2 APRIL 1962. - [Wet betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen] <Opschrift vervangen door W2006-08-26/30, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-01-1989 en tekstbijwerking tot 15-01-2024)
HOOFDSTUK I. - De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (FPIM)) <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Afdeling I. - Algemeen.) <ingevoegd bij KB 2006-09-28/34, art. 1; Inwerkingtreding : 06-10-2006>
Art. 1-2, 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies, 2septies, 3
Afdeling II. - Bestuur van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij. <ingevoegd bij KB 2006-09-28/34, art. 2; Inwerkingtreding : 06-10-2006>
Art. 3bis
Afdeling III. - Onverenigbaarheden. <ingevoegd bij KB 2006-09-28/34, art. 4; Inwerkingtreding : 06-10-2006>
Art. 3ter, 3quater
Afdeling IV. - Aandelen die het kapitaal van naamloze vennootschappen gehouden door de federale Participatie- en Investeringsmaatschappij vertegenwoordigen.) <ingevoegd bij KB 2006-09-28/34, art. 6; Inwerkingtreding : 06-10-2006>
Art. 3quinquies, 3sexies, 3septies, 3octies
HOOFDSTUK II. - (opgeheven) <W 04-08-1978, art. 103>
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. - (opgeheven) <W 04-08-1978, art. 103>
Art. 7-15
HOOFDSTUK IV. - (opgeheven) <W 04-08-1978, art. 103>
Art. 16-19
HOOFDSTUK V. Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest. <ingevoegd bij DWG 1989-12-07/37, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1990-02-23>
Art. 20-41
BIJLAGE.
Art. N
1979111610 1981020450 1982000343 1982030250 1982100215 1994003396 1994003400 1994003469 1994003568 1995003243 1995072850 1996003102 1997027605 1999003445 1999027476 1999027477 2001014123 2004023051 2005003064 2005022294 2006003576 2006011492 2006022645 2006A11492 2007014011 2008003404 2008003409 2008003459 2008003460 2008003486 2008003487 2008003488 2008011042 2008024322 2009011110 2010203035 2011204818 2011205213 2012003062 2012003334 2012003371 2013003338 2013003377 2013015272 2013201628 2013A03338 2014203652 2014203653 2015200741 2016000024 2017012192 2018013095 2018202913 2018203119 2018A13095 2020031237 2020042240 2021021023 2021022175 2021030465 2021030809 2021030895 2021201431 2021203307 2022020206 2022020207 2022034318 2022042112 2022042935 2023030136 2023047735 2023203571 2024001155 2024004276
HOOFDSTUK I. - De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (FPIM))
Afdeling I. - Algemeen.)
Artikel 1.§ 1. (lid 1 opgeheven.) <KB 1994-07-20/32, art. 5, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
De financiële instellingen van openbaar nut die daartoe door de Koning zijn gemachtigd, kunnen, eventueel met afwijking van hun organieke wet of hun statuten, participaties nemen in het kapitaal van de (FPIM) <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
(De gezamenlijke participaties van de Staat en van de financiële instellingen van openbaar nut moeten ten minste 75 % van het kapitaal bedragen. De effecten die deze participaties vertegenwoordigen kunnen alleen worden overdragen aan de Staat of aan andere financiële instellingen als bedoeld in het tweede lid.) <KB450 29-08-1976, art. 1>
§ 2. (De (FPIM) staat onder de controle van de Minister van Financiën en van de Minister van Economische Zaken. Deze kunnen zich verzetten tegen de uitvoering van elke maatregel die zou indruisen hetzij tegen de wetten en besluiten [2 , de statuten of het beheerscontract]2, hetzij tegen de prioritaire doeleinden van het financieel beleid van de Staat. [4 Deze controle wordt uitgeoefend door toedoen van twee regeringscommissarissen.]4 <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
[4 Een van de commissarissen wordt voorgedragen door de minister van Financiën, de andere door de minister van Economische Zaken. Zij worden door de Koning benoemd.]4
[4 De regeringscommissarissen hebben]4 het recht om kennis te nemen van alle beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en, desgevallend, van het orgaan belast met het dagelijks bestuur, om alle nodige controles uit te voeren en om zich alle daartoe nuttige inlichtingen en stukken te doen verstrekken.
[4 Elke regeringscommissaris woont de vergaderingen van de raad van bestuur bij, waarbij hij voorafgaandelijk op de hoogte werd gesteld van de agenda ervan, wanneer hij dit nuttig acht. Elke regeringscommissaris heeft er een raadgevende stem.]4
[4 Elke regeringscommissaris schorst en brengt zowel de minister van Financiën als de minister van Economische Zaken op de hoogte van elke beslissing van de raad van bestuur die zou indruisen tegen hetzij de wetten en besluiten, de statuten of het beheerscontract, hetzij de prioritaire doeleinden van het financieel beleid van de Staat. Daartoe beschikt elke regeringscommissaris over een termijn van vier vrije dagen; deze termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de regeringscommissarissen hiervoor regelmatig werden opgeroepen en, indien dit niet het geval is, vanaf de dag waarop zij kennis hebben gekregen van de beslissing.]4
Indien de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken gezamenlijk geen uitspraak hebben gedaan binnen acht dagen na de schorsing, mag de beslissing ten uitvoer worden gelegd.
Wanneer de raad van bestuur evenwel de dringende noodzaak heeft ingeroepen, beschikt [4 elke regeringscommissaris]4 over een termijn van twee vrije dagen om de zaak voor te leggen aan de Minister van Financiën en Economische Zaken. De in het zesde lid voorgeschreven termijn wordt in dit geval teruggebracht tot twee vrije dagen.
De vergoeding [4 van de regeringscommissarissen]4 wordt [4 gezamenlijk vastgesteld door de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken]4 en uitbetaald door de Staat. Zij wordt gedragen door de vennootschap.
[4 Met inachtneming van de regels inzake overheidsopdrachten wijzen de ministers van Financiën en Economische Zaken, elk voor de door hem voorgedragen regeringscommissaris, zo nodig deskundigen aan om de regeringscommissarissen bij te staan. De vergoeding van de deskundigen wordt betaald door de Staat en komt ten laste van de onderneming.]4
§ 3. (De (FPIM) is een naamloze vennootschap waarop [1 het [3 Wetboek van vennootschappen en verenigingen]3]1 van toepassing [1 is]1, voor zover hiervan niet wordt afgeweken door deze wet of, wegens de speciale aard van de vennootschap, door haar statuten.) <KB 1994-07-20/32, art. 5, 006; Inwerkingtreding : onbepaald > <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
§ 4. (De statuten van de (FPIM) en de wijzigingen ervan worden vastgesteld door de algemene vergadering. Ten minste vijftien dagen vóór de vergadering wordt samengeroepen, wordt het ontwerp van de beraadslagingen van deze vergadering meegedeeld [5 aan de regeringscommissarissen bedoeld in § 2]5. De statutaire bepalingen die afwijken van [1 het [3 Wetboek van vennootschappen en verenigingen]3]1 treden pas in werking na goedkeuring door de Koning. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De algemene vergadering brengt de statuten in overeenstemming met de wet binnen de hierin vastgestelde termijn. Zoniet worden zij gewijzigd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.) <KB 1994-07-20/32, art. 5, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 120, 011; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
(2)<W 2017-12-05/04, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 28-12-2017>
(3)<W 2020-04-28/06, art. 218, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
(4)<W 2021-06-27/09, art. 330, 016; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
(5)<W 2021-06-27/09, art. 331, 016; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
Art.2.<W 30-03-1976, art. 2> § 1. (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) heeft tot doel enerzijds, in het belang van de Belgische economie, en rekening houdend met de industriële politiek van de Staat, de oprichting, de reorganisatie of de uitbreiding te bevorderen van privé-bedrijven die de vorm hebben [2 van een naamloze vennootschap, een Europese vennootschap, een besloten vennootschap of een coöperatieve vennootschap]2.) <W 04-08-1978, art. 98> <W 15-07-1985, art. 15> <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Om dat doel te bereiken, kan de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) onder meer : <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
1° deel uitmaken van verenigingen, groepen, syndikaten voor studie of onderzoek die gevormd zijn met het oog op het oprichten of het reorganiseren van ondernemingen;
2° een gedeelte van het kapitaal [2 of van het eigen vermogen]2 inbrengen bij de oprichting van een vennootschap, deelnemen aan een kapitaalverhoging [2 of aan een verhoging van het eigen vermogen]2 of [2 voorkeurrechten uitoefenen]2;
3° een participatie [2 ...]2 op een andere wijze verkrijgen;
4° [2 inschrijven op of verkrijgen winstbewijzen, certificaten die betrekking hebben op aandelen, winstbewijzen, converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten, converteerbare obligaties en inschrijvingsrechten en, meer in het algemeen, alle effecten die rechtstreeks of onrechtstreeks tot het kapitaal of tot het eigen vermogen toegang geven en alle effecten die op dergelijke effecten recht geven, met inbegrip van de sluiting van elke optieovereenkomst]2;
5° de verrichtingen uitvoeren welke op de voormelde opdrachten betrekking hebben [2 met inbegrip van met name de toekenning van alle voorschotten aan de ondernemingen waarin zij een deelneming heeft]2 of welke aan de bescherming van haar patrimoniale belangen beantwoorden.
(§ 2. De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en eveneens haar bestaande of op te richten dochtervennootschappen gespecialiseerd <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
1. inzake herstructurering en bijstand in het beheer van ondernemingen,
2. inzake energie,
3. inzake internationale investeringen,
4. alsmede inzake elke materie, op voorstel van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij), en na goedkeuring bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
en de gespecialiseerde dochtervennootschappen opgericht bij toepassing van paragraaf 3 infra, hebben anderzijds tot doel het economisch overheidsinitiatief te bevorderen. Daartoe kunnen zij overgaan tot of deelnemen aan de oprichting van ondernemingen [2 ...]2, participaties verwerven en belangen nemen in dergelijke ondernemingen en deelnemen in het beheer ervan.
Om dat doel te bereiken, mogen de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen, door inbrengen, participatieoverdrachten, fusies, splitsingen of anderszins, alle belangen opnemen in verenigingen, syndicaten en vennootschappen en alle financiële en onroerende verrichtingen doen, alle ondernemingen aangaan en alle verrichtingen uitvoeren die rechtstreeks of onrechtstreeks met dat doel verband houden of van die aard zijn dat ze de verwezenlijking ervan kunnen bevorderen. Ze mogen onder meer alle roerende en onroerende goederen kopen, verkopen, huren en beheren.) <W 04-08-1978, art. 98> <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
(§ 3. De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen hebben bovendien tot doel bij te dragen tot de tenuitvoerlegging van de industriële politiek van de Staat [1 en tot de afwikkeling van financiële instellingen]1. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Zij zijn verplicht alle opdrachten te vervullen die hun bij bijzondere wetten of bij in Ministerraad overlegde koninklijke besluiten worden toevertrouwd.
De Staat verschaft aan de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en aan haar gespecialiseerde dochtervennootschappen de financiële middelen die nodig zijn voor de vervulling van deze opdrachten en voor de dekking van de lasten die er voor hen uit voortvloeien. De operaties die door de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen verricht werden ter uitvoering van deze opdrachten worden op onderscheiden wijze voorgesteld in hun rekeningen. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Ten einde dit doel te verwezenlijken beschikken de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen over de financiële technieken vermeld in §§ 1 en 2 van dit artikel.) <W 04-08-1978, art. 98> <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
(§ 3bis. De federale regering, kan voor alle materies die tot haar bevoegdheid behoren, advies inwinnen bij de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en haar gespecialiseerde dochtermaatschappijen, in het kader van haar wettelijke opdrachten, omtrent mogelijke projecten tot oprichting van rechtspersonen, hervorming of participatie in deze door de Staat, door een federale overheidsbedrijf of door een federale overheidsinstelling.
Dit advies wordt verstrekt op vraag van de toezichthoudende ministers. Het is van financiële, economische en juridische aard.) <W 2006-08-26/30, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
(§ 4. De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen [2 treden op als actieve aandeelhouder en onderhouden een strategische dialoog met de ondernemingen waarin ze participeren of investeren]2 krachtens de §§ 2 en 3 van dit artikel. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Wat betreft de verrichtingen en tussenkomsten waartoe besloten wordt krachtens § 1, wordt het beginsel van actief beheer en vertegenwoordiging toegepast overeenkomstig hetgeen partijen daaromtrent zullen bedingen.) <W 04-08-1978, art. 98> <KB 1994-06-16/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
§ 5. De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) mag een beroep doen op de diensten van derden en ze belasten met elke opdracht die voor de verwezenlijking van haar doel nuttig is. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Ze is niet onderworpen aan de regels met betrekking tot de aanbesteding van werken, leveringen en diensten.
----------
(1)<W 2014-04-25/09, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 07-05-2014>
(2)<W 2020-04-28/06, art. 219, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art. 2bis. <W 04-08-1978, art. 98, § 5> De beslissingen tot uitvoering van de opdrachten van de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen worden getroffen door de respectieve Raden van Beheer. Wanneer het om opdrachten gaat die voorzien zijn in artikel 2, § 1 of § 2, vermelden deze beslissingen of ze werden genomen in toepassing van de ene of de andere voornoemde paragraaf. Indien het opdrachten betreft voorzien in artikel 2, § 3, zijn de Raden van Beheer slechts belast met de uitvoering of de tenuitvoerlegging van de bijzondere wetten of ministeriële beslissingen. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 2ter.<W 04-08-1978, art. 99, § 1> De gespecialiseerde dochtervennootschappen van de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) genieten van een ruime zelfstandigheid in hun beheer ten opzichte van de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij). (...) <KB 1994-06-16/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : onbepaald > <KB 1994-07-20/32, art. 6, 006; Inwerkingtreding : onbepaald > <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De gespecialiseerde dochtervennootschappen van de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) zullen opgericht worden onder de vorm van naamloze vennootschappen. Voor al wat niet geregeld is door of krachtens deze wet, zijn de voorschriften betreffende de naamloze vennootschappen van toepassing op de bestaande of op te richten gespecialiseerde dochtervennootschappen [1 ...]1. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De statuten, de samenstelling van de Raad van Beheer, de bevoegdheden van de Regeringscommissarissen en in voorkomend geval, de samenstelling en de bevoegdheid van het Directiecomité van de dochtervennootschap van de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) gespecialiseerd inzake herstructurering en bijstand in het beheer van ondernemingen en inzake energie, evenals van de gespecialiseerde dochtervennootschappen opgericht bij § 3 van artikel 2, maken het voorwerp uit van een beslissing door de betrokken Ministers en Staatssecretarissen. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De werkingskosten van de dochtervennootschap gespecialiseerd inzake herstructurering en bijstand in het beheer van ondernemingen maken het voorwerp uit van een budget dat jaarlijks wordt vastgelegd. De financieringsmodaliteiten voor de vaste en variabele kosten, alsmede de voorfinanciering die zou vereist zijn, worden vastgesteld in een protocol opgemaakt tussen de dochtervennootschap en de betrokken Ministers en Staatssecretarissen.
Wat de andere, niet in de vorige alinea bedoelde, gespecialiseerde dochtervennootschappen betreft, kan de totaliteit of een deel van hun werkingskosten ten laste worden gelegd van de respectieve budgetten van de betrokken ministeriële departementen na een beslissing van de Ministers van Financiën en Economische Zaken waarover in Ministerraad of in een in zijn schoot opgericht comité overleg werd gepleegd. Waar het om een deel gaat zal dit onder meer de kosten dekken die verbonden zijn aan een uitbreiding van het personeel onder arbeidsovereenkomst van wie de aanwerving noodzakelijk zou blijken, alsmede betrekking hebben op het ter beschikking stellen van fondsen vereist voor het financieren van de verrichtingen gedaan ter uitvoering van paragrafen 2 en 3 van het artikel 2.
----------
(1)<W 2020-04-28/06, art. 220, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art. 2quater. (opgeheven) <KB 1994-06-16/31, art. 6, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art. 2quinquies. <W 04-08-1978, art. 99> In alle tussenkomsten van de Nationale Investeringsmaatschappij en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen welke ook de betrokken paragraaf weze van artikel 2, wordt een tweevoudig oogmerk nagestreefd door de personen die belast zijn met het toezicht op en het voeren van het beleid van dergelijke tussenkomsten : <KB 1994-06-16/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
a) het belang van de Belgische economie door de tenuitvoerlegging van het Plan en de toepassing van de industriële politiek van de Staat enerzijds, en
b) het toepassen van de regels van goed industrieel, financieel en commercieel beheer, alsmede het bekomen van een normale rendabiliteit, anderzijds.
Art. 2sexies.[1 § 1. De bijzondere regels en voorwaarden waaronder de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij de opdrachten vervult die haar bij deze wet zijn toevertrouwd, worden vastgelegd in een beheerscontract tussen de Staat en de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.
§ 2. Elke uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde in het beheerscontract wordt voor niet geschreven gehouden.
[2 De artikelen 5.90 tot 5.96 van het Burgerlijk Wetboek zijn]2 niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet is uitgevoerd kan slechts de uitvoering van de verbintenis vorderen alsmede, in voorkomend geval, schadevergoeding, onverminderd de toepassing van eventuele bijzondere sancties bepaald in het beheerscontract.
Het beheerscontract is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Alle clausules in het beheerscontract worden geacht contractueel te zijn. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-12-05/04, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 28-12-2017>
(2)<W 2022-04-28/25, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 2septies. [1 § 1. Bij de onderhandeling en het sluiten van het beheerscontract wordt de Staat vertegenwoordigd door de ministers die bevoegd zijn voor de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.
De Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij wordt bij de onderhandeling van het beheerscontract vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur en de afgevaardigd bestuurder. Het beheerscontract wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur die er bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen over beslist.
Het beheerscontract treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vanaf de datum vastgesteld bij dat besluit.
§ 2. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vijf jaar.
Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van een beheerscontract legt de afgevaardigd bestuurder aan de ministers die bevoegd zijn voor de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij een ontwerp van nieuw beheerscontract voor.
Indien bij het verstrijken van een beheerscontract geen nieuw beheerscontract is in werking getreden, wordt het van rechtswege verlengd, tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract is in werking getreden. Deze verlenging wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door de ministers die bevoegd zijn voor de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.
Indien geen nieuw beheerscontract in werking is getreden binnen een termijn van één jaar na de in het derde lid bedoelde verlenging, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voorlopige regels vaststellen inzake de in artikel 2sexies bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regels zullen als nieuw beheerscontract gelden tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract, gesloten overeenkomstig paragraaf 1, in werking treedt.
De besluiten tot goedkeuring van een beheerscontract, of van een aanpassing ervan, alsmede de besluiten tot vaststelling van voorlopige regels, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bepalingen van het beheerscontract, of, in voorkomend geval, van de voorlopige regels met uitzondering van die welke industriële of commerciële geheimen bevatten, worden als bijlage bij het koninklijk besluit bekendgemaakt.
§ 3. Het beheerscontract wordt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voorgesteld. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-12-05/04, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 28-12-2017>
Art.3. <W 04-08-1978, art. 100> § 1. De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en al haar bestaande of op te richten, gespecialiseerde dochtervennootschappen kunnen obligaties met een minimumduur van vijf jaar uitgeven en kunnen leningen aangaan. Met uitzondering van de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering, dienen deze uitgiften en leningen te worden toegestaan door de Minister van Financiën die de voorwaarden ervan goedkeurt. Met uitzondering van de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering, mag het bedrag van deze uitgifte en leningen het bedrag van het kapitaal en de reserves niet overschrijden, behoudens afwijking toegestaan door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
§ 2. De Koning kan tegenover derden en onder de door Hem bepaalde voorwaarden, een Staatswaarborg verlenen aan de rente en aflossing van de door de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen uit te geven obligaties en aan de door deze vennootschappen aan te gane leningen. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
In geval de opbrengst der verrichtingen de terugbetaling van de obligaties of de leningen alsmede de volledige terugbetaling van de daarmee verband houdende renten niet mogelijk maakt, verschaft de Staat aan de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) of haar gespecialiseerde dochtervennootschappen de nodige sommen om het verschil bij te passen. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De uitbetalingen die de Staat verplicht is te verrichten krachtens de door hem verleende waarborg, worden hem als hoofdsom terugbetaald, vermeerderd met de renten tegen dezelfde voet als de rentevoet van de gewaarborgde obligaties en leningen. De terugbetalingen verschuldigd door de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen worden verricht door voorafnemingen op de nettowinst van het volgend boekjaar en, zo nodig, van de daaropvolgende boekjaren. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Afdeling II. - Bestuur van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.
Art. 3bis.<KB 2006-09-28/34, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 06-10-2006> § 1. De [2 vennootschap]2 wordt door een raad van bestuur van ten minste 12 leden [2 bestuurd]2.
Ze worden benoemd op de wijze bepaald in §§ 2 tot 4 voor een hernieuwbare termijn van maximaal zes jaar. Bij de eerste benoeming van de raad van bestuur worden evenwel de helft van elk van de in §§ 2 tot 4 vermelde categorieën voor een periode van 3 jaar benoemd.
De leden hebben maximaal drie bestuursmandaten in andere vennootschappen. Ten minste een derde van de leden hebben maximaal één bestuursmandaat in een andere vennootschap.
Ten minste één derde van de leden moeten van het andere geslacht zijn.
De raad van bestuur bevat evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden.
§ 2. Twee onafhankelijke bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering op gemotiveerde voordracht van een door de Koning samengestelde jury, die bestaat uit vooraanstaande figuren uit de zakenwereld of academische wereld. De Koning bepaalt de werking van de jury.
[2 Naast hun voor het bestuur relevante expertise dienen deze bestuurders onafhankelijk te zijn als bedoeld in artikel 7:87 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en gedurende een tijdvak van zes jaar voorafgaand aan hun benoeming, geen bezoldigd mandaat te hebben uitgeoefend voor de Federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten of de provincies of voor een instelling die van vermelde overheden afhangt.]2
[2 ...]2
§ 3. De andere aandeelhouders dan de Staat benoemen gezamenlijk een aantal bestuurders in verhouding tot het aantal stemmen dat verbonden is aan hun aandelen.
Ze kunnen door de algemene vergadering worden ontslagen.
§ 4. De andere leden van de raad van bestuur worden door de Koning bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit benoemd naar gelang de complementariteit van hun bijzondere bevoegdheden inzake financiële en boekhoudkundige analyse, in rechtszaken of in economische zaken of naar gelang hun expertise inzake internationale investeringen.
Ze kunnen door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden ontslagen.
§ 5. [1 ...]1.
§ 6. Indien een plaats van bestuurder vacant wordt, kunnen de in functie gebleven bestuurders tijdelijk de functie uitoefenen totdat een nieuwe bestuurder wordt benoemd.
Het nieuw benoemde lid beëindigt het mandaat van zijn voorganger.
§ 7. Een voorzitter, twee ondervoorzitters en een afgevaardigde bestuurder worden onder de leden van de raad van bestuur door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit benoemd.
De voorzitter en de afgevaardigde-bestuurder behoren tot een verschillende taalrol.
Beide ondervoorzitters behoren tot een verschillende taalrol.
§ 8. De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van de raad van bestuur ontvangen een vaste bezoldiging of presentiegelden waarvan het bedrag door de algemene vergadering wordt bepaald.
§ 9. De bezoldiging van de afgevaardigde-bestuurder en van de leden van het uitvoerend comité wordt door de raad van bestuur op voordracht van het bezoldigingscomité vastgelegd.
Indien deze bezoldiging een variabel element bevat, mag de grondslag geen elementen bevatten die het karakter van bedrijfslast hebben.
De afgevaardigde-bestuurder en de leden van het uitvoerend comité genieten van een rust- en overlevingspensioenstelsel dat door de raad van bestuur op voordracht van het bezoldigingscomité wordt bepaald.
§ 10. De raad van bestuur komt zoals voorzien in de statuten bijeen en ten minste zes keer per jaar.
Hij bepaalt het algemene beleid van de maatschappij en keurt het financieel programma van het jaar goed.
Hij heeft alle machten die de algemene vergadering niet voorbehouden zijn. Hij draagt het dagelijkse bestuur van de maatschappij aan de afgevaardigde-bestuurder over die door het uitvoerend comité wordt geholpen.
De draagwijdte van het dagelijkse bestuur, de wezenlijke regels van het management van de maatschappij en de rol van de comités worden door de statuten overeenkomstig de principes van behoorlijk bestuur bepaald.
§ 11. De afgevaardigde bestuurder brengt regelmatig verslag uit bij de raad van bestuur.
Hij raadpleegt de voorzitter, in een vroegtijdig stadium, inzake strategische initiatieven en brengt hem steeds op de hoogte van de geboekte vooruitgang.
§ 12. De voorzitter moet, overeenkomstig de bestuursprincipes van een onderneming, de rol van raadgever ten overstaan van de afgevaardigde-bestuurder vervullen. Hiertoe kan hij door de raad van bestuur worden belast met de bijzondere opdracht om studies en onderzoeken inzake investeringen te verrichten en te helpen bij de bepaling en uitvoering van nieuwe aan de maatschappij toevertrouwde opdrachten. Deze specifieke verantwoordelijkheid onderscheidt zich duidelijk van het dagelijkse bestuur.
§ 13. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
§ 14. Behalve bijzondere beraadslaging van de raad van bestuur worden de vertegenwoordiging van de maatschappij tegenover derden en de vertegenwoordiging voor het gerecht gezamenlijk door de afgevaardigde bestuurder en de voorzitter of door twee bestuurders gewaarborgd.
§ 15. De raad van bestuur richt een strategisch comité op waarvan de taak erin bestaat de raad van bestuur bij te staan en te adviseren in aangelegenheden van algemeen beleid en strategie van de vennootschap, evenals voor belangrijke zaken betreffende de strategische ontwikkeling van de vennootschap.
Het strategisch comité bestaat uit de voorzitter, de twee ondervoorzitters en de afgevaardigde bestuurder.
§ 16. De raad van bestuur richt een uitvoerend comité op, dat de afgevaardigde bestuurder moet bijstaan bij het dagelijkse bestuur van de maatschappij. Het uitvoerend comité brengt regelmatig verslag over dit bestuur uit bij de raad van bestuur.
Het uitvoerend comité bestaat uit de afgevaardigde-bestuurder en ten hoogste drie leden die voor een hernieuwbare termijn van zes jaar door de raad van bestuur worden benoemd en door de raad van bestuur kunnen worden ontslagen.
De voorzitter wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het uitvoerend comité te volgen.
§ 17. De raad van bestuur richt een audit- en een bezoldigingscomité op, alsook elk ander comité dat hij nodig zal achten.
Het auditcomité bestaat uit [3 vier]3 leden, waarvan ten minste één onafhankelijke bestuurder, door de raad van bestuur benoemd op grond van hun competentie en ervaring in financiële aangelegenheden. In afwachting van de benoeming van de onafhankelijke bestuurders zal het auditcomité zijn bevoegdheden rechtsgeldig en zonder beperking kunnen uitoefenen vanaf de benoeming van de andere leden.
Het heeft de opdracht om de raad van bestuur bij te staan via het onderzoek van financiële informatie, met name de jaarrekeningen, het jaarverslag en de tussentijdse verslagen. Bovendien voert het auditcomité de taken uit die de raad van bestuur of de statuten eraan toevertrouwen.
Het bezoldigingscomité bestaat uit vier leden, waarvan ten minste een onafhankelijke bestuurder, die door en uit de raad van bestuur worden benoemd. Het kiest een voorzitter onder zijn leden. In afwachting van de benoeming van de onafhankelijke bestuurders zal het bezoldigingscomité zijn bevoegdheden rechtsgeldig en zonder beperking kunnen uitoefenen vanaf de benoeming van de andere leden.
Het bezoldigingscomité maakt een voorstel van beslissing, naar gelang van het geval, over aan de raad van bestuur of aan de algemene vergadering, voor elke beslissing betreffende geldelijke voordelen, rechtstreekse of onmiddellijke, onrechtstreekse of uitgestelde, rechtstreeks verbonden aan de functie of toegekend aan leden van beheersorganen. Hij stelt daarnaast jaarlijks een verslag op betreffende de bezoldigingen dat in het beheersverslag zal worden ingevoegd.
§ 18. De onafhankelijke bestuurders maken jaarlijks een verslag op over de uitoefening van hun mandaat. Dit verslag zal integraal worden opgenomen in het jaarverslag van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 121, 011; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
(2)<W 2020-04-28/06, art. 221, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
(3)<W 2023-12-20/08, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Afdeling III. - Onverenigbaarheden.
Art. 3ter.<KB 2006-09-28/34, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 06-10-2006> § 1. De leden van de Wetgevende Kamers, van het Europees Parlement, van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen, de personen die de hoedanigheid hebben van Minister of Staatssecretaris of van lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van bestendig afgevaardigde, van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met meer dan 30 000 inwoners, mogen geen deel uitmaken van de raad van bestuur noch als afgevaardigde bestuurder van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij aangeduid.
Het mandaat van deze personen, verkozen of benoemd in de functies bedoeld in het vorig lid, binnen de raad van bestuur of als afgevaardigde bestuurder van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij houdt van rechtswege op bij de eedaflegging of de uitoefening van deze functies
§ 2. Onverminderd artikel [1 7:96 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]1 indien een bestuurder rechtstreeks of onrechtstreeks een belang heeft dat strijdig is of kan worden, van welke aard dan ook, met een ontwerp van verrichting of beslissing die tot de bevoegdheid van de raad van bestuur behoort, mag hij de beraadslagingen van de raad van bestuur niet bijwonen noch aan de stemming over dit ontwerp deelnemen.
§ 3. Behalve als de vennootschap in gedelegeerde opdracht handelt, mag de afgevaardigde bestuurder niet gelijktijdig en tijdens een periode van drie jaar na het einde van zijn mandaat, een bezoldigde activiteit uitoefenen ten dienste van een onderneming waaraan de vennootschap activa heeft verkocht of waarvan zij activa heeft verworven, of in een vennootschap die aan een dergelijke onderneming gebonden is.
----------
(1)<W 2020-04-28/06, art. 222, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art. 3quater. (opgeheven) <W 04-08-1978, art. 110>
Afdeling IV. - Aandelen die het kapitaal van naamloze vennootschappen gehouden door de federale Participatie- en Investeringsmaatschappij vertegenwoordigen.)
Art. 3quinquies.<L 22-01-1985, art. 171> Een naamloze vennootschap [2 of een besloten vennootschap]2 kan, door inkoop, eigen aandelen of winstbewijzen verkrijgen die in het bezit zijn van de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij), van een gespecialiseerde dochtervennootschap ervan (van het Fonds voor de Herstructurering van de nationale sectoren in het Vlaamse Gewest, Fonds pour la Restructuration des Secteurs nationaux en Région wallonne, Société régionale d'Investissement de la Région bruxelloise) of van een vennootschap waarin de Nationale Investeringsmaatschappij of een gespecialiseerde dochtervennootschap een participatie bezit die ten minste 50 pct. van het kapitaal [2 of van het eigen vermogen]2 vertegenwoordigt, hierna gezamenlijk de " verkopende vennootschap " genoemd, onder de volgende voorwaarden: <W 1988-12-30/31, art. 207, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-15> <KB 1994-06-16/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
1° (de Algemene Vergadering heeft, met inachtneming van [2 de voorschriften voorgeschreven voor een statutenwijziging]2 inzake quorum en meerderheid, toestemming gegeven tot verkrijging, en de wijze en de voorwaarden vastgesteld waarop de verkrijgingen zullen plaatsvinden, met dien verstande dat de verkopende vennootschap met betrekking tot deze verkrijging niet stemgerechtigd is;) <W 1988-12-30/31, art. 207, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-15>
(NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap worden in de 1° de woorden " met inachtneming van de in artikel 52bis, § 1, tweede lid en artikel 70bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen bepaalde voorschriften inzake quorum en meerderheid " vervangen door de woorden : " met inachtneming van de in artikel 52bis, § 1, eerste en tweede lid van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen bepaalde voorschriften ". <DVR 1992-12-18/30, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 29-12-1992>)
2° de bedragen bestemd voor de verkrijging zijn vatbaar voor uitkering aan de aandeelhouders;
3° alleen volgestorte aandelen komen in aanmerking voor verkrijging;
4° de aandelen of winstbewijzen zijn in het bezit van de verkopende vennootschap door erop ingetekend te hebben ter gelegenheid van hun uitgifte.
De aandelen en winstbewijzen die met toepassing van het eerste lid zijn verkregen, zijn rechtens van onwaarde. De raad van bestuur vernietigt de effecten die krachtens deze bepaling van onwaarde zijn en legt de lijst ervan neer op de griffie van de rechtbank van koophandel.
(NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap wordt 4° opgeheven. <DVR 1992-12-18/30, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 29-12-1992>)
(5° [2 ...]2
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 122, 011; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
(2)<W 2020-04-28/06, art. 223, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art. 3sexies.<W 04-08-1978, art. 102> § 1. [2 ]2 de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en elk van haar gespecialiseerde dochtervennootschappen [2 kunnen]2, wanneer zij optreden krachtens § 2 of § 3 van artikel 2, alleen een naamloze vennootschap [2 of een besloten vennootschap]2 oprichten, en als oprichter intekenen op de totaliteit der aandelen van deze vennootschap. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Evenzo, mogen zij, in hetzelfde geval, via intekening of verwerving, al de aandelen aanhouden van een naamloze vennootschap [2 of van een besloten vennootschap]2 [1 ...]1.
[2 ...]2
§ 2. [1 ...]1.
§ 3. [1 ...]1 De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en elk van haar gespecialiseerde dochtervennootschappen [1 kunnen]1, wanneer zij optreden krachtens § 2 of 3 van artikel 2, een naamloze vennootschap [2 of een besloten vennootschap]2 oprichten met één of meer andere fysische of morele personen die onderworpen zijn aan het privaat- of publiek recht. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 123, 011; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
(2)<W 2020-04-28/06, art. 224, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art. 3septies. (opgeheven) <KB 1994-07-20/32, art. 8, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art. 3octies.<W 04-08-1978, art. 102> § 1. [1 ...]1.
§ 2. De vennootschappen in wier kapitaal [2 , het eigen vermogen]2 of maatschappelijk fonds de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen krachtens artikel 2, § 2 of § 3 een participatie bezitten van ten minste [1 2 .500. 000 euro]1, dienen ten minste één commissaris-revisor te hebben van wie de aanstelling en de functie onderworpen zijn aan de artikelen [2 3:58 en volgende van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 124, 011; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
(2)<W 2020-04-28/06, art. 225, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
HOOFDSTUK II. - (opgeheven)
Art.4. <W 04-08-1978, art. 103> § 1. De ministeriële comités voor gewestelijke aangelegenheden richten, met het oog op het op gang brengen van industriële projecten, één gewestelijke investeringsmaatschappij op per gewest.
Voor de definitie van het begrip gewest wordt verwezen naar artikel 1 van de wet van 1 augustus 1974 tot oprichting van gewestelijke instellingen, in voorbereiding van de toepassing van artikel 107quater van de Grondwet, zoals gewijzigd door de wet van 19 juli 1977.
De gewestelijke investeringsmaatschappijen streven, op het vlak van de gewesten, hetzelfde maatschappelijk doel na als de (Federale Investeringsmaatschappij). <KB 1994-06-16/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
§ 2. De gewestelijke investeringsmaatschappijen zijn vennootschappen van openbaar nut, gesticht onder de vorm van een naamloze vennootschap.
De aandelen van de gewestelijke investeringsmaatschappijen zijn op naam.
De artikelen 57 tot 59 en artikel 69 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen met betrekking tot de borgtocht van de beheerders en van de commissarissen zijn niet van toepassing.
De bepalingen van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen met betrekking tot de aanwezigheids- en stemmingsquorums van de algemene vergaderingen zijn van toepassing op de hogergenoemde gewestelijke investeringsmaatschappijen, met uitzondering van artikel 76 van deze gecoördineerde wetten.
Voor al wat niet uitdrukkelijk door deze wet geregeld is, zijn de bepalingen betreffende de handelsvennootschappen van toepassing op de hogergenoemde gewestelijke investeringsmaatschappijen waarvan de daden geacht worden daden van koophandel te zijn.
§ 3. De ministeriële comités voor gewestelijke aangelegenheden zullen bepalen welke organen en/of personen deel uitmaken van de algemene vergadering van hogergenoemde gewestelijke investeringsmaatschappijen.
De statuten, de wijzigingen aan de statuten, de wijze van samenstelling van de respectieve raden van beheer die bij uitsluiting van andere personen uit vertegenwoordigers van de publieke sector moeten bestaan, zullen goedgekeurd worden bij koninklijk besluit overlegd in Ministerieel Comité voor Gewestelijke Aangelegenheden; de onverenigbaarheden zullen goedgekeurd worden bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
De personen belast met het dagelijks beheer en met de directie van hogergenoemde gewestelijke investeringsmaatschappijen zullen bij uitsluiting van enig ander criterium gekozen worden op grond van bekwaamheid.
§ 4. Het kapitaal van de hogergenoemde gewestelijke investeringsmaatschappijen valt ten laste van de respectievelijke gewestelijke begrotingen.
§ 5. De hierna volgende bepalingen betreffende de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen zijn eveneens van toepassing op de hogergenoemde gewestelijke investeringsmaatschappijen : <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
(NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap worden tussen de woorden " op de hogergenoemde gewestelijke investeringsmaatschappijen ", en het eerste gedachtenstreepje de woorden " en hun gespecialiseerde dochtervennootschappen " ingevoegd. <DVR 1992-12-18/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 29-12-1992>)
- artikel 2, §§ 1 en 2, wat betreft de opdrachten die erin bedoeld worden;
- artikel 2, § 3, met dien verstande dat de opdrachten waarvan in deze bepaling sprake is, de gewestelijke investeringsmaatschappijen toevertrouwd worden door bijzondere wetten, door de Minister of de bevoegde Staatssecretarissen, na beslissing van het Ministerieel Comité voor Gewestelijke Aangelegenheden;
- artikel 2, §§ 4 en 5;
- artikel 2bis;
- artikel 2quinquies;
- artikel 3; (NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap wordt voorafgaande zin vervangen door " artikel 3, § 2 ". <DVR 1992-12-18/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 29-12-1992>)
- (artikel 3quinquies, 3sexies, 3septies en 3octies); <W 24-01-1985, art. 172> (NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap wordt voorafgaande zin vervangen door " artikel 3quinquies, 3sexies, §§ 1, 2, 1° en 3septies ". <DVR 1992-12-18/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 29-12-1992>)
- artikel 11; (NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap wordt voorafgaande zin vervangen door : de artikelen 7, 9, 11 en 17 <DVR 1990-12-21/33, art. 105, 004; Inwerkingtreding : 08-01-1991>)
- (NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap wordt onder het achtste gedachtenstreepje een verwijzing naar artikel 10 toegevoegd. <DVR 1992-12-18/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 29-12-1992>)
- artikel 14 van de wet van 30 maart 1976.
Art.5. (opgeheven) <W 04-08-1978, art. 103>
Art.6. (opgeheven) <W 04-08-1978, art. 103>
HOOFDSTUK III. - (opgeheven)
Art.7. <W 30-12-1970, art. 34> (Gedurende de periode waarin zij, door toepassing van artikel 2, § 1, een participatie in een vennootschap heeft), mag de N.I.M. of de (...) G.I.M. van deze vennootschap alle inlichtingen eisen. <W 30-03-1976, art. 6> <W 04-08-1978, art. 103>
Ze mag ter plaatse kennis nemen van de boeken, correspondentie, notulen en in het algemeen van alle geschriften van deze vennootschap.
De verbintenissen die zij haar wenst op te leggen, waarin begrepen regels van beheer, zijn onderworpen aan de beslissing (van de bestuursorganen, van de Raad van Beheer of van de Algemene Vergadering van deze laatste, overeenkomstig de statuten van de vennootschap). <W 30-12-1970, art. 34>
Art.8. (opgeheven) <W 04-08-1978, art. 105>
Art.9. Ongeacht de verplichtingen hun door de wet of door de reglementen opgelegd en met uitzondering van de gevallen waarin zij voor het gerecht moeten getuigen, mogen de voorzitter, de beheerders, de commissarissen en het personeel van de (FPIM) of van de (...) G.I.M. geen enkele ruchtbaarheid geven aan de inlichtingen of feiten waarvan zij uit hoofde van hun functies kennis hebben gekregen wat de vennootschappen betreft waarin de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) participaties bezit door toepassing van artikel 2, § 1. <W 04-08-1978, art. 103> <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art.10. De directeur-generaal van het Bestuur der Registratie en Domeinen of zijn gemachtigde is bevoegd om de akten betreffende de organisatie en het interne bestuur van de (FPIM) en van de G.I.M. authentiek te verklaren. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art.11. <W 04-08-1978, art. 106> § 1. De (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij)) en haar gespecialiseerde dochtervennootschappen kunnen van een Staatswaarborg genieten met betrekking tot de risico's die inherent zijn aan het tot stand brengen of het lanceren van een nieuwe industriële, commerciële of financiële activiteit, wanneer deze risico's voortvloeien uit het tot stand brengen van een nieuwe onderneming of de omschakeling, herstructurering, diversificatie of uitbreiding van een bestaande onderneming. <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
§ 2. Om te kunnen genieten van de in voorgaande paragraaf bedoelde Staatswaarborg dienen de verrichtingen gedaan te worden krachtens paragraaf 2 of 3 van artikel 2 en moeten zij daarenboven belangrijke risico's insluiten op technologisch, commercieel of financieel gebied.
§ 3. De Ministers van Financiën en van Economische Zaken beslissen per geval over de omvang en de voorwaarden van de Staatswaarborg waarvan sprake in de eerste paragraaf van dit artikel. Deze waarborg die in elk geval beperkt blijft tot de hoofdsom zal evenwel 80 pct. van het bedrag van het te dekken risico niet mogen overtreffen. De uitgaven die uit voormelde waarborg voortvloeien zullen aangerekend worden naargelang van het geval, hetzij op de nationale begrotingen, hetzij op de regionale begrotingen. Een overeenkomst zal voor elk geval worden opgesteld tussen de twee hogergenoemde Ministers en de betrokken vennootschappen.
Art.12. <Wijzigingsbepaling van art. 34 van het KB 185 1935-07-09/30>
Art.13. (opgeheven) <W 30-03-1976, art. 10>
Art.14.Artikel 76 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen is niet van toepassing op het stemrecht dat verbonden is aan de aandelen die het kapitaal [1 ...]1 van de (...) G.I.M. vertegenwoordigen (...). <W 04-08-1978, art. 103> <W 30-03-1976, art. 11>
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 125, 011; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
Art.15. (Opgeheven) <KB250 31-12-1983, art. 3>
HOOFDSTUK IV. - (opgeheven)
Art.16. (opgeheven) <W 22-02-1961, art. 18>
Art.17.§ 1. Met de straffen, bepaald in [1 artikel 7:232 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]1 worden gestraft zij, die de bepalingen van artikel 7 overtreden, zij die de inlichtingen weigeren welke zij krachtens dit artikel verplicht zijn te geven, zij die wetens onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekken of zij die hun verbintenissen ten opzichte van de (FPIM) of de (...) G.I.M. niet nakomen. <W 04-08-1978, art. 103> <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
§ 2. Elke overtreding van artikel 9 wordt gestraft met de bij artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde straffen. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85 zijn op deze misdrijven van toepassing.
----------
(1)<W 2020-04-28/06, art. 226, 015; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art.18. De Minister van Economische Zaken en Energie en de Minister van Financiën dienen ieder jaar bij de Wetgevende Kamers een verslag in over de toepassing van deze wet.
Art.19. De ontbinding van de (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij)) of van een (...) gewestelijke investeringsmaatschappij mag niet worden uitgesproken dan krachtens een wet, die de wijze en de voorwaarden van de vereffening zal regelen. <W 04-08-1978, art. 103> <W 2006-08-26/30, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
HOOFDSTUK V. Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest.
Art.20. <ingevoegd bij DWG 1989-12-07/37, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1990-02-23> Artikel 4 van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een nationale investeringsmaatschappij en van gewestelijke investeringsmaatschappijen is niet meer van toepassing op het Waalse Gewest, behalve dat het aan de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Wallonië het voordeel van artikel 2, § 5, 2e lid, van deze wet toekent.
Art.21. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> § 1. De " Société régionale d'Investissement de Wallonie " (Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Wallonië), hierna aangeduid door de afkorting " S.R.I.W. " is een naamloze vennootschap met als opdrachten participatie in het kapitaal, belangen opnemen of deelneming aan het beheer van handelsvennootschappen of van vennootschappen met de vorm van een handelsvennootschap of van industriële, financiële, immobiliën- of dienstverleningsvennootschappen, zowel in België als in het buitenland met het oog op de economische ontwikkeling van het Gewest.
§ 2. Voor de uitvoering van haar opdrachten voert de S.R.I.W. specifieke akties in sectoren die van kapitaal belang zijn voor de economische ontwikkeling van het Gewest, met name de traditionele sectoren alsook de groeiende sectoren, de speerpuntsectoren of die gericht zijn op ontwikkeling van nieuwe technologie al dan niet toegepast op de traditionele sectoren en de sectoren voor de valorisatie van de natuurlijke hulpbronnen.
Bovendien zorgt de S.R.I.W. ervoor in al haar tussenkomsten een algemene rentabiliteit na te streven bij toepassing van de regels voor een goed industrieel, financieel en commercieel beheer.
Art.22. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> § 1. Om de economische ontwikkeling van het Gewest te bevorderen, kan de Regering, alléén of met andere publiek- of privaatrechtelijke personen, gespecialiseerde vennootschappen oprichten voor de organisatie van de nodige samenwerkingsverbanden, hierna " gespecialiseerde vennootschappen " genoemd, waarvan het Gewest de meerderheid van de kapitaalaandelen bezit. De Waalse Gewestraad wordt door de Regering ingelicht over de oprichting van een gespecialiseerde vennootschap.
Het Gewest kan eveneens houder zijn van kapitaalaandelen van de gespecialiseerde vennootschappen bij middel van een aan een gespecialiseerde vennootschap gedelegeerde opdracht. In afwijking van het eerste lid is het Gewest houder van alle kapitaalaandelen van de N.V. " Société pour la Gestion de participations de la Région dans des sociétés commerciales " en van de N.V. " Société wallonne pour la Sidérurgie ".
De SWS en de SOWAGEP kunnen zich echter aansluiten onder alle vormen volgens de door de Regering bepaalde voorwaarden.
Het maatschappelijk doel van de gespecialiseerde vennootschappen bestaat erin de hun bij decreet of besluit van de Regering gedelegeerde opdrachten uit te voeren voor de inwerkingstelling van het economisch beleid van het Gewest, alsook de opdrachten voor eigen rekening op het vlak van de staalindustrie volgens de door de Regering bepaalde voorwaarden.
§ 2. De N.V. " Société pour la Gestion de participations de la Région dans des sociétés commerciales " en de N.V. " Société wallonne pour la Sidérurgie ", alsook de " Société publique d'Aide à la qualité de l'environnement " worden omgezet in gespecialiseerde vennootschappen.
§ 3. Na akkoord van de Regering kan de S.R.I.W. gespecialiseerde dochtervennootschappen oprichten, hierna " gespecialiseerde dochtervennootschappen " genoemd, waarvan zij, rechtstreeks of onrechtstreeks, de meerderheid van de kapitaalaandelen bezit.
Het Gewest is gemachtigd rechtstreeks kapitaalaandelen van de gespecialiseerde dochtervennootschappen te bezitten.
De opdracht van de gespecialiseerde dochtervennootschappen is de verwezenlijking van het in hun statuten beschreven maatschappelijk statuut. Het maatschappelijk statuut kan bestaan in opdrachten die hun werden toegekend bij decreet of bij besluit van de Regering om een bijdrage te leveren tot de inwerkingstelling van het economisch beleid van het Gewest.
Art.23. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen zijn maatschappijen van algemeen nut opgericht onder de vorm van een naamloze vennootschap. Voor al wat niet geregeld is door of krachtens dit decreet of bij hun statuten, zijn de regels betreffende de handelsvennootschappen er op toepasselijk en hun handelingen worden beschouwd als daden van koophandel.
Art.24. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De kapitaalaandelen van de S.R.I.W., van haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en van de gespecialiseerde vennootschappen zijn op naam.
Art.25. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De statuten van de S.R.I.W., van haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en van de gespecialiseerde vennootschappen, alsook elke wijziging van deze statuten worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering.
Na goedkeuring door de Regering worden deze statutenwijzigingen ter informatie naar de Waalse Gewestraad gestuurd.
Deze statuten voorzien dat het dagelijks beheer waargenomen wordt door een Beheerscomité waarvan zij de samenstelling, de aanstellingswijze alsook de actie- en vertegenwoordigingsmiddelen bepalen.
Art.26. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> Het Gewest en de financiële instellingen kunnen, mits het akkoord van de Regering, de enige aandeelhouders van de S.R.I.W. zijn.
Het Gewest bezit ten minste 98,5 % van de kapitaalaandelen van de S.R.I.W..
Art.27. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> § 1. Om de in artikelen 21 en 22 beschreven opdrachten te vervullen kunnen de S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen onder meer :
1° deel uitmaken van elke vereniging, groep of vakvereniging, of er belangen opnemen;
2° een participatie in het kapitaal van een vennootschap verkrijgen door inbrenging, fusie, overdracht, intekening op aandelen bij een kapitaalverhoging of bij enig ander middel;
3° intekenen op obligatiehoudersleningen, leningen toekennen;
4° alle persoonlijke waarborgen en zekerheden nemen, inzonderheid op het pandrecht op een handelszaak;
5° in het algemeen, alle verrichtingen uitvoeren die rechtstreeks of onrechtstreeks verband hebben met hun opdrachten of die van aard zijn de uitvoering ervan te bevorderen.
§ 2. De S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen zorgen voor het afsluiten van overeenkomsten met de betrokkene partijen om deel te nemen aan het industrieel, financieel en commercieel beheer van de bedrijven aan de oprichting van dewelke zij bijgedragen hebben of waarin zij belangen hebben.
§ 3. De S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen kunnen een beroep doen op de diensten van derden en ze belasten met elke opdracht die nuttig is voor de verwezenlijking van hun opdracht.
Art.28. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> Voor de uitvoering van de in artikel 22 bedoelde gedelegeerde opdrachten voert de raad van bestuur van de gespecialiseerde dochtervennootschap of van de betrokken gespecialiseerde vennootschap de bij decreet of besluit van de Regering toevertrouwde opdrachten stipt en nauwgezet uit, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
Het Gewest stelt de nodige geldmiddelen voor de uitvoering van deze opdrachten ter beschikking van de gespecialiseerde dochtervennootschappen en van de gespecialiseerde vennootschappen. De door de gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen verrichte handelingen in het kader van deze opdrachten worden afzonderlijk voorgesteld in hun rekeningen.
Art.29.<DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> § 1. Het toezicht op de financiële toestand, de jaarrekeningen en de regelmatigheid van de verrichtingen die vastgesteld moet worden in de jaarrekeningen van de S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en van de gespecialiseerde vennootschappen wordt toevertrouwd aan één of meerdere accountants aangesteld door de algemene vergadering overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.
Voor de in artikel 22 bedoelde gedelegeerde opdrachten wordt de Inspectie van Financiën bij dit toezicht betrokken in de hoedanigheid van buitenstaande waarnemer. Zij informeert de Regering over de evolutie en over de resultaten van het toezicht en verleent advies over alle vragen omtrent dit toezicht.
§ 2. [1 Het toezicht op de uitvoering van de gedelegeerde opdrachten van de "S.R.I.W.", zoals toevertrouwd bij decreet of bij besluit van de Regering, en van de in artikel 22 bepaalde gedelegeerde opdrachten wordt gehouden door twee commissarissen die door de Regering aangesteld maar ook ontslagen kunnen worden.
Deze commissarissen zorgen ervoor dat de in het kader van de gedelegeerde opdrachten van de "S.R.I.W." en van de in artikel 22 bepaalde gedelegeerde opdrachten genomen maatregelen niet tegenstrijdig zijn met de wetten, de decreten, de besluiten, de statuten of met de contractuele clausules i.v.m. de gedelegeerde opdrachten.
Zij hebben het recht kennis te nemen van alle beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en, in voorkomend geval, van het orgaan belast met het dagelijks beheer om over te gaan tot de nodige verificaties en zich alle inlichtingen en documenten die daartoe nodig zijn te doen voorleggen.
Zij hebben het recht de vergaderingen van de raad van bestuur betreffende de uitvoering van de gedelegeerde opdrachten met raadgevende stem bij te wonen.
De Regeringscommissarissen schorsen en melden samen aan de Regering iedere beslissing van de raad van bestuur die de wetten, de decreten, de besluiten, de statuten of de contractuele clausules i.v.m. de gedelegeerde opdrachten niet erkennen. Daartoe beschikken zij over een termijn van vier volle dagen; deze termijn gaat in op de dag van de vergadering tijdens dewelke de beslissing genomen werd voor zover de Regeringscommissarissen er regelmatig op werden uitgenodigd en, in tegenovergesteld geval, vanaf de dag waarop zij er kennis van gekregen hebben.
Indien de Regering geen beslissing heeft genomen binnen acht dagen na de schorsing, kan de beslissing uitgevoerd worden.
De bezoldiging van de regeringscommissarissen wordt vastgesteld door de Regering en betaald door de vennootschap.]1
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 33, 014; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art.30. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen kunnen leningen aangaan; de Regering kan de waarborg van het Gewest verlenen aan deze leningen onder de door haar bepaalde voorwaarden.
Zij kunnen ook niet converteerbare obligatieleningen op naam openbaar uitgeven. Deze openbare uitgiften zijn afhankelijk van de machtiging van de Regering die de voorwaarden ervan vaststelt en er de waarborg van het Gewest aan verleent onder de door haar bepaalde voorwaarden.
De uitbetalingen die het Gewest zou moeten doen namens zijn waarborg worden aan het Gewest terugbetaald als hoofdsom, vermeerderd met de interesten aan dezelfde rentevoet als die van de gewaarborgde leningen. De door de S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen verschuldigde terugbetalingen gebeuren door voorafnemingen op de winst van het volgend boekjaar en, zo nodig, van de daaropvolgende boekjaren.
Art.31. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> § 1. Het Gewest, de S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen kunnen, ieder wat hem/haar betreft, kunnen alleen een naamloze vennootschap oprichten en, in de hoedanigheid van stichter, op alle aandelen van deze vennootschap intekenen. In afwijking van artikel 104bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen kunnen zij voor dezelfde gevallen alle aandelen van een bestaande naamloze vennootschap bezitten bij intekening of verwerving voor meer dan een jaar zonder beschouwd te worden als hoofdelijke borg van alle aandelen van de vennootschap die ontstaan zijn na de verzameling van alle aandelen in hun handen.
Het Gewest, de S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen die de enige aandeelhouder zijn van de in het vorige lid bedoelde vennootschappen behouden het voordeel van de scheiding der vermogens.
§ 2. Zolang de S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen of de gespecialiseerde vennootschappen er de enige aandeelhouder van zijn :
1° zijn de aandelen van de vennootschap op naam;
2° worden de bevoegdheden van de algemene vergadering van de vennootschap door de raad van bestuur van de S.R.I.W., van de gespecialiseerde dochtervennootschappen of van de gespecialiseerde vennootschappen waargenomen; de bepalingen van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen betreffende het aantal aanwezigen en stemmen tijdens de vergaderingen zijn toepasselijk op de beraadslagingen van de raad terzake;
3° de oproepingen, documenten en verslagen die krachtens de bepalingen van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen bestemd zijn voor de aandeelhouders voor de beraadslagingen van de algemene vergadering worden tegelijkertijd verstuurd naar de Regering en de raad van bestuur binnen de termijnen vastgesteld bij de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen wat betreft hun verzending, mededeling of hun indiening.
De krachtens punt 2° van deze paragraaf genomen beslissingen van de raad van bestuur zijn het onderwerp van dezelfde verzendingen en indieningen.
Art.32. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> Een Oriëntatiecomité wordt opgericht bij de raad van bestuur van de S.R.I.W. en van de in artikel 22, § 2 bedoelde gespecialiseerde dochtervennootschappen.
Het geeft een advies over alle projecten die een weerslag hebben op het tewerkstellingsbeleid en meer bepaald over projecten voor de oprichting van dochtervennootschappen en participatie. Het kan ook op eigen initiatief een advies geven over elke aangelegenheid inzake het algemeen beleid van elk der betrokkene vennootschappen en in het bijzonder om de schepping van nieuwe banen te bevorderen.
Het bestaat uit leden van de directiecomités van iedere betrokkene vennootschap en van vertegenwoordigers van de vakorganisaties aanwezig bij de Economische en Sociale Raad van het Waalse Gewest.
Indien overwogen wordt nieuwe dochtervennootschappen te ontwikkelen staat dit Comité open voor een zo ruim mogelijk overleg met de vertegenwoordigers van de betrokkene sector.
Art.33. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De toepassing van artikel 76 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen mag niet tot gevolg hebben een vermindering van het stemrecht verbonden aan de aandelen van de vennootschappen waarin deelgenomen wordt, die gehouden zijn door de gespecialiseerde dochtervennootschappen of door de gespecialiseerde vennootschappen krachtens artikel 27, noch het stemrecht verbonden aan de aandelen van de S.R.I.W., van haar gespecialiseerde dochtervennootschappen of van de gespecialiseerde vennootschappen.
Art.34. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> Gedurende de hele periode waarin zij een participatie van 25 % of meer in een vennootschap hebben kunnen de S.R.I.W., haar gespecialiseerde dochtervennootschappen of de gespecialiseerde vennootschappen alle inlichtingen omtrent deze vennootschap vragen. Zonder ze te verplaatsen nemen zij kennis van de boeken, briefwisseling, notulen en in het algemeen van alle geschriften van deze vennootschap.
Art.35. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> Onverminderd de verplichtingen die hun bij wet of decreet opgelegd zijn en buiten de gevallen waarin zij voor het gerecht moeten getuigen, mogen de voorzitter, de ondervoorzitters, de beheerders, de accountants, de Regeringscommissarissen, de leden van het Oriëntatiecomité alsook het personeel van de S.R.I.W., van haar gespecialiseerde dochtervennootschappen of van de gespecialiseerde vennootschappen geen enkele ruchtbaarheid geven aan de inlichtingen of feiten waarvan zij uit hoofde van hun functies kennis hebben gekregen.
Art.36. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> § 1. Degenen die weigeren inlichtingen te geven waartoe zij gehouden zijn krachtens dat artikel, degenen die bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen geven of degenen die de verbintenissen aangegaan met de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen of met de gespecialiseerde vennootschappen niet naleven worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een boete van 50 frank tot 1000 frank of enkel met één van deze straffen degenen die tegen de bepalingen van artikel 34 handelen.
§ 2. Elke overtreding van artikel 35 wordt gestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden of met een boete van 100 frank tot 500 frank.
Art.37. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De Administratie van de B.T.W., Registratie en Domeinen is bevoegd om de authenticiteit te verlenen aan alle handelingen betreffende de organisatie, alsmede de inwendige administratie van de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen of van de gespecialiseerde vennootschappen.
Art.38.<DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De personen die een functie waarnemen die onverenigbaar wordt verklaard door de statuten van deze vennootschappen of bij een besluit van de Regering, mogen niet beheerder van de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen of van de gespecialiseerde vennootschappen worden.
De Regering bepaalt bovendien de voorwaarden voor het waarnemen van de functie van beheer van de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen of van de gespecialiseerde vennootschappen.
[1 Na eensluidend advies van de Regering benoemt de raad van bestuur een voorzitter en een ondervoorzitter onder zijn leden.]1
[2 De personen belast met het dagelijks beheer of handelend binnen het orgaan belast met het dagelijks beheer mogen niet de functie van bestuurder uitoefenen.". "De personen belast met het dagelijks beheer of handelend binnen het orgaan belast met het dagelijks beheer van de "S.R.I.W. of van de "SOGEPA" wonen de vergaderingen van de Raad van bestuur met raadgevende stem bij.]2
----------
(1)<DWG 2018-07-17/04, art. 33bis, 014; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
(2)<DWG 2018-07-17/04, art. 33ter, 014; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art.39. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De ontbinding met liquidatie van de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen of van de gespecialiseerde vennootschappen mag enkel worden uitgesproken bij een decreet dat de liquidatiewijze en -voorwaarden zal bepalen.
Art.40. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> De band tussen de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen enerzijds en hun personeelsleden anderzijds is van contractuele aard.
Art.41. <DWG 1999-05-06/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 06-05-1999> Jaarlijks dient de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen en de gespecialiseerde vennootschappen een verslag over de verrichte handelingen in bij de Regering.
Bovendien kan de Regering ieder ogenblik vragen stellen aan de S.R.I.W., de gespecialiseerde dochtervennootschappen en aan de gespecialiseerde vennootschappen over hun opdrachten en strategieën.
Jaarlijks doet de Regering een verslag over de toepassing van dit hoofdstuk aan de Waalse Gewestraad toekomen.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage : Statuten. <zie CN : 1962-04-02/32>