Details





Titel:

14 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp. - (NOTA: Opgeheven voor het Waals Gewest door <BWG2024-06-06/14, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-11-2002 en tekstbijwerking tot 29-07-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bedrag en toekenningsvoorwaarden van de verhoogde toelage.
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 4-5
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 6-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp" : een persoon van vreemde nationaliteit ingeschreven in het vreemdelingenregister (...), die omwille van zijn nationaliteit geen aanspraak kan maken op het recht op maatschappelijke integratie en gerechtigd is op financiële maatschappelijke hulp; <KB 2004-04-01/66, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  2° "sociale economie-initiatief" : een door de bevoegde overheid erkend initiatief voor sociale economie, waarvan de lijst wordt vastgesteld door de minister bevoegd voor sociale economie;
  3° "brutoloon" : de som van het nettoloon, de bedrijfsvoorheffing, de werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid, de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid, de eindejaarspremie, het vakantiegeld, het vakantiegeld uitdiensttreding en de verbrekingsvergoeding ingevolge beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

HOOFDSTUK II. - Bedrag en toekenningsvoorwaarden van de verhoogde toelage.
Art.2. Wanneer een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp in dienst neemt met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het deze werknemer bij overeenkomst ter beschikking stelt aan een sociale economie-initiatief, wordt de toelage, bepaald in artikel 5, § 4bis , vierde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, verhoogd tot het bedrag van het brutoloon van de werknemer, met een maximum van 18.592 EUR op jaarbasis.
  Het in het eerste lid vermelde bedrag van 18.592 EUR is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
  Het wordt opnieuw berekend de eerste januari van ieder jaar.

Art.2_VLAAMS_GEWEST.    [1 Als een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een rechthebbende in dienst neemt met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het die werknemer bij overeenkomst ter beschikking stelt aan een sociale-economie-initiatief, wordt de toelage, vermeld in artikel 5, § 4bis, vierde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, verhoogd tot het bedrag van het brutoloon van de werknemer, zonder dat de toelage het gewaarborgde gemiddelde minimummaandinkomen kan overschrijden.   De duur van de verhoogde toelage, vermeld in het eerste lid, is begrensd tot maximaal twaalf maanden.]1
  ----------
  (1)<DVR 2016-12-09/06, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art.3. Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt :
  1° het in artikel 2 vermelde bedrag van 18.592 EUR teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking;
  2° de duur van de toelage begrensd tot maximum zes maanden.

Art.3_VLAAMS_GEWEST.    [1 Als de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt:   1° de verhoogde toelage, vermeld in artikel 2, teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks bepaalde arbeidsduur in de deeltijdse betrekking;   2° de duur van de verhoogde toelage, vermeld in artikel 2, begrensd tot maximaal zes maanden.]1
  ----------
  (1)<DVR 2016-12-09/06, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art.4.[1 Om aanspraak te kunnen maken op het in de artikelen 2 en 3 bepaald hoger toelagebedrag, moet het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn :
   - voorkomen op de lijst die jaarlijks door de Minister die bevoegd is voor Sociale Economie wordt bekendgemaakt en die bepaalt hoeveel rechthebbenden een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bijkomend kan aanwerven met toepassing van artikel 60, § 7, om ze ter beschikking te stellen van sociale economie-initiatieven;
   - aantonen dat ook in hoofde van het sociale economie-initiatief de terbeschikking gestelde werknemers bijkomende tewerkstelling vertegenwoordigen.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-12-03/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.5. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ziet erop toe dat het sociale economie-initiatief instaat voor de begeleiding en de omkadering van de hem overeenkomstig de bepalingen van dit besluit ter beschikking gestelde werknemers.

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.6. Dit besluit is van toepassing op de bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende overeenkomsten met betrekking tot rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, gesloten tussen een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie evenals op de bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende overeenkomsten met betrekking tot rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, gesloten tussen een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en een sociale economie-initiatief, voor de nog resterende duur van de overeenkomst.

Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2002.

Art. 8.Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Onze Minister bevoegd voor Sociale Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.