26 APRIL 1995. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de strandconcessies.
HOOFDSTUK I. - Het verlenen van de concessie.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De concessievergoeding.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Verlichtingen van de concessiehouders.
Art. 6-10
HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen inzake de instandhouding van het strand.
Art. 11-14
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen.
Art. 15-19
HOOFDSTUK I. - Het verlenen van de concessie.
Artikel 1. Strandconcessies kunnen worden verleend om installaties aan te brengen voor zee- en zonnebaden, sport en spelen.
De concessies kunnen worden ingetrokken wegens overtreding van de bepalingen van dit besluit, of om redenen van algemeen belang waarover de Vlaamse minister bevoegd voor openbare werken alleen oordeelt, zonder dat aan de concessiehouders enige schadevergoeding is verschuldigd. Bij het beëindigen van de termijn van de concessie is evenmin enige schadevergoeding verschuldigd aan de concessiehouders;
Art.2. Iedere concessiehouder stuurt aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen Kust, een aangetekende brief waarin hij uitdrukkelijk verklaart dat hij de hem verleende concessie aanvaardt en de Verbintenis aangaat al de in dit besluit bepaalde voorwaarden na te leven.
Wanneer de concessiehouder een gemeente is, wordt die brief vervangen door een eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van de gemeenteraad die een dergelijke verklaring inhoudt.
HOOFDSTUK II. - De concessievergoeding.
Art.3. Er is een jaarlijkse cijns verschuldigd gelijk aan 10 procent van de bruto-ontvangsten, rechtstreeks voortvloeiend uit de concessie van het verstreken concessiejaar.
Art.4. Voor 15 januari volgend op het verlopen concessiejaar betalen de concessiehouders de verschuldigde cijns aan de rekenplichtige van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen Kust.
Is de betaling op die datum niet uitgevoerd dan is van rechtswege op de uitstaande bedragen rente verschuldigd tegen de wettelijke rentevoet.
Voor diezelfde datum moet de concessiehouder bij voormelde ambtenaar eveneens een aangifte indienen van het bedrag der bruto-ontvangsten geboekt tijdens het verstreken concessiejaar.
Art.5. De concessiehouder zal een regelmatige boekhouding bijhouden van de ontvangsten die voortspruiten uit het genot van de concessie. Deze boekhouding moet een snel en afdoend toezicht mogelijk maken.
Deze boekhouding moet op het eerste verzoek en zonder bijkomende kosten voor het Vlaamse Gewest aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen Kust worden overgelegd.
Bij niet-naleving kan de concessie onmiddellijk worden ingetrokken zonder enige schadevergoeding toe te kennen aan de concessiehouder.
Hetzelfde kan gebeuren wanneer de boekhouding niet op het eerste verzoek aan de bevoegde ambtenaren wordt overgelegd, eveneens zonder toekenning van enige schadevergoeding aan de concessiehouder.
HOOFDSTUK III. - Verlichtingen van de concessiehouders.
Art.6. Op de geconcessioneerde strandgedeelten mogen geen gebouwen of installaties, zelfs al zijn zij verplaatsbaar en tijdelijk zoals paviljoenen, barakken, kramen enz.... opgetrokken worden, zonder voorafgaande toestemming van de Vlaamse minister bevoegd voor de openbare werken of zijn gemachtigde.
De toestemming is eveneens vereist voor het in zee steken vanaf de stranden.
Om vaste of verplaatsbare badhokjes op het strand op te stellen is de toestemming niet vereist.
De concessiehouders stellen aan het ministerie van de Vlaamse gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen Kust, de zone voor de badhokjes ter goedkeuring voor.
Art.7. Om veiligheidsredenen mag de concessiehouder geen zeilplanken of welke andere pleziervaartuigen ook baders zelf. Daarvoor dient de concessiehouder afzonderlijke plaatsen te water laten gaan in zones bestemd voor de aan te duiden bij machtiging verleend en onder de voorwaarden bepaald door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen Kust.
Art.8. Het strand moet te allen tijde kosteloos toegankelijk blijven voor voetgangers.
Met voorafgaande toestemming van de Vlaamse minister bevoegd voor de openbare werken of zijn gemachtigde, mag de concessiehouder sommige strandgedeelten aan het vrije verkeer onttrekken om parken in te richten voor kinderspelen, zonnebaden enz... Voor het afbakenen van die parken mogen alleen houten paaltjes gereanimeerde worden gebruikt, die verbonden zijn met touwen.
De parken mogen alleen worden ingericht waar het strand gedurende het badseizoen bij hoogtij een voldoende breedte heeft om te allen tijde een vrije doorgang van ten minste 5 meter te laten.
Het verkeer van paarden op het strand mag enkel gedurende het badseizoen verboden worden.
Het strand moet te allen tijde toegankelijk blijven voor het materiaal dat bij de uitvoering van openbare werken of door de reddingsdiensten gebruikt wordt.
Art.9. Bij de maatregelen die de concessiehouders voor de exploitatie van de baden treffen, hoort ook de organisatie van een reddingsdiensten van een dienst voor hulp aan drenkelingen.
Voor 1 mei van elk jaar delen de concessiehouders omstandig aan de provinciegouverneur met welke maatregelen zij voornemens zijn te treffen voor de organisatie van de redddingsdienst en van de dienst voor hulp bij ongevallen.
De organisatie ervan staat onder toezicht van de daartoe gemachtigde ambtenaren en van de gezondheidsambtenaren.
Als de concessiehouders niet ingaan op de mededeling van de gouverneur, waarbij de klaarblijkelijke ontoereikendheid van de getroffen maatregelen wordt vastgesteld, besluit de Vlaamse minister bevoegd voor de openbare werken, hetzij de concessie zonder vergoeding in te trekken, hetzij de nodige toestellen of het nodige materiaal ambtshalve op kosten van de in gebreke blijvende concessiehouders aan te kopen.
Art.10. Om de goede orde, de rust, de openbare veiligheid en gezondheid te verzekeren, zijn de concessiehoudende gemeenten verplicht een verordening vast te stellen voor de strandgedeelten die in de concessie begrepen zijn.
De concessiehouders moeten de badplaatsen en de verboden badzones aanduiden met kenteken die overeenstemmen met het door de provinciegouverneur goedgekeurde model.
De concessiehouders helpen de overheid om de strafwetten en de politiereglementen te doen naleven, inzonderheid de bepalingen tot behoud van de openbare zedelijkheid en tot bescherming van de deugd.
HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen inzake de instandhouding van het strand.
Art.11. De concessie kan op generlei wijze het recht beperken dat het Vlaamse Gewest bezit :
1° om de openbare werken op het strand , aan de zeedijken of langs de kust uit te voeren;
2° om zand op te spuiten, weg te nemen of te laten wegnemen waar het Vlaamse Gewest het nuttig oordeelt.
In voorkomend geval is het Vlaamse Gewest niet aansprakelijk voor de gevolgen die voor de concessiehouders mochten voortspruiten uit die werken, opspuitingen of wegnemingen van zand. De concessiehouders kunnen geen vermindering van de cijns, noch enge schadevergoeding eisen.
Art.12. Het Vlaamse Gewest is er hiervoor volgens de concessie niet toe gehouden het strandgoed van vaartuigen die tijdens de duur van de concessie op de kust zouden vergaan, noch het oude strandgoed, overblijfsels van oude werken, of alle andere hindernissen voor de dienst van de baden die gedurende dezelfde tijd te voorschijn mochten komen, op te ruimen of te laten opruimen. De concessiehouders kunnen hiervoor noch schadevergoeding noch vermindering van de cijns eisen.
Het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen Kust, beslist soeverein of de op het strand te voorschijn komende overblijfsels van vergane vaartuigen al dan niet moeten worden opgeruimd.
In voorkomend geval belast het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen, Kust, zich met de opruiming, voor zover deze afdeling dit nodig acht.
Het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Waterwegen, Kust heeft het recht de plaatsen aan te wijzen waar de vaartuigen op het strand mogen worden geplaatst.
Art.13. De concessiehouders moeten er mee op toezien dat er geen zand wordt ontvreemd, of dat geen schade wordt toegebracht aan het domein van het Vlaamse Gewest, op of nabij de strandgedeelten die in concessie zijn gegeven.
Art.14. De concessiehouders moeten te allen tijde en op eigen kosten, binnen de grenzen van hun concessie, het zand wegruimen dat op de wandelwegen, rijwegen en voetpaden opgehoogd ligt.
Het planten van hagen om het zand op het strand te houden in de wintermaanden en om te beletten dat het op de wandelpaden waait, komt ten laste van de concessiehouders.
Gedurende het badseizoen moeten de concessiehouders dagelijks alle door de strandbezoekers achtergelaten voorwerpen en afval verwijderen. Het Vlaamse Gewest is er niet toe gehouden het geconcessioneerde strand proper te houden en de aangespoelde stookolie of ander door schepen uitgestort afval te verwijderen.
De kosten voor de berging van de badhokjes zijn uitsluitend voor rekening van de concessiehouders.
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen.
Art.15. Zonder voorafgaande toestemming van de Vlaamse minister bevoegd voor de openbare werken mogen de concessiehouders de rechten die de concessie hun verleent, noch geheel noch gedeeltelijk aan derden overdragen, noch zich op de ene of andere wijze met onderpachters verstaan.
In geval van overdacht van die rechten mogen de concessiehouders zelf een cijns innen van de onderpachters, terwijl deze laatsten op hun beurt een cijns mogen vragen aan het publiek voor het gebruik van het hun toebehorende materiaal.
Alleen de concessiehouders blijven tegenover het Vlaamse Gewest verantwoordelijk voor de overtredingen van de bepalingen van dit besluit die zowel door henzelf als door de onderpachters worden gepleegd.
De concessiehouders mogen een cijns heffen op het gebruik van strandgedeelten om private badhokjes te plaatsen.
Art.16. Mededelingen en berichten aan het publiek dienen conform de taalwetgeving te worden gesteld.
Art.17 Het koninklijk besluit van 14 december 1959 tot bepaling van de voorwaarden die de houders van strandconcessies moeten naleven, wordt opgeheven.
Art.18. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1994.
Art. 19. De Vlaamse minister bevoegd voor de openbare werken en de Vlaamse minister bevoegd voor financiën, zijn, ieder wat hem/haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 april 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Openbare Werken, Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden,
Th. KELCHTERMANS
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W DEMEESTER-DE MEYER