Artikels:
HOOFDSTUK I. - Economie.
Afdeling 1. - GIMVINDUS.
Artikel 1. In afwijking van artikel 1, d) van de wet van 23 augustus 1948 wordt de financiële som toegekend aan de hiernavermelde ondernemingen, in uitvoering van de beslissingen van de Vlaamse Executieve van 22 november 1989 en 19 december 1960, niet teruggevorderd.
ABC-groep | 69.106.355 |
AHLERS-groep | 24.470.478 |
CMB-groep | 162.283.898 |
EXMAR-groep | 116.219.725 |
NV Fina Marine | 21.384.492 |
NV Friary Ocean Surveyor | 823.038 |
NV Gasdam Bel - NV Gasdam Nor | 5.174.245 |
NV Offshore Europe | 8.019.184 |
NV Sea River Line | 1.029.463 |
NV Stevedoring and transport | 2.673.061 |
PVBA Flamar - PVBA Flanders Navigation | 5.346.123 |
UBEM-groep | 83.469.938 |
TOTAAL | 500.000.000 |
Art.2. § 1. Het Fonds bestemd om het in stand houden en uitbreiden te verzekeren van de koopvaardij- en de vissersvloot (hierna het " Fonds ") wordt afgeschaft op de door de Vlaamse Executieve te bepalen datum. De Executieve regelt de ontbinding van het Fonds en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, inzonderheid de overdracht van de taken, goederen, rechten en verplichtingen van het Fonds.
§ 2. De middelen en de vorderingen van het Fonds uit hoofde van de voorschotten verstrekt ter uitvoering van artikel 1, a) en d) van de wet van 23 augustus 1948 strekkende tot het in stand houden en het uitbreiden van de koopvaardij- en de vissersvloot en houdende instelling te dien einde van een Fonds voor het uitreden en het aanbouwen van zeeschepen, gewijzigd bij de wet van 18 juni 1976, kunnen door de Vlaamse Executieve worden overgedragen aan de naamloze vennootschap GIMVINDUS (hierna " GIMVINDUS "). Deze overdracht kan geschieden tegen overneming door GIMVINDUS, voor eigen rekening en zonder enige toelage van het Vlaamse Gewest, van door de Executieve bepaalde financieringsverbintenissen welke thans rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap komen. Deze overdracht is zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking van het betreffende besluit van de Executieve in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. <Opheffingsbepaling van artikel 3 van het DVR 1990-12-21/33>
De Vlaamse Executieve bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf.
Art.3. Het Vlaamse Gewest kan bij wege van schuldvernieuwing in de plaats treden van GIMVINDUS als schuldenaar onder het consortiumkrediet haar toegekend ter financiering van de naamloze vennootschap Kempense Steenkolenmijn krachtens de betreffende overeenkomst van 16 juli 1987, mits gelijktijdig de vordering van GIMVINDUS op het Vlaamse Gewest, zoals tot uitdrukking komt in de jaarrekening van 31 december 1992, wordt gecrediteerd.
Art.4. <Wijzigingsbepaling van artikel 98 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.5. De Vlaamse Executieve wordt er toe gemachtigd om bij overeenkomst met GIMVINDUS vast te leggen dat het gecumuleerde bedrag van de door GIMVINDUS opgenomen leningen en de toegekende waarborgen een te bepalen bedrag niet mag overschrijden zonder voorafgaandelijke toestemming van de Executieve.
Afdeling 2. - Diverse bepalingen.
Art.6. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van het KB20 1982-03-23/31>
Art.7. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van het KB 1985-05-07/30>
Art.8. Bevoorrechte aandelen zonder stemrecht uitgegeven met toepassing van voornoemd koninklijk besluit nr. 20 van 23 maart 1983, het koninklijk besluit nr. 245 van 31 december 1983 betreffende de uitgifte van bevoorrechte aandelen zonder stemrecht in het kader van de herstructurering van de staalnijverheid of voornoemd koninklijk besluit van 7 mei 1985 kunnen overeenkomstig artikel 71 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen worden vervangen door al dan niet stemgerechtigde aandelen van gemeen recht welke niet langer zijn onderworpen aan de bepalingen van voornoemde besluiten.
Art.9. <Wijzigingsbepaling van artikel 3quinquies van de W 1962-04-02/31>
Art.10. Artikel 10 van de wet van 5 maart 1984 betreffende de saldi en de lasten van het verleden van de Gemeenschappen en de Gewesten en de nationale economische sectoren wordt opgeheven voor wat het Vlaamse Gewest betreft.
Art.11. Het koninklijk besluit van 31 maart 1984 betreffende de financieringsmaatschappijen voor de herstructurering van de nationale economische sectoren (A), gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 489 van 31 december 1986, de bijzondere wet van 16 januari 1989 en het decreet van 21 december 1990, wordt opgeheven wat het Vlaamse Gewest betreft.
Art.12. <Opheffingsbepaling van artikelen 94 en 96 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.13. <Wijzigingsbepaling van artikel 4, § 5 van de W 1962-04-02/31>
Art.14. De artikelen 1 tot en met 13 treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
HOOFDSTUK II. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Afvalstoffen.
Art.15. <Wijzigingsbepaling van artikel 7 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.16. <Invoeging van een artikel 25bis in het DVR 1981-07-02/30>
Art.17. <Wijzigingsbepaling van artikel 40, § 1 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.18. <Wijzigingsbepaling van artikel 47, § 2 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.19. <Wijzigingsbepaling van artikel 47, § 6 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.20. <Opheffingsbepaling van artikel 25, § 3 van het DVR 1992-06-25/31>
Afdeling 2. - Afvalwaterheffing.
Art.21. <Wijzigingsbepaling van Hoofdstuk IIIbis van de W 1971-03-26/02>
Art.22. § 1. <Wijzigingsbepaling van Bijlage 2 van het DVR 1992-06-25/31>
Deze paragraaf heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992.
§ 2. <Wijzigingsbepaling van Bijlage 2 van de W 1971-03-26/02>
Afdeling 3. - Meststoffen.
Art.23. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van het DVR 1991-01-23/38>
Art.24. De bepalingen van afdeling 3 van dit hoofdstuk treden in werking op 1 januari 1993.
HOOFDSTUK III. - Sociale huisvesting.
Art.25. <Wijzigingsbepaling van artikel 21, § 3 van het DVR 1991-01-23/38>
Art.26. <Opgeheven bij DVR 2022-12-16/10, art. 40, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.27. <Opgeheven bij DVR 2022-12-16/10, art. 40, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.28. <Opgeheven bij DVR 2022-12-16/10, art. 40, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.29. <Opgeheven bij DVR 2022-12-16/10, art. 40, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.30. <Opheffingsbepaling van artikelen 46 tot 48 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.31. <Opgeheven bij DVR 2022-12-16/10, art. 40, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.32. <Wijzigingsbepaling van artikel 49, § 3 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.33. <Wijzigingsbepaling van artikel 49, § 4 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.34. <Wijzigingsbepaling van artikel 52 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.35. De artikelen 32 en 33 hebben uitwerking de dag waarop artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 in werking is getreden.
HOOFDSTUK IV. - Binnenlandse aangelegenheden.
Art.36. De door de Stad Antwerpen aan het Vlaams Financieringsfonds tot herstel van de gemeentefinanciën verschuldigde annuïteit voor het jaar 1993 wordt beperkt tot het voor 1992 verschuldigde bedrag, na instemming door de Vlaamse Executieve met de door de Stad Antwerpen bijkomende, verplicht te leveren financiële inspanningen. Het Gewest wordt gemachtigd om de hieruit voortvloeiende minderontvangsten voor het Vlaams Financieringsfonds ten laste te nemen.
HOOFDSTUK V. - Openbare werken.
Afdeling 1. - Watervang.
Art.37. <Wijzigingsbepaling van artikel 83 van het DVR 1990-12-21/33>
Afdeling 2. - Havens.
Art.38. (Opgeheven) <DVR 1999-03-02/37, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 18-04-1999>
Art.39. (Opgeheven) <DVR 1999-03-02/37, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 18-04-1999>
Afdeling 3. - Domein van de wegen, de waterwegen en hun aanhorigheden, zeewering en de dijken.
Art.40. § 1. Het privatief gebruik van het domein van de wegen en hun aanhorigheden ressorterend onder het beheer van het Vlaamse Gewest, van de waterwegen en hun aanhorigheden, de zeewering en de dijken kan worden toegestaan met een vergunning.
§ 2. (Het verkrijgen van een vergunning is onderworpen aan het betalen van een retributie, die bestaat uit vaste retributie en variabele retributie, tenzij de ingebruikneming van vaste en variabele retributie of van variabele retributie is vrijgesteld overeenkomstig artikel 43. De verschuldigde retributie kan eenmalig of periodiek worden geheven.) <DVR 2003-12-19/39, art. 98, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.41. De Vlaamse Executieve is gemachtigd de voorwaarden en de procedure inzake het toekennen van de vergunning evenals het bedrag en de wijze van inning van de retributie vast te stellen.
Art.42.De diensten die afhangen van de Vlaamse Executieve en bevoegd zijn voor het beheer van de voornoemde domeingoederen, zijn belast met het afgeven van de vergunning, de inning van de verschuldigde retributies en het toeizcht op de naleving van de opgelegde vergunningsvoorwaarden.
[1 Weigeringen van vergunningen voor de aanleg van elementen van elektronische- communicatienetwerken met hoge snelheid in de fysieke infrastructuur van de wegbeheerder, de waterwegbeheerder, de beheerder van de zeewering of de dijken zijn met redenen omkleed op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria, zoals:
1° de technische geschiktheid van de betrokken infrastructuur voor het onderbrengen van de elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid;
2° de beschikbaarheid van ruimte om de elementen van de elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid onder te brengen. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de behoorlijk gemotiveerde toekomstige behoeften aan ruimte van de wegbeheerder, de waterwegbeheerder, de beheerder van de zeewering of de dijken;
3° overwegingen over de veiligheid en de volksgezondheid;
4° de integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken, namelijk van kritieke nationale of Vlaamse infrastructuur;
5° het risico van ernstige verstoring van de geplande elektronische-communicatiediensten als andere diensten via dezelfde fysieke infrastructuur worden verstrekt;
6° de vraag of de beheerder van de betrokken infrastructuur beschikt over levensvatbare alternatieve middelen voor het verlenen van wholesaletoegang tot fysieke netwerkinfrastructuur die geschikt zijn voor het bouwen, exploiteren, leiden of beschikbaar stellen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid, op voorwaarde dat hij de toegang onder billijke en redelijke voorwaarden verleent.
In dit artikel wordt verstaan onder:
1° elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid: transmissiesystemen, schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, zoals niet-actieve netwerkelementen, die het mogelijk maken signalen over te brengen en breedbandtoegangsdiensten te leveren met een snelheid van minstens 30 Mbps via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, zoals satellietnetwerken, vaste en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, als die voor de overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor de transmissie van radio-omroep en televisie, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie. Vaste terrestrische netwerken omvatten circuit- en pakketgeschakelde netwerken, met inbegrip van internet;
2° fysieke infrastructuur: elk element van een netwerk dat bedoeld is om er andere elementen van een netwerk in onder te brengen zonder dat het zelf een actief element van het netwerk wordt, zoals buizen, masten, kabelgoten, inspectieputten, mangaten, straatkasten, gebouwen of ingangen in gebouwen, antenne-installaties, torens en palen. Kabels, met inbegrip van ongebruikte glasvezels, zijn geen fysieke infrastructuur.]1
----------
(1)<DVR 2017-11-10/01, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 24-11-2017>
Art.43.<DVR 2002-07-05/44, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2002> De leidingen en netwerken die het drinkwater vervoeren zijn vrijgesteld van variabele retributie.
(Wat de andere nutsvoorzieningen betreft, worden alleen de verdeelleidingen vrijgesteld van variabele retributie. Onder verdeelleidingen wordt verstaan : het geheel van leidingen en toebehoren waarop hoofdzakelijk residentiële gebruikers rechtstreeks worden aangesloten, zowel op lokaal niveau als binnen een geografisch afgebakende zone.) <DVR 2002-12-20/42, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
De Vlaamse regering kan de volgende ingebruiknemingen vrijstellen van (vaste en) variabele retributie : <DVR 2003-12-19/39, art. 99, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° tijdelijke activiteiten (...) van sociale, culturele, pedagogische, caritatieve, godsdienstige, sportieve en recreatieve aard; <DVR 2003-12-19/39, art. 99, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° de tijdelijke aankondigingen van de in 1° genoemde activiteiten, evenals de politieke affichage;
3° bestendige constructies van algemeen belang, op voorwaarde dat de gemeente ze heeft aangebracht in het kader van artikel 135 Nieuwe Gemeentewet of dat een vervoersmaatschappij ze heeft aangebracht, en voor zover ze op geen enkele wijze inkomsten opbrengen;
(4° de toegangen tot woningen.) <DVR 2003-12-19/39, art. 99, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(5° werken en handelingen gesteld in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant, als bedoeld in het decreet van 21 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten.) <DVR 2007-03-30/49, art. 26, 011; Inwerkingtreding : 19-06-2007>
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels.
(De waterzuiveringsinfrastructuur, zoals onder meer rioleringen, collectoren, overstorten, pompstations en zuiveringsinstallaties, aangebracht door de vennootschap bedoeld in artikel 32septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren is vrijgesteld van vaste en variabele retributie.) <DVR 2004-12-24/31, art. 64, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[1 De laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen wordt vrijgesteld van vaste en variabele retributie tot en met 31 december 2024.
In het zesde lid wordt verstaan onder laadinfrastructuur:
1° de ingenomen oppervlakte van de elektriciteitskast;
2° de ingenomen oppervlakte van de laadpaal zelf;
3° de ondergrondse leiding van de kast naar de laadpaal;
4° de oppervlakte van de parking;
5° de vervoerleiding voor de aansluiting van de elektriciteitskast, vermeld in punt 1°.
De Vlaamse Regering kan de laadinfrastructuur, vermeld in het zesde en zevende lid, vrijstellen vanaf 1 januari 2025.]1
[2 De deelsystemen die mobipunten als vermeld in artikel 42 van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid gebruiken, worden vrijgesteld van vaste en variabele retributie.
Met behoud van de toepassing van de vrijstellingen, vermeld in het zesde tot en met achtste lid, worden de voorzieningen die horen bij de deelsystemen, vermeld in het negende lid, vrijgesteld van vaste en variabele retributie.
In het negende lid wordt verstaan onder deelsystemen: vervoersoplossingen voor het vervoer van personen, zoals deelauto's, deelfietsen en deelsteps, die in de publieke ruimte worden aangeboden voor gemeenschappelijk gebruik.]2
----------
(1)<DVR 2020-10-09/08, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 07-12-2020>
(2)<DVR 2021-12-23/55, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 03-03-2022>
Art. 43bis. <Ingevoegd bij DVR 2003-12-19/39, art. 100; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De domeinbeheerder kan bij het verlenen van de vergunning voor het gebruik van een kaaimuur of aanlegplaats voor het laden of lossen van schepen aan de vergunninghouder per kalenderjaar en per strekkende meter kaaimuur een tonnageverplichting opleggen.
§ 2. De modaliteiten met betrekking tot de in § 1 vermelde tonnageverplichting worden vastgesteld door de domeinbeheerder en worden opgenomen in de bijzondere vergunningsvoorwaarden.
§ 3. 1° De domeinbeheerder kan van de vergunninghouder bij het niet-bereiken van de opgelegde tonnage per kalenderjaar een vergoeding per ontbrekende ton vorderen, zoals in de volgende tabel bepaald :
tonnage verhandeld in het afgelopen kalenderjaar bedraagt | verschuldigde vergoeding per ontbrekende ton |
tot 25 % van de opgelegde tonnage | 0,26 euro |
meer dan 25 % en minder dan 50 % van de opgelegde tonnage | 0,195 euro |
meer dan 50 % en minder dan 75 % van de opgelegde tonnage | 0,145 euro |
meer dan 75 % en minder dan 100 % van de opgelegde tonnage | 0,11 euro |
2° Voor de kalenderjaren volgend op een kalenderjaar waarvoor de vergoeding zoals bepaald in 1 is verschuldigd, wordt de vergoeding per ontbrekende ton gevorderd zoals bepaald in de volgende tabel :
tonnage verhandeld in het afgelopen kalenderjaar bedraagt | verschuldigde vergoeding per ontbrekende ton |
tot 25 % van de opgelegde tonnage | 0,325 euro |
meer dan 25 % en minder dan 50 % van de opgelegde tonnage | 0,245 euro |
meer dan 50 % en minder dan 75 % van de opgelegde tonnage | 0,18 euro |
meer dan 75 % en minder dan 100 % van de opgelegde tonnage | 0,135 euro |
3° De vergoeding bepaald in 1° en 2° wordt jaarlijks aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
§ 4. Het bevoegde personeel van de domeinbeheerder stelt binnen de zestig kalenderdagen na het verstrijken van het kalenderjaar de eventuele inbreuken op de verplicht te verhandelen tonnage vast.
§ 5. De domeinbeheerder vordert van de vergunninghouder bij aangetekende brief de in § 3 vermelde vergoeding binnen de 30 kalenderdagen na de vaststelling van de inbreuk op de tonnageverplichting.
De vordering vermeldt in bijzonder :
- de duidelijke identificatie van de vergunning en de daarin opgenomen tonnageverplichting;
- de periode waarop de vordering betrekking heeft;
- de berekening van de vergoeding overeenkomstig § 3;
- de mogelijkheid tot het indienen van een schriftelijk verweer volgens de in § 6 vermelde procedure.
§ 6. De vergunninghouder kan bij de domeinbeheerder binnen de 30 kalenderdagen na verzending van de in § 5 vermelde vordering bij aangetekende brief zijn schriftelijk verweer indienen tegen de opgelegde vergoeding.
De domeinbeheerder brengt binnen de 30 kalenderdagen na het indienen van het verweer de vergunninghouder bij aangetekende brief in kennis van de genomen beslissing. Als de domeinbeheerder binnen deze termijn zijn beslissing niet aan de vergunninghouder heeft meegedeeld, wordt het verweer als ingewilligd beschouwd.
§ 7. De in gebreke gebleven vergunninghouder dient de in § 5 vermelde vergoeding binnen de 30 dagen na het verzenden van de vordering aan de domeinbeheerder te betalen, tenzij hij binnen diezelfde termijn zijn schriftelijk verweer conform § 6 kenbaar maakt. In dat geval dient de vergunninghouder te betalen binnen 30 dagen na het verzenden van de definitieve beslissing van de domeinbeheerder, voorzover zijn verweer door de domeinbeheerder niet of slechts gedeeltelijk werd aanvaard.
Afdeling 4. - Laad- en losinstallaties langs de bevaarbare waterwegen.
Art.44. Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling wordt verstaan onder :
- laad- en losinstallatie : elke constructie opgericht om goederen over te slaan tussen schip en wal;
- bevaarbare waterwegen : de waterwegen, opgesomd in de krachtens artikel 57, § 4, tweede lid van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten opgemaakte lijst van de aan het Vlaamse Gewest overgedragen waterwegen en hun aanhorigheden, met uitzondering van het Zeekanaal naar Gent;
- basisinfrastructuur : de vaste infrastructuur, de uitrusting voor het aanmeren van schepen, de verharding aansluitend aan de vaste infrastructuur, de afwatering en de toegangswegen;
- suprastructuur : de opbouw en uitrusting, nodig om de installatie te exploiteren;
- bouwheer : elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon, die een laad- en losinstallatie langs een bevaarbare waterweg bouwt.
Art.45. Binnen de perken van de begroting kan de Vlaamse Executieve een subsidie verlenen voor het bouwen van de basisinfrastructuur van laad- en losinstallaties langs de bevaarbare waterwegen, gelegen buiten de havengebieden. Voor de suprastructuur wordt geen subsidie verleend.
Art.46. De Vlaamse Executieve stelt de nadere modaliteiten vast inzake de aanvraagprocedure van het dossier samen met de technische vereisten en de gebruiksmodaliteiten, waaraan de installaties moeten voldoen.
Art.47. De subsidie wordt slechts verleend indien de bouwheer, vooraleer de werken aan te vatten, daartoe een aanvraag indient en het ontwerp van de werken ter goedkeuring aan de Executieve voorlegt.
De totaal door de Vlaamse Executieve te verlenen subsidie bedraagt maximaal 80 pct van het bedrag van de werken voor de vaste infrastructuur, de verhardingen aansluitend op de vaste infrastructuur, de afwatering en de toegangswegen en maximaal 60 pct van het totaal bedrag van de werken voor de uitrusting voor het aanmeren van schepen. De Executieve bepaalt het totaal bedrag van de werken aan de hand van de bevindingen van haar diensten.
De gespecialiseerde diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen, tegen vergoeding, technische assistentie bij het opmaken van het ontwerp en het uitvoeren van de werken verlenen.
Art.48. Het verlenen van de subsidie ontslaat de bouwheer niet van het voldoen aan de geldende verplichtingen en voorwaarden opgelegd voor een ten gevolge van het oprichten en exploiteren van laad- en losinstallaties in het Vlaamse Gewest.
Art.49. De gebruiksmodaliteiten van de laad- en losinstallaties alsook de aan het Vlaamse Gewest verschuldigde retributie worden bepaald in een concessie-akte of vergunning aan de bouwheer te verlenen door de Vlaamse Executieve.
De retributie wordt vastgesteld in verhouding tot de verleende tussenkomst en het belang van de installaties.
Afdeling 5. - Het verlenen van concessies voor de ingebruikneming van het openbaar domein van de wegen en hun aanhorigheden, de waterwegen en hun aanhorigheden, de dijken en de zeewering.
Art.50. De Vlaamse Executieve wordt ertoe gemachtigd concessies te verlenen voor het privatief gebruik van het openbaar domein van de wegen en hun aanhorigheden ressorterend onder het beheer van het Vlaamse Gewest, de waterwegen en hun aanhorigheden, de dijken en de zeewering.
Art.51. De Vlaamse Executieve bepaalt de modaliteiten waaronder de bedoelde concessies worden verleend. Deze modaliteiten kunnen ondermeer betrekking hebben op de verschuldigde retributie, de duur van de concessies, evenals de voorwaarden, die de concessiehouders dienen na te leven.
Afdeling 6. - Fonds voor waterbouwkundig onderzoek.
Art.52. <Wijzigingsbepaling van artikel 31 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.53. <Wijzigingsbepaling van artikel 32 van het DVR 1990-12-21/33>
Afdeling 7. - Infrastructuurfonds.
Art.54. <Wijzigingsbepaling van artikel 58 van het DVR 1992-06-25/31>
HOOFDSTUK VI. - Cultuur.
Afdeling 1. - Volksontwikkeling.
Art.55. In artikel 9, § 2, van het decreet van 24 juli 1991 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de Nederlandstalige Culturele Centra die het culturele leven in de Vlaamse Gemeenschap bevorderen wordt in de eerste alinea het woord " gemeenschapspersoneel " vervangen door " gemeente- en provinciepersoneel ".
Art.56. Artikel 10, § 1, 2 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd :
" 2. de cultuurfunctionarissen moeten in het bezit zijn van een einddiploma van universitair onderwijs of hoger onderwijs buiten de universiteit. Een cultuurfunctionaris met een einddiploma van universitair onderwijs moet bij het begin van de loopbaan minstens een weddeschaal 1.80 krijgen. Deze cultuurfunctionaris krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85, en na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
Een cultuurfunctionaris met een einddiploma van hoger onderwijs buiten de universiteit moet bij het begin van de loopbaan minstens een weddeschaal 1.78 A krijgen. Deze cultuurfunctionaris krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.80, na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85 en na 21 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
De cultuurfunctionaris-directeur van een erkend cultureel centrum in gemeenten met minder dan 10 000 inwoners krijgt bij het begin van de loopbaan minstens de weddeschaal 1.80. Deze cultuurfunctionaris-directeur krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85 en na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
De cultuurfunctionaris-directeur van een erkend cultureel centrum in gemeenten met meer dan 10 000 inwoners, krijgt minstens de weddeschaal 1.87 indien het cultureel centrum in de basiscategorie wordt ingedeeld, minstens de weddeschaal 1.89 bij indeling in de plus-categorie I, en minstens de weddeschaal 1.90 indien het cultureel centrum ingedeeld wordt in de plus-categorie II of een provinciaal cultureel centrum is. ".
Art.57. Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 3 die luidt als volgt :
" § 3. Nieuwe aanvragen tot erkenning als bijkomend dorps- of wijkhuis zoals bedoeld in artikel 7, kunnen niet voor 1 mei 1996 worden ingediend. ".
Afdeling 2. - BLOSO.
Art.58. <Wijzigingsbepaling van artikel 16 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.59. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van het DVR 1990-12-21/33>
De op 31 december 1992 bestaande saldi van de dienst met afzonderlijk beheer " Hofstade-bad ", worden overgedragen naar het BLOSO ten behoeve van de BLOSO-centra Hofstade-Heide en Hofstade-Strand.
De op 31 december 1992 bestaande verplichtingen en verbintenissen lastens de begroting van de dienst met afzonderlijk beheer " Hofstade-bad ", worden overgedragen naar het BLOSO.
Afdeling 3. - Diensten met afzonderlijk beheer.
Art.60. <Wijzigingsbepaling van artikel 63 van het DVR 1992-06-25/31>
Afdeling 4. - Personeelsformatie Alden Biesen.
Art.61. § 1. De personeelsleden van het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme, geaffecteerd bij de buitendienst " Landcommanderij Alden Biesen " Rijkhoven Bilzen worden overgedragen aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Sociaal-Cultureel Werk. Zij behouden hun administratieve standplaats.
§ 2. De in uitvoering van dit artikel over te dragen personeelsleden behouden bij hun overgang naar het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hun hoedanigheid, hun bezoldiging, hun administratieve en geldelijke anciënniteit evenals de toelagen, vergoedingen of premies en andere voordelen die zij krachtens een reglementering hadden indien zij bij het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme het ambt hadden blijven uitoefenen dat zij bij de overdracht bekleedden.
§ 3. De personeelsleden die voorafgaand aan hun overdracht geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hoger niveau of voor een examen voor verhoging in graad, behouden de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor een van die examens hebben verworven.
Wanneer in de instelling waartoe het personeelslid behoort op de datum van de overdracht, een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad aangekondigd is waaraan het personeelslid kan deelnemen, behoudt hij het recht op deelneming, ook al wordt hij tijdens de afwikkeling van het examen overgedragen.
§ 4. Bij hun overdracht kan er inzake anciënniteit en rangschikking van de personeelsleden overeenkomstig de rechtspositieregeling, geen enkele bewarende maatregel worden getroffen ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De overdracht van deze personeelsleden geschiedt in hun graad of in een graad van dezelfde rang die voorkomt op de personeelsformatie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Zij behouden in gelijke mate ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hun rechten op bevordering en mutatie.
Afdeling 5. - De Vlaamse Operastichting.
Art.62. (Opgeheven) <DVR 1995-04-05/59, art. 35, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-03-1996>
HOOFDSTUK VII. - Onderwijs.
Art.63. In artikel 90, § 1, eerste lid van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten wordt de zinsnede " mag in de loop van een schooljaar of dienstjaar nooit groter zijn dan 0.20 % " vervangen door de zinsnede " bedraagt 0,10 % ".
(Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 februari 1993.) <DVR 1993-04-28/44, art. 121, 002; Inwerkingtreding : 01-02-1993>
Art.64. Voor het begrotingsjaar 1993 wordt de in artikel 2, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II bedoelde aanpassingscoëfficiënt A2 als volgt berekend : 0,4 + 0,6 (1,04) = 1,024.
Art.65. § 1. De personeelsleden van de niveaus II en III van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, die bij toepassing van artikel 91bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 januari 1989 en het besluit van de Vlaamse Executieve van 17 april 1991 tot overdracht van de personeelsleden van het Fonds voor Provinciale en Gemeentelijke Schoolgebouwen en van het Nationaal Waarborgfonds voor Schoolgebouwen naar de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs werden overgeheveld en geaffecteerd bij de buitendienst van de personeelsformatie van de instelling, kunnen, onder de voorwaarden bepaald door de Executieve, worden overgedragen naar het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 2. Deze overdracht geschiedt met behoud van hun verworven administratieve standplaats.
§ 3. De in uitvoering van dit artikel over te dragen personeelsleden behouden bij hun overgang naar het Ministerie ten minste hun bezoldiging en de administratieve en geldelijke anciënniteit die zij bezaten op de dag van hun overdracht.
De personeelsleden die voorafgaand aan hun overdracht, geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor verhoging in graad, behoudens de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor één van die examens hebben verworven.
Wanneer in de instelling waartoe het personeelslid behoort op de datum van de overdracht een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad aangekondigd is waaraan het personeelslid kan deelnemen, behoudt hij het recht op deelneming, ook al wordt hij tijdens de afwikkeling van het examen overgedragen.
§ 4. Bij hun overdracht kan er inzake anciénniteit en rangschikking van de personeelsleden overeenkomstig de rechtspositieregeling, geen enkele bewarende maatregel worden getroffen ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie.
§ 5. De overdracht van deze personeelsleden geschiedt in hun graad of in een graad van dezelfde rang die voorkomt op de personeelsformatie van het Ministerie. Zij behouden in gelijke mate ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie hun rechten op bevordering en mutatie.
§ 6. Na deze overdracht wordt aan de DIGO machtiging verleend zijn buitendiensten af te schaffen en zijn personeelsformatie aan te passen in functie van de ontstane dienstnoodwendigheden bij zijn hoofdbestuur. Per over te dragen personeelslid kan bij het Hoofdbestuur, binnen hetzelfde niveau, een werving worden verricht.
Art.66. Aan artikel 20quater, § 1, eerste lid van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een punt 4 toegevoegd dat luidt als volgt :
" 4. de opbrengst van de tegoeden en van de belegging van de beschikbare middelen. Deze opbrengst wordt verhoudingsgewijs aangewend behoudens andersluidende beslissing van de raad van bestuur. ".
Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1989.
HOOFDSTUK VIII. - Gemeenschappelijk vervoer.
Art.67. <Wijzigingsbepaling van artikel 8, L 2 van het DVR 1990-07-31/39>
Art.68. <Wijzigingsbepaling van artikel 27 van het DVR 1990-07-31/39>
Art.69. <Opheffingsbepaling van artikel 46 van het DVR 1990-07-31/39>
Art.70. Artikel 67 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992.
HOOFDSTUK IX. - Monumenten en landschappen.
Art.71. <Wijzigingsbepaling van artikel 11 van het DVR 1976-03-03/30>
Art.72. Opgeheven worden :
1° het besluit van de Vlaamse Executieve van 1 juli 1982 tot bepaling voor het Nederlandse taalgebied van de verdeling der kosten voor werken aan beschermde monumenten, andere dan gebouwen bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën, bekrachtigd bij decreet van 17 november 1982;
2° het besluit van de Vlaamse Executieve van 4 juli 1984 tot bepaling voor het Nederlandse taalgebied van de verdeling der kosten voor werken aan beschermde monumenten bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën, bekrachtigd bij decreet van 30 oktober 1984;
3° <Opheffingsbepaling van artikel 2 van de W 1931-08-07/30>
Art.73. De Vlaamse Executieve bepaalt de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van artikel 72, 1° en 2°.
Art.74. De restauratiepremie vastgelegd door het besluit van de Vlaamse Executieve van 16 september 1992 tot vaststelling van de restauratiepremie, evenals de restauratiepremie voor de werken onder artikel 64, § 8, tweede lid, mogen met ingang van 16 september 1992 tot een beloop van 90 % uitbetaald worden zonder voorafgaand visum van het Rekenhof. De Vlaamse Executieve stelt hiertoe de modaliteiten vast.
HOOFDSTUK X. - Tewerkstelling.
Art.75. <Wijzigingsbepaling van artikel 2 van het KB25 1982-03-24/01>
HOOFDSTUK XI. - Financiën en begroting.
Art.76. In afwijking op artikel 76 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit wordt vanaf het begrotingsjaar 1993 de oorsprong van de prestatie niet meer gespecifieerd in de uitvoeringsrekening van de begroting.
Art.77. (Opgeheven) <DVR 1997-12-16/35, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.78. De leningen aangegaan door de naamloze vennootschap Ardifin in toepassing van artikel 84 van het decreet van 20 december 1989 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1990, artikel 35 van het decreet van 21 december 1990 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1991 en de artikelen 23, 29 en 30 van het decreet van 25 juni 1992 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1992, kunnen worden overgenomen door de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK XII. - Welzijn.
Art.79. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van het DVR 1983-06-01/31>
Art.80. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van het DVR 1983-06-01/31>
Art.81. <Wijzigingsbepaling van artikel 5 van het DVR 1990-07-31/34>
Art.82. <Invoeging van een artikel 6bis in het DVR 1990-07-31/34>
Art. 83. Artikel 81 van dit decreet treedt in werking op 1 januari 1991.