoegd voor het dossier ten gronde waaruit de vordering voortvloeit, maximaal 5 miljoen euro;)
  [12 6° In afwijking van punt 1° worden schadevergoedingen die binnen het kader van het Indemniteitsdecreet van 21 januari 2022 door de Vlaamse Gemeenschap verschuldigd zijn, volledig aangerekend op het Fonds.]12 <BVR 2007-06-15/37, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2006>
  ----------
  (1)<BVR 2012-01-27/07, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<BVR 2012-12-21/05, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<BVR 2012-12-21/05, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<BVR 2013-12-20/33, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (5)<BVR 2015-12-11/29, art. 1,1°, 010; Inwerkingtreding : 05-02-2016>
  (6)<BVR 2015-12-11/29, art. 1,2°, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (7)<BVR 2016-12-23/72, art. 34, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (8)<BVR 2017-12-22/46, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (9)<BVR 2018-10-26/02, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 17-11-2018>
  (10)<BVR 2018-12-21/A5, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 10-03-2019>
  (11)<BVR 2020-10-30/10, art. 39, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (12)<BVR 2022-07-08/09, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art. 1/1.[1 De leidende ambtenaren van de departementen, van verzelfstandigde agentschappen en van de Vlaamse publiekrechtelijke rechtspersonen, delen alle schadedossiers mee aan het Fonds zodra de last van een schadedossier, inclusief de reeds verschuldigde verwijlinteresten, 500.000 euro of meer bedraagt en deze mogelijk zal aangerekend worden op het Fonds, of waarvoor de tussenkomst van het Fonds in de toekomst zal gevraagd worden.
  [2 Die mededeling wordt jaarlijks gedaan, uiterlijk op 1 januari van het jaar waarin de tegemoetkoming van het Fonds zal worden gevraagd.]2
   De directeur-generaal van het Fonds houdt rekening met deze schadedossiers bij het ontwerp van begrotingsvoorstel van het Fonds.
   De inventaris wordt ten minste éénmaal per jaar geactualiseerd en medegedeeld aan de Vlaamse Regering.
   De Vlaamse minister kan de inhoud van de gegevens, die in de inventaris dienen opgenomen te worden, verder bepalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2012-01-27/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<BVR 2013-12-20/33, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 1/2. [1 De Vlaamse minister kan beslissen de schadedossiers die op de inventaris voorkomen, te onderwerpen aan de analyse van een tweede onafhankelijk advocatenkantoor dat met het oog op deze opdracht op een lijst werd opgenomen. De leidende ambtenaren van de in artikel 1/1 vermelde entiteiten zijn in dat geval verplicht hieraan hun medewerking te verlenen.
   In het geval in de analyse van het tweede advocatenkantoor een andere behandeling van het schadedossier, een dading of een kantonnering van de schuldvordering of een gedeelte ervan, wordt voorgesteld, zal de Vlaamse minister dit schadedossier ter beslissing aan de Vlaamse Regering voorleggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2012-01-27/07, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art. 1/3.[1 [2 Met uitzondering van de schadedossiers die in hoofdsom 200.000 euro of minder bedragen, kan een schadedossier dat niet op de inventaris, vermeld in artikel 1/1 van dit besluit, voorkomt, of dat wél op de inventaris voorkomt maar conform artikel 1/1 van dit besluit laattijdig gemeld werd, als last van het verleden als vermeld in artikel 53, § 2, tweede lid, 2°, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, worden aangeduid, met het oog op de tussenkomst van het Fonds, binnen de volgende grenzen :]2
   a. [3 van de hoofdsom wordt 50 % ten laste gelegd van het Fonds;]3
   b. [4 an de verwijlintresten, verschuldigd tot en met 30 juni 2014, wordt 10 % ten laste gelegd van het Fonds. De verwijlintresten, vervallen vanaf 1 juli 2014, kunnen niet ten laste worden gelegd van het Fonds, uitgezonderd de gevallen vermeld in dit besluit.]4 ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2012-01-27/07, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<BVR 2012-12-21/05, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<BVR 2013-12-20/33, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<BVR 2015-12-11/29, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 05-02-2016>

Art. 1/4. [1 Het Fonds kan desgewenst de schuldvordering, of een gedeelte ervan, kantonneren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2012-01-27/07, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art. 1/6.[1 Het Fonds kan prefinancieren bij hoogdringendheid of tekort aan budget bij de beleidsdomeinen. De terugbetaling door de beleidsdomeinen dient te gebeuren uiterlijk bij de volgende begrotingsronde.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-11/29, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 05-02-2016>

Art.2. (Het hoofd van het Departement Financiën en Begroting), wordt overdracht van bevoegdheid verleend om, namens de Vlaamse regering, nota's, ambtsberichten, briefwisseling en documenten met betrekking tot het dagelijks beheer en de organisatie van het Fonds te ondertekenen. Hij voert hierbij de titel van directeur-generaal van het Fonds. Hij verzekert de dagelijkse werking van het Fonds. Hij wordt daarbij gemachtigd deze bevoegdheid geheel of gedeeltelijk over te dragen aan onder zijn gezag geplaatste ambtenaren van niveau A, mits mededeling daarvan aan de Vlaamse minister indien de periode van de dit artikel bedoelde Overdracht korter is dan eenendertig dagen, of mits voorafgaande machtiging door de Vlaamse minister indien die periode langer is dan dertig dagen. <BVR 2006-06-23/32, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Art.3. De directeur-generaal wordt namens de Vlaamse regering gemachtigd binnen de perken van zijn bevoegdheden :
  1. alle goedkeuringen te verlenen en stukken te ondertekenen die voor de uitvoering van de taak van het Fonds vereist zijn conform artikel 53, § 2 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995;
  2. met betrekking tot de middelen bedoeld in artikel 53 § 4 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 goedkeuringen te verlenen en stukken te ondertekenen die voor de afhandeling van de dossier vereist zijn.

Art.4. Driemaandelijks brengt de directeur-generaal verslag uit over de aanwending van de krachtens dit besluit verleende machtigingen, van de binnen de perken van artikel 3 gedane vastleggingen en betalingen alsook van de ontvangsten.

Art.5. (Het hoofd van het Departement Financiën en Begroting) beslist welke personeelsleden, uitrusting en installaties (van dit departement) ter beschikking worden gesteld van het Fonds. <BVR 2006-06-23/32, art. 17 en 18, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Art.6. Het Fonds maakt jaarlijks een begroting op volgens de richtlijnen verstrekt door de Vlaamse regering. Binnen het fonds wordt een opsplitsing gemaakt van de uitgaven, naargelang het handelt over verplichtingen ontstaan vóór 1 januari 1989 en na deze datum.
  De comptabiliteit wordt gevoerd volgens het stelsel van het beheer.

Art.7. De jaarlijkse uitvoeringsrekening op de begroting van het Fonds dient uiterlijk tegen 30 april van het volgend jaar door de directeur-generaal te worden voorgelegd aan de Vlaamse minister.

Art.8. De bepalingen van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, samengeordend op 17 juli 1991, die betrekking hebben op de controle van de vastlegging van de uitgaven, zijn eveneens van toepassing op het Fonds.

Art.9. De algemene en bijzondere regels betreffende :
  1. de vorm en inhoud van de begroting;
  2. de comptabiliteit;
  3. de overlegging van de rekeningen;
  4. de periodieke toestandsopgaven en verslagen,
  worden vastgesteld overeenkomstig de regelen van het koninklijk besluit van 7 april 1954 houdende algemeen reglement op de begroting en de comptabiliteit van de bij de wet van 16 maart 1954 bedoelde instellingen van openbaar nut.

Art.10. De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige van het Fonds, aangewezen door de Vlaamse minister, is belast met
  1. het behandelen en bewaren van de gelden en waarden;
  2. het opstellen en bewaren van de in artikel 9 bedeelde bescheiden.

Art.11. Het Rekenhof en de betrokken ambtenaar ontvangen voor kennisgeving een eensluidend afschrift van dit besluit.

Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995.

Art. 13. De Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.