Details





Titel:

6 JUNI 2024. - Besluit van de Waalse regering betreffende de toekenning van subsidies aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van de tewerkstelling van gerechtigden op maatschappelijke integratie of van daarmee gelijkgestelde maatschappelijke hulp



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Subsidies
Afdeling 1. - Forfaitaire subsidie artikel 60
Art. 2-3
Afdeling 2. - Forfaitaire subsidie artikel 61
Art. 4-6
HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Afdeling 1. - Begeleiding door het centrum
Art. 7-8
Afdeling 2. - Verplichtingen van de gebruiker en de werkgever artikel 61
Art. 9
Afdeling 3. - Toekenning, betaling en terugvordering van subsidies
Art. 10-11
Afdeling 4. - Indexering
Art. 12
Afdeling 5. - Beoordeling
Art. 13
HOOFDSTUK 4. - Controle
Art. 14-16
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 17-30



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998022241  2002022561  2002022566  2002022567  2002022788  2002022960  2002022961  2002022962  2002022963  2003012302 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° het decreet van 26 april 2024: het decreet van 26 april 2024 betreffende de toekenning van subsidies aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van de tewerkstelling van gerechtigden op maatschappelijke integratie of van daarmee gelijkgestelde maatschappelijke hulp en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake;
  2° het bestuur: de Waalse Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en Sociale Actie;
  3° de RSZ: de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
  4° FOREM: Waalse overheidsdienst voor werk en opleiding.

HOOFDSTUK 2. - Subsidies
Afdeling 1. - Forfaitaire subsidie artikel 60
Art.2. De forfaitaire subsidie bedoeld in artikel 36, § § 1 en 2, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en in artikel 5, § 4bis, lid 1 en 2, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt toegekend aan het centrum dat deze heeft aangevraagd aan de administratieve en technische operator volgens de door hem bepaalde voorwaarden.
  De in lid 1 bedoelde subsidie wordt toegekend pro rata van het aantal werkdagen dat door de RSZ als gepresteerde werkdagen wordt erkend of met werkdagen wordt gelijkgesteld.
  In afwijking van lid 2 kan de subsidie toegekend worden voor de werkdagen die niet erkend zijn als zijnde gepresteerd of gelijkgesteld door de RSZ voor de kosten bedoeld in artikel 3, met uitzondering van de vergoeding bedoeld in artikel 3, 1°, en de kosten bedoeld in artikel 3, 3°, met betrekking tot de tewerkgestelde werknemer in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wanneer het centrum effectief een begeleiding heeft ingesteld om ervoor te zorgen dat de werknemer gedurende die periode in dienst blijft.

Art.3. De als rechtvaardiging van de subsidie aanvaarde uitgaven dekken, binnen de grenzen van artikel 36, § 3, lid 2, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 4bis, lid 5, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn:
  1° de bezoldiging van de tewerkgestelde werknemer in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° de bezoldiging van het personeel van het centrum dat de tewerkgestelde werknemer begeleidt in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;;
  3° voor de werknemer bedoeld in 1° en het personeel van het centrum bedoeld in 2°:
  a) de reiskosten van het woon-werkverkeer;
  b) het werkgeversaandeel van de maaltijdcheques;
  c) de verplichte premie voor de arbeidsongevallenverzekering;
  d) de kosten in verband met bedrijfsgeneeskunde;
  e) de reiskosten van dienstreizen;
  f) de opleidingskosten;
  4° de werkingskosten die nodig zijn voor de begeleiding en, in voorkomend geval, de ondersteuning en opleiding van de tewerkgestelde werknemer in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  5° pro rata van het gebruik dat van de gesubsidieerde handeling wordt gemaakt, het bedrag van de uitrustingsgoederen tot 1000 euro exclusief btw.

Afdeling 2. - Forfaitaire subsidie artikel 61
Art.4. De forfaitaire subsidie bedoeld in artikel 38, § § 1 en 2, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en in artikel 5, § 4ter, lid 1 en 2, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt toegekend aan het centrum dat deze heeft aangevraagd aan de administratieve en technische operator volgens de door hem bepaalde voorwaarden.
  De in lid 1 bedoelde subsidie wordt toegekend pro rata van het aantal werkdagen dat door de RSZ als gepresteerde werkdagen wordt erkend of met werkdagen wordt gelijkgesteld.
  In afwijking van lid 2 kan de subsidie toegekend worden voor de werkdagen die niet erkend zijn als zijnde gepresteerd of gelijkgesteld door de RSZ voor de kosten bedoeld in artikel 5, met uitzondering van de retrocessie bedoeld in artikel 5, 1°, wanneer het centrum effectief een begeleiding heeft ingesteld om ervoor te zorgen dat de werknemer gedurende die periode in dienst blijft.

Art.5. De als rechtvaardiging van de subsidie aanvaarde uitgaven dekken, overeenkomstig artikel 38, § 3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 4ter, lid 4, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn:
  1° het bedrag van de retrocessie bedoeld in artikel 38, § 3, lid 2, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en in artikel 4ter, lid 5, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk;
  2° de bezoldiging van het personeel van het centrum dat de tewerkgestelde werknemer begeleidt in toepassing van artikel 61 de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  3° voor het personeel van het centrum bedoeld in 2°:
  a) de reiskosten van het woon-werkverkeer;
  b) het werkgeversaandeel van de maaltijdcheques;
  c) de verplichte premie voor de arbeidsongevallenverzekering;
  d) de kosten in verband met bedrijfsgeneeskunde;
  e) de reiskosten van dienstreizen;
  4° de operationele kosten die nodig zijn voor de begeleiding, ondersteuning en opleiding van de werknemer artikel 61;
  5° pro rata van het gebruik dat van de gesubsidieerde handeling wordt gemaakt, het bedrag van de uitrustingsgoederen tot 1000 euro exclusief btw.

Art.6. Het centrum betaalt de werkgever maandelijks het bedrag van de retrocessie bedoeld in artikel 38, § 3, alinea 2, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 4ter, lid 5, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, binnen de dertig dagen na de betaling van de subsidie en tot het einde van de subsidieperiode van het contract.
  De in lid 1 bedoelde termijn wordt verlengd zolang de werkgever de documenten die de werkelijk gepresteerde of met het RSZ gelijkgestelde dagen van de tewerkgestelde werknemer vaststellen, overeenkomstig artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, niet aan het centrum heeft bezorgd.

HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Afdeling 1. - Begeleiding door het centrum
Art.7. Het centrum voert ten minste één gesprek met de werknemer tijdens de looptijd van het contract om de aan de behoeften van de werknemer aangepaste sociale en professionele begeleiding te evalueren.
  Als de werknemer problemen ondervindt bij het uitvoeren van de arbeidsovereenkomst, voert het centrum aanvullende gesprekken, afhankelijk van de behoeften van de situatie.

Art.8. De overeenkomsten bedoeld in artikel 60, § 7, lid 5, en artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bevatten de volgende gegevens:
  1° het voorwerp;
  2° de duur;
  3° de verplichtingen van de partijen met betrekking tot:
  a) de uitvoering van gecoördineerde acties om de werknemer in dienst te houden, met name door middel van regelmatige uitwisseling van informatie over sociale of professionele problemen van de werknemer;
  b) de termijnen die in acht moeten worden genomen alvorens de samenwerking tussen de partijen te beëindigen wanneer de getroffen maatregelen niet volstaan om de werknemer in dienst te houden;
  4° de financiële arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van financiële compensatie of retrocessie;
  5° de bepalingen in geval van betwisting.
  In afwijking van lid 1 kunnen de financiële voorwaarden bedoeld in lid 1, 4°, worden vastgelegd in een raamovereenkomst tussen het centrum en de gebruiker.

Afdeling 2. - Verplichtingen van de gebruiker en de werkgever artikel 61
Art.9. De interne of externe gebruiker en de werkgever artikel 61 bezorgen de werknemer uiterlijk de dag voor de eerste dag van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, via elk middel dat voorziet in een zekere verzenddatum, een gedetailleerde, schriftelijk vastgelegde functieomschrijving.

Afdeling 3. - Toekenning, betaling en terugvordering van subsidies
Art.10. De administratieve en technische operator bepaalt de voorwaarden waaronder hij de centra de subsidies betaalt die worden toegekend op grond van het decreet van 26 april 2024 en dit besluit.

Art.11. Wanneer het bestuur besluit om de subsidies die zijn toegekend op grond van het decreet van 26 april 2024 en dit besluit geheel of gedeeltelijk terug te vorderen, stelt het centrum daarvan in kennis op een wijze die een zekere datum voor verzending oplevert en motiveert het zijn besluit.
  Het centrum heeft vijftien dagen de tijd om zijn opmerkingen in te dienen.
  Zodra deze termijn is verstreken, brengt het bestuur de administratieve en technische operator op de hoogte van de beslissing. Deze laatste zal de terugvordering uitvoeren in overeenstemming met artikel 6 van het decreet van 26 april 2024.

Afdeling 4. - Indexering
Art.12. De subsidies die uit hoofde van het decreet van 26 april 2024 en dit besluit worden verleend, worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 mei 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
  Op 1 januari 2025 worden de subsidies geïndexeerd met het aantal keren dat de spilindex is overschreden tussen 1 oktober 2022 en 1 november 2024. Vanaf 2 november 2024 worden de subsidies geïndexeerd twee maanden nadat de spilindex is overschreden.

Afdeling 5. - Beoordeling
Art.13. § 1. Met het oog op de evaluatie van het integratietraject bedoeld in artikel 10, § 1, van het decreet van 26 april 2024 voert de FOREM een statistische analyse uit van de gegevens bedoeld in artikel 10, § § 2 en 3, van het decreet van 26 april 2024 die het bestuur uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op de periode waarop de evaluatie betrekking heeft meedeelt aan FOREM.
  De in lid 1 bedoelde gegevens worden pas verzameld en verwerkt wanneer zij uit een authentieke bron beschikbaar zijn.
  FOREM deelt de statistische analyse mee aan het bestuur en aan de Economische, Sociale en Milieuraad van Wallonië tegen 30 juni van het tweede jaar volgend op de periode waarop de beoordeling betrekking heeft.
  § 2. De FOREM en het bestuur sluiten een overeenkomst die de volgende elementen omvat:
  1° de modaliteiten om de veiligheid van de gegevens te waarborgen;
  2° de modaliteiten voor de anonimisering van de gegevens;
  3° de maatregelen die moeten worden genomen bij niet-naleving van de termijnen bedoeld in lid 1.

HOOFDSTUK 4. - Controle
Art.14. Het bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering, de controle en het toezicht op de bepalingen van het decreet van 26 april 2024 en van dit besluit.

Art.15. De controle en het toezicht bedoeld in artikel 14 van het decreet van 26 april 2024 wordt uitgevoerd met het oog op de ondersteuning van de centra in hun socioprofessionele integratieopdracht op een steekproef van centra die worden geselecteerd volgens criteria die door het bestuurd worden bepaald.
  Deze criteria worden schriftelijk vastgelegd, jaarlijks bijgewerkt en beschikbaar gesteld aan de centra in overeenstemming met de door het bestuur vastgestelde modaliteiten.

Art.16. Met het oog op de in artikel 15 bedoelde controle en toezicht bewaart het centrum de volgende elementen in het dossier van de werknemer:
  1° het bewijs van betaling van de uitgaven die zijn gedaan in het kader van het decreet en van dit besluit;
  2° de arbeidsovereenkomst;
  3° de overeenkomst bedoeld in artikel 8.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.17. In Deel 2, Boek 2, van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt Titel VII 'Socioprofessionele inschakeling', die de artikelen 229 tot 235/2 omvat, ingetrokken.

Art.18. Het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid wordt ingetrokken.

Art.19. Het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor een deeltijdse tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een gerechtigde op maatschappelijke integratie wordt ingetrokken.

Art.20. Het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de omkadering en opleiding van gerechtigden op maatschappelijke integratie die bij overeenkomst worden tewerkgesteld bij een privéonderneming wordt ingetrokken.

Art.21. Het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op de sociale inschakeling, binnen de sociale economie wordt ingetrokken.

Art.22. Het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op de sociale inschakeling, binnen de sociale economie voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp wordt ingetrokken.

Art.23. Het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor een deeltijdse betrekking, in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp wordt ingetrokken.

Art.24. Het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor een betrekking, in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die ter beschikking wordt gesteld van een privéonderneming wordt ingetrokken.

Art.25. Het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de omkadering en opleiding van rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp die bij overeenkomst worden tewerkgesteld bij een privéonderneming wordt ingetrokken.

Art.26. Het koninklijk besluit van 4 september 2002 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor een betrekking, in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die ter beschikking wordt gesteld van een privéonderneming, wordt ingetrokken.

Art.27. Artikel 28/15 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen wordt ingetrokken.

Art.28. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.

Art.29. Artikelen 229 tot en met 234 van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid blijven van kracht tot alle subsidies bedoeld in artikel 230 die verschuldigd zijn aan de centra voor diensten verleend aan rechthebbenden tijdens het boekjaar 2024 betaald zijn.

Art. 30. De minister die bevoegd is voor werkgelegenheid wordt belast met de uitvoering van onderhavig besluit.