Details





Titel:

13 NOVEMBER 2011. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten <Bekrachtigd bij W2012-03-29/08, art. 30, 001; Inwerkingtreding : 09-12-2011>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-11-2011 en tekstbijwerking tot 11-02-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik
Afdeling 1. - Retributies
Art. 1
Art. 1 TOEKOMSTIG RECHT
Afdeling 2. - Bijdragen
Art. 2-3
HOOFDSTUK II. - Meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Genetisch gemodificeerde organismen
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Biociden
Afdeling 1. - Retributies
Art. 5/1, 6
Art. 6 TOEKOMSTIG RECHT
Afdeling 2. - Bijdragen
Art. 7
Afdeling 3. - [1 Algemene bepalingen inzake biociden]1
Art. 7/1
Art. 7/1 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK V. - Gevaarlijke stoffen
Art. 8
HOOFDSTUK VI. [1 Gevaarlijke mengsels]1
Art. 9
HOOFDSTUK VII. - Voedingsmiddelen
Art. 10
HOOFDSTUK VIII. - Andere consumptieproducten
Art. 11
HOOFDSTUK IX. - Detergenten
Art. 12
HOOFDSTUK X. - Bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten
Art. 13
HOOFDSTUK X/1. [1 Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden.]1
Art. 13/1
HOOFDSTUK X/2. - [1 Vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie]1
Art. 13/2
HOOFDSTUK X/3. - [1 De federale databank voor milieuprofielen van bouwproducten]1
Art. 13/3
HOOFDSTUK X/4. [1 De bijdrage aan de databank voor het opvolgen van de markt van producten]1
Art. 13/4
HOOFDSTUK X/5. [1 - Houtproducten]1
Art. 13/5
HOOFDSTUK X/6. [1 - Administratieve geldboetes in het kader van de wet productnormen]1
Art. 13/6
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 14-16
BIJLAGEN.
Art. N1
Art. N1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. N2-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004011450 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik
Afdeling 1. - Retributies
Artikel 1.[1 § 1. [7 1° Iedere persoon die de toelating voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsstof aanvraagt aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (hierna genoemd FOD VVL) evenals iedere persoon die op het einde van de maximale geldigheidsduur van een dergelijke toelating de verlenging ervan aanvraagt, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt:
   a) indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat: 80.000 euro voor een nieuwe toelating en 60.000 euro in het geval van een verlenging op het einde van de maximale geldigheidstermijn; indien het gaat om een product dat identiek is aan het representatieve gewasbeschermingsmiddel waarvoor een dossier werd ingediend in het kader van een procedure tot goedkeuring van een werkzame stof waarvoor België heeft opgetreden als rapporterende Lidstaat en waarvoor een gelijkwaardige toepassingswijze wordt aangevraagd, bedraagt deze retributie slechts 55.000 euro;
   b) indien België niet wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat: 25.000 euro voor een nieuwe toelating en 20.000 euro in het geval van een verlenging op het einde van de maximale geldigheidstermijn. Voor een gewasbeschermingsmiddel voor niet professioneel-gebruik bedraagt deze retributie slechts 8.000 euro. Voor een product waarvoor volledig wordt verwezen naar het dossier van een ander product en voor zover de eigenaar van het dossier van het andere product de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen, bedraagt deze retributie slechts 1.000 euro;
   c) 6.000 euro voor een toevoegingsstof; indien evenwel volledig wordt verwezen naar het dossier van een andere toevoegingsstof en voor zover de eigenaar van het dossier van de andere toevoegingsstof de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen, bedraagt deze retributie slechts 750 euro;
   d) indien het gaat om een aanvraag voor een product die reeds eerder werd ingediend maar waarvoor geen toelating kon worden afgeleverd, worden de retributies vermeld onder a), b) en c) gehalveerd indien er kan worden gesteund op het dossier van de oorspronkelijke aanvraag; bij de kennisgeving van het feit dat geen toelating kan worden afgeleverd wordt vermeld of de retributie in geval van herindiening van de aanvraag kan worden gehalveerd; het Diensthoofd van de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten van de FOD VVL kan bepalen of en onder welke voorwaarden er kan worden gesteund op het dossier van de oorspronkelijke aanvraag;
   e) indien het gaat om een aanvraag voor een product voor niet-professioneel gebruik waarvoor kan worden gesteund op het dossier van een aanvraag voor een product voor professioneel gebruik, worden de retributies vermeld onder a) gehalveerd; het Erkenningscomité zoals bedoeld door het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik kan bepalen of en onder welke voorwaarden er kan worden gesteund op het dossier van een aanvraag voor een product voor professioneel gebruik;
   f) indien het gaat om een aanvraag voor een product dat een genetisch gemodificeerd organisme bevat in de zin van artikel 48 van de verordening (EG) nr. 1107/2009 van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, worden de retributies vermeld onder a) en b) met de helft verhoogd;
   g) voor aanvragen waarvoor de FOD VVL bijkomende informatie dient te vragen die vastgelegd is in de gegevensvereisten van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 of van de verordeningen (EU) nrs. 283/2013 van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de gegevensvereisten voor werkzame stoffen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen of 284/2013 van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de gegevensvereisten voor gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, of in toepassing van technische richtsnoeren die zijn aangenomen door de Europese Commissie, of waarvoor op een andere manier duidelijk is dat deze vereist is, worden de retributies onder punten a), b) en c) verhoogd met 100 euro per uur dat vereist is om deze bijkomende informatie te evalueren;
   2° Deze retributie bedraagt 12.500 euro voor elke aanvraag waarbij evaluatie van aanvullende gegevens vereist is en/of wanneer zij een wijziging betreffende het gebruik opgenomen in de toelatingsakte behelst. Voor een gewasbeschermingsmiddel voor niet-professioneel gebruik wordt deze retributie verlaagd tot 8.0000 euro. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat wordt deze retributie in alle gevallen verhoogd tot 20.000 euro behalve indien de aanvraag wordt ingediend door de houder van de toelating met enkel België als betrokken Lidstaat en enkel betrekking heeft op teelten waarvoor geen geschikt gewasbeschermingsmiddel voorhanden is of het voorwerp zou kunnen zijn van een beperkt gebruik, in welk geval deze retributie 5.000 euro bedraagt.
   Voor een aanvraag die alleen de wijziging van de indeling of de etikettering betreft, bedraagt de retributie 3.000 euro en indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 6.000 euro.
   De retributie bedraagt 500 euro indien een verlenging van de toelating nodig is zonder evaluatie van gegevens;
   3° Deze retributie bedraagt 3.500 euro voor een aanvraag tot verandering van de samenstelling. De retributie is niet verschuldigd indien de verandering van de samenstelling enkel te wijten is aan de wijziging van de oorsprong of de specificatie van de werkzame stof die het voorwerp uitmaakt van een andere, gelijktijdig ingediende aanvraag. Indien de verandering van de samenstelling als niet-significant kan worden beschouwd, bedraagt deze retributie slechts 2.000 euro. De beoordeling of een verandering van de samenstelling niet-significant is gebeurt aan de hand van het technische richtsnoer hierover aangenomen door de Europese Commissie. Indien de aanvraag gebeurt via wederzijdse erkenning, bedraagt deze retributie slechts 3.500 euro. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie in alle gevallen verhoogd tot 12.000 euro;
   4° deze retributie bedraagt 500 euro voor:
   a) een aanvraag tot wijziging van de handelsbenaming van het product;
   b) een aanvraag tot verandering van de naam of het juridisch statuut van de houder van de toelating;
   c) een aanvraag tot overdracht van de toelating op naam van een andere persoon;
   5° Deze retributie bedraagt 1.500 euro per oorsprong voor een aanvraag waarbij de specificatie of oorsprong van de werkzame stof wezenlijk wordt veranderd en/of een beoordeling van de equivalentie overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 noodzakelijk is. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 12.500 euro.
   6° Deze retributie bedraagt 250 euro voor een aanvraag waarbij de productieplaats van de formulering wordt veranderd.
   7° Het Diensthoofd van de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten van de FOD VVL kan op advies van het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en mits een met redenen omklede beslissing, vrijstelling of vermindering op de in de vorige punten bedoelde retributies toestaan aan ieder persoon die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsmiddel ter toelating, aanvullende toelating of hernieuwing van toelating, voorlegt dat bestemd is voor teelten waarvoor geen geschikt gewasbeschermingsmiddel voorhanden is of dat het voorwerp zou kunnen zijn van een beperkt gebruik.]7
   § 2. [7 Iedere persoon die een aanvraag tot toelating of tot behoud van de toelating voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik indient naar aanleiding van de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 is gehouden een bijkomende retributie voor de beoordeling van de naleving van de voorwaarden zoals opgelegd bij de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten:
   a) indien voor de beoordeling een evaluatie moet worden verricht van de equivalentie van de werkzame stof overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 zal een aanvullende retributie van 1.500 euro per oorsprong vereist zijn, ook als dit het afwerken van de referentiespecificatie betreft. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 12.500 euro;
   b) indien voor de beoordeling nieuwe studies moeten worden geëvalueerd zal een aanvullende retributie van 3.000 euro vereist zijn. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 25.000 euro.]7
   § 3. 1° Iedere persoon die een dossier of de samenvatting van een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op de goedkeuring of de verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof of eender welke vorm van wijziging na de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Hierbij worden 2 types werkzame stoffen onderscheiden :
   a) een stof van het type A : een stof die geen micro-organisme, virus, stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddel, lokmiddel of feromoon is of die niet is opgenomen in bijlage II van verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft;
   b) een stof van het type B : een stof die een micro-organisme, virus, stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddel, lokmiddel of feromoon is of die is opgenomen in bijlage II van verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft.
   2° [4 Indien het gaat om een aanvraag tot eerste goedkeuring of tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, dan bedraagt de in 1° bedoelde retributie:
   a) 200.000 euro als België is aangewezen als de rapporterende lidstaat voor een stof van het type A; deze retributie wordt betaald in twee schijven : 60.000 euro bij het indienen van het dossier en 140.000 euro na opstellen van het verslag inzake de conformiteit; de aanvrager die afziet van zijn aanvraag vóór de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd;
   b) 59.000 euro als België is aangewezen als de rapporterende lidstaat voor een stof van het type B; deze retributie wordt betaald in twee schijven: 19.000 euro bij het indienen van het dossier en 40.000 euro na opstellen van het verslag inzake de conformiteit; de aanvrager die afziet van zijn aanvraag vóór de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd;
   c) 100.000 euro als België is aangewezen als co-rapporterende lidstaat voor een stof van het type A;
   d) 37.500 euro als België is aangewezen als co-rapporterende lidstaat voor een stof van het type B;
   e) 1.250 euro als België noch als de rapporterende lidstaat noch als co-rapporterende lidstaat is aangewezen voor een stof van het type A of B.]4
   3° Indien België optreedt als de rapporterende lidstaat voor volgende gevallen, dan bedraagt de in 1° bedoelde retributie :
   a) 3.000 euro per " end point " voor elke aanvraag tot wijziging van een " end point ";
   b) 3.000 euro voor de beoordeling van de equivalentie overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   c) 25.000 euro voor een aanvraag tot wijziging van de voorwaarden tot goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   d) 5.000 euro per "open punt" waarvoor de evaluatie van aanvullende of bevestigende studies vereist werd bij de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   e) 5.000 euro per kennisgeving wijzend op een mogelijk schadelijk of onaanvaardbaar effect die wordt geleverd in toepassing van artikel 56 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   f) 50.000 euro voor de beoordeling van een dossier dat wordt ingediend om aan te tonen dat de aanvrager beschikt over de vereiste gegevens voor een goedgekeurde werkzame stof zoals bepaald door de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009.
   Indien voor één van de hierboven bedoelde gevallen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waaraan minstens één Belgische deskundige deel moet nemen, dan zal de retributie verhoogd worden met 10.000 euro.
   4° Voor het controleren van een aanvraag in toepassing van artikel 3 van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen of indien de procedure voorziet in een kennisgeving voorafgaand aan de indiening van de eigenlijke aanvraag tot goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 en indien België als rapporterende lidstaat deze aanvraag of deze kennisgeving moet beoordelen, dan is de aanvrager of de kennisgever een retributie van 750 euro verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   5° Indien gelijkaardige informatie als voorzien in de vorige punten van deze paragraaf wordt ingediend zonder dat België werd aangeduid als rapporterende lidstaat, kan de FOD VVL toezeggen deze te evalueren op expliciete aanvraag van de persoon die de gegevens indient, bijvoorbeeld in het kader van een andere aanvraag. In dat geval zal deze persoon gehouden zijn de overeenkomstige retributies als voorzien in de vorige punten van deze paragraaf te betalen.
  [8 § 4. 1° Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op de vaststelling of wijziging van een maximumresidugehalte of van een invoertolerantie of voor de opneming van een werkzame stof in bijlage IV overeenkomstig artikel 6.1. of 6.4. van verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van richtlijn 91/414/EEG van de Raad, is gehouden een retributie van 6.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en producten. Deze retributie wordt verhoogd met 1.000 euro per maximumresidugehalte en per invoertolerantie waarvan de vaststelling of wijziging wordt aangevraagd. Indien de aanvraag betrekking heeft op meer dan 14 maximumresidugehaltes of invoertoleranties, wordt de retributie beperkt tot 20.000 euro.
   Voor iedere toxicologische studie of iedere studie aangaande het metabolisme bij planten of bij dieren, aangaande de vervoedering bij dieren of aangaande residuen in volggewassen die aanwezig is in het ingediende dossier, wordt de retributie daarenboven verhoogd met 5.000 euro.
   Indien het vaststellen van een invoertolerantie de evaluatie noodzaakt van een toxicologisch dossier, zal de persoon die dit dossier voorlegt daarenboven gehouden zijn een retributie van 75.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Indien voor één van de hierboven bedoelde gevallen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waaraan minstens één Belgische deskundige deel moet nemen, dan zal de retributie verhoogd worden met 12.500 euro.
   2° Iedere persoon die een dossier voorlegt in het kader van artikel 12 van voornoemde verordening (EG) nr. 396/2005 met het oog op de evaluatie van de bestaande maximumresidugehalten of invoertoleranties van een werkzame stof waarvoor België werd aangewezen als rapporterende lidstaat, is gehouden een retributie van 50.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Iedere persoon die een dossier voorlegt in het kader van artikel 12 van voornoemde verordening (EG) nr. 396/2005 met het oog op de bevestiging van een maximumresidugehalte of van een invoertolerantie van een werkzame stof waarvoor België werd aangewezen als rapporterende lidstaat, is gehouden per ingediend studierapport een retributie van 2.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en producten. Indien de aanvraag tot bevestiging meer dan tien studies omvat, wordt de retributie beperkt tot 20.000 euro.
   Indien voor één van de hierboven bedoelde gevallen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waaraan minstens één Belgische deskundige deel moet nemen, dan zal de retributie verhoogd worden met 5.000 euro.
   3° Iedere houder van een toelating waarvoor moet worden nagegaan of de toelatingsvoorwaarden toelaten de uit hoofde van voornoemde verordening (EG) nr. 396/2005 vastgestelde maximumresidugehalte te respecteren, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 5.000 EUR per toelating. Indien de toelatingshouder beschikt over meerdere toelatingen voor gelijkaardige producten waarvoor de toepassingswijze uitgedrukt in werkzame stof identiek is, dan dient deze retributie slechts éénmaal betaald te worden voor de betrokken toelatingen samen.
   § 5. Iedere persoon die een vergunning of de verlenging van een vergunning voor parallelhandel van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik aanvraagt, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag vastgesteld is op 2.500 respectievelijk 1.500 euro.
   In afwijking van het vorige lid is geen retributie vereist voor een aanvraag tot verlenging van een vergunning voor parallelhandel indien de aanvraag tot vergunning of de vorige aanvraag tot verlenging minder dan vijf jaar geleden werd ingediend en indien geen technische evaluatie van de aanvraag tot verlenging vereist is.
   Iedere houder van een vergunning voor parallelhandel van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik die een aanvraag indient die een wijziging van de vergunning inhoudt, moet een retributie van 500 euro betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, met name indien de gevraagde wijziging één van de volgende gevallen is:
   1° een wijziging van de handelsbenaming van het product;
   2° een verandering van de naam of het juridisch statuut van de houder van de vergunning;
   3° een overdracht van de vergunning op naam van een andere persoon.
   § 6. Iedere persoon die een aanvraag indient tot erkenning van een station of een laboratorium met het oog op het uitvoeren van proeven of ontledingen in verband met bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, moet een retributie van 5.000 euro betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Voor een aanvraag tot vernieuwing of tot uitbreiding van een dergelijke erkenning dient een retributie van 750 euro te worden betaald.
   Indien het onderzoek van de aanvraag vereist dat een audit wordt gehouden, dient de aanvrager een retributie van 5.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Indien een audit wordt gehouden om na te gaan of de voorwaarden van de erkenning worden gerespecteerd, dient de erkenningshouder een retributie van 5.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 7. Voor iedere wijziging van een toelating of vergunning die volgt uit de wijziging van een toelating naar aanleiding van een aanvraag van de houder van deze laatste toelating, worden alle in dit artikel vermelde retributies verlaagd tot 500 euro.
   § 8. Iedere persoon die in het kader van de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, of van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers een certificaat inzake bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddelen of toevoegingsstoffen vraagt aan de FOD VVL is gehouden per certificaat een retributie van 600 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat.
   § 9. 1° Iedere persoon die uit hoofde van verordening (EG) nr. 1272/2008 van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1907/2006 een aanvraag indient tot aanpassing of harmonisatie van de indeling en etikettering van een stof die aangewend wordt voor de productie van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddelen of toevoegingsstoffen en waarvoor België wordt gevraagd op te treden als indienende of rapporterende lidstaat van de aanvraag, dient een retributie van 30.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het feit of deze persoon reeds een retributie dient te betalen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen.
   2° Iedere houder van een toelating of van een vergunning voor parallelhandel waarvoor de etikettering in overeenstemming dient te worden gebracht met de etiketteringsvoorschriften van de voornoemde verordening (EG) nr. 1272/2008, dient een retributie van 1.500 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 10. Iedere houder van een toelating of van een vergunning voor parallelhandel die een aanvraag indient om een bijkomende verpakking of een bijkomend verpakkingstype van het betrokken product op de markt te mogen brengen, dient een retributie van 2.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 11. Iedere persoon die een aanvraag indient tot het bekomen van de lijst van test- en studieverslagen zoals voorzien door artikel 61 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 4.000 euro.
   § 12. Iedere persoon die een aanvraag indient tot vrijstelling van het indienen van studies, zoals voorzien door artikel 34 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 7.000 euro.
   § 13. Iedere persoon die een dossier indient om aan te tonen of een formuleringshulpstof al dan niet beantwoordt aan artikel 27 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 en waarbij België optreedt als rapporterende lidstaat, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 15.000 euro.
   § 14. Iedere persoon die een aanvraag indient waarbij een beoordeling vereist is van de technische equivalentie van een hulpstof in de formulering van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsstof dient een retributie van 1.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 15. Iedere persoon die een aanvraag indient bij de FOD VVL betreffende een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsstof waarvoor niet in een specifieke retributie is voorzien in de paragrafen 1 tot 14, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt:
   - 1.000 euro voor aanvragen die administratief kunnen worden afgewerkt en/of een gelijkaardige of lagere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 6, tweede lid;
   - 8.000 euro voor aanvragen die een minimale beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 1, 1°, b, laatste streepje;
   - 20.000 euro voor aanvragen die een beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige of grotere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 3, 3°, eerste streepje.
   § 16. Voor iedere aanvraag waarvoor de betrokken werklast dermate hoog is dat de in paragrafen 1 tot 15 voorziene retributies onvoldoende zijn, dient een bijkomende retributie te worden betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 100 euro per uur aan bijkomend vereist evaluatiewerk, mits transparante opgave hiervan door de FOD VVL.
   § 17. Iedere natuurlijke persoon die, in toepassing van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, een aanvraag voor een toekenning of vernieuwing van een fytolicentie " Distributie/Voorlichting " of een fytolicentie " Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik " indient, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag is vastgesteld op 220 euro. Op advies van het Erkenningscomité zoals bedoeld door het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik kan een uitzondering worden toegekend aan voorlichters met uitsluitend niet-commerciële doelstellingen.
   Indien de houder van een vermelde fytolicentie zijn fytolicentie opzegt, wordt een aandeel van diens retributie, evenredig aan de nog te verstrijken geldigheidsduur van zijn fytolicentie op de datum van opzegging, terugbetaald.
   § 18. Iedere persoon die een symposium wenst bij te wonen dat wordt georganiseerd door de FOD VVL en dat specifiek bedoeld is om technische uitleg te verstrekken aangaande de aanvragen zoals bedoeld door dit artikel, dient een vergoeding te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 110 euro per halve dag bovenop eventuele andere onkosten.]8]1
  ----------
  (1)<KB 2016-01-26/10, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 18-02-2016>
  (2)<KB 2019-07-08/06, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (3)<KB 2019-07-08/06, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (4)<KB 2019-07-08/06, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (5)<KB 2019-07-08/06, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (6)<KB 2019-07-08/06, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (7)<KB 2024-02-18/07, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (8)<KB 2024-02-18/07, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.1 TOEKOMSTIG RECHT.   [1 § 1. [7 1° Iedere persoon die de toelating voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsstof aanvraagt aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (hierna genoemd FOD VVL) evenals iedere persoon die op het einde van de maximale geldigheidsduur van een dergelijke toelating de verlenging ervan aanvraagt, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt:
   a) indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat: 80.000 euro voor een nieuwe toelating en 60.000 euro in het geval van een verlenging op het einde van de maximale geldigheidstermijn; indien het gaat om een product dat identiek is aan het representatieve gewasbeschermingsmiddel waarvoor een dossier werd ingediend in het kader van een procedure tot goedkeuring van een werkzame stof waarvoor België heeft opgetreden als rapporterende Lidstaat en waarvoor een gelijkwaardige toepassingswijze wordt aangevraagd, bedraagt deze retributie slechts 55.000 euro;
   b) indien België niet wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat: 25.000 euro voor een nieuwe toelating en 20.000 euro in het geval van een verlenging op het einde van de maximale geldigheidstermijn. Voor een gewasbeschermingsmiddel voor niet professioneel-gebruik bedraagt deze retributie slechts 8.000 euro. Voor een product waarvoor volledig wordt verwezen naar het dossier van een ander product en voor zover de eigenaar van het dossier van het andere product de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen, bedraagt deze retributie slechts 1.000 euro;
   c) 6.000 euro voor een toevoegingsstof; indien evenwel volledig wordt verwezen naar het dossier van een andere toevoegingsstof en voor zover de eigenaar van het dossier van de andere toevoegingsstof de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen, bedraagt deze retributie slechts 750 euro;
   d) indien het gaat om een aanvraag voor een product die reeds eerder werd ingediend maar waarvoor geen toelating kon worden afgeleverd, worden de retributies vermeld onder a), b) en c) gehalveerd indien er kan worden gesteund op het dossier van de oorspronkelijke aanvraag; bij de kennisgeving van het feit dat geen toelating kan worden afgeleverd wordt vermeld of de retributie in geval van herindiening van de aanvraag kan worden gehalveerd; het Diensthoofd van de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten van de FOD VVL kan bepalen of en onder welke voorwaarden er kan worden gesteund op het dossier van de oorspronkelijke aanvraag;
   e) indien het gaat om een aanvraag voor een product voor niet-professioneel gebruik waarvoor kan worden gesteund op het dossier van een aanvraag voor een product voor professioneel gebruik, worden de retributies vermeld onder a) gehalveerd; het Erkenningscomité zoals bedoeld door het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik kan bepalen of en onder welke voorwaarden er kan worden gesteund op het dossier van een aanvraag voor een product voor professioneel gebruik;
   f) indien het gaat om een aanvraag voor een product dat een genetisch gemodificeerd organisme bevat in de zin van artikel 48 van de verordening (EG) nr. 1107/2009 van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, worden de retributies vermeld onder a) en b) met de helft verhoogd;
   g) voor aanvragen waarvoor de FOD VVL bijkomende informatie dient te vragen die vastgelegd is in de gegevensvereisten van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 of van de verordeningen (EU) nrs. 283/2013 van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de gegevensvereisten voor werkzame stoffen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen of 284/2013 van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de gegevensvereisten voor gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, of in toepassing van technische richtsnoeren die zijn aangenomen door de Europese Commissie, of waarvoor op een andere manier duidelijk is dat deze vereist is, worden de retributies onder punten a), b) en c) verhoogd met 100 euro per uur dat vereist is om deze bijkomende informatie te evalueren;
   2° Deze retributie bedraagt 12.500 euro voor elke aanvraag waarbij evaluatie van aanvullende gegevens vereist is en/of wanneer zij een wijziging betreffende het gebruik opgenomen in de toelatingsakte behelst. Voor een gewasbeschermingsmiddel voor niet-professioneel gebruik wordt deze retributie verlaagd tot 8.0000 euro. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat wordt deze retributie in alle gevallen verhoogd tot 20.000 euro behalve indien de aanvraag wordt ingediend door de houder van de toelating met enkel België als betrokken Lidstaat en enkel betrekking heeft op teelten waarvoor geen geschikt gewasbeschermingsmiddel voorhanden is of het voorwerp zou kunnen zijn van een beperkt gebruik, in welk geval deze retributie 5.000 euro bedraagt.
   Voor een aanvraag die alleen de wijziging van de indeling of de etikettering betreft, bedraagt de retributie 3.000 euro en indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende Lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 6.000 euro.
   De retributie bedraagt 500 euro indien een verlenging van de toelating nodig is zonder evaluatie van gegevens;
   3° Deze retributie bedraagt 3.500 euro voor een aanvraag tot verandering van de samenstelling. De retributie is niet verschuldigd indien de verandering van de samenstelling enkel te wijten is aan de wijziging van de oorsprong of de specificatie van de werkzame stof die het voorwerp uitmaakt van een andere, gelijktijdig ingediende aanvraag. Indien de verandering van de samenstelling als niet-significant kan worden beschouwd, bedraagt deze retributie slechts 2.000 euro. De beoordeling of een verandering van de samenstelling niet-significant is gebeurt aan de hand van het technische richtsnoer hierover aangenomen door de Europese Commissie. Indien de aanvraag gebeurt via wederzijdse erkenning, bedraagt deze retributie slechts 3.500 euro. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie in alle gevallen verhoogd tot 12.000 euro;
   4° deze retributie bedraagt 500 euro voor:
   a) een aanvraag tot wijziging van de handelsbenaming van het product;
   b) een aanvraag tot verandering van de naam of het juridisch statuut van de houder van de toelating;
   c) een aanvraag tot overdracht van de toelating op naam van een andere persoon;
   5° Deze retributie bedraagt 1.500 euro per oorsprong voor een aanvraag waarbij de specificatie of oorsprong van de werkzame stof wezenlijk wordt veranderd en/of een beoordeling van de equivalentie overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 noodzakelijk is. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 12.500 euro.
   6° Deze retributie bedraagt 250 euro voor een aanvraag waarbij de productieplaats van de formulering wordt veranderd.
   7° Het Diensthoofd van de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten van de FOD VVL kan op advies van het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en mits een met redenen omklede beslissing, vrijstelling of vermindering op de in de vorige punten bedoelde retributies toestaan aan ieder persoon die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsmiddel ter toelating, aanvullende toelating of hernieuwing van toelating, voorlegt dat bestemd is voor teelten waarvoor geen geschikt gewasbeschermingsmiddel voorhanden is of dat het voorwerp zou kunnen zijn van een beperkt gebruik.]7
   § 2. [7 Iedere persoon die een aanvraag tot toelating of tot behoud van de toelating voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik indient naar aanleiding van de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 is gehouden een bijkomende retributie voor de beoordeling van de naleving van de voorwaarden zoals opgelegd bij de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten:
   a) indien voor de beoordeling een evaluatie moet worden verricht van de equivalentie van de werkzame stof overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 zal een aanvullende retributie van 1.500 euro per oorsprong vereist zijn, ook als dit het afwerken van de referentiespecificatie betreft. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 12.500 euro;
   b) indien voor de beoordeling nieuwe studies moeten worden geëvalueerd zal een aanvullende retributie van 3.000 euro vereist zijn. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 25.000 euro.]7
   § 3. [8 1° Iedere persoon die een dossier of de samenvatting van een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op de goedkeuring of de verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof of eender welke vorm van wijziging na de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Hierbij worden 2 types werkzame stoffen onderscheiden:
   a) een stof van het type A : een stof die geen micro-organisme, virus, stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddel, lokmiddel of feromoon is of die niet is opgenomen in bijlage II van verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft;
   b) een stof van het type B : een stof die een micro-organisme, virus, stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddel, lokmiddel of feromoon is of die is opgenomen in bijlage II van verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft.
   2° Indien het gaat om een aanvraag tot eerste goedkeuring of tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, dan bedraagt de in 1° bedoelde retributie:
   a) 500.000 euro als België is aangewezen als de rapporterende lidstaat voor een stof van het type A; deze retributie wordt betaald in twee schijven : 200.000 euro bij het indienen van het dossier en 300.000 euro na opstellen van het verslag inzake de conformiteit; de aanvrager die afziet van zijn aanvraag vóór de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd;
   b) 200.000 euro als België is aangewezen als de rapporterende lidstaat voor een stof van het type B; deze retributie wordt betaald in twee schijven: 60.000 euro bij het indienen van het dossier en 140.000 euro na opstellen van het verslag inzake de conformiteit; de aanvrager die afziet van zijn aanvraag vóór de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd;
   c) 100.000 euro als België is aangewezen als co-rapporterende lidstaat voor een stof van het type A;
   d) 90.000 euro als België is aangewezen als co-rapporterende lidstaat voor een stof van het type B;
   3° Indien België optreedt als de rapporterende lidstaat voor volgende gevallen, dan bedraagt de in 1° bedoelde retributie :
   a) 20.000 euro per "end point" voor elke aanvraag tot wijziging van een "end point";
   b) 12.500 euro voor de beoordeling van de equivalentie overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   c) 70.000 euro voor een aanvraag tot wijziging van de voorwaarden tot goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   d) 75.000 euro per "open punt" waarvoor de evaluatie van aanvullende of bevestigende studies vereist werd bij de goedkeuring of verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   e) 100.000 euro per kennisgeving wijzend op een mogelijk schadelijk of onaanvaardbaar effect die wordt geleverd in toepassing van artikel 56 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009;
   f) 40.000 euro voor de beoordeling van een dossier dat wordt ingediend om aan te tonen dat de aanvrager beschikt over de vereiste gegevens voor een goedgekeurde werkzame stof zoals bepaald door de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009.
   Indien voor één van de hierboven bedoelde gevallen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waaraan minstens één Belgische deskundige deel moet nemen, dan zal de retributie verhoogd worden met 15.000 euro.
   4° Indien gelijkaardige informatie als voorzien in de vorige punten van deze paragraaf wordt ingediend zonder dat België werd aangeduid als rapporterende lidstaat, kan de FOD VVL toezeggen deze te evalueren op expliciete aanvraag van de persoon die de gegevens indient, bijvoorbeeld in het kader van een andere aanvraag. In dat geval zal deze persoon gehouden zijn de overeenkomstige retributies als voorzien in de vorige punten van deze paragraaf te betalen.]8
  [9 § 4. 1° Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op de vaststelling of wijziging van een maximumresidugehalte of van een invoertolerantie of voor de opneming van een werkzame stof in bijlage IV overeenkomstig artikel 6.1. of 6.4. van verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van richtlijn 91/414/EEG van de Raad, is gehouden een retributie van 6.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en producten. Deze retributie wordt verhoogd met 1.000 euro per maximumresidugehalte en per invoertolerantie waarvan de vaststelling of wijziging wordt aangevraagd. Indien de aanvraag betrekking heeft op meer dan 14 maximumresidugehaltes of invoertoleranties, wordt de retributie beperkt tot 20.000 euro.
   Voor iedere toxicologische studie of iedere studie aangaande het metabolisme bij planten of bij dieren, aangaande de vervoedering bij dieren of aangaande residuen in volggewassen die aanwezig is in het ingediende dossier, wordt de retributie daarenboven verhoogd met 5.000 euro.
   Indien het vaststellen van een invoertolerantie de evaluatie noodzaakt van een toxicologisch dossier, zal de persoon die dit dossier voorlegt daarenboven gehouden zijn een retributie van 75.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Indien voor één van de hierboven bedoelde gevallen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waaraan minstens één Belgische deskundige deel moet nemen, dan zal de retributie verhoogd worden met 12.500 euro.
   2° Iedere persoon die een dossier voorlegt in het kader van artikel 12 van voornoemde verordening (EG) nr. 396/2005 met het oog op de evaluatie van de bestaande maximumresidugehalten of invoertoleranties van een werkzame stof waarvoor België werd aangewezen als rapporterende lidstaat, is gehouden een retributie van 50.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Iedere persoon die een dossier voorlegt in het kader van artikel 12 van voornoemde verordening (EG) nr. 396/2005 met het oog op de bevestiging van een maximumresidugehalte of van een invoertolerantie van een werkzame stof waarvoor België werd aangewezen als rapporterende lidstaat, is gehouden per ingediend studierapport een retributie van 2.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en producten. Indien de aanvraag tot bevestiging meer dan tien studies omvat, wordt de retributie beperkt tot 20.000 euro.
   Indien voor één van de hierboven bedoelde gevallen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waaraan minstens één Belgische deskundige deel moet nemen, dan zal de retributie verhoogd worden met 5.000 euro.
   3° Iedere houder van een toelating waarvoor moet worden nagegaan of de toelatingsvoorwaarden toelaten de uit hoofde van voornoemde verordening (EG) nr. 396/2005 vastgestelde maximumresidugehalte te respecteren, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 5.000 EUR per toelating. Indien de toelatingshouder beschikt over meerdere toelatingen voor gelijkaardige producten waarvoor de toepassingswijze uitgedrukt in werkzame stof identiek is, dan dient deze retributie slechts éénmaal betaald te worden voor de betrokken toelatingen samen.
   § 5. Iedere persoon die een vergunning of de verlenging van een vergunning voor parallelhandel van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik aanvraagt, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag vastgesteld is op 2.500 respectievelijk 1.500 euro.
   In afwijking van het vorige lid is geen retributie vereist voor een aanvraag tot verlenging van een vergunning voor parallelhandel indien de aanvraag tot vergunning of de vorige aanvraag tot verlenging minder dan vijf jaar geleden werd ingediend en indien geen technische evaluatie van de aanvraag tot verlenging vereist is.
   Iedere houder van een vergunning voor parallelhandel van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik die een aanvraag indient die een wijziging van de vergunning inhoudt, moet een retributie van 500 euro betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, met name indien de gevraagde wijziging één van de volgende gevallen is:
   1° een wijziging van de handelsbenaming van het product;
   2° een verandering van de naam of het juridisch statuut van de houder van de vergunning;
   3° een overdracht van de vergunning op naam van een andere persoon.
   § 6. Iedere persoon die een aanvraag indient tot erkenning van een station of een laboratorium met het oog op het uitvoeren van proeven of ontledingen in verband met bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, moet een retributie van 5.000 euro betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Voor een aanvraag tot vernieuwing of tot uitbreiding van een dergelijke erkenning dient een retributie van 750 euro te worden betaald.
   Indien het onderzoek van de aanvraag vereist dat een audit wordt gehouden, dient de aanvrager een retributie van 5.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Indien een audit wordt gehouden om na te gaan of de voorwaarden van de erkenning worden gerespecteerd, dient de erkenningshouder een retributie van 5.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 7. Voor iedere wijziging van een toelating of vergunning die volgt uit de wijziging van een toelating naar aanleiding van een aanvraag van de houder van deze laatste toelating, worden alle in dit artikel vermelde retributies verlaagd tot 500 euro.
   § 8. Iedere persoon die in het kader van de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, of van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers een certificaat inzake bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddelen of toevoegingsstoffen vraagt aan de FOD VVL is gehouden per certificaat een retributie van 600 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat.
   § 9. 1° Iedere persoon die uit hoofde van verordening (EG) nr. 1272/2008 van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1907/2006 een aanvraag indient tot aanpassing of harmonisatie van de indeling en etikettering van een stof die aangewend wordt voor de productie van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddelen of toevoegingsstoffen en waarvoor België wordt gevraagd op te treden als indienende of rapporterende lidstaat van de aanvraag, dient een retributie van 30.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het feit of deze persoon reeds een retributie dient te betalen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen.
   2° Iedere houder van een toelating of van een vergunning voor parallelhandel waarvoor de etikettering in overeenstemming dient te worden gebracht met de etiketteringsvoorschriften van de voornoemde verordening (EG) nr. 1272/2008, dient een retributie van 1.500 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 10. Iedere houder van een toelating of van een vergunning voor parallelhandel die een aanvraag indient om een bijkomende verpakking of een bijkomend verpakkingstype van het betrokken product op de markt te mogen brengen, dient een retributie van 2.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 11. Iedere persoon die een aanvraag indient tot het bekomen van de lijst van test- en studieverslagen zoals voorzien door artikel 61 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 4.000 euro.
   § 12. Iedere persoon die een aanvraag indient tot vrijstelling van het indienen van studies, zoals voorzien door artikel 34 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 7.000 euro.
   § 13. Iedere persoon die een dossier indient om aan te tonen of een formuleringshulpstof al dan niet beantwoordt aan artikel 27 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 en waarbij België optreedt als rapporterende lidstaat, dient een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 15.000 euro.
   § 14. Iedere persoon die een aanvraag indient waarbij een beoordeling vereist is van de technische equivalentie van een hulpstof in de formulering van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsstof dient een retributie van 1.000 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 15. Iedere persoon die een aanvraag indient bij de FOD VVL betreffende een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsstof waarvoor niet in een specifieke retributie is voorzien in de paragrafen 1 tot 14, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt:
   - 1.000 euro voor aanvragen die administratief kunnen worden afgewerkt en/of een gelijkaardige of lagere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 6, tweede lid;
   - 8.000 euro voor aanvragen die een minimale beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 1, 1°, b, laatste streepje;
   - 20.000 euro voor aanvragen die een beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige of grotere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 3, 3°, eerste streepje.
   § 16. Voor iedere aanvraag waarvoor de betrokken werklast dermate hoog is dat de in paragrafen 1 tot 15 voorziene retributies onvoldoende zijn, dient een bijkomende retributie te worden betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 100 euro per uur aan bijkomend vereist evaluatiewerk, mits transparante opgave hiervan door de FOD VVL.
   § 17. Iedere natuurlijke persoon die, in toepassing van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, een aanvraag voor een toekenning of vernieuwing van een fytolicentie " Distributie/Voorlichting " of een fytolicentie " Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik " indient, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag is vastgesteld op 220 euro. Op advies van het Erkenningscomité zoals bedoeld door het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik kan een uitzondering worden toegekend aan voorlichters met uitsluitend niet-commerciële doelstellingen.
   Indien de houder van een vermelde fytolicentie zijn fytolicentie opzegt, wordt een aandeel van diens retributie, evenredig aan de nog te verstrijken geldigheidsduur van zijn fytolicentie op de datum van opzegging, terugbetaald.
   § 18. Iedere persoon die een symposium wenst bij te wonen dat wordt georganiseerd door de FOD VVL en dat specifiek bedoeld is om technische uitleg te verstrekken aangaande de aanvragen zoals bedoeld door dit artikel, dient een vergoeding te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten van 110 euro per halve dag bovenop eventuele andere onkosten.]9]1

  (1)<KB 2016-01-26/10, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 18-02-2016>
  (2)<KB 2019-07-08/06, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (3)<KB 2019-07-08/06, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (4)<KB 2019-07-08/06, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (5)<KB 2019-07-08/06, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (6)<KB 2019-07-08/06, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (7)<KB 2024-02-18/07, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (8)<KB 2024-02-18/07, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2026>
  (9)<KB 2024-02-18/07, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2. - Bijdragen
Art.2.[1 § 1. Iedere persoon die een toelating of een aanvullende toelating wenst te bekomen voor een gewasbeschermingsmiddel waarvan de verlening steunt op gegevens ingediend door een andere aanvrager en dit zonder akkoord van deze laatste, dient een aanvullende bijdrage van 1.500 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 2. De aflevering van de toelating vindt slechts plaats na betaling van de aanvullende bijdrage, voor zover deze verschuldigd is uit hoofde van § 1.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-02-18/07, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.3.§ 1. 1° [1 Iedere persoon die de erkenning van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, de toelating voor een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsstof, of de toelating of vergunning voor parallelinvoer van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik of van een gewasbeschermingsmiddel heeft bekomen, of die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik op de markt brengt waarvoor een toelating werd verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, moet per erkenning en/of toelating en/of vergunning]1 voor parallelinvoer van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik heeft bekomen, moet per erkenning en/of toelating een jaarlijkse bijdrage betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : b = x.p. Hierbij is :
  b : het te betalen bedrag van de jaarlijkse bijdrage;
  x : de hoeveelheid van het bestrijdingsmiddel die in het jaar voorafgaand aan dat van de betaling op de Belgische markt werd gebracht, uitgedrukt in kg of L respectievelijk naargelang het gewaarborgd gehalte aan werkzame stof op de erkennings- of toelatingsakte in % of in g/L is uitgedrukt. Onder op de markt brengen wordt verstaan de verkoop aan een eerste koper, door de invoerder op het Belgische grondgebied of door de fabrikant in België van het bedoelde middel;
  p : het aantal punten toegekend overeenkomstig de bepalingen van § 2, uitgedrukt in EUR/ kg of L.
  2° In afwijking van punt 1° is b = 300 EUR indien x.p < 300 EUR voor de producten die voor een beroepsgebruik bestemd zijn en b = 450 EUR indien x.p < 450 EUR voor de producten die voor een niet-professioneel gebruik bestemd zijn.
  3° Indien p > 3,5 % van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage, dan kan p worden beperkt tot 3,5 % van deze verkoopprijs, voor zover de erkenninghouder dit bij de FOD VVL aanvraagt, met het bewijs van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage. [1 De aanvraag en het bewijs dienen te worden ingediend voor 31 januari van het jaar waarin de bijdrage verschuldigd is. Bij gebrek aan een correcte, volledige of tijdige opgave wordt p niet beperkt.]1
  4° [1 De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd voor elk jaar waarin het middel op de markt mag worden gebracht, zelfs als de erkenning, de toelating of de vergunning, of de toelating verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 in de loop van dat jaar vervalt of wordt ingetrokken. De bijdrage is verschuldigd vanaf het jaar dat volgt op dat van de aflevering van de erkenning, de toelating of de vergunning.]1
  § 2. [2 Het aantal punten p, zoals bedoeld in paragraaf 1, is afhankelijk van de verplichting tot afbeelding van gevarenpictogrammen op het etiket van het bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, zoals opgelegd door de toelatingsakte geldig op 1 december van het jaar 20XX-2 indien de betaling plaatsvindt in het jaar 20XX. Voor middelen toegelaten tussen 2 december 20XX-2 en 30 november 20XX-1 geldt de verplichting tot afbeelding van gevarenpictogrammen op het etiket zoals vastgesteld bij de toelating. De punten worden toegekend overeenkomstig de volgende tabel. De GHS-codes in deze tabel verwijzen naar de gevarenpictogrammen die zijn vermeld in de toelatingsakte. Indien de verplichting geldt om voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik meerdere gevarenpictogrammen af te beelden op het etiket zullen de punten van deze gevarenpictogrammen worden opgeteld.


Pictogramme de danger/ Gevarenpictogram Nombre de points/Aantal punten
 Produits à usage professionnel/ Middelen voor professioneel gebruik Produits à usage non-professionnel/ Middelen voor niet-professioneel gebruik
  
GHS02 1 2,4
GHS04 1 2,4
GHS05 1,5 2,4
GHS06 1,5 2,4
GHS07 1 2,4
GHS08 1,4 2,4
GHS09 1 2,4
Voor middelen voor professioneel gebruik wordt het aantal punten steeds verhoogd met één punt. Voor middelen voor niet-professioneel gebruik wordt het aantal punten steeds met 0,1 punt verhoogd.]2
  § 3. [1 Eén punt komt overeen met 0,04 euro/kg of L voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die voor een professioneel gebruik bestemd zijn. Voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die voor een niet-professioneel gebruik bestemd zijn en die vallen onder de voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, komt één punt overeen met 0,21 euro/kg of L, waarvan [3 0,06 euro/kg]3 of L bestemd is voor de uitvoering door de betrokken sectororganisaties die de toelatingshouders of eerste invoerders van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die voor een niet-professioneel gebruik bestemd zijn vertegenwoordigen, van artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, en van artikel 5 van het koninklijk besluit van 4 september 2012 betreffende het federaal reductieprogramma van pesticiden, met inbegrip van hun gebruik in het kader van duurzame ontwikkeling.]1
  § 4. Indien de verkoop in de groothandel van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik het voorwerp uitmaakt van het opstellen van een factuur, dan zal het bedrag van de bijdrage voor de hoeveelheid verkochte bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik op de factuur worden vermeld.
  § 5. [1 De FOD VVL verzoekt jaarlijks alle distributeurs om een volledige en tijdige opgave van de op de markt gebrachte hoeveelheden, samen met de oorsprong van de betrokken producten. Onder op de markt brengen wordt verstaan de verkoop aan een eerste koper, door de invoerder op het Belgische grondgebied of door de fabrikant in België van het bedoelde middel. Een opgave wordt als tijdig beschouwd indien deze werd ontvangen binnen de acht weken na het verzoek door de FOD VVL.
   Indien de opgave niet als volledig kan worden beschouwd, verzoekt de FOD VVL de betrokken distributeur om deze opgave binnen de vier weken te vervolledigen.
   Indien de opgave niet tijdig wordt geleverd of niet tijdig wordt vervolledigd, verzoekt de FOD VVL door middel van een aangetekend schrijven om de opgave te leveren binnen de vier weken, met dien verstande dat voor elke vervollediging of nalevering van de opgave een verhoging van de jaarlijkse bijdrage zal worden aangerekend à rato van 20 % van het betrokken bedrag.
   Indien vier weken na dit tweede verzoek nog steeds geen correcte en volledige opgave werd geleverd, berekent de FOD VVL de jaarlijkse bijdrage aan de hand van de gemiddelde betrokken opgave van de drie vorige jaren verhoogd met 200 %. Indien geen eerdere opgaven werden ingediend of indien dit zich het jaar voordien ook heeft voorgedaan, wordt de fytolicentie van de distributeur bovendien geschorst tot de dag van levering van alle verschuldigde correcte en volledige opgaven, eventueel ook deze van vorige jaren.
   De FOD VVL berekent de jaarlijkse bijdrage en bezorgt deze berekening aan de betrokken houders van de erkenning of de toelating of de vergunning of aan degene die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik op de markt brengt waarvoor een toelating werd verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009. De houder of degene die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik op de markt brengt waarvoor een toelating werd verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 bevestigt binnen de vier weken zijn akkoord met de berekening of deelt zijn opmerkingen mee. Zonder reactie binnen de vier weken wordt de berekening beschouwd als bevestigd. De FOD VVL stuurt vervolgens een factuur aan de houder van de erkenning of de toelating of de vergunning, of aan degene die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik op de markt brengt waarvoor een toelating werd verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, rekening houdend met de ontvangen opmerkingen, voor zover deze terecht zijn. Indien de houder of degene die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik op de markt brengt waarvoor een toelating werd verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009 na ontvangst van deze laatste factuur nog wijzigingen aan de opgave van de hoeveelheden meedeelt, wordt de bijdrage evenredig aangepast en daarnaast verhoogd met 100 euro. Na elke wijziging stuurt de FOD VVL een nieuwe factuur.
   De betaling van de jaarlijkse bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten moet geregistreerd zijn binnen de twee maanden na ontvangst van deze factuur.
   Indien de bijdrage niet binnen de twee maanden werd geregistreerd op de rekening van het voornoemde Fonds, wordt zij automatisch verhoogd met 20 %. Indien deze verhoogde bijdrage niet is geregistreerd binnen de twee maanden na ontvangst van de factuur, wordt de erkenning, toelating of vergunning waarvoor de jaarlijkse bijdrage is verschuldigd, geschorst tot de dag van betaling ervan, vermeerderd met 50 % per jaar van achterstal.
   Indien de erkenning, toelating of vergunning waarvoor de jaarlijkse bijdrage is verschuldigd reeds geschorst of ingetrokken is, alsook in het geval van een niet langer geldige toelating verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, wordt de erkenning, toelating of vergunning op naam van dezelfde houder waarvoor de jaarlijkse bijdrage het meest overeenkomt met de verschuldigde jaarlijkse bijdrage, geschorst tot de dag van betaling van de verschuldigde jaarlijkse bijdrage verhoogd met 50 % per jaar van achterstal; in afwezigheid van dergelijke erkenning, toelating of vergunning, worden alle aanvragen van de houder van de betrokken erkenning, toelating of vergunning of van degene die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik op de markt heeft gebracht waarvoor een toelating werd verleend in toepassing van artikel 53 van voornoemde verordening (EG) nr. 1107/2009, als niet ontvankelijk beschouwd tot de dag van betaling van de verschuldigde jaarlijkse bijdrage vermeerderd met 50 % per jaar van achterstal.]1
  § 6. Indien een product waarvoor de bijdrage geldt opnieuw wordt uitgevoerd, nadat het op de Belgische markt is gebracht, wordt de bijdrage die overeenstemt met de uitgevoerde hoeveelheid terugbetaald aan de uitvoerder door het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, voor zover de uitvoerder in de loop van de maand januari van het jaar volgend op dat van de uitvoer een kopie van de facturen die betrekking hebben op de uitvoer bezorgt aan de FOD VVL.
  [1 § 7. Bij de berekening van de verschuldigde jaarlijkse bijdrage zoals bepaald in dit artikel wordt alleen het eindresultaat van de berekening afgerond tot twee cijfers na de komma.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-01-26/10, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 18-02-2016>
  (2)<KB 2019-07-08/06, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 29-07-2019>
  (3)<KB 2024-02-18/07, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK II. - Meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten
Art.4.§ 1. Iedere persoon die een ontheffing aanvraagt aan de FOD VVL ten einde een nieuw product op de markt te brengen, is gehouden een retributie van 1.500 EUR per aanvraag te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
  § 2. Iedere persoon die een toelating aanvraagt aan de FOD VVL teneinde zuiveringsslib bestemd voor de landbouw op de markt te brengen, is gehouden een retributie van 750 EUR per aanvraag te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
  § 3. De in §§ 1 en 2 vernoemde bedragen zijn eveneens verschuldigd door iedere persoon die op het einde van de geldigheidsduur van de ontheffing of de toelating de hernieuwing ervan aanvraagt en door iedere persoon die de wijziging ervan aanvraagt.
  § 4. [2 ...]2
  § 5. [3 Iedere persoon die in het kader van de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, of van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid een certificaat inzake meststoffen, bodemverbeterende middelen of teeltsubstraten vraagt aan de FOD VVL, is gehouden per certificaat een retributie van 100 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat.]3
  ----------
  (1)<KB 2021-04-28/13, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 25-06-2021>
  (2)<KB 2021-04-28/13, art. 22, 013; Inwerkingtreding : 16-07-2022>
  (3)<W 2023-03-12/13, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 25-06-2021>

HOOFDSTUK III. - Genetisch gemodificeerde organismen
Art.5. § 1. Iedere persoon die een toelating aanvraagt voor het verrichten van een experiment in België met een genetisch gemodificeerd organisme, met uitzondering van een medicinaal genetisch gemodificeerd organisme voor humaan of veterinair gebruik, overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot Règlementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten, is gehouden een retributie van 3.500 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Aan dit bedrag wordt een bijkomende retributie van 200 EUR toegevoegd voor elke analyse die noodzakelijk is voor de controle op het experiment.
  § 2. Iedere persoon die een notificatiedossier voorlegt met het oog op het verkrijgen van een toelating voor het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerd organisme overeenkomstig artikel 29 van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot Règlementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten, is gehouden een retributie van 10.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Aan dit bedrag wordt een bijkomende retributie van 200 EUR toegevoegd voor elke analyse die noodzakelijk is voor de evaluatie van het dossier.
  § 3. Iedere persoon die een notificatiedossier voorlegt met het oog op het verkrijgen van een toelating voor het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerd organisme overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, is gehouden een retributie van 7.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten in het geval dat de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid aan België een evaluatie van het dossier vraagt, overeenkomstig artikel 29, § 7, van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot Règlementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten. Aan dit bedrag wordt een bijkomende retributie van 200 EUR toegevoegd voor elke analyse die noodzakelijk is voor de evaluatie van het dossier.

HOOFDSTUK IV. - Biociden
Afdeling 1. - Retributies
Art. 5/1.[1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° [2 koninklijk besluit van 4 april 2019 : koninklijk besluit van 4 april 2019 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden;]2
   2° Verordening 528/2012: Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden ;
   3° Verordening 88/2014: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 88/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden ;
   4° Verordening 354/2013: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 van de Commissie van 18 april 2013 betreffende wijzigingen in overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad toegelaten biociden ;
   5° Verordening 1062/2014: Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden;
   6° Verordening 492/2014: Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 492/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorschriften voor de verlenging van aan wederzijdse erkenning onderworpen toelatingen voor biociden;
   7° Verordening 414/2013: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2013 van de Commissie van 6 mei 2013 tot vaststelling van de procedure voor de toelating van dezelfde biociden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2017-12-25/23, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<KB 2019-02-27/26, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>

Art.6.[1 § 1. Iedere persoon die, met toepassing van het koninklijk besluit van 4 april 2019, een registratie [3 , een vergunning voor parallelhandel, een toelating voor experimenten of proeven voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling of onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés]3 voor een biocide aanvraagt, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Iedere persoon die, met toepassing van Verordening 528/2012, een toelating voor een biocide aanvraagt bij de FOD VVL, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Iedere persoon die, met toepassing van Verordening 528/2012, met toepassing van Verordening 88/2014 of met toepassing van Verordening 1062/2014 een goedkeuring van een werkzame stof of een aanvraag tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 aanvraagt bij de FOD VVL, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
  [2 Iedere persoon van wie de aanvraag tot goedkeuring of verlenging van goedkeuring van een werkzame stof of tot toelating voor een biocide, wordt toegewezen aan België in het kader van de uittreding van een lidstaat uit de Europese Unie, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, rekening houdend met de toestand van de vooruitgang van het dossier en proportioneel met het nog uit te voeren werk.]2
   § 2. Voor de aanvraag tot goedkeuring, tot verlenging van de goedkeuring of tot opname in bijlage I van Verordening 528/2012 van een werkzame stof waarbij België in het kader van artikel 7, lid 1, artikel 13, lid 3, van Verordening 528/2012, artikel 3 van Verordening 88/2014 of artikel 17 van Verordening 1062/2014, optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 1.
   Voor biociden die vallen onder artikel 3,1°, van het koninklijk besluit van 4 april 2019, met name biociden waarvoor overeenkomstig Verordening 528/2012 een toelating, een kennisgeving of een vergunning voor parallelhandel is vereist, gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 2.
   Voor biociden die vallen onder artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 4 april 2019, met name biociden waarvoor overeenkomstig het voornoemde besluit een registratie is vereist of waarvoor een toelating werd verleend of een kennisgeving werd aanvaard overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden voor de termijn bepaald in artikel 89, lid 2, van Verordening 528/2012, gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 3.
   § 3. Voor wat betreft een aanvraag tot wijziging van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving voor biociden die vallen onder artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 4 april 2019 dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds een administratieve wijziging en anderzijds een wetenschappelijke wijziging.
   Een administratieve wijziging is een aanpassing van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving van louter administratieve aard, die geen wijziging van de eigenschappen of de werkzaamheid van het biocide betreft, zoals :
   1° overdracht van registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving;
   2° wijziging van naam [3 of adres]3 van houder van registratie, de toelating of aanvaarding van kennisgeving;
   3° wijziging van handelsbenaming;
   4° wijziging van de leverancier van de werkzame stof [3 of van de leverancier of verdeler van het biocide]3;
   5° wijziging van de verpakking;
   6° andere administratieve wijziging van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving.
   Een wetenschappelijke wijziging is een aanpassing van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving die niet van louter administratieve aard is en die een herbeoordeling van de eigenschappen of van de werkzaamheid van het biocide vereist, zoals :
   1° wijziging van gebruik;
   2° wijziging van samenstelling (niet-werkzame stof);
   3° wijziging van samenstelling [3 aard werkzame stof of gehalte aan werkzame stof]3;
   4° wijziging van houdbaarheid van het biocide;
   5° wijziging van CLP-etikettering;
   6° andere wetenschappelijke wijziging van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving.
   De in bijlage 3 vermelde retributie is vereist per individuele wijziging. Een groepering van administratieve en/of wetenschappelijke wijzigingen is niet toegestaan.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-02-27/26, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>
  (2)<KB 2019-05-17/20, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 16-06-2019>
  (3)<KB 2021-09-06/01, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 13-09-2021>

Art.6 TOEKOMSTIG RECHT.    [1 § 1. Iedere persoon die, met toepassing van het koninklijk besluit van 4 april 2019, een registratie [3 , een vergunning voor parallelhandel, een toelating voor experimenten of proeven voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling of onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés]3 voor een biocide aanvraagt, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Iedere persoon die, met toepassing van Verordening 528/2012, een toelating voor een biocide aanvraagt bij de FOD VVL, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Iedere persoon die, met toepassing van Verordening 528/2012, met toepassing van Verordening 88/2014 of met toepassing van Verordening 1062/2014 een goedkeuring van een werkzame stof of een aanvraag tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 aanvraagt bij de FOD VVL, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
  [2 Iedere persoon van wie de aanvraag tot goedkeuring of verlenging van goedkeuring van een werkzame stof of tot toelating voor een biocide, wordt toegewezen aan België in het kader van de uittreding van een lidstaat uit de Europese Unie, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, rekening houdend met de toestand van de vooruitgang van het dossier en proportioneel met het nog uit te voeren werk.]2
   § 2. Voor de aanvraag tot goedkeuring, tot verlenging van de goedkeuring of tot opname in bijlage I van Verordening 528/2012 van een werkzame stof waarbij België in het kader van [4 artikel 7, lid 1, artikel 13, lid 3, artikel 28,]4 van Verordening 528/2012, artikel 3 van Verordening 88/2014 of artikel 17 van Verordening 1062/2014, optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 1.
   Voor biociden die vallen onder artikel 3,1°, van het koninklijk besluit van 4 april 2019, met name biociden waarvoor overeenkomstig Verordening 528/2012 een toelating, een kennisgeving of een vergunning voor parallelhandel is vereist, gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 2.
   Voor biociden die vallen onder artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 4 april 2019, met name biociden waarvoor overeenkomstig het voornoemde besluit een registratie is vereist of waarvoor een toelating werd verleend of een kennisgeving werd aanvaard overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden voor de termijn bepaald in artikel 89, lid 2, van Verordening 528/2012, gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 3.
   § 3. Voor wat betreft een aanvraag tot wijziging van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving voor biociden die vallen onder artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 4 april 2019 dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds een administratieve wijziging en anderzijds een wetenschappelijke wijziging.
   Een administratieve wijziging is een aanpassing van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving van louter administratieve aard, die geen wijziging van de eigenschappen of de werkzaamheid van het biocide betreft, zoals :
   1° overdracht van registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving;
   2° wijziging van naam [3 of adres]3 van houder van registratie, de toelating of aanvaarding van kennisgeving;
   3° wijziging van handelsbenaming;
   4° wijziging van de leverancier van de werkzame stof [3 of van de leverancier of verdeler van het biocide]3;
   5° wijziging van de verpakking;
   6° andere administratieve wijziging van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving.
   Een wetenschappelijke wijziging is een aanpassing van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving die niet van louter administratieve aard is en die een herbeoordeling van de eigenschappen of van de werkzaamheid van het biocide vereist, zoals :
   1° wijziging van gebruik;
   2° wijziging van samenstelling (niet-werkzame stof);
   3° wijziging van samenstelling [3 aard werkzame stof of gehalte aan werkzame stof]3;
   4° wijziging van houdbaarheid van het biocide;
   5° wijziging van CLP-etikettering;
   6° andere wetenschappelijke wijziging van een bestaande registratie, toelating of aanvaarding van kennisgeving.
   De in bijlage 3 vermelde retributie is vereist per individuele wijziging. Een groepering van administratieve en/of wetenschappelijke wijzigingen is niet toegestaan.]1

  (1)<KB 2019-02-27/26, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>
  (2)<KB 2019-05-17/20, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 16-06-2019>
  (3)<KB 2021-09-06/01, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 13-09-2021>
  (4)<KB 2024-03-26/05, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2026>


Afdeling 2. - Bijdragen
Art.7.[1 § 1. Iedere persoon die een registratie, een toelating, een vergunning voor parallelhandel, een wederzijdse erkenning, een kennisgeving of een aanvaarding van kennisgeving van een biocide conform het koninklijk besluit van 4 april 2019 of Verordening 528/2012 of het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, heeft bekomen, betaalt een jaarlijkse bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Dit bedrag is als volgt vastgesteld, b = x.p. Hierbij is :
   - b : het te betalen bedrag van de jaarlijkse bijdrage;
   - x : de hoeveelheid van het biocide die in het jaar voorafgaand aan dat van de betaling in de Belgische handel werd gebracht, uitgedrukt in kg of l, naar boven afgerond, respectievelijk naargelang het gewaarborgd gehalte aan werkzame stof op de akte in % of in g/L is uitgedrukt;
   - p : het aantal punten toegekend overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2, uitgedrukt in EUR/kg of L.
   In afwijking van het vorige lid is b = [2 500 EUR]2 indien x.p < [2 500 EUR]2. Indien p groter is dan 3,5 % van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage, dan kan p in afwijking van het eerste lid worden beperkt tot 3,5 % van deze verkoopprijs, voor zover de persoon bedoeld in het eerste lid dit bij de FOD VVL aanvraagt, met het bewijs van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage.
   De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd vanaf het jaar dat volgt op dat van de aflevering van de registratie, de toelating, de vergunning voor parallelhandel, de wederzijdse erkenning, de kennisgeving of de aanvaarding van kennisgeving. De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd voor elk jaar waarin het biocide is geregistreerd of toegelaten, zelfs als de registratie, toelating, vergunning voor parallelhandel, wederzijdse erkenning, kennisgeving of aanvaarding van kennisgeving in de loop van dat jaar vervalt of wordt ingetrokken.
   § 2. Het aantal punten p, zoals bedoeld in paragraaf 1, is afhankelijk van de indeling van het biocide in gevarencategorieën op 1 december van het jaar 20XX-2 indien de betaling plaatsvindt in het jaar 20XX en wordt toegekend overeenkomstig de tabel hieronder. Voor middelen met een registratie, met een toelating, met een vergunning voor parallelhandel of met een aanvaarding van kennisgeving tussen 2 december 20XX-2 en 30 november 20XX-1 geldt de indeling vastgesteld bij de toelating, vergunning voor parallelhandel, wederzijdse erkenning, kennisgeving of aanvaarding van kennisgeving. De gevarenaanduidingen (H) in deze tabel verwijzen naar de gevaaraanduidingen die zijn vermeld in de akte of de samenvatting van de productkenmerken.
   De gevarenaanduidingen (H) worden gebruikt om de gevaarcategorieën te identificeren. De punten van een bepaalde gevarencategorie kunnen slechts eenmaal worden aangerekend. Indien een biocide in meerdere van de twintig gevarencategorieën is ingedeeld, zullen de punten van deze gevarencategorieën worden opgeteld. In afwijking hiervan zullen de punten van de categorieën 9, 14 en 19 niet worden opgeteld, maar zal van deze categorieën slechts deze met het hoogste aantal punten in rekening worden gebracht. Een punt komt overeen met 0,005 EUR/kg.


Nr.GevarencategorieGevarenaanduiding (H)Aantal punten
1Ontplofbaar200, 201, 202, 2032
2Oxiderend270, 271, 2721
3Zeer licht ontvlambaar220, 222, 2242
4Licht ontvlambaar225, 228, 241, 242, 250, 260, 2611,5
5Ontvlambaar221, 223, 2261
6Bijtend3142
7Irriterend315, 318, 319, 335, 3361
8Sensibiliserend317, 3341
9Schadelijk bij korte termijn blootstelling302, 312, 332, 3711
10Schadelijk bij lange termijn blootstelling3731
11Schadelijk (C)3511
12Schadelijk (M)3411
13Schadelijk (R)3611
14Giftig bij korte termijn blootstelling301, 304, 311, 331, 3702
15Giftig bij lange termijn blootstelling3722
16Giftig (C)3502
17Giftig (M)3402
18Giftig (R)3602
19Zeer giftig bij korte termijn blootstelling300, 310, 3303
20Milieugevaarlijk400, 410, 411, 4202
§ 3. Indien de jaarlijkse bijdrage niet op 31 maart werd geregistreerd op de rekening van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, wordt zij automatisch verhoogd met 20 %. De FOD VVL stuurt binnen één maand een aangetekend schrijven naar de betrokken houder waarin hem wordt gevraagd de verschuldigde som te betalen binnen vijftien dagen na verzenden van de aangetekende brief. Indien de verschuldigde som niet op de rekening van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten staat na vijftien dagen, wordt de registratie, de toelating, de vergunning voor parallelhandel, de wederzijdse erkenning, de kennisgeving of de aanvaarding van kennisgeving waarvoor de jaarlijkse bijdrage is verschuldigd, geschorst tot de dag van betaling en definitief ingetrokken na twee maanden indien geen enkele betaling is uitgevoerd. Beide verhogingen kunnen gecumuleerd worden.
   § 4. De jaarlijkse bijdrage wordt automatisch verhoogd met 20 % als de hoeveelheid in de handel gebrachte biociden niet is aangegeven op 31 januari zoals vereist door artikel 31 van het koninklijk besluit van 4 april 2019. De FOD VVL verzendt binnen een termijn van één maand een aangetekende brief aan de betrokken persoon waarin hij gevraagd wordt de vereiste informatie te verstrekken binnen de vijftien dagen volgend op de datum van verzending van de aangetekende brief. Bij gebreke van de vereiste informatie binnen de termijn, wordt de registratie, de toelating, vergunning voor parallelhandel, wederzijdse erkenning, kennisgeving of aanvaarding van kennisgeving onmiddellijk opgeschort tot op de dag van de naleving en definitief ingetrokken na twee maanden indien geen enkele naleving wordt verstrekt.
   § 5. Indien uit de controle van de jaarlijkse aangifte van de hoeveelheid in de handel gebrachte biociden blijkt dat de jaarlijkse aangifte foutief of onvolledig is, wordt het saldo van het verschuldigde bedrag aangerekend, en vermeerderd met 20 %. Deze controle kan terug gaan tot drie jaar voorafgaand aan de uiterste datum waarop de jaarlijkse aangifte dient uitgevoerd te worden.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-02-27/26, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>
  (2)<KB 2024-03-26/05, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 3. - [1 Algemene bepalingen inzake biociden]1   ----------   (1)
Art. 7/1.[1 § 1. [4 Alle betalingen vermeld in artikel 6 en artikel 7 voldoen aan de volgende modaliteiten:
   1° De bedragen worden in euro betaald en de betalingskosten voor buitenlandse bedrijven zijn ten laste van die bedrijven;
   2° Retributies bedoeld in artikel 6, § 2, eerste lid, die meer bedragen dan 50.000 worden opgesplitst in drie schijven waarbij elke schijf één derde bedraagt van de totale retributie.
   De eerste schijf wordt betaald binnen dertig dagen nadat de bevoegde overheid de aanvrager in kennis heeft gesteld van de verschuldigde retributie overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 14, lid 2, van Verordening 528/2012 of artikel 4, lid 4, van Verordening 1062/2014.
   De tweede schijf wordt betaald uiterlijk twaalf maanden nadat de aanvraag voor goedkeuring of voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen overeenkomstig artikel 7, lid 1, of artikel 13, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 3, lid 2 van Verordening 1062/2014.
   De derde schijf wordt betaald uiterlijk twintig maanden nadat de aanvraag voor goedkeuring of voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen overeenkomstig artikel 7, lid 1, of artikel 13, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 3, lid 2, van Verordening 1062/2014.
   De laatste schijf dient betaald te worden alvorens de bevoegde overheid aan de aanvrager het beoordelingsrapport betreffende de werkzame stof overmaakt overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 6, lid 4, van Verordening 1062/2014.
   Indien, in het geval van een aanvraag voor verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof, de bevoegde overheid overeenkomstig artikel 14, lid 2, tweede alinea, van Verordening 528/2012 besluit dat een volledige beoordeling van de aanvraag niet noodzakelijk is, wordt het resterende te betalen bedrag in één schijf betaald uiterlijk negen maanden nadat de aanvraag voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen, en in ieder geval alvorens de bevoegde dienst het afschrift van aanbeveling tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof overmaakt aan de aanvrager.
   De modaliteiten voor de betaling worden vermeld bij de vraag tot betaling van de eerste schijf. [5 ...]5;
   3° [5 Elke vereiste retributie of jaarlijkse bijdrage wordt betaald met vermelding van de gestructureerde mededeling die bij de vraag tot betaling wordt vermeld.]5 Bij het betalen van de vereiste retributie voor een beroep wordt als betalingskenmerk de identiteit van de indiener van het beroep vermeld en de naam van het product waarop het beroep betrekking heeft;
   4° Indien niet kan worden vastgesteld waarvoor de betaling is gedaan, stelt de FOD VVL een termijn vast waarbinnen de betaler schriftelijk moet meedelen wat het doel van de betaling is. Indien binnen die termijn niet aan de FOD VVL wordt meegedeeld waartoe de betaling dient, wordt de betaling als ongeldig beschouwd en wordt het betrokken bedrag aan de betaler terugbetaald;
   5° Tenzij anders vermeld, worden retributies betaald binnen dertig dagen nadat de betalingsaanvraag werd verzonden. Wat de retributies vermeld onder 2° betreft, worden de verschillende schijven betaald voor de respectievelijk uiterste datum [5 vermeld onder 2°]5;
   6° De datum waarop het volledige bedrag van de betaling of van de betreffende schijf vermeld onder 2° op de opgegeven bankrekening is bijgeschreven, wordt beschouwd als de datum waarop de betaling is gedaan;
   7° De betaling wordt geacht tijdig te zijn gedaan als voldoende bewijsstukken worden voorgelegd waaruit blijkt dat de betaler binnen de desbetreffende termijn opdracht tot overschrijving naar de opgegeven vermelde bankrekening heeft gegeven. Een bevestiging van de opdracht tot overschrijving, afgegeven door een financiële instelling, wordt als voldoende bewijs beschouwd;
   8° Een betalingstermijn wordt pas geacht te zijn nageleefd als het volledige bedrag van de retributie of van de betreffende schijf vermeld onder 2° of van de jaarlijkse bijdrage tijdig is betaald. Zo het volledige bedrag van de retributie of van de betreffende schijf vermeld onder 2° niet tijdig werd betaald, wordt de aanvraag verworpen of de behandeling van de aanvraag stopgezet;
   9° De FOD VVL gaat over tot terugbetaling van te veel betaalde bedragen volgens de regels die worden vastgesteld door de Voorzitter van het directiecomité van de FOD VVL. Indien echter blijkt dat het te veel betaalde bedrag minder dan 200 euro bedraagt en de betrokkene niet uitdrukkelijk om terugbetaling heeft verzocht, wordt het te veel betaalde bedrag niet terugbetaald;
   10° Te veel betaalde bedragen die niet zijn terugbetaald, kunnen niet dienen voor toekomstige betalingen aan de FOD VVL.]4
   § 2. De in de Unie gevestigde micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, kunnen voor de retributies in bijlage 2 aanspraak maken op een verminderd bedrag, zoals vermeld in de tabellen van bijlage 2.
   Minstens vijvenveertig dagen voor een aanvraag voor toelating in te dienen, waarin aanspraak wordt gemaakt op een verminderd bedrag, dient de aspirant-aanvrager de relevante bewijsstukken bij de FOD VVL in waaruit blijkt dat de beoogde houder van de toelating recht heeft op die korting op grond van de Aanbeveling 2003/361/EG. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 publiceert een lijst van de relevante bewijsstukken die op een behoorlijke wijze moeten worden ingediend.
   Binnen vijvenveertig dagen na ontvangst van alle relevante bewijsstukken besluit de FOD VVL of een kmo-status wordt erkend. De erkenning van de kmo-status van een onderneming blijft gedurende twee jaar geldig voor aanvragen uit hoofde van Verordening 528/2012. Indien het Europees Agentschap voor chemische stoffen of een andere lidstaat op basis van dezelfde criteria en bewijsstukken een besluit heeft genomen over de kmo-status wordt dit besluit als zodanig toegepast tot het verstrijken van de geldigheidsduur ervan.
   Indien de aanvrager geen voorafgaande erkenning van de kmo-status heeft, wordt eerst de volledige retributie aangerekend en na het bekomen van de erkenning van het statuut het verschil terugbetaald door de FOD VVL.
   § 3. [5 Met betrekking tot de retributies overeenkomstig artikel 6, § 2, eerste lid, zal de bevoegde overheid 60% van de geïnde retributie terugbetalen wanneer het dossier voor of tijdens de valideringsfase wordt verworpen of wordt ingetrokken voor de beoordeling van het dossier is opgestart. De geïnde retributie wordt niet terugbetaald indien een aanvraag wordt ingetrokken nadat de beoordeling is opgestart.]5]1
  [5 § 4. Onverminderd artikel 6, § 2, tweede lid, worden de in bijlage 2 vermelde additionele retributies elk apart herberekend wanneer de beoordeling van de aanvraag wordt opgestart. Deze herberekening gebeurt op basis van de elementen in de aanvraag, waarop de beoordeling wordt opgestart. In voorkomend geval, wordt een terugbetaling of bijkomende betaling van de betrokken additionele retributies respectievelijk uitgevoerd of opgevraagd.
   Onverminderd eerste lid, zal deze herberekening, nadat de beoordeling afgerond werd, opnieuw gebeuren op basis van de elementen in de aanvraag waarmee de beoordeling werd afgesloten. In voorkomend geval, wordt de bijkomende betaling van de betrokken additionele retributies opgevraagd. Een terugbetaling van de betrokken additionele retributies kan echter niet worden aangevraagd, noch uitgevoerd.
   § 5. Met betrekking tot de retributies overeenkomstig artikel 6, § 2, tweede lid, zal de bevoegde overheid 60% van de geïnde retributie terugbetalen indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan :
   1° het betreft een aanvraag tot toelating van een biocide, ingediend overeenkomstig artikel 29, lid 1, artikel 34, lid 1, of artikel 43, lid 3 van de Verordening 528/2012, of een aanvraag voor een kleine of belangrijke wijziging van een product overeenkomstig artikel 7 of 8 van Verordening 354/2013 ;
   2° België treedt op als referentielidstaat of als beoordelende bevoegde autoriteit voor de betrokken aanvraag ;
   3° de desbetreffende aanvraag wordt voor of tijdens de valideringsfase verworpen of wordt ingetrokken voor de beoordeling van het dossier is opgestart.
   De geïnde retributie wordt niet terugbetaald indien een aanvraag wordt ingetrokken nadat de beoordeling van het dossier is opgestart.
   § 6. Met betrekking tot de retributies overeenkomstig artikel 6, § 2, tweede lid, zal de bevoegde overheid de geïnde retributie voor een vergadering ter voorbereiding van het aanvraagdossier integraal terugbetalen indien deze vergadering minstens 14 dagen op voorhand door de aanvrager geannuleerd wordt.
   § 7. Met betrekking tot de retributies overeenkomstig artikel 6, § 2, derde lid, zal de bevoegde overheid de geïnde retributie niet terugbetalen wanneer de aanvraag wordt ingetrokken of geklasseerd zonder gevolg of wanneer het dossier wordt verworpen.
   In afwijking van het eerste lid, kan de bevoegde overheid de geïnde retributie integraal terugbetalen indien het ingediende dossier niet in overeenstemming is met het beoogde type aanvraag en dat hiervoor een nieuw aangepast dossier ingediend wordt.
   § 8. Als verscheidene personen een gezamenlijke aanvraag tot goedkeuring, tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof, tot toelating van een biocide overeenkomstig de Verordening 528/2012 of tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 overeenkomstig Verordening 88/2014 indienen, moet slechts één retributie per aanvraag worden betaald.]5
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-08-04/14, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>
  (2)<KB 2017-12-25/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<KB 2019-02-27/26, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>
  (4)<KB 2019-05-17/20, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 16-06-2019>
  (5)<KB 2021-09-06/01, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 13-09-2021>

Art.7/1 TOEKOMSTIG RECHT.    [1 § 1. [4 Alle betalingen vermeld in artikel 6 en artikel 7 voldoen aan de volgende modaliteiten:
   1° De bedragen worden in euro betaald en de betalingskosten voor buitenlandse bedrijven zijn ten laste van die bedrijven;
   2° Retributies bedoeld in artikel 6, § 2, eerste lid, die meer bedragen dan 50.000 worden opgesplitst in drie schijven waarbij elke schijf één derde bedraagt van de totale retributie.
   De eerste schijf wordt betaald binnen dertig dagen nadat de bevoegde overheid de aanvrager in kennis heeft gesteld van de verschuldigde retributie overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 14, lid 2, van Verordening 528/2012 of artikel 4, lid 4, van Verordening 1062/2014.
   De tweede schijf wordt betaald uiterlijk twaalf maanden nadat de aanvraag voor goedkeuring of voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen overeenkomstig artikel 7, lid 1, of artikel 13, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 3, lid 2 van Verordening 1062/2014.
   De derde schijf wordt betaald uiterlijk twintig maanden nadat de aanvraag voor goedkeuring of voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen overeenkomstig artikel 7, lid 1, of artikel 13, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 3, lid 2, van Verordening 1062/2014.
   De laatste schijf dient betaald te worden alvorens de bevoegde overheid aan de aanvrager het beoordelingsrapport betreffende de werkzame stof overmaakt overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 6, lid 4, van Verordening 1062/2014.
   Indien, in het geval van een aanvraag voor verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof, de bevoegde overheid overeenkomstig artikel 14, lid 2, tweede alinea, van Verordening 528/2012 besluit dat een volledige beoordeling van de aanvraag niet noodzakelijk is, wordt het resterende te betalen bedrag in één schijf betaald uiterlijk negen maanden nadat de aanvraag voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen, en in ieder geval alvorens de bevoegde dienst het afschrift van aanbeveling tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof overmaakt aan de aanvrager.
   De modaliteiten voor de betaling worden vermeld bij de vraag tot betaling van de eerste schijf. [5 ...]5;
   3° [5 Elke vereiste retributie of jaarlijkse bijdrage wordt betaald met vermelding van de gestructureerde mededeling die bij de vraag tot betaling wordt vermeld.]5 Bij het betalen van de vereiste retributie voor een beroep wordt als betalingskenmerk de identiteit van de indiener van het beroep vermeld en de naam van het product waarop het beroep betrekking heeft;
   4° Indien niet kan worden vastgesteld waarvoor de betaling is gedaan, stelt de FOD VVL een termijn vast waarbinnen de betaler schriftelijk moet meedelen wat het doel van de betaling is. Indien binnen die termijn niet aan de FOD VVL wordt meegedeeld waartoe de betaling dient, wordt de betaling als ongeldig beschouwd en wordt het betrokken bedrag aan de betaler terugbetaald;
   5° Tenzij anders vermeld, worden retributies betaald binnen dertig dagen nadat de betalingsaanvraag werd verzonden. Wat de retributies vermeld onder 2° betreft, worden de verschillende schijven betaald voor de respectievelijk uiterste datum [5 vermeld onder 2°]5;
   6° De datum waarop het volledige bedrag van de betaling of van de betreffende schijf vermeld onder 2° op de opgegeven bankrekening is bijgeschreven, wordt beschouwd als de datum waarop de betaling is gedaan;
   7° De betaling wordt geacht tijdig te zijn gedaan als voldoende bewijsstukken worden voorgelegd waaruit blijkt dat de betaler binnen de desbetreffende termijn opdracht tot overschrijving naar de opgegeven vermelde bankrekening heeft gegeven. Een bevestiging van de opdracht tot overschrijving, afgegeven door een financiële instelling, wordt als voldoende bewijs beschouwd;
   8° Een betalingstermijn wordt pas geacht te zijn nageleefd als het volledige bedrag van de retributie of van de betreffende schijf vermeld onder 2° of van de jaarlijkse bijdrage tijdig is betaald. Zo het volledige bedrag van de retributie of van de betreffende schijf vermeld onder 2° niet tijdig werd betaald, wordt de aanvraag verworpen of de behandeling van de aanvraag stopgezet;
   9° De FOD VVL gaat over tot terugbetaling van te veel betaalde bedragen volgens de regels die worden vastgesteld door de Voorzitter van het directiecomité van de FOD VVL. Indien echter blijkt dat het te veel betaalde bedrag minder dan 200 euro bedraagt en de betrokkene niet uitdrukkelijk om terugbetaling heeft verzocht, wordt het te veel betaalde bedrag niet terugbetaald;
   10° Te veel betaalde bedragen die niet zijn terugbetaald, kunnen niet dienen voor toekomstige betalingen aan de FOD VVL.]4
   § 2. De in de Unie gevestigde micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, kunnen voor de retributies in bijlage 2 aanspraak maken op een verminderd bedrag, zoals vermeld in de tabellen van bijlage 2.
   Minstens vijvenveertig dagen voor een aanvraag voor toelating in te dienen, waarin aanspraak wordt gemaakt op een verminderd bedrag, dient de aspirant-aanvrager de relevante bewijsstukken bij de FOD VVL in waaruit blijkt dat de beoogde houder van de toelating recht heeft op die korting op grond van de Aanbeveling 2003/361/EG. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 publiceert een lijst van de relevante bewijsstukken die op een behoorlijke wijze moeten worden ingediend.
   Binnen vijvenveertig dagen na ontvangst van alle relevante bewijsstukken besluit de FOD VVL of een kmo-status wordt erkend. De erkenning van de kmo-status van een onderneming blijft gedurende twee jaar geldig voor aanvragen uit hoofde van Verordening 528/2012. Indien het Europees Agentschap voor chemische stoffen of een andere lidstaat op basis van dezelfde criteria en bewijsstukken een besluit heeft genomen over de kmo-status wordt dit besluit als zodanig toegepast tot het verstrijken van de geldigheidsduur ervan.
   Indien de aanvrager geen voorafgaande erkenning van de kmo-status heeft, wordt eerst de volledige retributie aangerekend en na het bekomen van de erkenning van het statuut het verschil terugbetaald door de FOD VVL.
   § 3. [5 Met betrekking tot de retributies overeenkomstig artikel 6, § 2, eerste lid, zal de bevoegde overheid 60% van de geïnde retributie terugbetalen wanneer het dossier voor of tijdens de valideringsfase wordt verworpen of wordt ingetrokken voor de beoordeling van het dossier is opgestart. De geïnde retributie wordt niet terugbetaald indien een aanvraag wordt ingetrokken nadat de beoordeling is opgestart.]5]1
  [5 § 4. Onverminderd artikel 6, § 2, tweede lid, worden de in bijlage 2 vermelde additionele retributies elk apart herberekend wanneer de beoordeling van de aanvraag wordt opgestart. Deze herberekening gebeurt op basis van de elementen in de aanvraag, waarop de beoordeling wordt opgestart. In voorkomend geval, wordt een terugbetaling of bijkomende betaling van de betrokken additionele retributies respectievelijk uitgevoerd of opgevraagd.
   Onverminderd eerste lid, zal deze herberekening, nadat de beoordeling afgerond werd, opnieuw gebeuren op basis van de elementen in de aanvraag waarmee de beoordeling werd afgesloten. In voorkomend geval, wordt de bijkomende betaling van de betrokken additionele retributies opgevraagd. Een terugbetaling van de betrokken additionele retributies kan echter niet worden aangevraagd, noch uitgevoerd.
   § 5. Met betrekking tot de retributies overeenkomstig artikel 6, § 2, tweede lid, zal de bevoegde overheid 60% van de geïnde retributie terugbetalen indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan :
   1° het betreft een aanvraag tot toelating van een biocide, ingediend overeenkomstig artikel 29, lid 1, artikel 34, lid 1, of artikel 43, lid 3 van de Verordening 528/2012, of een aanvraag voor een kleine of belangrijke wijziging van een product overeenkomstig artikel 7 of 8 van Verordening 354/2013 ;
   2° België treedt op als referentielidstaat of als beoordelende bevoegde autoriteit voor de betrokken aanvraag ;
   3° de desbetreffende aanvraag wordt voor of tijdens de valideringsfase verworpen of wordt ingetrokken voor de beoordeling van het dossier is opgestart.
   De geïnde retributie wordt niet terugbetaald indien een aanvraag wordt ingetrokken nadat de beoordeling van het dossier is opgestart.
   § 6. Met betrekking tot de retributies overeenkomstig [6 artikel 6, § 2, eerste en tweede lid,]6 zal de bevoegde overheid de geïnde retributie voor een vergadering ter voorbereiding van het aanvraagdossier integraal terugbetalen indien deze vergadering minstens 14 dagen op voorhand door de aanvrager geannuleerd wordt.
   § 7. Met betrekking tot de retributies overeenkomstig artikel 6, § 2, derde lid, zal de bevoegde overheid de geïnde retributie niet terugbetalen wanneer de aanvraag wordt ingetrokken of geklasseerd zonder gevolg of wanneer het dossier wordt verworpen.
   In afwijking van het eerste lid, kan de bevoegde overheid de geïnde retributie integraal terugbetalen indien het ingediende dossier niet in overeenstemming is met het beoogde type aanvraag en dat hiervoor een nieuw aangepast dossier ingediend wordt.
   § 8. Als verscheidene personen een gezamenlijke aanvraag tot goedkeuring, tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof, tot toelating van een biocide overeenkomstig de Verordening 528/2012 of tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 overeenkomstig Verordening 88/2014 indienen, moet slechts één retributie per aanvraag worden betaald.]5

  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-08-04/14, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>
  (2)<KB 2017-12-25/23, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<KB 2019-02-27/26, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>
  (4)<KB 2019-05-17/20, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 16-06-2019>
  (5)<KB 2021-09-06/01, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 13-09-2021>
  (6)<KB 2024-03-26/05, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2026>


HOOFDSTUK V. - Gevaarlijke stoffen
Art.8.[1 Iedere persoon die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006, een aanvraag indient tot aanpassing of harmonisatie van de indeling en etikettering van een chemische stof, inclusief een werkzame stof in de zin van Verordening 528/2012 dient een retributie te betalen, waarvan het bedrag is vastgelegd in het tweede lid, aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het feit of deze persoon reeds een retributie dient te betalen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen, en dit, voor zover de FOD VVL zijn akkoord gegeven heeft dat België de aanvraag indient.
   Het bedrag van de te betalen retributie volgens het eerst lid is als volgt vastgesteld :
   1° 10.000 EUR per volledig dossier betreffende een chemische stof;
   2° 2.000 EUR per gevaar waarvoor een geharmoniseerde indeling en etikettering gevraagd wordt met toepassing van artikel 36, lid 1 van Verordening 1272/2008;
   3° 400 EUR per gevaar waarvoor een geharmoniseerde indeling en etikettering gevraagd wordt met toepassing van artikel 36, lid 3 van Verordening 1272/2008.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-08-04/14, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>

HOOFDSTUK VI. [1 Gevaarlijke mengsels]1   ----------   (1)
Art.9.[1 § 1 Tegelijk met de aangiftes van een gevaarlijk mengsel aan het "Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties", in de zin van artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 april 2016 inzake kennisgeving van mengsels die als gevaarlijk worden ingedeeld wegens hun gevolgen voor de gezondheid of hun fysische effecten aan het Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten of in de zin van artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006, samen met artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 september 2012 tot vaststelling van de taal op het etiket en op het veiligheidsinformatieblad van stoffen en mengsels, en tot aanwijzing van het Nationaal Centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties als orgaan bedoeld in artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1272/2008, dient door de persoon die de kennisgeving, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 april 2016 inzake kennisgeving van mengsels die als gevaarlijk worden ingedeeld wegens hun gevolgen voor de gezondheid of hun fysische effecten aan het Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, uitvoert, een eenmalige retributie te worden betaald van 200 EUR, aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   § 2. In geval van wijziging van de aard of hoeveelheid van een gevaarlijk component in de samenstelling van een gevaarlijk mengsel dient overeenkomstig paragraaf 1 eveneens een retributie van 200 EUR te worden betaald door de persoon die de kennisgeving, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 april 2016 inzake kennisgeving van mengsels die als gevaarlijk worden ingedeeld wegens hun gevolgen voor de gezondheid of hun fysische effecten aan het Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, uitvoert.
   Ingeval enkel de benaming wijzigt of een gevaarlijk mengsel wordt toegevoegd aan een "gelijke groep", dient een retributie van 35 EUR te worden betaald door de persoon die de kennisgeving, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 april 2016 inzake kennisgeving van mengsels die als gevaarlijk worden ingedeeld wegens hun gevolgen voor de gezondheid of hun fysische effecten aan het Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, uitvoert. Een "gelijke groep" zijn gevaarlijke mengsels van hetzelfde merk, die door eenzelfde persoon op de markt worden gebracht en die gelijk zijn wat betreft de componenten die tot de gevaarsindeling en -etikettering hebben geleid en waarbij de hoeveelheden van deze componenten mogen variëren voor zover dezelfde gevaarsindeling en -etikettering behouden blijft.
   § 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 zijn geen retributies verschuldigd voor :
   1° gevaarlijke mengsels die in hoeveelheden van minder dan 10 kg per jaar per persoon die ze op de markt brengt op de markt worden gebracht;
   2° gevaarlijke mengsels die in hoeveelheden van minder dan 100 kg per jaar per persoon die ze op de markt brengt, op de markt worden gebracht en uitsluitend bestemd zijn voor wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling in gecontroleerde omstandigheden; de persoon die dergelijke mengsels op de markt brengt houdt de namen van de afnemers ter beschikking van de overheid;
   3° gevaarlijke mengsels die op de markt worden gebracht voor productiegericht onderzoek en ontwikkeling en die met dit doel in beperkte hoeveelheden aan een beperkt aantal geregistreerde afnemers worden geleverd voor een periode van één jaar; de persoon die dergelijke mengsels op de markt brengt, houdt de namen van de afnemers ter beschikking van de overheid;
   4° in vitro diagnostica;
   5° analytische standaarden;
   6° reagentia op de markt gebracht voor gebruik in laboratoria, inbegrepen de chemielokalen van onderwijsinstellingen.
   § 4. In afwijking van het bepaalde in de paragraaf 1 en 2 is een retributie verschuldigd van 35 EUR aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten per jaar per gevaarlijke gasvormige stof die de persoon die de kennisgeving, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 april 2016 inzake kennisgeving van mengsels die als gevaarlijk worden ingedeeld wegens hun gevolgen voor de gezondheid of hun fysische effecten aan het Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, uitvoert in de loop van het jaar onder vorm van een gevaarlijk gasmengsel op de markt heeft gebracht.
   § 5. In afwijking van paragraaf 1 is een retributie aan het voornoemde Fonds verschuldigd van 200 EUR door de persoon die de kennisgeving, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 april 2016 inzake kennisgeving van mengsels die als gevaarlijk worden ingedeeld wegens hun gevolgen voor de gezondheid of hun fysische effecten aan het Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, uitvoert per "gelijke groep" van gevaarlijke mengsels zoals gedefinieerd onder paragraaf 2.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-02-27/26, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>

HOOFDSTUK VII. - Voedingsmiddelen
Art.10.§ 1. [2 Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het verkrijgen van een notificatienummer voor een voedingssupplement, in toepassing van de uitvoeringsbesluiten van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten, is gehouden een retributie van 350 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Indien het dossier elektronisch wordt ingediend via de applicatie FOODSUP op de website www.gezondheid.belgie.be, bedraagt de retributie 295 EUR.]2
  § 2. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het verkrijgen van een toelating, in toepassing van het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld :
  1° 3.718,50 EUR voor de aanvraag bedoeld in artikel 3, § 2, van Verordening 258/97/EG van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten;
  2° 1.239,50 EUR voor de aanvraag bedoeld in artikel 3, § 4, van de voornoemde Verordening 258/97/EG.
  § 3. [2 De in lid 1 bedoelde vergoedingen zijn niet terug vorderbaar.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-08-04/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 05-09-2014>
  (2)<KB 2023-04-28/04, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 21-05-2023>

HOOFDSTUK VIII. - Andere consumptieproducten
Art.11.§ 1. [3 1° Iedere persoon die, overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 februari 2016 betreffende het fabriceren en het in de handel brengen van producten op basis van tabak en voor roken bestemde kruidenproducten, een kennisgeving indient voor een product op basis van tabak of een voor roken bestemd kruidenproduct, moet een retributie van 200 EUR voor elke nieuwe kennisgeving, een retributie van 100 EUR voor elke substantiële wijziging van een kennisgevingsdossier en een retributie van 50 EUR voor het indienen van de jaargegevens betalen.
   2° Iedere persoon die, overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2016 betreffende het fabriceren en het in de handel brengen van elektronische sigaretten, een kennisgeving indient voor een elektronische sigaret, een navulverpakking, een elektronische sigaret zonder nicotine of een navulverpakking zonder nicotine, moet een retributie van 200 EUR voor elke nieuwe kennisgeving, een retributie van 100 EUR voor elke substantiële wijziging van een kennisgevingsdossier en een retributie van 50 EUR voor het indienen van de jaargegevens betalen.]3
  § 2. De administratieve boetes in het kader van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten worden, voor zover zij geen betrekking hebben op de bevoegdheden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
  § 3. [1 Iedere persoon die in het kader van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten, een certificaat voor andere producten aanvraagt aan de FOD VVL, is gehouden per certificaat een retributie van 80 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat.]1
  § 4. [2 ...]2
  § 5. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het inschrijven van een stof, evenals de aanvraag voor het wijzigen van de gehalten of van enige andere toelatingsvoorwaarde op de lijsten van stoffen, in toepassing van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 tot vaststelling van de procedure voor inschrijving op de lijsten van toegelaten stoffen in de voorwerpen en stoffen bestemd om met voedingsmiddelen in contact te komen alsmede voor wijzigingen van diezelfde lijsten, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld :
  1° [1 500,00 euro]1 per stof voor de inschrijving van stoffen die niet op een van de lijsten voorkomen;
  2° [1 250 euro per stof voor de inschrijving van stoffen die reeds op een van de lijsten voorkomen of voor het wijzigen van gehalten of van enige andere toelatingsvoorwaarde evenals voor het bepalen van grenswaarden.]1
  § 6. [2 Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op een registratie overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende cosmetische producten, is gehouden een retributie van 125 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-08-04/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 05-09-2014>
  (2)<KB 2016-05-16/04, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 13-06-2016>
  (3)<KB 2023-04-28/04, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 21-05-2023>

HOOFDSTUK IX. - Detergenten
Art.12. Iedere persoon die, overeenkomstig het artikel 5 van de verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de detergenten, een aanvraag tot afwijking indient bij de bevoegde Belgische overheid, is gehouden een retributie van 1.000 EUR te betalen.

HOOFDSTUK X. - Bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten
Art.13.§ 1. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL, met het oog op het verkrijgen van een certificaat of een vergunning, in toepassing van het koninklijk besluit van 9 april 2003 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, [4 of met het oog op het verkrijgen van een registratie,]4 is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld :
  1° voor elke aanvraag voor een certificaat voor dierlijke specimen : [4 30,00 euro]4 per soort;
  2° voor elke aanvraag voor een invoer- of uitvoervergunning of een wederuitvoercertificaat voor dierlijke specimen : [4 70 euro voor de eerste soort en voor elke bijkomende soort 35 euro]4;
  3° voor elke aanvraag voor een certificaat voor plantaardige specimen : [4 30,00 euro]4 per genus;
  4° voor elke aanvraag voor een invoer- of uitvoervergunning of een wederuitvoercertificaat voor plantaardige specimen : [4 70 euro voor de eerste genus en voor elke bijkomende genus 35 euro]4.
  [1 5° voor elke aanvraag voor een certificaat van persoonlijke eigendom of een certificaat voor reizende tentoonstelling of een certificaat van monsterverzameling [2 of muziekinstrumentencertificaat]2 : [3 80 euro]3 per aanvraag;
   6° elke aanvraag tot vervanging van documenten vermeld in punt 1° tot 5° is onderhevig aan de retributies zoals voorzien in punt 1° tot 5°;]1
  [4 7° voor elke aanvraag tot registratie of aanvraag tot wijziging van een bestaande registratie van een instelling waarbij specimens van de in Bijlage I bij de overeenkomst vermelde diersoorten voor commerciële doeleinden in gevangenschap worden gefokt: 350 euro per soort.]4
  § 2. In afwijking op § 1, dient de retributie niet betaald te worden :
  1° door de wetenschappelijke instellingen, geregistreerd bij de FOD VVL overeenkomstig artikel 7.4 van Verordening 338/97/EG van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer;
  2° door de instellingen of verenigingen bedoeld bij artikel 19 van het in § 1 vermelde koninklijk besluit;
  3° door de universitaire inrichtingen, in het kader van onderzoeksprogramma's betreffende de bescherming van de soort;
  4° door de diensten en organismen die afhangen van ministeriële departementen;
  5° voor de aanvragen betreffende soorten die niet zijn opgenomen in een van de bijlagen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES);
  [1 6° [2 door opvangcentra en asielen erkend door de bevoegde federale en regionale overheidsinstanties, in het kader van hun werking met betrekking tot de opvang van achtergelaten of in bewaring gegeven specimens in toepassing van de CITES-wetgeving]2.]1
  § 3. De administratieve geldboetes in het kader van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, worden betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
  § 4. De opbrengst van de openbare verkoop van specimens opgenomen in de bijlagen van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), die verbeurd verklaard zijn of afgestaan aan de Schatkist, worden gestort in het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, na aftrek van de onkosten verbonden aan deze verkoop en aan de bewaring van de specimens en, in voorkomend geval, van de op die specimens verschuldigde belastingen wegens invoer.
  [2 § 5. De volgende terugbetalingen van kosten gemaakt voor specimens opgenomen in de bijlage van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, worden gestort in het begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, in het kader van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979:
   1° de kosten van het terugzenden naar de Staat van uitvoer, die zouden zijn gemaakt en die niet door de Staat van uitvoer werden betaald;
   2° de kosten van bewaring en diergeneeskundige onkosten tot de datum van definitieve toewijzing aan een geschikt natuurlijk of rechtspersoon;
   3° de kosten van het slachten of vernietigen;
   4° de kosten van het vervoer naar een bewaarcentrum;
   5° de kosten van expertise inzake determinatie, verwantschap of ouderdom.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-08-04/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 05-09-2014>
  (2)<KB 2016-05-16/04, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-06-2016>
  (3)<KB 2021-07-30/15, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 06-09-2021>
  (4)<KB 2025-01-29/02, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 21-02-2025>

HOOFDSTUK X/1. [1 Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden.]1   ----------   (1)
Art. 13/1.[1 Iedere exporteur die een kennisgeving doet met het oog op een uitvoer voorgeschreven door artikel 8, lid 8 van de Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen, is gehouden [2 een retributie van 300 EUR per kennisgeving]2 te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-08-04/14, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>
  (2)<KB 2024-03-26/05, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK X/2. - [1 Vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie]1   ----------   (1)
Art. 13/2.[1 Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL, met het oog op het verkrijgen van een vrijstelling, in toepassing van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 tot vaststelling van de voorwaarden van het indienen en behandelen van de vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie, is gehouden [2 een retributie van 10.000 EUR]2 te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-08-04/14, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>
  (2)<KB 2024-03-26/05, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK X/3. - [1 De federale databank voor milieuprofielen van bouwproducten]1   ----------   (1)
Art. 13/3. [1 § 1. Iedere persoon die, overeenkomstig artikel 3 en 5 van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 tot vaststelling van de minimumeisen voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten en voor het registreren van milieuproductverklaringen in de federale databank, een milieuproductverklaring wil registreren in de federale databank is gehouden een éénmalige retributie van 150 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Een milieuproductverklaring bestaat uit een productbeschrijving en een bijhorend milieuprofiel. Een milieuprofiel is een set van milieu-indicatoren, inclusief eventueel verschillende scenario's, horende bij een productbeschrijving. Een milieuprofiel is een onderdeel van een milieuproductverklaring die bestaat uit een productbeschrijving en bijhorend milieuprofiel.
   Per aanvraag tot registratie is eveneens een retributie per geregistreerde productbeschrijving en per geregistreerd milieuprofiel verschuldigd.
   De retributie afhankelijk van het aantal milieuprofielen bedraagt :
   1° 150 EUR per milieuprofiel, voor de eerste vijf geregistreerde milieuprofielen;
   2° 125 EUR per milieuprofiel, voor het zesde t.e.m. het tiende geregistreerde milieuprofiel;
   3° 100 EUR per milieuprofiel, voor het elfde t.e.m. het vijftigste geregistreerde milieuprofiel;
   4° 50 EUR per milieuprofiel, vanaf het eenenvijftigste geregistreerde milieuprofiel.
   Per geregistreerde productbeschrijving bedraagt de retributie 50 EUR. Bij elk milieuprofiel hoort minstens één productbeschrijving.
   Per aanvraag tot verlenging, wijziging of uitbreiding van een geregistreerd milieuprofiel met bijvoorbeeld bijkomende of geüpdatete indicatoren, scenario's of gewijzigde indicatoren is de retributie per milieuprofiel als volgt vastgelegd :
   1° 100 EUR per milieuprofiel voor de eerste vijf betroffen milieuprofielen;
   2° 75 EUR per milieuprofiel voor het zesde t.e.m. het tiende betroffen milieuprofiel;
   3° 60 EUR per milieuprofiel voor het elfde t.e.m. het vijftigste betroffen milieuprofiel;
   4° 40 EUR per milieuprofiel vanaf het eenenvijftigste betroffen milieuprofiel.
   Per aanvraag tot verlenging van de geldigheid van een geregistreerd milieuprofiel zonder enige wijziging aan de productbeschrijving, het milieuprofiel, de indicatoren of de scenariobeschrijvingen bedraagt de retributie 75 EUR per milieuprofiel.
   Alle bovenstaande retributies zijn ook van toepassing op :
   1° groeperingen van fabrikanten bij aanvraag tot publicatie van een collectief milieuprofiel;
   2° fabrikanten bij de aanvraag tot publicatie van het milieuprofiel gebruik makend van een collectief milieuprofiel.
   § 2. Voor de aanmelding van verifiërende personen, overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 tot vaststelling van de minimumeisen voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten en voor het registreren van milieuproductverklaringen in de federale databank, is een retributie verschuldigd van :
   1° 1.600 EUR per verifiërende persoon voor een eerste periode van vier jaar;
   2° 800 EUR voor de verlenging van de geldigheid van een reeds aangemelde verifiërende persoon voor een nieuwe periode van vier jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-08-04/14, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>

HOOFDSTUK X/4. [1 De bijdrage aan de databank voor het opvolgen van de markt van producten]1   ----------   (1)
Art. 13/4. [1 Als ze gebruik maken van een databank voor het opvolgen van de markt van producten krachtens de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, dragen de andere publieke instanties bij aan de ter beschikking stelling van deze databank. De bijdrage alsook de voorwaarden voor het gebruik van deze databank maken het onderwerp uit van een protocol akkoord tussen de minister bevoegd voor Leefmilieu en de wettelijke vertegenwoordiger van de toezichthoudende autoriteit van de gebruikende publieke instantie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-08-04/14, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>

HOOFDSTUK X/5. [1 - Houtproducten]1   ----------   (1)
Art. 13/5.[1 Iedere persoon die een FLEGT-vergunning ter goedkeuring indient bij de FOD VVL met het oog op het in het vrije verkeer stellen van een zending houtproducten zoals bedoeld in artikel 5 van verordening (EG) Nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap, is gehouden [2 een retributie van 60 EUR per FLEGT-vergunning]2 te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   De retributie is niet verschuldigd als het een FLEGT-vergunning betreft voor een zending houtproducten van maximaal 500 kg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2017-12-25/23, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<KB 2024-03-26/05, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK X/6. [1 - Administratieve geldboetes in het kader van de wet productnormen]1   ----------   (1)
Art. 13/6. [1 De administratieve geldboetes in het kader van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, worden betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-02-27/26, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 03-05-2019>


HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art.14.De aanvragen en de dossiers bedoeld in de artikelen 1, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 [1 ,13/1, 13/2 en 13/3]1 zijn slechts ontvankelijk nadat het bewijs van de betaling van de retributie werd geleverd.
  ----------
  (1)<KB 2014-08-04/14, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 18-09-2014>

Art.15. Het koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten wordt opgeheven.

Art.16. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid en de Minister bevoegd voor Klimaat en Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
   Indien België optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit voor de beoordeling van :
   1°. een aanvraag tot goedkeuring of tot verlenging van de goed-keuring van een werkzame stof in het kader van artikel 7, lid 1 of artikel 13, lid 3 van Verordening 528/2012, of
   2°. een aanvraag tot goedkeuring van een werkzame stof in het kader van artikel 17 van Verordening 1062/2014, of
   3°. een aanvraag tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 in het kader van artikel 3, lid 1 van Verordening 88/2014,
   gelden de retributies vermeld in onderstaande tabel.


Algemene beschrijving van de taak Retributie Referentie artikel van Verordening 528/2012 tenzij anders vermeld
Beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring voor één productsoort  150.000 EUR
   Micro-organisme : 90.000 EUR
Artikel 7, lid 3 of artikel 4, lid 4 van Verordening 1062/2014
Beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring per bijkomende productsoort  75.000 EUR
   Micro-organisme : 45.000 EUR
Artikel 7, lid 3 of artikel 4, lid 4 van Verordening 1062/2014
Beoordeling van een aanvraag tot verlenging van een goedkeuring voor één productsoort Volledige beoordeling 150.000 EUR
   Micro-organisme : 90.000 EUR
Artikel 14, lid 2
 Geen volledige beoordeling 75.000 EUR
   Micro-organisme : 45.000 EUR
Artikel 14, lid 2
Beoordeling van een aanvraag tot verlenging van een goedkeuring per bijkomende productsoort Volledige beoordeling 75.000 EUR
   Micro-organisme : 45.000 EUR
Artikel 14, lid 2
 Geen volledige beoordeling 40.000 EUR
   Micro-organisme : 25.000 EUR
Artikel 14, lid 2
Beoordeling van een aanvraag tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 cat 1, 2, 3, 4, 5 30.000 EUR Artikel 7, lid 3 van Verordening 88/2014
 cat 6 45.000 EUR Artikel 7, lid 3 van Verordening 88/2014
]1
  ----------
  (1)<KB 2017-12-25/23, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.N1 TOEKOMSTIG RECHT. [1 Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten
   Indien België optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit voor de beoordeling van :
   1°. een aanvraag tot goedkeuring of tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof in het kader van artikel 7, lid 1 of artikel 13, lid 3 van Verordening 528/2012, of
   2°. een aanvraag tot goedkeuring van een werkzame stof in het kader van artikel 17 van Verordening 1062/2014, of
   3°. een aanvraag tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 in het kader van artikel 3, lid 1 van Verordening 88/2014,
   gelden de retributies vermeld in onderstaande tabel.


Algemene beschrijving van de taak Retributie Referentie artikel van Verordening 528/2012 (tenzij anders vermeld)
Beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring voor één productsoort  187.500 EUR Artikel 7, lid 3 of artikel 4, lid 4 van Verordening 1062/2014
Beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring per bijkomende productsoort, of beoordeling van een aanvraag tot toevoeging van een bijkomende productsoort voor een reeds goedgekeurde werkzame stof  93.750 EUR Artikel 7, lid 3 of artikel 4, lid 4 van Verordening 1062/2014
Beoordeling van een aanvraag tot verlenging van een goedkeuring voor één productsoort Volledige beoordeling 187.500 EUR Artikel 14, lid 2
 Geen volledige beoordeling 93.750 EUR Artikel 14, lid 2
Beoordeling van een aanvraag tot verlenging van een goedkeuring per bijkomende productsoort Volledige beoordeling 93.750 EUR Artikel 14, lid 2
 Geen volledige beoordeling 50.000 EUR Artikel 14, lid 2
Beoordeling van een aanvraag tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012 Cat. 1, 2, 3, 4, 5 93.750 EUR Artikel 7, lid 3 van Verordening 88/2014
 Cat. 6, 7 187.500 EUR Artikel 7, lid 3 van Verordening 88/2014
  
Aanvraag tot beoordeling van gegevens die gegenereerd werden na de goedkeuring van de werkzame stof waarvoor België optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit  20.000 EUR Artikel 80, lid 2
Beoordeling van een aanvraag tot herziening van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012  25.000 EUR Artikel 28
Per vergadering ter voorbereiding van het aanvraagdossier. Bedrag wordt in mindering gebracht bij indienen van een dossier  4.000 EUR Artikel 80, lid 2
]1
  ----------
  (1)<KB 2024-03-26/05, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2026>


Art. N2.[1 Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten
   Voor werkzaamheden die België overeenkomstig Verordening 528/2012 verricht in verband met de toelating, kennisgeving of vergunning voor parallelhandel van biociden gelden de retributies vermeld in de onderstaande twee tabellen.
   1° Basisretributies


Algemene beschrijving van de taak Referentie artikel van Verordening 528/2012 (tenzij anders vermeld) Basisretributie Basisretributie voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen Nr.
Nationale toelating waarbij België overeenkomstig artikel 29, lid 1of artikel 34, lid 1 van Verordening 528/2012 optreedt als ontvangende bevoegde autoriteit of referentielidstaat voor een biocide op basis van één werkzame stof en behorende tot één productsoort Uniek biocide Artikel 29, lid 1
   Artikel 34, lid 3
31.250 EUR 22.500 EUR 1
 Uniek biocide waarbij het biocide en het gebruik identiek zijn aan het representatief biocide dat werd beoordeeld in het kader van de goedkeuring van de werkzame stof Artikel 29, lid 1
   Artikel 34, lid 3
22.000 EUR 15.000 EUR 2
  
 Biocidefamilie Artikel 29, lid 1
   Artikel 34, lid 3
50.000 EUR
   + 625 EUR per product
37.500 EUR
   + 625 EUR per product
3
Toelating van de unie waarbij België overeenkomstig artikel 43, lid 1 van Verordening 528/2012 optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit voor een biocide op basis van één werkzame stof en behorende tot één productsoort Uniek biocide Artikel 43, lid 3 48.000 EUR 34.000 EUR 4
 Uniek biocide waarbij het biocide en het gebruik identiek zijn aan het representatief biocide dat werd beoordeeld in het kader van de goedkeuring van de werkzame stof Artikel 43, lid 3 34.000 EUR 24.000 EUR 5
  
 Biocidefamilie Artikel 43, lid 3 80.000 EUR
   + 625 EUR per product
56.000 EUR
   + 625 EUR per product
6
Wederzijdse erkenning van toelating overeenkomstig artikel 33, lid 1 en artikel 34, lid 2 van Verordening 528/2012 Uniek biocide Artikel 33, lid 1
   Artikel 34, lid 3
3.750 EUR 3.750 EUR 7
 Biocidefamilie Artikel 33, lid 1
   Artikel 34, lid 3
3.750 EUR +
   625 EUR per product
3.750 EUR +
   625 EUR per product
8
Verlenging van nationale toelating overeenkomstig artikel 31, lid 1 van Verordening 528/2012 waarbij België optreedt als ontvangende bevoegde autoriteit Volledige beoordeling - Uniek biocide Artikel 31, lid 4 22.000 EUR 16.000 EUR 9
 Volledige beoordeling - Biocidefamilie Artikel 31, lid 4 37.500 EUR
   + 625 EUR per product
27.500 EUR
   + 625 EUR per product
10
  
 Geen volledige beoordeling - Uniek biocide Artikel 31, lid 4 11.000 EUR 8.000 EUR 11
  
 Geen volledige beoordeling - Biocidefamilie Artikel 31, lid 4 18.750 EUR
   + 625 EUR per product
13.750 EUR
   + 625 EUR per product
12
Verlenging van toelating van de unie overeenkomstig artikel 45, lid 3 van Verordening 528/2012 waarbij België optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit Volledige beoordeling - Uniek biocide Artikel 46, lid 2 34.000 EUR 24.000 EUR 13
 Volledige beoordeling - Biocidefamilie Artikel 46, lid 2 56.000 EUR
   + 625 EUR per product
40.000 EUR
   + 625 EUR per product
14
  
 Geen volledige beoordeling - Uniek biocide Artikel 46, lid 2 17.000 EUR 11.000 EUR 15
  
 Geen volledige beoordeling - Biocidefamilie Artikel 46, lid 2 28.000 EUR
   + 625 EUR per product
18.500 EUR
   + 625 EUR per product
16
Verlenging van toelating onderworpen aan wederzijdse erkenning waarbij België optreedt als referentielidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 1(a) van Verordening 492/2014 Volledige beoordeling - Uniek biocide Artikel 3, lid 3 van Verordening 492/2014 22.000 EUR 16.000 EUR 17
 Volledige beoordeling - Biocidefamilie Artikel 3, lid 3 van Verordening 492/2014 37.500 EUR
   + 625 EUR per product
27.500 EUR
   + 625 EUR per product
18
  
 Geen volledige beoordeling - Uniek biocide Artikel 3, lid 3 van Verordening 492/2014 11.000 EUR 8.000 EUR 19
  
 Geen volledige beoordeling - Biocidefamilie Artikel 3, lid 3 van Verordening 492/2014 18.750 EUR
   + 625 EUR per product
13.750 EUR
   + 625 EUR per product
20
Verlenging van toelating onderworpen aan wederzijdse erkenning waarbij België optreedt als betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 1(b) van Verordening 492/2014 Uniek biocide Artikel 3, lid 3 van Verordening 492/2014 3.750 EUR 3.750 EUR 21
 Biocidefamilie Artikel 3, lid 3 van Verordening 492/2014 3.750 EUR
   + 625 EUR per product
3.750 EUR
   + 625 EUR per product
22
Toelating of verlenging van toelating volgens de vereenvoudigde toelatingsprocedure waarbij België optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 26, lid 1 van Verordening 528/2012 Uniek biocide Artikel 26, lid 2 25.000 EUR 18.000 EUR 23
 Biocidefamilie Artikel 26, lid 2 40.000 EUR
   + 625 EUR per product
30.000 EUR
   + 625 EUR per product
24
Wijziging van producttoelating overeenkomstig Verordening 354/2013 waarbij België optreedt als referentielidstaat of als beoordelende bevoegde autoriteit Belangrijke productwijziging
   uniek biocide
Artikel 8, lid 2 van Verordening 354/2013 15.000 EUR
   Per wijziging
10.000 EUR
   Per wijziging
25
 Belangrijke productwijziging
   biocidefamilie
Artikel 8, lid 2 van Verordening 354/2013 18.000 EUR
   + 625 EUR per product
   Per wijziging
12.500 EUR
   + 625 EUR per product
   Per wijziging
26
  
 Kleine productwijziging
   uniek biocide
Artikel 7, lid 2 van Verordening 354/2013 1.875 EUR
   Per wijziging
1.875 EUR
   Per wijziging
27
  
 Kleine productwijziging
   biocidefamilie
Artikel 7, lid 2 van Verordening 354/2013 1.875 EUR
   + 625 EUR per product
   Per wijziging
1.875 EUR
   + 625 EUR per product
   Per wijziging
28
  
 Administratieve productwijziging
   uniek biocide
Artikel 6, lid 1 van Verordening 354/2013 375 EUR 375 EUR 29
  
 Administratieve productwijziging
   biocidefamilie
Artikel 6, lid 1 van Verordening 354/2013 375 EUR
   + 375 EUR per product
375 EUR
   + 375 EUR per product
30
Wijziging van toelating van de unie overeenkomstig Verordening 354/2013 waarbij België optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit Belangrijke productwijziging
   uniek biocide
Artikel 13, lid 3 van Verordening 354/2013 24.000 EUR
   Per wijziging
17.000 EUR
   Per wijziging
31
 Belangrijke productwijziging
   biocidefamilie
Artikel 13, lid 3 van Verordening 354/2013 30.000 EUR
   + 625 EUR per product
   Per wijziging
20.000 EUR
   + 625 EUR per product
   Per wijziging
32
Wijziging van producttoelating overeenkomstig Verordening 354/2013 waarbij België optreedt als betrokken lidstaat
   of waarbij België met de reeds door andere lidstaten overeengekomen wijzigingen instemt
Belangrijke productwijziging
   uniek biocide
Artikel 8, lid 2 of artikel 9bis, lid 3 van Verordening 354/2013 1.000 EUR 1.000 EUR 33
 Belangrijke productwijziging
   biocidefamilie
Artikel 8, lid 2 of artikel 9bis, lid 3 van Verordening 354/2013 1.000 EUR
   + 625 EUR per product
1.000 EUR
   + 625 EUR per product
34
  
 Kleine productwijziging
   uniek biocide
Artikel 7, lid 2 of artikel 9bis, lid 3 van Verordening 354/2013 625 EUR 625 EUR 35
  
 Kleine productwijziging
   biocidefamilie
Artikel 7, lid 2 of artikel 9bis, lid 3 van Verordening 354/2013 625 EUR
   + 625 EUR per product
625 EUR
   + 625 EUR per product
36
  
 Administratieve productwijziging
   uniek biocide
Artikel 6, lid 1 of artikel 9bis, lid 3 van Verordening 354/2013 375 EUR 375 EUR 37
  
 Administratieve productwijziging
   biocidefamilie
Artikel 6, lid 1 of artikel 9bis, lid 3 van Verordening 354/2013 375 EUR
   + 375 EUR per product
375 EUR
   + 375 EUR per product
38
Toelating of verlenging van toelating voor eenzelfde biocide of biocidefamilie overeenkomstig Verordening 414/2013 Uniek biocide Artikel 3, lid 1 van Verordening 414/2013 1.250 EUR 1.250 EUR 39
 Biocidefamilie Artikel 3, lid 1 van Verordening 414/2013 1.250 EUR
   + 625 EUR per product
1.250 EUR
   + 625 EUR per product
40
  
Kennisgeving overeenkomstig artikel 17, lid 6 van Verordening 528/2012 voor toevoeging van een biocide aan een biocidefamilie  Artikel 80, lid 2 625 EUR 625 EUR 41
Kennisgeving overeenkomstig artikel 27, lid 1 van Verordening 528/2012 voor op de markt aanbieden van een biocide volgens de vereenvoudigde toelatingsprocedure Uniek biocide Artikel 80, lid 2 1.000 EUR 1.000 EUR 42
 Biocidefamilie Artikel 80, lid 2 1.000 EUR
   + 625 EUR per product
1.000 EUR
   + 625 EUR per product
43
  
Vergunning voor parallelhandel overeenkomstig artikel 53 van Verordening 528/2012  Artikel 80, lid 2 1.250 EUR 1.250 EUR 44
Kennisgeving van een experiment of proef overeenkomstig artikel 56 van Verordening 528/2012  Artikel 80, lid 2 625 EUR 625 EUR 45
Vertrouwelijkheidsclaim overeenkomstig artikel 66, lid 4 van Verordening 528/2012 Per informatieonderdeel Artikel 80, lid 2 625 EUR 625 EUR 46
Gecertifieerd kopie van een akte naar een andere landstaal   50 EUR 50 EUR 47
Vertaling van een akte naar een andere landstaal   100 EUR 100 EUR 48
Certificaat van vrije verkoop   50 EUR 50 EUR 49
Per vergadering ter voorbereiding van het aanvraagdossier.
   Bedrag wordt in mindering gebracht bij indienen van een dossier
  2.000 EUR 2.000 EUR 50
Aanvraag voor het indienen van een vraag overeenkomstig artikel 3, lid 3 van Verordening 528/2012   1.500 EUR 1.500 EUR 51
Wederzijdse erkenning van een nationale toelating waarbij België optreedt als ontvangende bevoegde autoriteit of referentielidstaat voor een biocide waarvoor België is opgetreden als betrokken lidstaat in het kader van de initiële wederzijdse erkenning overeenkomstig artikel 33, lid 1 en artikel 34, lid 2 van Verordening 528/2012 Uniek biocide Artikel 33, lid 1 7.500 EUR 5.000 EUR 52
 Biocidefamilie Artikel 33, lid 1 7.500 EUR + 625 EUR per product 5.000 EUR + 625 EUR per product 53
Wederzijdse erkenning van toelating overeenkomstig artikel 33, lid 1 van Verordening 528/2012 waarbij België is opgetreden als ontvangende bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 29, lid 1 van Verordening 528/2012 Uniek biocide Artikel 80, lid 2 3.750 EUR 3.750 EUR 54
 Biocidefamilie Artikel 80, lid 2 3.750 EUR + 625 EUR per product 3.750 EUR + 625 EUR per product 55
2° Additionele retributies, toe te voegen bij de basisretributie


Algemene beschrijving van de taak Nr. van basisretributie waarbij de additionele retributie wordt toegevoegd Additionele retributie
Voorlopige toelating overeenkomstig artikel 55, lid 2 van Verordening 528/2012 Uniek biocide 1 3.750 EUR
 Uniek biocide waarbij het biocide en het gebruik identiek zijn aan het representatief biocide dat werd beoordeeld in het kader van de goedkeuring van de werkzame stof 2 1.875 EUR
  
 Biocidefamilie 3 6.250 EUR
  
 Uniek biocide
   Overeenkomstig de procedure voor een toelating van de unie
4 5.760 EUR
  
 Uniek biocide waarbij het biocide en het gebruik identiek zijn aan het representatief biocide dat werd beoordeeld in het kader van de goedkeuring van de werkzame stof
   Overeenkomstig de procedure voor een toelating van de unie
5 2.900 EUR
  
 Biocidefamilie
   Overeenkomstig de procedure voor een toelating van de unie
6 10.000 EUR
Per bijkomende werkzame stof Uniek biocide 1,4,9,13, 17 10.000 EUR
 Biocidefamilie 3,6,10,14,18 16.000 EUR
Per bijkomende productsoort Uniek biocide 1,4,9,13,17,23 10.000 EUR
 Biocidefamilie 3,6,10,14,18,24 16.000 EUR
Per bijkomende gebruikerscategorie Uniek biocide 1,4,9,13,17 2.500 EUR
 Biocidefamilie 3,6,10,14,18 5.000 EUR
  
Per werkzame stof waarvoor een vergelijkende evaluatie vereist is overeenkomstig artikel 23 van Verordening 528/2012  1,3,4,6,9,10,11,12,13,14,15,16,
   17,18,19,20
15.000 EUR
Per tot bezorgdheid aanleiding gevende stof  1,3,4,6,9,10,13,14,17,18 9.375 EUR
Indien vaststelling van maximumresidugehalte vereist is overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening 528/2012  1,3,4,6,9,10,13,14,17,18 9.375 EUR
]1
  ----------
  (1)<KB 2024-03-26/05, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. N3.[1 Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten
   Voor alle werkzaamheden in verband met biociden die vallen onder art 3, 2° van het koninklijk besluit van 4 april 2019, met name voor biociden waarvoor volgens het koninklijk besluit van 4 april 2019 een registratie vereist is voor de termijn bepaald in artikel 89, lid 2 van Verordening 528/2012, of waarvoor volgens het koninklijk besluit van 8 mei 2014 een toelating of een aanvaarding van kennisgeving werd afgeleverd die nog geldig is, gelden de retributies vermeld in onderstaande tabel.


Algemene beschrijving van de taak Referentie artikel van het koninklijk besluit van 4 april 2019 Retributie
Aanvraag voor registratie van een nieuw biocide met één of meerdere werkzame stoffen overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 4 april 2019 Artikel 7 1.250 EUR
Aanvraag voor registratie van een biocide dat identiek is met een biocide dat in België reeds toegelaten, kennisgegeven of geregistreerd is Artikel 16 625 EUR
Hernieuwing of verlenging van een toelating of aanvaarding van kennisgeving, verleend overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden Artikel 43, § 2 625 EUR
Hernieuwing of verlenging van een registratie verleend overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 april 2019 Artikel 15/1 625 EUR
Administratieve wijziging zoals gedefinieerd in artikel 6, § 3 van een registratie verleend overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 4 april 2019 of van een toelating of een aanvaarding van kennisgeving verleend overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden Artikel 15, § 2 Artikel 24
   Artikel 43, § 3
200 EUR
Wetenschappelijke wijziging zoals gedefinieerd in artikel 6, § 3 uitgezonderd wijziging van samenstelling (aard werkzame stof) van een registratie verleend overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 4 april 2019 of van een toelating of een aanvaarding van kennisgeving verleend overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden Artikel 15, § 2
   Artikel 24
   Artikel 43, § 3
625 EUR
Wijziging van samenstelling (aard werkzame stof ) Artikel 15, § 2 1.250 EUR
Aanvraag vergunning voor parallelhandel Artikel 19 200 EUR + 75 EUR per bijkomend land van oorsprong
Kennisgeving van experiment of proef in kader van onderzoek en ontwikkeling Artikel 26 625 EUR
Gecertifieerde kopie van een akte van toelating/aanvaarding van kennisgeving/registratie naar een andere landstaal  50 EUR
Vertaling van een akte van toelating/aanvaarding van kennisgeving/registratie naar een andere landstaal  100 EUR
Certificaat van vrije verkoop  50 EUR
Bezwaar, uitgezonderd een bezwaar overeenkomstig artikel 10, § 2 Artikel 17 1.250 EUR
]1
  ----------
  (1)<KB 2024-03-26/05, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>