16 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten
Art. 1-3
Artikel 1. In artikel 11 van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, bevestigd door de wet van 29 maart 2012 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 augustus 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 4 wordt opgeheven;
2° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt:
" § 6. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op een registratie overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende cosmetische producten, is gehouden een retributie van 125 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.".
Art.2. In artikel 13 van hetzelfde besluit, bevestigd door de wet van 29 maart 2012 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 augustus 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 5°, worden de woorden "of muziekinstrumentencertificaat" toegevoegd tussen de woorden "een certificaat van monsterverzameling" en ": 40,00 euro per aanvraag";
2° paragraaf 2, 6°, wordt als volgt vervangen:
"door opvangcentra en asielen erkend door de bevoegde federale en regionale overheidsinstanties, in het kader van hun werking met betrekking tot de opvang van achtergelaten of in bewaring gegeven specimens in toepassing van de CITES-wetgeving";
3° er wordt een paragraaf 5 ingevoerd, luidende:
" § 5. De volgende terugbetalingen van kosten gemaakt voor specimens opgenomen in de bijlage van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, worden gestort in het begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, in het kader van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979:
1° de kosten van het terugzenden naar de Staat van uitvoer, die zouden zijn gemaakt en die niet door de Staat van uitvoer werden betaald;
2° de kosten van bewaring en diergeneeskundige onkosten tot de datum van definitieve toewijzing aan een geschikt natuurlijk of rechtspersoon;
3° de kosten van het slachten of vernietigen;
4° de kosten van het vervoer naar een bewaarcentrum;
5° de kosten van expertise inzake determinatie, verwantschap of ouderdom.".
Art. 3. De minister bevoegd voor Volksgezondheid, de minister bevoegd voor Landbouw en de minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.