Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 MAART 1985. - [Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones]. <opschrift gewijzigd bij BVR 1999-01-12/35, art. 73, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-02-1994 en tekstbijwerking tot 28-03-2017)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Vergunnings- en meldingsplicht.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. Indeling van de vergunningsplichtige grondwaterwinningen.
Art. 5
HOOFDSTUK IV. Vergunningsprocedures voor de grondwaterwinningen van de categorie A en B.
Art. 6-13
HOOFDSTUK V. - (Procedure voor afbakening van de waterwingebieden en beschermingszones.) <BVR 1999-01-12/35, art. 75, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
Art. 14-22
HOOFDSTUK VI. Uitrusting van de grondwaterwinningen Peilmetingen.
Art. 23-25
HOOFDSTUK VII. Indienststelling, verandering van gebruiker, buitengebruikstelling.
Art. 26-29
HOOFDSTUK VIII. Telling van de grondwatervoorraden.
Art. 30
HOOFDSTUK IX. Slotbepalingen.
Art. 31-35



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1966061404  1976042102  1976071305  1976080903  1976100104 



Uitvoeringsbesluit(en):

1990029444  1997060252  1999035041  2009205974  2011035631  2011035941 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder één enkele grondwaterwinning, die grondwaterwinning, welke gelegen is op het grondgebied van eenzelfde gemeente en technisch een geheel vormt, waarbij grondwater wordt gewonnen of opgepompt uit eenzelfde watervoerende laag onder het gezag van eenzelfde natuurlijk of rechtspersoon.

HOOFDSTUK II. _ Vergunnings- en meldingsplicht.
Art.2. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.3. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.4. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

HOOFDSTUK III. _ Indeling van de vergunningsplichtige grondwaterwinningen.
Art.5. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

HOOFDSTUK IV. _ Vergunningsprocedures voor de grondwaterwinningen van de categorie A en B.
Art.6. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.7. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.8. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.9. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.10. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.11. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.12. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.13. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

HOOFDSTUK V. - (Procedure voor afbakening van de waterwingebieden en beschermingszones.)
Art.14. <BVR 1999-01-12/35, art. 76, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999> De Vlaamse regering neemt in eerste en laatste aanleg een besluit over een voorstel tot afbakening om reden van openbaar nut van waterwingebieden en beschermingszones.

Art.15. § 1. (Het voorstel totafbakening van een waterwingebied en bijbehorende beschermingszones) wordt gericht aan de bestendige deputatie van de provincie, waar de (te beschermen grondwaterwinning) en het voorgestelde waterwingebied en de beschermingszones geheel of gedeeltelijk gelegen zijn. <BVR 1999-01-12/35, art. 77, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
  § 2. (Het voorstel moet in viervoud worden ingediend.) <BVR 1999-01-12/35, art. 77, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
  Volgende documenten dienen bij het voorstel gevoegd te worden :
  1. een toelichtingsnota met een verantwoording van het voorstel tot afbakening;
  2. een plan op schaal van ten minste 1/2 500, waarop de ligging en de grenzen van de waterwingebieden en de voorgestelde beschermingszones I en II zijn aangeduid, alsook een plan getekend op schaal 1/10 000 waarop de ligging en de grenzen van zone III zijn aangegeven, voor zover deze wordt aangevraagd;
  3. een geologische kaart die de voorgestelde beschermingszones bevat en die het mogelijk maakt hun grenzen te verantwoorden, aangevuld met twee geologische profielen, die elkaar in het waterwingebied loodrecht snijden;
  4. twee uittreksels van de lijst der kadastrale percelen, geheel of gedeeltelijk gelegen binnen de af te bakenen waterwingebieden en beschermingszones met opgave van naam en adres van de eigenaars;
  5. een register met opgave van eventuele wijzigingen, stopzettingen, omschakelingen, herstellingen en beperkingen van activiteiten binnen de voorgestelde beschermingszones, die kunnen voortvloeien uit het besluit van de Vlaamse (regering) houdende reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en de beschermingszones. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>

Art.16.<BVR 1999-01-12/35, art. 78, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999> § 1. De provinciegouverneur kan binnen de dertig dagen na ontvangst van het voorstel, aanvullende gegevens opvragen bij de indiener van het voorstel.
  § 2. Uiterlijk dertig dagen na ontvangst van het voorstel of van de vereiste extra gegevens stuurt de provinciegouverneur een volledig exemplaar van het voorstel naar :
  1° [1 de Vlaamse Milieumaatschappij;]1
  2° [2 [3 het Departement Omgeving;]3]2
  Voormelde [3 instanties]3 brengen hun advies uit binnen een termijn van negentig kalenderdagen na ontvangst van het voorstel. Indien het advies niet verstrekt wordt binnen de vastgestelde termijn, wordt het geacht gunstig te zijn.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2011-09-09/25, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2011>
  (3)<BVR 2017-02-24/16, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2017>

Art.17.§ 1. Binnen de acht dagen na ontvangst van het advies vermeld in artikel 16, of na het verstrijken van de gestelde termijn indien geen advies is uitgebracht, zendt de provinciegouverneur een exemplaar van (het voorstel) aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten waar de grondwaterwinning, het waterwingebied en of de beschermingszones geheel of gedeeltelijk gelegen zijn. <BVR 1999-01-12/35, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
  § 2. Binnen de zestig dagen na ontvangst van (het voorstel), wordt door het college van burgemeester en schepenen een openbaar onderzoek gehouden. <BVR 1999-01-12/35, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
  Het college van burgemeester en schepenen deelt de begindatum van het openbaar onderzoek minstens dertig dagen op voorhand mee aan (de indiener van het voorstel). De eigenaars van de kadastrale percelen, gelegen binnen de af te bakenen waterwingebieden en beschermingszones worden minstens vijftien dagen, voor aanvang van het openbaar onderzoek door (de indiener van het voorstel) bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek en in het bezit gesteld van het register bedoeld in artikel 15. (De indiener van het voorstel) deelt deze gegevens eveneens mee aan de [1 Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij]1, de bevoegde waterzuiveringsmaatschappijen en aan de openbare besturen, die bevoegd zijn voor verkeerswegen en waterlopen binnen de afgebakende waterwingebieden en beschermingszones. <BVR 1999-01-12/35, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
  § 3. De bestendige deputatie van de provincie stuurt binnen de zestig dagen na ontvangst van het volledig dossier van de gemeente, dit dossier aangevuld met haar advies naar ([1 de Vlaamse Milieumaatschappij]1 die binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het vervolledigde dossier een voorstel van beslissing voorlegt aan de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu). <BVR 1999-01-12/35, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
  § 4. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

Art.18. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.19. Een waterwingebied wordt begrensd door de lijn die op maximaal 20 m afstand ligt van de buitengrenzen van de kunstwerken en inrichtingen, bestemd voor het winnen en verzamelen van grondwater.

Art.20. De beschermingszones worden afgebakend als volgt :
  1° de beschermingszones type I : door het geheel der punten, vanwaar het water de putten, opvangplaatsen, enz... van het waterwingebied kan bereiken na een tijd die kleiner is dan 24 uur en met als minimale buitengrens voor deze zone, de grens van het waterwingebied;
  2° de beschermingzone type II, "bacteriologische zone" : door het geheel der punten vanwaar het water de putten, opvangplaatsen, enz... van het waterwingebied kan bereiken na een tijd van minder dan zestig dagen, met als buitenste maximale grens een lijn, gelegen op 150 m voor artesische grondwaterwinningen en 300 m voor alle andere;
  3° de beschermingszone type III, "chemische zone" : door het geheel der punten van het voedingsgebied van de grondwaterwinning, met voor freatische waterlagen als een buitenste grens, een lijn gelegen op maximum 2 000 m van de grens van het waterwingebied.

Art.21. Voor de bepaling van de tijd, die het grondwater nodig heeft om de winplaats te bereiken, wordt geen rekening gehouden met de tijd, die het water nodig heeft om in een oppervlaktelaag van 0,60 m dikte door te dringen in groengebieden, agrarische gebieden en bosgebieden en van 3 m in woon- en industriezones en ambachtelijke zones.
  De begrenzing en afbakening van de beschermingszone mag natuurlijke of kunstmatige topografische richtpunten zoals wegen, waterlopen, afsluitingen, of administratieve grenzen zoals kadastrale secties omvatten, die dienstig kunnen zijn bij het zich oriënteren ter plaatse, zelfs wanneer hun ligging niet strikt beantwoordt aan de bepalingen van artikel 20.

Art.22. De wijze van aanduiding van de afgebakende waterwingebieden en beschermingszones, wordt door de Vlaamse (regering) bepaald. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>

HOOFDSTUK VI. _ Uitrusting van de grondwaterwinningen _ Peilmetingen.
Art.23. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.24. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.25. De met het toezicht belaste ambtenaren zijn gemachtigd de grondwaterstand te meten in alle grondwaterwinningen en andere boringen of inrichtingen, die hiervoor geschikt zijn.

HOOFDSTUK VII. _ Indienststelling, verandering van gebruiker, buitengebruikstelling.
Art.26. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.27. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.28. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

Art.29. (opgeheven) <BVR 1999-01-12/35, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-05-1999>

HOOFDSTUK VIII. _ Telling van de grondwatervoorraden.
Art.30.De gebruikers van grondwaterwinningen met een capaciteit van meer dan 96 m3 per dag, delen uiterlijk op 15 maart van elk jaar, de tijdens het vorige jaar opgevangen hoeveelheid water mede aan [1 de Vlaamse Milieumaatschappij]1).
  Bij deze gelegenheid kan [1 de Vlaamse Milieumaatschappij]1 mededeling eisen van de grondwaterstand op het einde van het jaar, in ruststand en tijdens het pompen, evenals andere gegevens die verband houden met de vergunningsvoorwaarden van de grondwaterwinning.
  Hij kan ook vragen dat de in het eerste en tweede lid van dit artikel vermelde inlichtingen hem voor iedere maand van het jaar zouden worden verstrekt.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

HOOFDSTUK IX. _ Slotbepalingen.
Art.31. De vergunningsaanvragen welke ingediend zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit worden afgehandeld volgens de procedure die geldig was op het tijdstip van de indiening van de aanvraag.

Art.32. § 1. De vergunningen verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig tot maximum twintig jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
  Een dergelijke vergunning vervalt echter op het ogenblik dat de grondwaterwinning gedurende een onafgebroken periode van minstens twee jaar buiten gebruik was.
  § 2. De grondwaterwinningen, waarvoor aangifte werd gedaan, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 augustus 1976 betreffende de telling van de voor 15 juli 1947 in gebruik genomen grondwaterwinningen moeten uiterlijk twintig jaar na de inwerkingtreding van dit besluit over een vergunning beschikken, afgeleverd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  Indien een dergelijke grondwaterwinning gedurende een onafgebroken periode van minstens twee jaar buiten gebruik was, moet bij het opnieuw in dienst stellen een vergunning aangevraagd worden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art.33. Opgeheven worden, wat het Vlaamse Gewest betreft :
  1° het koninklijk besluit van 14 juni 1966, betreffende de telling van de grondwaterreserves;
  2° het koninklijk besluit van 21 april 1976 tot reglementering van het gebruik van grondwater;
  3° het koninklijk besluit van 13 juli 1976 tot reglementering van het gebruik van het bij exploitatie van mijnen, andere dan steenkolenmijnen, graverijen, groeven en ondergrondse uitgravingen toevallig toevloeiend grondwater;
  4° het koninklijk besluit van 9 augustus 1976 betreffende de telling van de vóóor 15 juli 1947 in gebruik genomen grondwaterwinningen;
  5° het koninklijk besluit van 1 oktober 1976 tot uitvoering van de wet van 9 juli 1976 betreffende de reglementering van de exploitatie van grondwaterwinningen.

Art.34. Dit besluit treedt in werking dertig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 35. De (Vlaamse Minister) van Leefmilieu, Waterbeleid en Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>