4 AUGUSTUS 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 maart 1980 betreffende de uitvoer van voedingsmiddelen en andere producten en tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 augustus 1990 betreffende het fabriceren en het in de handel brengen van producten op basis van tabak en soortgelijke producten
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 10 van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 :
a) worden de woorden "180 euro" vervangen door de woorden "200 euro";
b) wordt de volgende zin toegevoegd :
"Indien het dossier elektronisch wordt ingediend via de applicatie FOODSUP op de website www.gezondheid.belgie.be, bedraagt de retributie 180 euro.";
2° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art.2. In artikel 11 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de woorden "100 euro" vervangen door de woorden "125 euro";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
" § 3. Iedere persoon die in het kader van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten, een certificaat voor andere producten aanvraagt aan de FOD VVL, is gehouden per certificaat een retributie van 80 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat.";
3° in paragraaf 5, 1°, worden de woorden "376,00 euro" vervangen door de woorden "500,00 euro";
4° paragraaf 5, 2°, wordt vervangen als volgt :
"2° 250 euro per stof voor de inschrijving van stoffen die reeds op een van de lijsten voorkomen of voor het wijzigen van gehalten of van enige andere toelatingsvoorwaarde evenals voor het bepalen van grenswaarden.".
Art.3. In artikel 13, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 :
a) in de bepaling onder 1°, worden de woorden "12.50 euro" vervangen door de woorden "20,00 euro";
b) in de bepaling onder 2°, worden de woorden "25 euro" vervangen door de woorden "30,00 euro" en de woorden "125 euro" vervangen door de woorden "300,00 euro";
c) in de bepaling onder 3°, worden de woorden "12.50 euro" vervangen door de woorden "30,00 euro";
d) in de bepaling onder 4°, worden de woorden "25 euro" vervangen door de woorden "30,00 euro" en de woorden "125 euro" vervangen door de woorden "300,00 euro";
e) de paragraaf wordt aangevuld met de bepalingen onder 5° en 6°, luidende :
"5° voor elke aanvraag voor een certificaat van persoonlijke eigendom of een certificaat voor reizende tentoonstelling of een certificaat van monsterverzameling : 40,00 euro per aanvraag;
6° elke aanvraag tot vervanging van documenten vermeld in punt 1° tot 5° is onderhevig aan de retributies zoals voorzien in punt 1° tot 5°. ";
2° paragraaf 2 wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende :
"6° opvangcentra en asielen erkend door de bevoegde federale en regionale overheidsinstanties.".
Art.4. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 6 maart 1980 betreffende de uitvoer van voedingsmiddelen en andere producten, wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 4/1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 13 augustus 1990 betreffende het fabriceren en het in de handel brengen van producten op basis van tabak en soortgelijke producten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2009, wordt de bepaling onder 6° vervangen als volgt :
"6° het bewijs van betaling van een retributie per genotificeerd product op de rekening van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, overeenkomstig artikel 11, § 1, van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.".
Art. 6. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Volksgezondheid en de minister bevoegd voor Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.