28 JULI 1981. - Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2003 en tekstbijwerking tot 03-04-2024)
Art. 1-4, 4bis, 5, 5bis, 6-7, N
1983016207 1985016068 1989016120 1990016079 1993016140 1995016191 2003022498 2005022834 2007022296 2007022297 2007022298 2007023124 2007023125 2008203438 2011024097 2011024326 2014024324 2015024213 2016024110 2016024225 2016024245 2017030615 2018010099 2018015258 2018040723 2021021692 2021022635 2021041314
Artikel 1. De Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten, en de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973 alsmede de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, zullen volkomen uitwerking hebben. <Overeenkomst : zie CN : 1973-03-03/30.>
Art.2. De Koning neemt de maatregelen die vereist zijn voor de uitvoering van de Overeenkomst van haar Bijlagen alsmede van de wijzigingen aangebracht aan de Bijlagen.
Art.3. <W 2003-12-22/42, art. 218, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Het beheersorgaan dat door de Overeenkomst bedoeld wordt is " de Dienst CITES van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ".
Art.4.[1 § 1.]1 Behoudens door de Koning toegestane afwijking is het verboden gemakkelijk indentificeerbare, levende of dode specimens, die in bijlage I van de Overeenkomst voorkomen, te houden, voor de verkoop te houden, te koop aan te bieden of te kopen.
[1 § 2 De invoer is verboden van jachttrofeeën, zoals bedoeld in artikel 1, 4ter van de verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, afkomstig van:
1° specimens van de soorten of populaties die zijn opgenomen in bijlage A van de verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer; en
2° specimens van de soorten of populaties die zijn opgenomen in bijlage B van de verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, die tevens zijn opgenomen in bijlage XIII van de verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer.
Aanvragen voor invoervergunningen, zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, voor jachttrofeeën zoals bedoeld in het eerste lid van huidige paragraaf, die na de inwerkingtreding van deze paragraaf worden ingediend, worden door de Dienst afgewezen.]1
----------
(1)<W 2024-02-09/22, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 13-04-2024>
Art. 4bis.<Ingevoegd bij W 2002-12-24/31, art. 301; Inwerkingtreding : 10-01-2003> [1 § 1.]1 De Koning kan een retributie opleggen voor elke aanvraag van vergunning of certificaat, vereist in toepassing van de huidige wet of haar toepassingsbesluiten.
De Koning bepaalt het bedrag van de retributies evenals de regels voor de inning ervan.
[2 De Koning wordt gemachtigd om de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, te wijzigen, te vervangen of op te heffen.]2
[1 § 2. De Koning kan subsidies toekennen ter ondersteuning van de uitvoering van de Overeenkomst en van haar Bijlagen en van de internationale projecten ontwikkeld in het kader van deze Overeenkomst.]1
----------
(1)<W 2010-05-19/06, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 12-06-2010>
(2)<W 2014-04-10/23, art. 194, 009; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
Art.5.Met een gevangenisstraf van zes maand tot vijf jaar en [1 met een boete van 26 tot 50.000 euro]1, of met een van die straffen alleen wordt diegene gestraft die, in overtreding van de Overeenkomst of van de ter uitvoering hiervan genomen maatregelen [1 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake]1, specimens invoert, uitvoert, [2 doorvoert,]2 wederuitvoert of vanuit de zee inbrengt, die voorkomen op de bijlagen I, II, III van genoemde Overeenkomst, evenals degene die artikel 4 overtreedt. De bepalingen van hoofdstuk VII en van artikel 85 van het Strafwetboek zijn toepasselijk op de door onderhavig artikel voorgeschreven overtredingen.
----------
(1)<W 2012-12-27/15, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
(2)<W 2014-02-07/16, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
Art. 5bis.<Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 219, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2004> [2 Bij overtreding van de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan of van de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer en de door de Commissie aangenomen bepalingen ter uitvoering van deze verordening, kan de ambtenaar, daartoe aangewezen door de Koning binnen de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, een bestuurlijke geldboete bepalen, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen :
1° [ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt van zijn beslissing kennis te geven binnen de in artikel 7, § 4;] <Erratum, zie B.St. 02-03-2015, p. 15452>
2° op verzoek van de procureur des Konings in de gevallen waarin laatstgenoemde van de strafvervolging afziet in geval van inbreuken vastgesteld door alle in artikel 7, § 1, 1° en 2°, beschreven personen.]2
Er kan geen administratieve geldboete opgelegd worden meer dan drie jaar na de feitelijke overtreding tegen de bepalingen van deze wet.
De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in de vorige alinea gestelde termijn stuiten de loop ervan. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.
Het bedrag van de te betalen geldsom mag niet lager zijn dan het minimum noch hoger zijn dan het maximum van de voor het misdrijf bepaalde geldboete.
Bij samenloop van verschillende misdrijven worden de bedragen van de geldsommen samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum van de boete bepaald in artikel 5.
Het bedrag van deze geldsommen wordt verhoogd met de opdeciemen die van toepassing zijn op de strafrechtelijke geldboeten.
[2 Bovendien vallen de volgende kosten ten laste van de overtreder :
1° de kosten voor bewaring en dierengeneeskundige onkosten na de in artikel 6, § 2, beschreven inbeslagname tot de datum van definitieve toewijzing;
2° de kosten gemaakt in uitvoering van de in artikel 6, § 3, beschreven bestuurlijke maatregelen;
3° de kosten gemaakt in uitvoering van artikel 6, § 4;
4° de kosten gemaakt in uitvoering van de in artikel 7 beschreven onderzoeken.
Deze kosten kunnen samen met de bestuurlijke geldboete worden teruggevorderd.
Blijft de betrokkene in gebreke binnen de gestelde termijn om de geldboete te betalen en/of de kosten terug te betalen, dan kan de ambtenaar het bedrag voor de bevoegde rechtbank vorderen. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid die van het vierde deel, boek II en boek III, zijn van toepassing.]2
De betalingsmodaliteiten worden door de Koning vastgesteld.
----------
(1)<W 2012-12-27/15, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
(2)<W 2015-12-16/06, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2015> <Erratum, zie B.St. 02-03-2016, p. 15452>
Art.6.[1 § 1. In geval van de door artikel 5 voorziene overtredingen, zijn de in artikel 7 vermelde overheidsagenten bevoegd voor het opleggen van bestuurlijk beslag op de specimens die het voorwerp uitmaken van het misdrijf.
§ 2. De inbeslaggenomen specimens worden toevertrouwd aan het Beheersorgaan. Deze zendt ze, indien nodig, naar een bewaarcentrum of naar elke andere plaats die geschikt is en verenigbaar met de doelstellingen van de Overeenkomst en de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake.
§ 3. Het Beheersorgaan is bevoegd voor het nemen van bestuurlijke maatregelen omtrent de inbeslaggenomen specimens. Deze maatregelen kunnen zijn :
1° een bevel tot terugzenden naar de Staat van uitvoer op kosten van deze laatste;
2° het geven van het volle eigendom aan de geschikte natuurlijke of rechtspersoon, wanneer dit verenigbaar is met de doelstellingen van de Overeenkomst of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake;
3° het organiseren van een openbare verkoop;
4° een bevel tot slachten;
5° een bevel tot vernietigen;
6° een combinatie van de in 1°, 2°, 3° en 4° bedoelde maatregelen.
Deze bestuurlijke maatregelen worden schriftelijk opgelegd. De schriftelijke oplegging kan gebeuren door ofwel de kennisgeving van het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen ofwel de kennisgeving van het proces-verbaal. Het Beheersorgaan behoudt het recht om ten allen tijde de bestuurlijke maatregelen op te heffen.
Deze bevoegdheid doet geen afbreuk aan de in artikel 5bis gestelde bevoegdheid.
§ 4. In geval van veroordeling spreekt de rechtbank de verbeurdverklaring uit van de specimens die niet werden teruggezonden of vernietigd en doet zij de veroordeelde de onkosten betalen van de terugzendingen die zouden gemaakt zijn en die niet door de Staat van uitvoer werden betaald, evenals de kosten van expertises, van het vervoer naar bewaarcentra, van het slachten, van het vernietigen en van de bewaring tot aan de datum van het vonnis.]1
----------
(1)<W 2012-12-27/15, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
Art.7.[1 § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie worden de overtredingen op deze wet, op haar uitvoeringsbesluiten en op de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer en de door de Commissie aangenomen bepalingen ter uitvoering van deze verordening opgespoord en vastgesteld door :
1° de agenten van de douane;
2° de leden van de federale en lokale politie;
3° de statutaire en contractuele [2 controleurs en]2 inspecteurs CITES van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
4° andere door de Koning aangewezen personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
5° de statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen die belast zijn met het uitvoeren van de controles voor zover deze controles worden uitgeoefend op de in artikel 4, § 3, 2°, van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen bedoelde plaatsen en de volksgezondheid, de dierengezondheid of de plantengezondheid tot doel hebben.
Diegene onder de voormelde personen die de door het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed niet hebben afgelegd, zullen hem afleggen in de handen van de Vrederechter.
§ 2. In de uitoefening van hun functies hebben de in paragraaf 1 vermelde personen vrije toegang tot de fabrieken, winkels, depots, kantoren, vervoermiddelen, ondernemings- en fokgebouwen, teelten, veilingen, markten, mijnen, koelinstallaties, opslagplaatsen, stations en bedrijven in de open lucht.
Lokalen die als woning dienen mogen te allen tijde, met voorafgaande schriftelijke toestemming van de bewoner, worden bezocht of tussen 5 uur `s morgens en 9 uur `s avonds, en met de toelating van de rechter bij de politierechtbank. Deze toelating is ook vereist om, buiten de genoemde uren, lokalen te bezoeken die niet toegankelijk zijn voor het publiek.
Alle personen, onder meer houders, kwekers, handelaars en organisatoren van evenementen, nemen maatregelen die het toezicht vergemakkelijken, onder meer het vangen van specimenen in de kooi of de volière.
De in paragraaf 1 vermelde personen kunnen zich alle inlichtingen en documenten laten bezorgen die nodig zijn voor het uitoefenen van hun functies en overgaan tot alle nuttige vaststellingen, onder andere door over te gaan tot het verhoor van de betrokkene en tot elk ander nuttig verhoor. Hierbij kunnen zij gebeurlijk de medewerking krijgen van deskundigen die gekozen worden op een door de Koning opgemaakte lijst.
De in paragraaf 1 vermelde personen zijn gemachtigd monsters te nemen en ze in een laboratorium te doen onderzoeken om :
1° de identiteit van het specimen te bepalen;
2° te bepalen of een gevangenschap gehouden specimen wel degelijk van kweek afkomstig is.
§ 3. Wanneer een overtreding van deze wet of van een van zijn uitvoeringsbesluiten of van de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dieren plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer en de door de Commissie aangenomen bepalingen ter uitvoering van deze verordening is vastgesteld door de in paragraaf 1, 3°, 4° en 5°, beschreven personen kan er een proces verbaal van waarschuwing worden opgesteld. Deze worden gericht tot de overtreder, waarbij die tot stopzetting van de overtreding wordt aangemaand.
De waarschuwing wordt, onder de vorm van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld, binnen vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder toegezonden.
De waarschuwing vermeldt :
a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden bepaling of -bepalingen;
b) de termijn waarin zij dienen te worden stopgezet;
c) dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, een proces-verbaal van vaststelling van inbreuk zal worden opgesteld.
§ 4. Wanneer een overtreding van deze wet of van een van zijn uitvoeringsbesluiten of van de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dieren plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer en de door de Commissie aangenomen bepalingen ter uitvoering van deze verordening is vastgesteld door de in paragraaf 1, 3°, 4° en 5°, beschreven personen kan een proces-verbaal van vaststelling van inbreuk en/of beslag worden opgesteld. Deze hebben kracht van bewijs tot het tegenovergestelde bewezen is. Een afschrift van het proces-verbaal wordt, binnen vijftien dagen na de vaststelling, aan de overtreders gezonden.
Het proces-verbaal wordt binnen een maand overgemaakt aan de procureur des Konings, alsook een afschrift ervan aan de artikel 5bis aangewezen ambtenaar.
De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt. De strafvervolging sluit bestuurlijk geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid.
De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om van zijn beslissing kennis te geven aan de met toepassing van artikel 5bis aangewezen ambtenaar.]1
----------
(1)<W 2015-12-16/06, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2015>
(2)<W 2018-05-23/17, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 08-11-2018>
Art. N. BIJLAGE. Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten. <zie CN: 1973-03-03/30>