8 JANUARI 1973. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut. (NOTA 1 : zie ook BVR1995-06-12/31, B.S. 09.08.1995, p. 23075) - (NOTA 2 : zie ook BVR1995-05-10/41, B.St. 04.08.1995, p. 22724) - (NOTA 3 : zie ook BVR1995-06-12/58, B.S. 20.09.1995, p. 26729) - (NOTA 4 : zie ook BVR1995-06-01/59, B.S. 20.09.1995, p. 26731) - (NOTA 5 : zie ook BVR1995-06-12/60, B.S. 21.09.1995, p. 26874) - (NOTA 6 : zie ook BVR1995-05-16/47, B.S. 29.09.1995, p. 27854) - (NOTA 7 : zie ook BVR1995-05-16/48, B.S. 29.09.1995, p. 27856) - (NOTA 8 : zie ook BVR1995-06-01/54, B.S. 29.09.1995, p. 27851) - (NOTA 9 : zie ook BVR1995-06-12/63, B.S. 29.09.1995, p. 27860) - (NOTA 10 : zie ook BVR1995-06-12/64, B.S. 29.09.1995, p. 27862) - (NOTA 11 : opgeheven voor de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door BESL %2002-09-26/43, art. 416, 17°; Inwerkingtreding : 01-03-2001> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-06-1991 en tekstbijwerking tot 13-07-2023)
TITEL I. - WERKINGSSFEER EN TERMINOLOGIE.
Art. 1-2
TITEL II. - BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING GEMAAKT WORDEN OP DE AMBTENAREN VAN DE INSTELLINGEN EN DIE HUN STATUUT UITMAKEN.
Art. 3
TITEL III. - AANPASSING VAN SOMMIGE BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR DE AMBTENAREN VAN DE RIJKSBESTUREN MET HET OOG OP DE TOEPASSING ERVAN OP DE AMBTENAREN VAN DE INSTELLINGEN.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 4-5
HOOFDSTUK II. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
Afdeling I. - Benoemingsbevoegdheid.
Art. 6, 6bis
Afdeling II. - Werving.
Art. 7-8, 8bis
Afdeling III. - Stage en aanstelling tot vast ambtenaar <KB 2002-09-05/37, art. 91, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen <Ingevoegd bij KB 2002-09-05/37, art. 91; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art. 9
Onderafdeling II. - (Stage van de geslaagden en hun aanstelling tot vast ambtenaar.) <KB 2008-11-12/35, art. 2, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Art. 10-13
Onderafdeling III. - (...). <KB 2008-11-12/35, art. 7, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Art. 14-15, 15bis
Onderafdeling IV.
Art. 15ter, 15quater, 15quinquies
Afdeling IIIbis. - (...). <KB 2008-11-12/35, art. 10, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Art. 15sexies
Afdeling IV. - Directieraad.
Art. 16
Afdeling V. - (Evaluatie). (Opgeheven) <KB 2002-09-05/37, art. 94, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art. 17
Afdeling Vbis. - <Ingevoegd bij KB 1995-03-31/31, art. 39, 010; Inwerkingtreding : 22-04-1995> Anciënniteit en rangschikking.
Art. 17bis
Afdeling Vbis.1. <Ingevoegd bij KB 2007-01-15/34, art. 61; Inwerkingtreding : 29-01-2007> Loopbaan.
Art. 17bis.1-17bis.2
Afdeling Vter. - <Ingevoegd bij KB 1995-03-31/31, art. 40, 010; Inwerkingtreding : 22-04-1995> Tuchtregeling.
Art. 17ter
Afdeling VI. - Raden van beroep.
Art. 18-21, 21bis, 22, 22bis
Afdeling VII. - Persoonlijke aansprakelijkheid. (opgeheven) <KB 2005-09-20/31, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 09-03-2003>
Art. 23
Afdeling VIII. - (Opgeheven). <KB 1995-03-31/31, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 22-04-1995>
Art. 24-25
Afdeling IX. - Bijlagen. (Opgeheven) <KB 2002-09-05/37, art. 100, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art. 25bis
HOOFDSTUK III. - (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
Art. 26
HOOFDSTUK IV. - (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
Art. 27
HOOFDSTUK V. - (Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel). <KB 1997-02-06/39, art. 6; Inwerkingtreding : 15-09-1997 en 15-09-1998>
Art. 28, 28bis, 28ter, 28quater, 28quinquies, 28sexies, 28septies, 28octies, 29, 29bis, 30, 30bis, 30ter
HOOFDSTUK VI. - (Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel). <KB 1999-04-26/57, art. 19; Inwerkingtreding : 15-09-1997 en 15-09-1998>
Art. 31, 31bis, 31ter
HOOFDSTUK VII.
Art. 32-33, 33bis, 33ter, 33quater, 33quinquies, 33sexies, 33septies, 33octies
HOOFDSTUK VIIbis. [1 - Nadere toepassingsregels van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1
Art. 33nonies
HOOFDSTUK VIII. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die in vredestijd ofwel militaire prestaties verrichten, ofwel diensten volbrengen bij toepassing van artikel 18 van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
Art. 34
HOOFDSTUK IX. - (Toepassingsmodaliteiten van het artikel 14 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest.) <KB 2005-10-06/33, art. 10; Inwerkingtreding : 04-11-2005>
Art. 35
HOOFDSTUK X.
Art. 36-38
HOOFDSTUK XI. - Invoering van de gemene graden van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal bij sommige instellingen van openbaar nut. (Opgeheven) <KB 2004-08-04/30, art. 112, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
Art. 39
HOOFDSTUK XIbis. - Oprichting van de bijzondere graad van administrateur bij sommige instellingen van openbaar nut. (Opgeheven) <KB 2004-08-04/30, art. 113, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
Art. 39bis
HOOFDSTUK XII. - (...). <KB 1999-05-13/40, art. 38, 4°; Inwerkingtreding : 01-08-1999>
Art. 40
HOOFDSTUK XIII. - (...). <KB 1995-03-17/30, art. 63, 2°; Inwerkingtreding : 29-03-1995>
Art. 41-42
HOOFDSTUK XIV. - (Nadere regels voor de toepassing van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen). <KB 1998-11-19/33, art. 150, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
Art. 43-47
HOOFDSTUK XV. - (Opgeheven). <KB 1998-11-19/33, art. 151, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
Art. 48
HOOFDSTUK XVI. - (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
Art. 49
HOOFDSTUK XVII. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd door de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel. (Opgeheven) <KB 2002-09-05/37, art. 108, 029; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art. 50-51
HOOFDSTUK XVIII. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat. <KB 26-01-1984, art. 8>
Art. 51bis
HOOFDSTUK XIX. - Koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen. <KB 1993-11-25/31, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
Art. 51ter, 51quater, 51quinquies
HOOFDSTUK XX. - (...). <KB 1997-09-15/40, art. 30, 016; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
Art. 51sexies, 51septies
HOOFDSTUK XXI. - (Nadere regelen voor de organisatie van de door het opleidingsinstituut van de Federale Overheid Georganiseerde Opleidingsactiviteiten.) <KB 2008-11-12/35, art. 12, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Art. 51octies
TITEL IV. - OPHEFFINGSBEPALINGEN.
Art. 52
TITEL V. - OVERGANGSBEPALINGEN.
Art. 53-57
TITEL VI. - SLOTBEPALINGEN.
Art. 58-60
&numac_search=&page=&lg_txt=&caller=article&=355" target=_blanck class="button visited button-outlined read-more"> 1973113010 1977060120 1978072604 2007002132 2008002128 2008011425 2008022268 2009002032 2009007088 2009007169 2009012227 2009022040 2009022086 2009022244 2009022593 2009201552 2009202192 2010201038 2010205100 2011011454 2011022411 2012002050 2012002052 2012002056 2012021116 2012204371 2013002006 2013002026 2013002046 2013002052 2013002075 2013012041 2013012124 2013022017 2014022586 2015002030 2015022311 2015203179 2016002038 2016002040 2016200661 2016202144 2017020598 2017040638 2018204737 2019010331 2019015784 2019200680 2019A10331 2020043110 2020202934 2021040301 2022041154 2022042605 2023047746
TITEL I. - WERKINGSSFEER EN TERMINOLOGIE.
Artikel 1.<KB 2005-02-01/37, art. 1, 040; Inwerkingtreding : 04-03-2005> § 1. Aan dit besluit zijn onderworpen de ambtenaren van de publiekrechtelijke rechtspersonen genoemd in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, met uitzondering van de volgende instellingen :
1° de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid;
2° [1 Fedris;]1
3° [1 ...]1
4° de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden;
5° de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen;
6° de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsuitkeringen;
7° de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
8° de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
9° de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie;
10° de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers;
11° de Rijksdienst voor Pensioenen;
12° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
13° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
14° het Rijksinstituut voor Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
15° het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;
16° het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
§ 2. De bepalingen van dit besluit zijn echter niet van toepassing op de adviserende geneesheren van de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, noch op de leden van het Federaal Planbureau.
----------
(1)<KB 2018-09-06/13, art. 87, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
" instelling " : elk van de instellingen bedoeld in artikel 1;
" ambtenaar " : ieder persoon die aan dit besluit onderworpen is, met inbegrip van de leidende ambtenaren en de adjunct-leidende ambtenaren;
" benoemende overheid " : de overheid aan wie de bevoegdheid tot benoemen uitdrukkelijk verleend is door de wet of door het organiek reglement; is die overheid niet aangewezen door de wet of door het organiek reglement, dan wordt die bevoegdheid uitgeoefend door de minister onder wie de instelling ressorteert.
TITEL II. - BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING GEMAAKT WORDEN OP DE AMBTENAREN VAN DE INSTELLINGEN EN DIE HUN STATUUT UITMAKEN.
Art.3.§ 1. Onverminderd de door de wet vastgestelde statuutbepalingen vinden de volgende besluiten, zoals zij gewijzigd zijn, toepassing op de ambtenaren van de instellingen, onder voorbehoud van de in dit besluit neergelegde nadere regelen :
1° koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;
2° (koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel;) <KB 1997-02-06/39, art. 1, 1°, 015; Inwerkingtreding : 15-09-1997 en 15-09-1998>
3° (koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel;) <KB 1999-04-26/57, art. 18, 023; Inwerkingtreding : 15-09-1997 en 15-09-1998>
4° (koninklijk besluit van 22 juli 1924 houdende de bepalingen tot toekenning van de eretitel van hun ambt aan sommige ambtenaren van de Rijksbesturen;) <KB 1995-03-17/30, art. 59, 1°, 007; Inwerkingtreding : 29-03-1995>
5° (Koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen); <KB 2002-09-05/37, art. 85, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
6° artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 maart 1964 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 en van sommige andere besluiten betreffende het statuut van het rijkspersoneel;
7° (Koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de loopbaan van niveau D van het Rijkspersoneel en houdende diverse bepalingen betreffende de competentiemetingen en de gecertificeerde opleidingen.) <KB 2005-08-10/31, art. 17, 041; Inwerkingtreding : 17-08-2005>
8° koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst;
9° (koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;) <KB 1998-11-19/33, art. 148, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
(10° koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in vredestijd, militaire prestaties verrichten, of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;) <KB 05-04-1976, art. 1>
11° koninklijk besluit van 1 juni 1964 houdende tijdelijke bepalingen voor de toepassing van de regelen betreffende de anciënniteit en de rangschikking van de rijksambtenaren;
12° (Bijlage bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de Rijksbesturen kunnen titularis zijn); <KB 2002-09-05/37, art. 85, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
13° (Artikelen 14 tot 20 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen); <KB 2002-09-05/37, art. 85, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
14° (koninklijk besluit van 13 mei 1999 betreffende het medisch toezicht op het personeel van sommige overheidsdiensten;) <KB 1999-05-13/40, art. 36, 025; Inwerkingtreding : 01-08-1999>
15° (Koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het rijkspersoneel;) <KB 2004-08-04/30, art. 85, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
16° (Koninklijk besluit van 26 april 2007 tot uitvoering van artikel 29bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel en tot wijziging van de reglementering betreffende de overgang naar het hogere niveau;) <KB 2007-04-26/36, art. 8, 052; Inwerkingtreding : 09-05-2007>
17° (Artikel 14 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest;) <KB 2005-10-06/33, art. 9, 043; Inwerkingtreding : 04-11-2005>
18° (Artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage;) <KB 2005-10-06/33, art. 9, 043; Inwerkingtreding : 04-11-2005>
19° (Artikelen 63 tot 68 van het koninklijk besluit van 22 november 2006 houdende diverse maatregelen betreffende de loopbaan van het Rijkspersoneel van de niveaus A, B, C en D;) <KB 2006-11-22/35, art. 21, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
20° (Het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende de classificatie van de functies van niveau A;) <KB 2007-12-20/58, art. 2, 056; Inwerkingtreding : 01-02-2008>
21° (Koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel); <KB 2002-09-05/37, art. 85, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
22° (Koninklijk besluit van 19 november 2008 houdende vereenvoudiging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de loopbaan van het Rijkspersoneel;) <KB 2008-11-19/30, art. 54, 057; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
23° [3 Het huishoudelijk reglement van 4 augustus 2020 van de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning met betrekking tot de selecties en de taalexamens;]3
24° koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
25° (opgeheven); <KB 1998-11-19/33, art. 148, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
26° (geschrapt); <KB 1995-04-10/B3, art. 59, 013; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
27° (geschrapt); <KB 1995-04-10/B3, art. 59, 013; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
(28° ministerieel besluit van 31 juli 1991 houdende vaststelling van het programma van de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau en de examens voor verhoging in graad;) <KB 1993-11-25/31, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
(29° koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat;) <KB 26-01-1984, art. 2>
30° (koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;) <KB 1999-05-13/46, art. 32, 2°, 024; Inwerkingtreding : 14-07-1999>
(31° koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;) <KB 1993-11-25/31, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
32° (opgeheven); <KB 1998-11-19/33, art. 148, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
33° (opgeheven); <KB 1997-09-15/40, art. 28, 016; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
34° koninklijk besluit van 5 maart 1992 betreffende de dienst anciënniteit van de ambtenaren van de rijksbesturen die bij de cooöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd;
35° ministerieel besluit van 24 juli 1992 houdende vaststelling van het formulier voor aanvraag tot overplaatsing;
(36° ministerieel besluit van 27 juli 1992 tot vaststelling van het model van de stageverslagen in uitvoering van artikel 28quinquies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;) <KB 1993-11-25/31, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
(37° koninklijk besluit van 14 september 1994 tot vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 2, 3 en 4;) <KB 1995-04-10/B3, art. 59, 013; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
(38° ministerieel besluit van 7 februari 1997 houdende vaststelling van het model van evaluatiebulletin;) <KB 1997-02-06/39, art. 1, 2°, 015; Inwerkingtreding : 15-09-1997 en 15-09-1998>
(39° koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 en 2+;) <KB 1995-04-10/B3, art. 59, 013; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
(40° Koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten.) <KB 2002-09-05/37, art. 85, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
(41° Koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de rechtshulp aan de personeelsleden van bepaalde overheidsdiensten en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade.) <KB 2006-03-16/33, art. 15, 045; Inwerkingtreding : 07-04-2006>
(42° Koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing.) <KB 2006-06-12/30, art. 26, 046; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
(43° Koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven.) <KB 2007-03-07/32, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 15-03-2007>
(44° Koninklijk besluit van 14 juni 2007 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen.) <KB 2007-06-14/31, art. 13, 055; Inwerkingtreding : 02-07-2007>
[1 45° Koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.]1
[2 46° artikelen 10 en 11 van het koninklijk besluit van 4 juli 2013 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de overgang naar niveau A.]2
§ 2. De bepalingen die de hiervoren genoemde besluiten mochten wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op de ambtenaren van de instellingen, tenzij zij afbreuk doen aan bepalingen die het voorwerp zijn geweest van de in dit besluit bepaalde aanpassingsmaatregelen.
----------
(1)<KB 2012-09-20/02, art. 11, 060; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
(2)<KB 2013-07-04/05, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 26-07-2013. Overgangsbepalingen: art. 10 en 11>
(3)<KB 2022-10-23/08, art. 3, 072; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
TITEL III. - AANPASSING VAN SOMMIGE BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR DE AMBTENAREN VAN DE RIJKSBESTUREN MET HET OOG OP DE TOEPASSING ERVAN OP DE AMBTENAREN VAN DE INSTELLINGEN.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.4. Behoudens andersluidende bepaling dienen, voor de toepassing op de ambtenaren van de in artikel 3 bedoelde regelen, de woorden vermeld in kolom 1, welke voorkomen in die regelen, vervangen te worden door de woorden die er tegenover in kolom 2 geplaatst zijn :
kolom 1
rijksambtenaar
ministerie, departement, rijksbestuur of andere equivalente woorden
Secretaris-generaal
(voorzitter van het directiecomité) <KB 2002-09-05/37, art. 86, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
(functionele directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie) <KB 2002-09-05/37, art. 86, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
(stafdienst Personeel en Organisatie) <KB 2002-09-05/37, art. 86, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
(directiecomité) <KB 2002-09-05/37, art. 86, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
kolom 2
vast ambtenaar
instelling
leidend ambtenaar
(verantwoordelijke van de dienst belast met de human resources) <KB 2002-09-05/37, art. 86, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
(dienst belast met de human resources) <KB 2002-09-05/37, art. 86, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
(directieraad) <KB 2002-09-05/37, art. 86, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
(Voor de toepassing van dit besluit moet er worden verstaan door leidend ambtenaar en adjunct leidend ambtenaar de ambtenaar die belast is met het dagelijks beheer van de instelling en zijn adjunct.) <KB 2004-06-05/36, art. 1, 038; Inwerkingtreding : 26-09-2002>
Art.5. Voor de toepassing op de ambtenaren, worden de regelen vermeld in artikel 3, § 1, aangepast zoals wordt bepaald in de artikelen 6 tot 51 van dit besluit.
HOOFDSTUK II. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
Afdeling I. - Benoemingsbevoegdheid.
Art.6. Artikel 5 is niet van toepassing op de ambtenaren van de instellingen.
Art. 6bis.[1 - Artikel 6bis moet als volgt worden gelezen:
§ 1. De benoemende overheid bepaalt welke vacant geworden betrekking wordt toegekend en volgens welke procedure.
De betrekking kan altijd worden toegekend via overgang naar het hogere niveau als ze daarvoor in aanmerking komt.
In geval van een betrekking in de klassen A2 tot A5, wordt er beroep gedaan:
- hetzij alleen op de bevordering naar de hogere klasse van de ambtenaren van de betrokken instelling;
- hetzij gelijktijdig op de bevordering naar de hogere klasse en op de mobiliteit.
Voor de betrekkingen in de klassen A2 tot A4, wanneer de keuze wordt gemaakt de betrekking gelijktijdig open te stellen voor de bevordering naar de hogere klasse zonder zich te beperken tot de ambtenaren van de betrokken instelling en voor de mobiliteit, kan de benoemende overheid echter ook tegelijkertijd een beroep doen op de aanwerving. In dat geval leidt de procedure tot een reserve op basis van de rangschikking opgemaakt door het directieraad. De reserve heeft een geldigheidsduur van één jaar.
Voor de klassen A3 en A4 kan er niet enkel een beroep gedaan worden op de aanwerving. Voor klasse A2, in afwijking van het derde lid, kan er enkel beroep gedaan worden op de aanwerving.
Wanneer de betrekking wordt toegekend overeenkomstig de regels inzake aanwerving wordt van de kandidaten een nuttige ervaring voor de functie geëist van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4.
In afwijking van het vijfde en zesde lid, kunnen artsen meteen aangeworven worden in klasse A3, zonder dat er een nuttige professionele ervaring voor de functie vereist is.]1
[2 § 2. Aan de klasseanciënniteitsvoorwaarde bedoeld in artikel 41 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel wordt voldaan op de datum waarop het bericht van vacante betrekking wordt meegedeeld.
Aan de andere voorwaarden wordt voldaan op diezelfde datum.
Als het bericht van vacante betrekking op verschillende wijzen werd meegedeeld overeenkomstig artikel 72, § 3, wordt aan de voorwaarden voldaan op de datum die het gunstigst is voor de ambtenaar.
De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde bepaalt ook de datum waarop het personeelsbestand bepalend zal zijn, met het oog op de toepassing van artikelen 53 en 54.
Deze datum mag niet vroeger zijn dan de datum waarop het bericht van vacante betrekking wordt meegedeeld.]2
----------
(1)<KB 2022-10-23/08, art. 4, 072; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
(2)<KB 2023-05-11/03, art. 1, 073; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
Afdeling II. - Werving.
Art.7.
<Opgeheven bij KB 2022-10-23/08, art. 5, 072; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
Art.8.
<Opgeheven bij KB 2022-10-23/08, art. 5, 072; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
Art. 8bis.
<Opgeheven bij KB 2022-10-23/08, art. 5, 072; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
Afdeling III. - Stage en aanstelling tot vast ambtenaar
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.9.<KB 2002-09-05/37, art. 91, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242> § 1. In artikel 27, § 3, moeten het tweede en derde lid als volgt worden gelezen :
" De aangeworven geslaagden (...), worden door de benoemende overheid of haar gemachtigde toelaatbaar verklaard zo zij aan de overige toelaatbaarheidsvereisten voldoen. <KB 2008-11-12/35, art. 1, 1°, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Zo er een reserve van de geslaagden is aangelegd, verwittigt de benoemende overheid of haar gemachtigde de [3 directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 van haar beslissing ". "
§ 2. Artikel 27, § 3, vierde lid is niet van toepassing op de ambtenaren van de instellingen.
§ 3. [2 ...]2
§ 4. [2 ...]2
§ 5. [2 ...]2
§ 6. [2 ...]2
§ 7. [1 De artikelen 34 tot 39 zijn niet van toepassing op de ambtenaren van de instellingen.]1
§ 8. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2013-12-21/19, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 09-01-2014>
(2)<KB 2015-11-23/03, art. 10, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<KB 2022-10-23/08, art. 6, 072; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
Onderafdeling II. - (Stage van de geslaagden en hun aanstelling tot vast ambtenaar.)
Art.10.<KB 2002-09-05/37, art. 91, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242> § 1. (In artikel 30, § 1, moet het eerste lid als volgt worden gelezen :
" De geslaagden die worden toegelaten door de benoemende overheid of haar gemachtigde, worden tot stagiair benoemd. Ze worden in die hoedanigheid in dienst geroepen met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring.) <KB 2008-11-12/35, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2015-11-23/03, art. 11, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.11.
<Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 12, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.12.
<Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 12, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.13.
<Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 12, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Onderafdeling III. - (...).
Art.14. (Opgeheven) <KB 2008-11-12/35, art. 7, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Art.15. (Opgeheven) <KB 2008-11-12/35, art. 7, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Art. 15bis. (Opgeheven) <KB 2008-11-12/35, art. 7, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Onderafdeling IV.
Art. 15ter.
<Opgeheven bij KB 2013-12-21/19, art. 16, 067; Inwerkingtreding : 09-01-2014>
Art. 15quater.
<Opgeheven bij KB 2013-12-21/19, art. 17, 067; Inwerkingtreding : 09-01-2014>
Art. 15quinquies.[1 Artikel 48, eerste lid, moet als volgt worden gelezen :
De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar leggen de eed af in handen van de minister.]1
----------
(1)<KB 2016-08-03/21, art. 20, 069; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Afdeling IIIbis. - (...).
Art. 15sexies. (Opgeheven) <KB 2008-11-12/35, art. 10, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008>
Afdeling IV. - Directieraad.
Art.16. <KB 2002-09-05/37, art. 93, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242> § 1. In iedere instelling is er een directieraad. De directieraad legt zijn huishoudelijk reglement vast dat ten minste de frequentie van de vergaderingen, het vereiste quorum van aanwezigheden en de voor de geldigheid van zijn beslissingen vereiste meerderheid bepaalt. Het reglement wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Het wordt bovendien aan alle ambtenaren medegedeeld door toedoen van de betrokken overheid.
(Behoudens bijzondere bepalingen genomen door de minister die het toezicht uitoefent, bestaat de directieraad uit de ambtenaren die zijn ingedeeld in de klassen A4 en A5. Indien de directieraad niet ten minste drie ambtenaren van de bovenvermelde klassen telt, voegt de minister er één of meer personeelsleden van klasse A3 aan toe, van wie het mandaat, met een duur van twee jaar, hernieuwbaar is.) <KB 2004-08-04/30, art. 99, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
((In de openbare in stellingen van sociale zekerheid en in instellingen van openbaar nut bedoeld in het koninklijk besluit van 16 november 2006 betreffende de aanduiding en de uito efening van de management- en staffuncties in sommige instellingen van openbaar nut), behoudens bijzondere bepalingen genomen door de minister die het toezicht uitoefent, bestaat de directieraad uit de houders van een managementfunctie en de personeelsleden die zijn ingedeeld in de klassen A4 en A5.) <KB 2004-08-04/30, art. 99, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004> <KB 2007-06-07/31, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 2. Behalve de bevoegdheid die de reglementaire bepalingen bedoeld in artikel 3, § 1, van dit besluit hem met name toekennen, heeft de directieraad, onder de door Ons te stellen voorwaarden, het hoge toezicht over de afwikkeling van de loopbaan van de vaste ambtenaren.
Hij wordt voorgezeten door de leidend ambtenaar. Is er geen leidend ambtenaar dan wijst de minister het lid van de raad aan dat met het voorzitterschap is belast. De voorzitter wijst het lid van de raad aan dat hem in geval van afwezigheid of van verhindering vervangt.
Elke individuele beslissing, door de directieraad genomen ten opzichte van een ambtenaar, geschiedt bij geheime stemming.
De minister kan in elke instelling een college van diensthoofden oprichten. Dit college staat de directieraad bij en geeft hem advies.
Paragraaf 2, derde lid, is toepasselijk op het college van diensthoofden.
Afdeling V. - (Evaluatie). (Opgeheven)
Art.17. <KB 2004-08-04/30, art. 100, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004> Artikel 62 moet als volgt worden gelezen :
" Art. 62. In afwijking van de artikelen 57 tot 61, wordt door Ons een specifieke evaluatieprocedure vastgesteld voor de leidende ambtenaren, de adjunct-leidende ambtenaren en voor alle ambtenaren ingedeeld in de klassen A4 en A5. Deze procedure is eveneens toepasselijk op de tweetalige adjuncten. "
Afdeling Vbis. -
Art. 17bis. <KB 2002-09-05/37, art. 95, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242> In afwijking van artikel 4 van dit besluit, dienen de woorden " ministerie " en " federale overheidsdienst " niet gelezen te worden als " instelling " voor de toepassing van het artikel 65, § 3.
Afdeling Vbis.1.
Art. 17bis.1.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/21, art. 21, 069; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art. 17bis.2.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/21, art. 21, 069; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Afdeling Vter. -
Art. 17ter. <KB 2007-01-11/32, art. 1, 048; Inwerkingtreding : 29-01-2007> Artikel 78, § 1, moet als volgt worden gelezen : " § 1. - De tuchtstraf wordt door de benoemende overheid uitgesproken. "
Afdeling VI. - Raden van beroep.
Art.18.[1 Artikel 82 moet als volgt worden gelezen:
"Artikel 82. De volgende raden van beroep worden ingesteld:
1° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de openbare instellingen van sociale zekerheid;
2° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de instellingen van openbaar nut;
3° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de leidende ambtenaren.
Elke raad van beroep bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.
De taalrol of het taalstelsel van de ambtenaar overeenkomstig artikel 15, § 1, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
De ambtenaar van het Duitstalige taalstelsel verschijnt voor de afdeling voorgezeten door de voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst overeenkomstig artikel 84, § 1.".]1
----------
(1)<KB 2016-08-03/22, art. 21, 070; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art.19.[1 Artikel 83 moet als volgt worden gelezen:
"Art. 83. De raad van beroep inzake tuchtzaken voor leidende ambtenaren neemt kennis van de beroepen van de houders van een management- of staffunctie.
De raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de openbare instellingen van sociale zekerheid neemt kennis van de beroepen van de ambtenaren van de openbare instellingen van sociale zekerheid.
De raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de instellingen van openbaar nut neemt kennis van de beroepen van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut."]1
----------
(1)<KB 2016-08-03/22, art. 22, 070; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art.20.<KB 1993-11-25/31, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993> § 1. (In artikel 83bis, moet het eerste lid als volgt worden gelezen :
" [1 de raad van beroep voor leidende ambtenaren inzake tuchtzaken]1 is samengesteld uit :
a) een voorzitter, magistraat, door Ons benoemd op de voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren; hij neemt het voorzitterschap van de twee afdelingen waar en moet zijn kennis van het Nederlands en het Frans bewijzen;
b) per afdeling, leidende ambtenaren in actieve dienst, van dezelfde taalrol als verzoeker; zij hebben zitting als assessoren;
c) een griffier voor iedere zaak aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren; hij is niet stemgerechtigd;
d) een plaatsvervangend voorzitter, magistraat, op dezelfde wijze aangewezen als de voorzitter; hij neemt het voorzitterschap van de twee afdelingen waar en moet zijn kennis van het Nederlands en het Frans bewijzen. ") <KB 2004-08-04/30, art. 103, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
§ 2. (In het vierde en vijfde lid van artikel 83bis dient " leidend ambtenaren " te worden gelezen in plaats van " opperambtenaren ".) <KB 2002-09-05/37, art. 97, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
§ 3. (...) <KB 2002-09-05/37, art. 97, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
§ 4. (...) <KB 2002-09-05/37, art. 97, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
----------
(1)<KB 2016-08-03/22, art. 23, 070; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art.21.[1 Artikel 84 moet als volgt worden gelezen :
" Art. 84. § 1. De raden van beroep zijn samengesteld uit :
1° twee voorzitters, magistraten, door Ons benoemd; de Franstalige voorzitter zit de Franstalige afdeling voor, de Nederlandstalige voorzitter zit de Nederlandstalige afdeling voor;
2° per afdeling, assessoren gekozen uit de vaste ambtenaren;
3° per afdeling, een griffier-rapporteur;
4° plaatsvervangers, namelijk drie voorzitters door Ons benoemd, ten minste twee griffiers-rapporteurs en assessoren.
§ 2. Twee van de plaatsvervangende voorzitters nemen respectievelijk het voorzitterschap waar van de Franstalige afdeling voor de Franstalige voorzitter en van de Nederlandstalige afdeling voor de Nederlandstalige voorzitter.
De derde plaatsvervangende voorzitter moet zijn kennis van het Duits bewijzen evenals van het Frans of het Nederlands. Hij treedt inzonderheid op als voorzitter van de afdeling die ermede belast is een advies uit te brengen over de beroepen die worden ingediend door ambtenaren van het Duitse taalstelsel.
Bij gebrek aan magistraten, mogen eremagistraten of emeritus-magistraten aangewezen worden.
§ 3. De helft van de assessoren wordt door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren aangewezen, op voorstel, naar gelang het geval, van de in college van de openbare instellingen van sociale zekerheid vergaderde leidende ambtenaren of van de in college vergaderde leidende ambtenaren van de instellingen van openbaar nut.
De andere helft wordt per organisatie aangewezen door de representatieve vakorganisaties, naar rato van twee assessoren in de Nederlandse en Franse afdelingen en één assessor in de Duitse afdeling.
De assessoren worden gekozen uit de vaste ambtenaren die ten minste 35 jaar oud zijn en zes jaar goede dienst tellen. Bij gebrek aan ambtenaren die zes jaar goede dienst tellen, kan van deze voorwaarde worden afgeweken.
De representativiteit in de raden van beroep is die welke bepaald is bij de artikelen 7 of 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De door de vakorganisaties aangewezen assessoren moeten door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren worden erkend. De weigering tot erkenning wordt voorgelegd aan het advies van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten.
§ 4. De griffier-rapporteur wordt door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren aangewezen. Hij is niet stemgerechtigd.
§ 5. De plaatsvervangende voorzitter, assessoren en griffiers worden op dezelfde manier aangewezen als de gewone leden.
§ 6. Wanneer bij de [2 raad van beroep inzake tuchtzaken voor de openbare instellingen van sociale zekerheid]2 een beroep wordt aanhangig gemaakt dat is ingediend door een vaste ambtenaar van één van deze instellingen, dient in de raad ten minste één assessor zitting te hebben die tot deze instelling behoort.
Wanneer bij de [2 raad van beroep inzake tuchtzaken voor de instellingen van openbaar nut]2 een beroep wordt aanhangig gemaakt dat is ingediend door een vaste ambtenaar van één van deze instellingen, dient in de raad ten minste één assessor zitting te hebben die tot deze instelling behoort.
De gewone of plaatsvervangende assessoren die zitting houden voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren als dat van de verzoeker.
§ 7. In elke zaak wijst de betrokken minister of zijn afgevaardigde een vaste ambtenaar van niveau A en een vervanger aan om het betwiste voorstel te verdedigen.
Deze ambtenaar mag niet aan de beraadslaging deelnemen. Het advies vermeldt de naleving van dit verbod.]1
----------
(1)<KB 2009-05-12/02, art. 2, 059; Inwerkingtreding : 06-06-2009>
(2)<KB 2016-08-03/22, art. 24, 070; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art. 21bis.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/22, art. 25, 070; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art.22.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/22, art. 26, 070; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art. 22bis. <Ingevoegd bij KB 2007-01-11/32, art. 2; Inwerkingtreding : 29-01-2007> In artikel 94 moet " de benoemende overheid " worden gelezen in plaats van " de minister ".
Afdeling VII. - Persoonlijke aansprakelijkheid. (opgeheven)
Art.23. (opgeheven) <KB 2005-09-20/31, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 09-03-2003>
Afdeling VIII. - (Opgeheven).
Art.24. (Opgeheven). <KB 1997-02-06/39, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 15-09-1997 en 15-09-1998>
Art.25. (Opgeheven). <KB 1995-03-31/31, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 22-04-1995>
Afdeling IX. - Bijlagen. (Opgeheven)
Art. 25bis. (Opgeheven) <KB 2002-09-05/37, art. 100, 028; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
HOOFDSTUK III. - (Opgeheven).
Art.26. (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
HOOFDSTUK IV. - (Opgeheven).
Art.27. (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
HOOFDSTUK V. - (Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel).
Art.28.
<Opgeheven bij KB 2013-10-25/05, art. 77, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 28bis.
<Opgeheven bij KB 2013-10-25/05, art. 77, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 28ter.
<Opgeheven bij KB 2013-10-25/05, art. 77, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 28quater.
<Opgeheven bij KB 2013-10-25/05, art. 77, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 28quinquies. (Opgeheven) <KB 2004-08-04/30, art. 108, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
Art. 28sexies. <KB 1999-04-20/38, art. 52, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Artikel 20bis moet als volgt gelezen worden :
" Art. 20bis. Tot een graad van rang 15 kunnen worden benoemd :
1° de vastbenoemde ambtenaren van de instellingen die titularis zijn van een graad van rang 15 en die houder zijn van het directiebrevet, bedoeld in hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot organisatie van de benoeming, de loopbaan en de evaluatie van de ambtenaren die belast worden met het beheer van sommige overheidsdiensten;
2° de vastbenoemde ambtenaren van de instelling waar de betrekking te begeven is, die titularis zijn van een graad van rang 13, die ten minste drie jaar graadanciënniteit en twaalf jaar anciënniteit in niveau 1 tellen, en die houder zijn van het directiebrevet, bedoeld in hoofdstuk IV van het bovenvermelde koninklijk besluit van 20 april 1999. ".
Art. 28septies. <Ingevoegd bij KB 1999-04-20/38, art. 50, Inwerkingtreding : 01-01-2000> Artikel 20quater, tweede lid, is niet van toepassing op de ambtenaren van de instellingen.
Art. 28octies. <Ingevoegd bij KB 1999-04-20/38, art. 51, Inwerkingtreding : 01-01-2000> De artikelen 20bis tot 20quinquies zijn niet van toepassing op de benoeming van de leidende ambtenaren en de adjunct-leidende ambtenaren.ing op de benoeming van de leidende ambtenaren en de adjunct-leidende ambtenaren.
Art.29. <KB 2004-08-04/30, art. 109, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004> Artikel 22 is niet van toepassing op de ambtenaren van de instellingen.
Art. 29bis. (Opgeheven) <KB 2004-08-04/30, art. 110, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
Art.30. <KB 2004-08-04/30, art. 111, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004> In afwijking van artikel 4 van dit besluit, moeten de woorden " federale overheidsdiensten " niet gelezen worden als " instellingen " voor de toepassing van artikelen 20quinquies, 3°, 20sexies en 43 §§ 2 en 3.
Art. 30bis. <Ingevoegd bij KB 2002-09-05/37, art. 103; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242> In hetzelfde besluit moet paragraaf 1 van artikel 67 als volgt worden gelezen : " § 1. Benoeming bij verandering van graad tot een graad van niveau 1 gebeurt na en met redenen omkleed advies van de directieraad. Voorrang wordt gegeven aan degene van de gegadigden bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid, die eenparig door de directieraad is voorgedragen. Indien de benoemende overheid meent niet te kunnen instemmen met het eenparige voorstel van de directieraad en indien zij een andere van de vijf kandidaten benoemt, moet haar beslissing met bijzondere redenen omkleed zijn. Artikel 26bis is op deze benoemingsprocedure van toepassing. ".
Art. 30ter. (opgeheven) <KB 2008-11-19/30, art. 60, 057; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
HOOFDSTUK VI. - (Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel).
Art.31.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/21, art. 22, 069; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art. 31bis.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/21, art. 22, 069; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art. 31ter.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/21, art. 22, 069; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
HOOFDSTUK VII.
Art.32.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art.33.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art. 33bis.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art. 33ter.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art. 33quater.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art. 33quinquies.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art. 33sexies.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art. 33septies.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art. 33octies.
<Opgeheven bij KB 2013-09-24/04, art. 41, 065; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
HOOFDSTUK VIIbis. [1 - Nadere toepassingsregels van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1
----------
(1)
Art. 33nonies. [1 Artikel 10/6, derde lid, moet als volgt worden gelezen :
"Het ontslag bedoeld in het eerste en het tweede lid wordt uitgesproken op voorstel van de bevoegde beroepscommissie inzake evaluatie, door de overheid die de benoemingsbevoegdheid uitoefent.".]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2015-11-23/03, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK VIII. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die in vredestijd ofwel militaire prestaties verrichten, ofwel diensten volbrengen bij toepassing van artikel 18 van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
Art.34. In artikel 1 moet 4° als volgt worden gelezen :
" 4° op de stagiairs. ".
HOOFDSTUK IX. - (Toepassingsmodaliteiten van het artikel 14 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest.)
Art.35.
<Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 12, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK X.
(Opgeheven)
Art.36. (Opgeheven) <KB 2002-09-05/37, art. 106, 029; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art.37. (Opgeheven) <KB 2002-09-05/37, art. 106, 029; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art.38. (Opgeheven). <KB 1994-09-14/39, art. 142, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
HOOFDSTUK XI. - Invoering van de gemene graden van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal bij sommige instellingen van openbaar nut. (Opgeheven)
Art.39. (Opgeheven) <KB 2004-08-04/30, art. 112, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
HOOFDSTUK XIbis. - Oprichting van de bijzondere graad van administrateur bij sommige instellingen van openbaar nut. (Opgeheven)
Art. 39bis. (Opgeheven) <KB 2004-08-04/30, art. 112, 039; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
HOOFDSTUK XII. - (...).
Art.40. (Opgeheven). <KB 1999-05-13/40, art. 38, 4°, 025; Inwerkingtreding : 01-08-1999>
HOOFDSTUK XIII. - (...).
Art.41. (Opgeheven). <KB 1995-03-17/30, art. 63, 2°, 007; Inwerkingtreding : 29-03-1995>
Art.42. (Opgeheven). <KB 1995-03-17/30, art. 63, 2°, 007; Inwerkingtreding : 29-03-1995>
HOOFDSTUK XIV. - (Nadere regels voor de toepassing van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen).
Art.43. <KB 2002-09-05/37, art. 107, 029; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242> Artikel 55 moet als volgt worden gelezen :
" Art. 55. De disponibiliteit wordt uitgesproken door de benoemende overheid. Binnen de grenzen welke deze bepaalt mag zij voor de ambtenaren van de niveaus B, C et D haar bevoegdheid overdragen aan de leidend ambtenaar of, in voorkomend geval, aan de adjunct-leidend ambtenaar of nog aan een dienstchef. "
Art.44.
<Opgeheven bij KB 2016-08-03/21, art. 23, 069; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
Art.45. (Opgeheven) <KB 2007-01-17/37, art. 22, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.46. (Opgeheven). <KB 1998-11-19/33, art. 150, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
Art.47. (Opgeheven). <KB 13-09-1979, art. 3>
HOOFDSTUK XV. - (Opgeheven).
Art.48. (Opgeheven). <KB 1998-11-19/33, art. 151, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
HOOFDSTUK XVI. - (Opgeheven).
Art.49. (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
HOOFDSTUK XVII. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd door de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel. (Opgeheven)
Art.50. (Opgeheven). <KB 26-01-1984, art. 7>
Art.51. (Opgeheven) <KB 2002-09-05/37, art. 108, 029; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
HOOFDSTUK XVIII. - Nadere regelen voor toepassing van het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat.
Art. 51bis.
<Opgeheven bij KB 2013-10-25/05, art. 78, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK XIX. - Koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.
Art. 51ter. <KB 13-07-1987, art. 2> Artikel 1, § 2, 2°, wordt aangevuld als volgt :
" alsmede de leidende ambtenaren en de adjunct-leidende ambtenaren ".
Art. 51quater. <KB 13-07-1987, art. 2> In artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 januari 1981, en in artikel 4bis, ingevoegd bij hetzelfde besluit, worden de woorden " de Minister van wie het personeelslid afhangt " en de woorden " de Minister " vervangen door de woorden " de benoemende overheid ".
Art. 51quinquies. <KB 1993-11-25/31, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993> In artikel 6, eerste lid, moet worden gelezen " aan de instelling " in plaats van " in de betrokken schatkist ".
HOOFDSTUK XX. - (...).
Art. 51sexies. (Opgeheven). <KB 1997-09-15/40, art. 30, 016; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
Art. 51septies. (Opgeheven). <KB 1997-09-15/40, art. 30, 016; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
HOOFDSTUK XXI. - (Nadere regelen voor de organisatie van de door het opleidingsinstituut van de Federale Overheid Georganiseerde Opleidingsactiviteiten.)
Art. 51octies. <KB 2008-11-12/35, art. 12, 058; Inwerkingtreding : 04-12-2008> Voor de opleidingen die de benoemende overheid, het beheersorgaan en de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of zijn gemachtigde of de verantwoordelijke van de personeelsdienst of zijn gemachtigde, daar waar er geen stafdienst Personeel en Organisatie bestaat, in het kader van de stage of de opleiding wensen in te richten, kunnen ze een beroep doen op de opleidingscycli die georganiseerd worden door het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid. Met de goedkeuring van de houder van de managementfunctie -1 bij dat Instituut kunnen cycli ingericht worden die beantwoorden aan de specifieke behoeften van het personeel van de instelling.
TITEL IV. - OPHEFFINGSBEPALINGEN.
Art.52. Opgeheven worden :
1° artikel 6, tweede lid, van het besluit van de Regent van 23 april 1949 houdende de vereffeningsmodaliteiten der verrichtingen van de verzekeringsinstellingen tegen invaliditeit, te Malmédy;
2° het koninklijk besluit van 11 mei 1953 betreffende het inrichten van vergelijkende examens met het oog op de aanwerving van het personeel van sommige openbare instellingen welke vallen onder de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg;
3° artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 november 1954 betreffende de maatregelen te nemen, ten einde een betere verdeling van het personeel onder de verschillende parastatale instellingen, ressorterende onder het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg, alsmede een efficiënter en economischer beheer van hun diensten te verzekeren;
4° artikel 10 van het koninklijk besluit van 29 juli 1957 houdende regeling van de organisatie en de werking van de Nationale Kas voor bediendenpensioenen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 januari 1965;
5° artikel 26 van het organiek koninklijk besluit van 11 oktober 1957 van het Nationaal Werk voor oorlogsinvaliden;
6° artikel 25, vierde lid, en de artikelen 29 en 30 van het organiek koninklijk besluit van 18 maart 1958 van het Nationaal Werk voor oud-strijders en oorlogsslachtoffers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1960;
7° het koninklijk besluit van 14 februari 1961 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;
8° het koninklijk besluit van 23 mei 1961 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het Instituut voor geneeskundige controle;
9° het koninklijk besluit van 26 september 1962 tot vaststelling van tijdelijke bepalingen betreffende het statuut van het personeel der rijksdiensten voor kinderbijslag;
10° het koninklijk besluit van 23 oktober 1969 houdende overgangsbepalingen inzake bevordering van het personeel van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen;
11° het koninklijk besluit van 12 maart 1971 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de Dienst der scheepvaart;
12° het koninklijk besluit van 9 juni 1971 houdende bepaling van de modaliteiten volgens welke de personeelsleden van de vroegere rijksdiensten voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en voor kinderbijslag voor zelfstandigen bij het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen worden benoemd;
13° het koninklijk besluit van 9 juni 1971 houdende bepaling van de diensten welke in aanmerking komen voor de berekening van de wedde en voor de vaststelling van de graad-, niveau- en dienstanciënniteit van de personeelsleden van de vroegere rijksdiensten voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en voor kinderbijslag voor zelfstandigen;
14° het koninklijk besluit van 9 juni 1971 houdende bepaling van de modaliteiten volgens welke de personeelsleden van de vroegere rijksdiensten voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en voor kinderbijslag voor zelfstandigen kunnen worden benoemd bij een ministerie of bij een instelling onderworpen aan de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;
15° de artikelen 2 tot 4 van het koninklijk besluit van 11 juni 1971 houdende vaststelling van het statuut van de secretaris en van de adjunct-secretaris van de raad van beheer en van het beheerscomité van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;
16° het koninklijk besluit van 16 juli 1971 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het personeel bezoldigd door sommige instellingen van openbaar nut ressorterend onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
17° het koninklijk besluit van 28 oktober 1971 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de Maatschappij der Brugse zeevaartinrichtingen;
18° alle andere bepalingen van de koninklijke en de ministeriële besluiten alsook de beslissingen van de beheersorganen voor zover zij aangelegenheden regelen die door dit besluit zijn geregeld.
TITEL V. - OVERGANGSBEPALINGEN.
Art.53. § 1. De overgangsbepalingen van de in artikel 3 bedoelde besluiten vinden geen toepassing op het personeel van de instellingen met uitzondering :
1° (...); <KB 1994-09-14/39, art. 143, 1°, a), 006; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
(2° van de artikelen 31 tot en met 34 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen;) <KB 13-09-1979, art. 4>
3° van (artikel 30) van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel; <KB 26-01-1984, art. 9>
4° (...); <KB 1994-09-14/39, art. 143, 1°, a), 006; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
5° met de artikelen 7 tot 9 van het koninklijk besluit van 15 maart 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen;
6° (geschrapt); <KB 1995-04-10/B3, art. 65, 013; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
7° (geschrapt); <KB 1995-04-10/B3, art. 65, 013; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
§ 2. Voor de toepassing op de ambtenaren van de in § 1 bedoelde regelen worden deze als volgt aangepast :
1° (...); <KB 1994-09-14/39, art. 143, 2°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
2° in de artikelen 31, 32 en 34 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964, worden de woorden " op 1 augustus 1964 " vervangen door de datum van 1 april 1973;
3° in (artikel 30) van het koninklijk besluit van 17 september 1969, wordt de datum van 1 januari 1970 vervangen door de datum van 1 april 1973. <KB 26-01-1984, art. 9>
Art.54. (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
Art.55. (Opgeheven). <KB 1993-11-25/31, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-12-1993>
Art.56. (Opgeheven). <KB 1995-03-17/30, art. 65, 007; Inwerkingtreding : 29-03-1995>
Art.57. De ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend wervingsexamen, voor een examen voor verhoging in graad of voor verandering van graad, of voor een regularisatieexamen georganiseerd of nog in uitvoering op 1 april 1973 behoudt de rechten op benoeming die hij op grond van de goede uitslag van die examens heeft verkregen, onder de voorwaarden volgens welke deze rechten hem werden gewaarborgd ten tijde dat zij werden verkregen.
Hij is vrijgesteld van de examens of de vergelijkende examens die toegang verlenen tot de graad waarop hij rechten heeft verkregen.
TITEL VI. - SLOTBEPALINGEN.
Art.58. Iedere, zelfs gedeeltelijke wijziging in dit besluit aangebracht, zal het voorwerp zijn van een in Ministerraad overlegd gemotiveerd besluit.
Art.59. Dit besluit treedt op 1 april 1973 in werking.
Art. 60. Onze Vice-Eerste Minister, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin, Onze Minister van Openbare Werken, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Voorzorg, Onze Minister van Landbouw en Middenstand, Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking en Onze Staatssecretaris voor Begroting, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.