14 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor een deeltijdse tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp. (NOTA: Opgeheven voor het Waals Gewest door <BWG2024-06-06/14, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-11-2002 en tekstbijwerking tot 29-07-2024)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden tot toekenning van de toelage.
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Maandelijks bedrag van de toelage.
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Duur van de toelage.
Art. 7
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 8-12
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp" : een persoon van vreemde nationaliteit ingeschreven in het vreemdelingenregister (...), die omwille van zijn nationaliteit geen aanspraak kan maken op het recht op maatschappelijke integratie en gerechtigd is op financiële maatschappelijke hulp; <KB 2004-04-01/67, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
2° "voltijdse arbeidsovereenkomst" : iedere arbeidsovereenkomst met een zodanige arbeidsregeling dat na afloop van de arbeidsovereenkomst de werknemer de toelaatbaarheidsvoorwaarden vervult om toegelaten te worden tot het recht op werkloosheidsuitkeringen als voltijds werknemer;
3° "deeltijdse arbeidsovereenkomst" : iedere arbeidsovereenkomst waarvan de arbeidsregeling minder is dan wat bepaald is in 2°;
4° "brutoloon" : de som van het nettoloon, de bedrijfsvoorheffing, de werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid, de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid, de eindejaarspremie, het vakantiegeld, het vakantiegeld uitdiensttreding en de verbrekingsvergoeding ingevolge beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden tot toekenning van de toelage.
Art.2. Voor de toekenning van de toelage, bedoeld in artikel 5, § 4bis , derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, moeten de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn met betrekking tot de deeltijdse arbeidsovereenkomst, gesloten tussen een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn :
1° de deeltijdse arbeidsovereenkomst moet gesloten zijn voor een minstens halftijdse arbeidsregeling;
2° de duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst bij eenzelfde werkgever mag niet meer dan zes maanden bedragen.
Art. 2_VLAAMS_GEWEST. [1 Wanneer een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp in dienst neemt met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het deze werknemer bij overeenkomst ter beschikking stelt van een privé-onderneming, geldt de volgende voorwaarde voor de toekenning en het behoud van de toelage, voorzien in artikel 5, § 4bis, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn: de rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst waarvan de duur: - hetzij gelijk is aan de duur die noodzakelijk is voor het verkrijgen van volledige sociale uitkeringen; - hetzij minstens één maand en hoogstens zes maanden bedraagt en niet hernieuwbaar is, in het geval de arbeidsovereenkomst ertoe strekt de werkervaring van de rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp te bevorderen.]1
----------
(1)<DVR 2016-12-09/06, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.3. In afwijking van het vorige artikel, mag de duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst gelijk zijn aan de periode, vereist voor het verkrijgen van volledige werkloosheidsuitkeringen, wanneer de deeltijdse arbeidsovereenkomst wordt gecumuleerd met een andere deeltijdse arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK III. - Maandelijks bedrag van de toelage.
Art.4. De toelage bedraagt 500 EUR per kalendermaand, beperkt tot het brutoloon van de werknemer.
Art.5. (ingetrokken) <KB 2003-02-07/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Art.6. De toelage voor twee halftijdse tewerkstellingen bij eenzelfde werkgever met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, is gelijk aan het bedrag van de toelage, voorzien voor een voltijdse tewerkstelling met toepassing van het bovenvermelde artikel 60, § 7.
HOOFDSTUK IV. - Duur van de toelage.
Art.7. De toelage wordt toegekend voor de duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst, met een totale maximumduur van hetzij zes maanden hetzij de periode, vereist voor het verkrijgen van volledige werkloosheidsuitkeringen, wanneer de deeltijdse arbeidsovereenkomst wordt gecumuleerd met een andere deeltijdse arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.8. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op de rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, aangeworven met een deeltijdse arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die ter beschikking worden gesteld aan sociale economie-initiatieven, erkend door de minister, bevoegd voor sociale economie.
Art.9. Het koninklijk besluit van 14 juli 2000 tot uitvoering van artikel 5, § 4, derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt opgeheven.
Art.10. Dit besluit is van toepassing op de bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende deeltijdse arbeidsovereenkomsten, gesloten tussen een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de nog resterende duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2002.
Art. 12. Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.