28 FEBRUARI 2022. - Wet houdende diverse bepalingen inzake energie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-03-2022 en tekstbijwerking tot 31-03-2023)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen
Art. 2-7
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt
Art. 8-15
HOOFDSTUK 4. - Sociale tarieven
Art. 16-17
HOOFDSTUK 5. - Verwarmingspremie
Afdeling 1. - Definities
Art. 18
Afdeling 2. - Rechthebbenden
Art. 19
Afdeling 3. - De toekenning van de verwarmingspremie
Art. 20-23
Afdeling 4. - De financiering van de verwarmingspremie
Art. 24
Afdeling 5. - De verwerking van persoonsgegevens voor de toekenning van de verwarmingspremie
Art. 25-30
Afdeling 6. - Toezicht
Art. 31
HOOFDSTUK 6. - Verlenging van de uitbreiding van de maximumprijzen voor de beschermde residentiële afnemers tot personen met een recht op verhoogde verzekeringstegemoetkoming
Art. 32-33
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van de programmawet van 27 april 2007
Art. 34-36
HOOFDSTUK 8. - Slotbepaling
Art. 37
2022033124 2022033636 2022041166 2022042374 2023041192 2024003826
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen
Art.2. Artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen laatstelijk gewijzigd door de wet van 4 juni 2021, wordt aangevuld met de bepalingen onder 84° en 85°, luidende:
"84° "vaste vergoeding": forfaitaire vergoeding voor administratieve kosten of abonnementskosten die leveranciers of tussenpersonen kunnen aanrekenen aan eindafnemers;
85° "warmtebedrijf": elke natuurlijke of rechtspersoon die via netten voor warmtevoorziening op afstand warmte levert."
Art.3. In artikel 15/5bis van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd door de wet van 21 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 11/1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Onverminderd de verplichtingen in het eerste lid, en onverminderd artikel 1108 van het oud Burgerlijk Wetboek en artikel VI.84 van het Wetboek van Economisch Recht, gelden de volgende verplichtingen voor de facturatie van voorschotten aan de huishoudelijke afnemers:
1° de leverancier komt overeen met de huishoudelijke afnemer wat de berekeningswijze omtrent de voorschotten zijn;
2° binnen de overeengekomen berekeningswijze kunnen de leverancier en de huishoudelijk afnemer het bedrag van de voorschotten te allen tijde wijzigen;
3° bij de vaststelling van het bedrag van de voorschotten, bij elke wijziging van dit bedrag op initiatief van de leverancier, en bij elke weigering door de leverancier van een voorstel tot wijziging door de huishoudelijk afnemer, verschaft de leverancier aan de huishoudelijke afnemer een verantwoording van de toegepaste berekeningswijze, waarbij het niet voldoende is om enkel te verwijzen naar het verondersteld verbruik van de huishoudelijke afnemer;
4° de wijziging van het bedrag van de voorschotten op voorstel van de leverancier wordt slechts aangerekend indien de huishoudelijke afnemer zich hiertegen niet verzet binnen 15 dagen na kennisgeving door de leverancier van het initiatief tot wijziging en de verantwoording vereist in de bepaling onder 3° ;
5° elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen de leverancier en de huishoudelijke afnemer die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, afbreuk doet aan de bepaling onder 4°, is van rechtswege nietig.";
2° er wordt een paragraaf 11/3/1 ingevoegd, luidende:
" § 11/3/1. Wanneer een overeenkomst voor de levering van aardgas aan variabele energieprijs met een vaste vergoeding, wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na minder dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, kan een vaste vergoeding worden aangerekend voor een periode van maximaal zes maanden.
Wanneer een overeenkomst voor de levering van aardgas aan variabele energieprijs met een vaste vergoeding, wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na meer dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, wordt een vaste vergoeding aangerekend naar rato van het aantal leveringsdagen."
Art.4. In artikel 15/10, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 20 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2/1, worden in de eerste zin van het tweede lid de woorden ", alsook desgevallend de in acht te nemen procedure voor het bekomen van een vergoeding, met inbegrip van de termijnen en de gevolgen bij overtreding." aan het einde toegevoegd;
2° paragraaf 2/1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Warmtebedrijven verzekeren de bevoorrading van beschermde residentiële afnemer tegen de maximumprijzen bepaald krachtens het eerste lid en voeren een afzonderlijke boekhouding voor deze activiteit.";
3° artikel 15/10 wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
" § 4. Wanneer voor de levering van aardgas of warmte aan een huishoudelijke afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in paragrafen 2 of 2/1, van toepassing zijn, brengt de leverancier de huishoudelijke afnemer hiervan onverwijld in kennis en bezorgt een overzicht van al zijn op dat ogenblik actieve producten. De leverancier van aardgas wijst de huishoudelijke afnemer op zijn vrije keuze tussen het overzicht van al zijn actieve producten. De leverancier van aardgas wijst tevens op een duidelijk zichtbare manier op het feit dat de huishoudelijk afnemer via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is en dat de huishoudelijke afnemer steeds het recht heeft om te veranderen van leverancier overeenkomstig artikel 15/5bis, § 11/3. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. De kennisgeving, dit overzicht en de informatie inzake gewestelijke regulatoren en het recht krachtens artikel 15/5bis, § 11/3, worden aan de huishoudelijke afnemer ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee werd gecommuniceerd wanneer die afnemer nog de toepassing van de maximumprijzen bedoeld in de paragrafen 2 of 2/1 genoot.
Wanneer voor de levering van aardgas aan een huishoudelijk afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 2 of 2/1, van toepassing zijn, past de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product toe van het product dat van toepassing was tijdens de periode dat de huishoudelijk afnemer de toepassing van de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 2 of 2/1, genoot."
Art.5. In artikel 15/14, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 juli 2021, wordt het tweede lid aangevuld met de bepalingen onder 36°, luidende:
"36° het jaarlijks uiterlijk op 15 mei publiceren van een studie over de verschillende kostencomponenten van de aardgasfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat, overeenkomstig artikel 15/25. De commissie voert deze opdracht, indien mogelijk, uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren.".
Art.6. In artikel 15/16, § 1, van dezelfde wet ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 21 juli 2021, worden de woorden "de warmtebedrijven die overeenkomstig artikel 15/10, § 2/1, maximumprijzen toepassen voor de levering van warmte, de" ingevoegd tussen de woorden "kan de commissie" en de woorden "aardgasondernemingen die".
Art.7. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IVdecies, ingevoegd, bestaande uit het artikel 15/25, luidende:
"Hoofdstuk IVdecies. De Energienorm
Art. 15/25. § 1. Uiterlijk op 15 mei van ieder jaar publiceert de commissie een studie over de verschillende kostencomponenten van de aardgasfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat. De commissie voert deze opdracht, indien mogelijk, uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren.
§ 2. Op advies van de commissie, bepaalt de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de categorieën van verbruikers, wat betreft het type van economische activiteit en de hoeveelheid verbruik, die zullen worden gebruikt voor het opmaken van de in paragraaf 1 bedoelde studie.
§ 3. Onverminderd haar in artikel 15/5bis bedoelde bevoegdheden en uiterlijk op 1 juli van hetzelfde jaar, en na het inwinnen van het advies van de Adviesraad Gas en Elektriciteit en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven geeft de commissie een advies aan de minister met aanbevelingen voor maatregelen ter vrijwaring van de concurrentiekracht van de ondernemingen en de koopkracht van de residentiële afnemers. Die aanbevelingen slaan op de kostencomponenten van de aardgasfactuur die onder de federale energiebevoegdheid vallen.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt
Art.8. Artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt laatstelijk gewijzigd door de wet van 21 juli 2021, wordt aangevuld met de bepaling onder 117°, luidende:
"117° "vaste vergoeding": forfaitaire vergoeding voor administratieve kosten of abonnementskosten die leveranciers of tussenpersonen kunnen aanrekenen aan eindafnemers."
Art.9. In artikel 18, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2/1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Onverminderd de verplichtingen in het eerste lid, en onverminderd artikel 1108 van het oud Burgerlijk Wetboek en artikel VI.84 van het Wetboek van Economisch Recht, gelden volgende verplichtingen voor de facturatie van voorschotten aan de huishoudelijke afnemers:
1° de leverancier komt overeen met de huishoudelijke afnemer wat de berekeningswijze omtrent de voorschotten is;
2° binnen de overeengekomen berekeningswijze kunnen de leverancier en de huishoudelijk afnemer het bedrag van de voorschotten ten allen tijde wijzigen;
3° bij de vaststelling van het bedrag van de voorschotten en bij elke wijziging van dit bedrag op initiatief van de leverancier, verschaft de leverancier aan de huishoudelijke afnemer een verantwoording van de berekeningswijze waarbij het niet voldoende is om enkel te verwijzen naar het verondersteld verbruik van de huishoudelijke afnemer;
4° de wijziging van het bedrag van de voorschotten op voorstel van de leverancier wordt slechts aangerekend indien de huishoudelijke afnemer zich hiertegen niet verzet binnen 15 dagen na voorafgaande kennisgeving door de leverancier van het initiatief tot wijziging en de verantwoording vereist in de bepaling onder 3° ;
5° elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen de leverancier en de huishoudelijke afnemer die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, afbreuk doet aan de bepaling onder 4°, is van rechtswege nietig.";
2° er wordt een paragraaf 2/3/1 ingevoegd, luidende:
" § 2/3/1. Wanneer een overeenkomst voor de levering van elektriciteit aan een variabele energieprijs met een vaste vergoeding wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na minder dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, kan een vaste vergoeding worden aangerekend voor een periode van maximaal 6 maand.
Wanneer een overeenkomst voor de levering van elektriciteit aan variabele energieprijs met een vaste vergoeding wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na meer dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, wordt een vaste vergoeding aangerekend naar rato van het aantal leveringsdagen.
Art.10. Artikel 20, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd door de wet van 20 december 2020, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende:
" § 5. Wanneer voor de levering van elektriciteit aan een huishoudelijk afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 1/1 of 2, van toepassing zijn, brengt de leverancier de huishoudelijke afnemer hiervan onverwijld in kennis en bezorgt een overzicht van al zijn op dat ogenblik actieve producten. De leverancier wijst de huishoudelijke afnemer op zijn vrije keuze tussen het overzicht van al zijn actieve producten. De leverancier wijst tevens op een duidelijk zichtbare manier op het feit dat hij via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is en dat de huishoudelijke afnemer steeds het recht heeft om te veranderen van leverancier overeenkomstig artikel 18, § 2/3. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. De kennisgeving, dit overzicht en de informatie inzake gewestelijke regulatoren en het recht krachtens artikel 18, § 2/3, wordt aan de huishoudelijke afnemer ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee gebruikelijk werd gecommuniceerd wanneer die afnemer nog de toepassing van de maximumprijzen, bedoeld in paragrafen 1/1 of 2, genoot.
Wanneer voor de levering van elektriciteit aan een huishoudelijk afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 1/1 of 2, van toepassing zijn, past de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product toe van het product dat van toepassing was tijdens de periode dat de huishoudelijk afnemer de toepassing van de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 1/1 of 2, genoot."
Art.11. In artikel 21ter, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, wordt de bepaling onder 5° aangevuld met de woorden ", en de eenmalige forfaitaire tegemoetkomingen;".
Art.12. In artikel 21ter, § 3, wordt de eerste zin van het eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 27 december 2021, aangevuld met de woorden ", alsook desgevallend de in acht te nemen procedure voor het bekomen van een vergoeding, met inbegrip van de termijnen en de gevolgen bij overtreding.".
Art.13. In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk Vbis vervangen als volgt:
"Hoofdstuk Vbis. De energienorm".
Art.14. In dezelfde wet, wordt onder hoofdstuk Vbis, een artikel 22bis, opgeheven bij de wet van 8 januari 2012, hersteld in de volgende lezing:
"Art. 22bis. § 1. Uiterlijk op 15 mei van ieder jaar publiceert de commissie een studie over de verschillende kostencomponenten van de elektriciteitsfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat. De commissie voert deze opdracht, indien mogelijk, uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren.
§ 2. Op advies van de commissie bepaalt de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de categorieën van verbruikers, wat betreft type van economische activiteit en de hoeveelheid verbruik, die zullen worden gebruikt voor het opmaken van de in paragraaf 1 bedoelde studie.
§ 3. Onverminderd haar in artikel 12 bedoelde bevoegdheden en uiterlijk op 1 juli van hetzelfde jaar, en na het inwinnen van een advies van de Adviesraad Gas en Elektriciteit en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, geeft de commissie een advies aan de minister met aanbevelingen voor maatregelen ter vrijwaring van de concurrentiekracht van de ondernemingen en de koopkracht van de residentiële afnemers, waarbij die aanbevelingen slaan op de kostencomponenten van de elektriciteitsfactuur die onder de federale energiebevoegdheid vallen.".
Art.15. In artikel 23, § 2, van de dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 juli 2021, wordt het tweede lid aangevuld met de bepaling onder 49°, luidende:
"49° het jaarlijks uiterlijk op 15 mei publiceren van een, opgestelde studie over de verschillende kostencomponenten van de elektriciteitsfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat, overeenkomstig artikel 22bis. De commissie voert deze opdracht indien mogelijk uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren.".
HOOFDSTUK 4. - Sociale tarieven
Art.16.§ 1. Een recht op een eenmalige forfaitaire uitfaseringsvermindering voor de levering van elektriciteit en aardgas, ter uitfasering van de toepassing van de maximumprijzen, bedoeld in artikel 20, § 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en in artikel 15/10, § 1, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, kan worden toegekend aan huishoudelijke afnemers die de hoedanigheid genoten van residentiele beschermde afnemer krachtens artikel 20, § 2/1, eerste lid, 6°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, en van artikel 15/10, § 2/2, eerste lid, 6°, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.
Voor de betrokkenen die op hetzelfde adres wonen en die deel uitmaken van hetzelfde huishouden, wordt slechts een eenmalig forfait toegekend per energiedrager.
§ 2. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, bepaalt de Koning:
1° het bedrag van de eenmalige forfaitaire uitfaseringsvermindering zoals bedoeld in paragraaf 1;
2° de datum die geldt als referentie voor het bepalen van het toepassingsgebied en de rechthebbenden;
3° de nadere regels voor het aanvragen van en bewijs van recht op de eenmalige forfaitaire uitfaseringsvermindering alsook de manier waarop de korting wordt uitbetaald en wordt verrekend;
4° de nadere regels voor de betaling van de eenmalige forfaitaire uitfaseringsvermindering aan de elektriciteitsleveranciers [1 en aardgasondernemingen]1 en voor het bepalen van de kost voor de elektriciteitsbedrijven [1 en aardgasondernemingen]1 en van hun tussenkomst voor het ten laste nemen ervan, alsook de procedure en de termijnen;
5° de nadere regels voor het bewijs dat door de elektriciteitsleveranciers [1 en aardgasondernemingen]1 dient geleverd te worden aan de Commissie om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden om te genieten van de betaling;
6° de datum van uiterlijke uitbetaling.
Elk besluit dat voor dit doel wordt genomen, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.
[1 § 2/1. De persoonsgegevens van de rechthebbenden bedoeld in paragraaf 1 worden verwerkt overeenkomstig titel II van de programmawet van 27 april 2007.]1
§ 3. De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas kan de gegevens, inclusief persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, verwerken, in de mate dat de verwerking van die gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken met betrekking tot de betaling en controle van de eenmalige forfaitaire uitfaseringsvermindering en houdt de gegevens niet langer bij dan noodzakelijk voor het uitoefenen van haar taken, zonder dat deze periode langer is dan 24 maanden.
Dit betreft de gegevens van de huishoudelijk afnemer, bedoeld [1 in paragraaf 1, die door de leveranciers of de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie zijn verwerkt overeenkomstig titel II van de Programmawet van 27 april 2007 en aan de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas worden bezorgd in het kader van de uitvoering van de taken met betrekking tot de betaling en controle van de eenmalige forfaitaire uitfaseringsvermindering]1.
De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas is [1 verwerkingsverantwoordelijke voor]1 de gegevens waarover hij beschikt of die hem ter beschikking worden gesteld krachtens het eerste lid.
[1 ...]1
----------
(1)<W 2023-03-15/09, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2023>
Art.17. Artikel 4 van de wet van 15 december 2021 houdende maatregelen in het licht van de hoge energieprijzen in 2021 en tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 22 december 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende:
" § 6. De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas kan de gegevens, inclusief persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, verwerken, in de mate dat de verwerking van die gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken met betrekking tot de betaling en controle van het eenmalig forfait aan de leveranciers van elektriciteit en houdt de gegevens niet langer bij dan noodzakelijk voor het uitoefenen van haar taken, zonder dat deze periode langer is dan 24 maanden.
Dit betreft de gegevens van de huishoudelijk afnemer, bedoeld in paragraaf 1.
De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas is verantwoordelijk voor het beheer van de gegevens waarover zij beschikt of die haar ter beschikking worden gesteld krachtens het eerste lid.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.".
HOOFDSTUK 5. - Verwarmingspremie
Afdeling 1. - Definities
Art.18. § 1. De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna genoemd "de wet van 29 april 1999", zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
§ 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
1° "rechthebbende": de huishoudelijke afnemer die op 31 maart 2022 een leveringsovereenkomst heeft voor elektriciteit voor diens woonplaats en overeenkomstig artikel 19 recht heeft op een verwarmingspremie;
2° "noodleverancier": de leverancier die optreedt met toepassing van artikel 4.3.3 van het Vlaams Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 25noviesdecies van de Ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of artikel IV.7 van het Technisch reglement van 27 mei 2021 voor het beheer van de elektriciteitsdistributienetten in het Waals Gewest en de toegang daartoe;
3° "overschrijving": betalingsdienst zoals bedoeld in artikel I.9., 31°, van het Wetboek van economisch recht;
4° "werkdagen": het geheel van alle kalenderdagen met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen. Als een termijn, uitgedrukt in werkdagen, op een zaterdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag;
5° "FOD Economie": de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;
6° "EAN-code ": European Article Numbering Code, uniek numeriek veld van 18 posities voor de identificatie van een aansluitingspunt op het elektriciteits- of aardgasdistributienet;
7° "gezin ": de persoon die gewoonlijk alleen leeft of de personen die gewoonlijk dezelfde wooneenheid betrekken en er samen wonen, waarbij de samenstelling van het gezin wordt vastgesteld op basis van de gegevens in het Rijksregister van de natuurlijke personen;
8° "Rijksregister": het Rijksregister van de natuurlijke personen ingesteld door de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Afdeling 2. - Rechthebbenden
Art.19. § 1. Ter compensatie van algemene energie-uitgaven, wordt eenmalig en forfaitair een verwarmingspremie van 100 euro toegekend aan elke huishoudelijke afnemer die op 31 maart 2022 voor diens woonplaats een leveringscontract heeft voor elektriciteit.
Voor de betrokkenen die op hetzelfde adres wonen en die deel uitmaken van hetzelfde huishouden, wordt de verwarmingspremie slechts één keer toegekend.
§ 2. De verwarmingspremie is niet van toepassing op:
1° tweede verblijfplaatsen;
2° occasionele klanten, tijdelijke aansluitingen;
3° de huishoudelijke afnemer die een toegangspunt verlaat zonder dit te laten afsluiten en wanneer de opvolger de nodige stappen niet onderneemt om zijn verhuistoestand op dit toegangspunt te regelen of wanneer er geen opvolger is;
4° personen die verblijven in een woongelegenheid waar de inwoners verblijfkosten betalen of waarvoor werkingstoelagen worden toegekend.
Afdeling 3. - De toekenning van de verwarmingspremie
Art.20. § 1. Het bedrag van de verwarmingspremie wordt toegekend aan de rechthebbende door de leverancier die voorziet in de levering van elektriciteit op 31 maart 2022 in de vorm van een toerekening in de betaling van de levering van elektriciteit.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt de verwarmingspremie uitbetaald door de noodleverancier in de volgende gevallen:
1° in geval van faillissement van de leverancier die voorzag in de levering van elektriciteit op 31 maart 2022;
2° in geval van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie als vermeld in boek XX, titel V, van het Wetboek van economisch recht ten aanzien van de leverancier die voorzag in de levering van elektriciteit op 31 maart 2022;
3° in geval van de opheffing of schorsing van de gewestelijke leveringsvergunning van de leverancier die voorzag in de levering van elektriciteit op 31 maart 2022;
4° of in geval van het ontzeggen van de toegang van het distributienet, zoals gedefinieerd in artikel 2, 12°, van de wet van 29 april 1999, aan de leverancier die voorzag in de levering van elektriciteit op 31 maart 2022.
De Koning kan voor de in deze paragraaf aangeduide gevallen de nadere regels bepalen van de uitbetaling van de verwarmings-premie en de daartoe noodzakelijke uitwisseling van gegevens overeenkomstig de bepalingen onder afdeling 5.
Art.21.§ 1. Het bedrag van de verwarmingspremie wordt automatisch toegekend aan de rechthebbenden opgenomen in de lijst opgemaakt krachtens artikel 29, § 1, op het moment van het versturen van een voorschot- of afrekeningsfactuur in de periode van 18 april tot en met 31 juli 2022.
§ 2. Onverminderd de automatische toekenning van de verwarmingspremie kan de rechthebbende, aan wie geen verwarmingspremie zou zijn toegekend op 31 juli 2022, daartoe een schriftelijk of elektronische aanvraag indienen bij de FOD Economie, voor zover die aanvraag wordt verstuurd voor [1 het verstrijken van de veertiende dag na de publicatie van de wet van 30 oktober 2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de energiecrisis]1. Aan rechthebbenden opgenomen in de lijst opgemaakt krachtens artikel 29, § 2, wordt de verwarmingspremie onverwijld overgemaakt door de leverancier via overschrijving.
§ 3. Ongeacht of er een levering van elektriciteit heeft plaatsgevonden bij de rechthebbende, wordt de verwarmingspremie toegekend.
Indien de betrokken factuur waarop de verwarmingspremie wordt toegerekend krachtens paragraaf 1 lager is dan de premie, wordt het resterende bedrag van de verwarmingspremie verrekend op een van de volgende manieren:
1° via overschrijving onverwijld overgemaakt aan de rechthebbende;
2° via toekenning op het moment van het versturen van een voorschot- of afrekeningsfactuur volgend op de betrokken factuur;
3° via aanrekening op openstaande schulden.
Indien aan de rechthebbenden na afloop van de periode bedoeld in paragraaf 1 nog een resterend bedrag van de verwarmingspremie dient te worden toegekend, maakt de leverancier dit bedrag onverwijld over aan de rechthebbenden via overschrijving.
§ 4. In het geval waarin de leverancier niet beschikt over de betaalgegevens van de rechthebbende, verzoekt de leverancier de rechthebbende, via zijn gebruikelijke communicatiekanaal, om betaalgegevens over te maken.
§ 5. In de toekenning van de verwarmingspremie zoals bepaald bij de paragrafen 1 en 2, vermeldt de leverancier duidelijk de manier van verrekening van de verwarmingspremie en vermeldt daarbij de woorden "Federale verwarmingspremie".
Elke leverancier voorziet bovendien in een communicatie via het gebruikelijke communicatiekanaal met de klant. Deze communicatie bevat:
1° de berichtgeving "Deze verwarmingspremie van 100 euro wordt u door de Federale Overheid toegekend in het kader van de hoge energieprijzen.";
2° bijkomende informatie over de manier waarop de verwarmingspremie voor de betrokken rechthebbende zal worden toegekend;
3° hoe zich beter te informeren over de verwarmingspremie, met een verwijzing naar de website van de FOD Economie met link naar de relevante webpagina.
§ 6. De verwarmingspremie is niet vatbaar voor overdracht of voor beslag. Het wordt toegekend aan de rechthebbende, niettegenstaande elke toestand van samenloop of insolvabiliteit van diezelfde rechthebbende.
----------
(1)<W 2022-10-30/01, art. 63, 002; Inwerkingtreding : 14-10-2022>
Art.22. In afwijking van de voorafgaande bepalingen van deze afdeling wordt, voor de rechthebbenden met een budgetmeter, de verwarmingspremie toegekend op een van de volgende manieren:
- via de jaarlijkse afrekening volgend op het moment waarop de rechthebbende is opgenomen in de lijsten opgemaakt krachtens artikelen 29, § 1, of § 2;
- via overschrijving onverwijld overgemaakt aan de rechthebbende volgend op het moment waarop de rechthebbende is opgenomen in de lijsten opgemaakt krachtens artikelen 29, § 1, of § 2.
Art.23.Rechthebbenden die geen verwarmingspremie hebben ontvangen en nalaten de FOD Economie hierop te wijzen voor [1 het verstrijken van de veertiende dag na de publicatie van de wet van 30 oktober 2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de energiecrisis]1, komen niet langer in aanmerking voor de toekenning van de verwarmingspremie na [1 het verstrijken van de veertiende dag na de publicatie van de wet van 30 oktober 2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de energiecrisis]1.
Rechthebbenden opgenomen in de lijst krachtens artikel 29, § 1, die na een verzoek tot het overmaken van betaalgegevens door de leverancier krachtens artikel 21, § 4, geen betaalgegevens versturen voor 15 september 2022, komen niet langer in aanmerking voor de toekenning van de verwarmingspremie na 15 september 2022.
Rechthebbenden opgenomen in de lijst krachtens artikel 29, § 2, die na een verzoek tot het overmaken van betaalgegevens door de leverancier krachtens artikel 21, § 4, geen betaalgegevens versturen voor [1 31 maart 2023]1, komen niet langer in aanmerking voor de toekenning van de verwarmingspremie na [1 31 maart 2023]1.
----------
(1)<W 2022-10-30/01, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 14-10-2022>
Afdeling 4. - De financiering van de verwarmingspremie
Art.24. § 1. De financiering van de verwarmingspremie komt ten laste van de staatsbegroting, die de daartoe voorziene middelen toekent aan het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 5°, van de wet van 29 april 1999.
§ 2. De leveranciers en de distributienetbeheerders hebben recht op terugbetaling van de kosten die door de toepassing van dit hoofdstuk worden gemaakt.
§ 3. Uiterlijk op 7 april 2022 wordt het benodigde bedrag gestort aan de commissie.
Uiterlijk op 15 april 2022 wordt het in het eerste lid vermelde bedrag door de commissie aan de leveranciers gestort bij wijze van voorschot. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 5°, van de wet van 29 april 1999, en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aandeel huishoudelijk afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.
Wanneer een leverancier wordt vervangen door een noodleverancier vooraleer het in het tweede lid bedoelde voorschot is gestort, wordt het deel dat aan de leverancier had moeten gestort worden, toegewezen aan de noodleverancier(s). Als meerdere noodleveranciers betrokken zijn, wordt het toegekende bedrag proportioneel verdeeld naar rato van hun aandeel beschermde huishoudelijke afnemers op het moment van bekendmaking van deze wet.
§ 4. De Koning kan, na advies van de commissie en beraadslaging in de Ministerraad, de regels bepalen voor de bepaling van de kost voor het elektriciteitsbedrijf van de activiteiten bedoeld in dit hoofdstuk, en van hun tussenkomst voor het ten laste nemen ervan, alsook desgevallend de in acht te nemen procedure voor het bekomen van een vergoeding, met inbegrip van de termijnen, de gevolgen bij overtreding en het bewijs dat dient geleverd te worden aan de commissie om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden om te genieten van de betaling bedoeld in paragraaf 2.
Afdeling 5. - De verwerking van persoonsgegevens voor de toekenning van de verwarmingspremie
Art.25. § 1. De FOD Economie coördineert en organiseert de uitwisseling van de nodige gegevens voor de toepassing van de verwarmingspremie met de leveranciers bedoeld in artikel 21, §§ 1 en 2, en artikel 22, distributienetbeheerders, het Rijksregister en met de commissie.
De toekenning van de verwarmingspremie gebeurt automatisch indien de gegevens die voor deze toepassing nodig zijn, beschikbaar zijn in het rijksregister.
§ 2. De FOD Economie verzamelt uiterlijk op 10 april 2022, de volgende gegevens:
1° bij de leveranciers: de naam, de voornaam en het adres van de facturatie van de residentiële eindafnemers op 31 maart 2022, de datum van inwerkingtreding van hun leveringsovereenkomst, hun EAN-code en hun adres voor de aansluiting van de elektriciteits- en aardgaslevering alsook desgevallend hun geboortedatum;
2° bij de distributienet-beheerders: de naam, de voornaam en het adres van de facturatie van de residentiële eindafnemers op 31 maart 2022, de datum van inwerkingtreding van hun leveringsovereenkomst, hun EAN-code en hun adres voor de aansluiting van de elektriciteitslevering alsook desgevallend hun geboortedatum.
§ 3. De FOD Economie staat in voor de omzetting tussen het rijksregisternummer enerzijds, en de unieke identificator die wordt gebruikt door de leveranciers voor de identificatie van hun huishoudelijke afnemers anderzijds, en omgekeerd.
§ 4. In de schoot van de FOD Economie wordt er een gegevensbestand opgericht dat de volgende gegevens bevat:
1° de lijst van de leveranciers en de gegevens die ze meedelen overeenkomstig artikel 27;
2° de gegevens meegedeeld door het Rijksregister overeenkomstig artikel 28, en volgens de nadere regels toegelaten door de machtiging verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken overeenkomstig artikel 5, § 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
3° de conversie tussen enerzijds het nummer van het Rijksregister en anderzijds de unieke identificator toegekend door de leveranciers aan hun huishoudelijke afnemer, volgens de voorwaarden bepaald in het artikel 25;
4° de niet-gepersonaliseerde gegevens noodzakelijk voor het beheer van het gegevensbestand;
5° de lijst van huishoudelijke afnemers die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 29, § 1, en die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 29, § 2.
§ 5. De FOD Economie kan de persoonsgegevens die verstrekt worden door de huishoudelijk afnemer overeenkomstig artikel 21, § 2, verwerken.
Art.26. De betrokkene heeft het recht zich kosteloos te verzetten tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens met het oog op de automatische toekenning van de verwarmingspremie, middels een gedateerde en ondertekende kennisgeving hiervan aan zijn leverancier.
De leveranciers halen de gegevens van de huishoudelijke afnemer die het recht hebben uitgeoefend om zich te verzetten tegen de verwerking van hun persoonlijke gegevens door derde partijen in het kader van dit besluit, uit de gegevens die moeten worden meegedeeld aan de FOD Economie, overeenkomstig artikel 25.
Art.27. § 1. Overeenkomstig artikel 25, § 2, melden de leveranciers aan de FOD Economie, uiterlijk tegen 10 april 2022, volgende gegevens van hun huishoudelijke afnemers:
1° de unieke identificator van de huishoudelijk afnemer;
2° de GLN-code (Global Location Number);
3° de EAN-code van het aansluitingspunt;
4° de naam en voornamen;
5° het facturatieadres;
6° het leveringsadres;
7° de energiebron;
8° de begin- en einddatum van de levering;
9° Indien de leveranciers over de volgende gegevens beschikken, melden zij eveneens:
a) het identificatienummer van de sociale zekerheid;
b) de geboortedatum.
De leveranciers maken de in het eerste lid bedoelde gegevens enkel over nadat een geldige leveringsovereenkomst met de betrokken eindafnemers werd afgesloten en nadat de betrokken eindafnemers geen gebruik hebben gemaakt van het in artikel 26 bedoelde recht.
Voor zover dit noodzakelijk blijkt voor de toepassing van de verwarmingspremie, gebruikt en de leveranciers een unieke identificator met het oog op de identificatie van de eindafnemers.
§ 2. De leverancier kan de persoonsgegevens die verstrekt worden door de FOD Economie overeenkomstig artikel 29, § 2, verwerken.
§ 3. Iedere leverancier houdt de lijst van rechthebbenden zoals bezorgd door de FOD Economie ter beschikking van de commissie.
§ 4. De leveranciers verstrekken op verzoek van de FOD Economie de gegevens, bedoeld in paragraaf 1, met betrekking tot de niet-automatische toekenning overeenkomstig artikel 29, § 2.
Art.28. § 1. De FOD Economie kan het Rijksregister raadplegen overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld of vast te stellen door de machtiging verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken overeenkomstig artikel 5, § 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Voor zover dit noodzakelijk blijkt voor de opdracht van de FOD Economie bedoelt in artikel 25, heeft de FOD Economie het recht om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.
Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Minister- raad, kan de Koning de nadere regels voor de raadpleging van andere authentieke informatieverwerkingssystemen vastleggen. De mededeling en de koppeling van gegevens van deze systemen is in ieder geval slechts toelaatbaar indien dit verenigbaar is met de oorspronkelijke doelstellingen van de oprichting van deze systemen.
§ 2. Het Rijksregister geeft de volgende gegevens door, overeenkomstig de modaliteiten goedgekeurd door de machtiging van de minister bevoegd voor binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 5, § 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen:
1° naam en voornamen;
2° hoofdverblijfplaats;
3° geslacht;
4° geboortedatum;
5° overlijdensdatum;
6° samenstelling van het gezin;
7° identificatienummer;
8° datum van de laatste bijwerking.
Art.29. § 1. De FOD Economie deelt aan de leveranciers verantwoordelijk voor de uitbetaling krachtens artikel 20 de lijst mee van de rechthebbenden, waarvan de leverancier overeenkomstig artikel 27, § 1, de gegevens heeft meegedeeld, en bevat volgende gegevens:
1° de naam;
2° de EAN-code van de huishoudelijk afnemer;
3° de unieke identificator van de huishoudelijk afnemer;
4° de GLN-code (Global Location Number);
5° het toekennen of niet toekennen van de verwarmingspremie.
§ 2. De FOD Economie deelt aan de leveranciers verantwoordelijk voor de uitbetaling krachtens artikel 16/3 een lijst mee van de huishoudelijke afnemers die overeenkomstig artikel 21, § 2, een schriftelijke of elektronische aanvraag hebben ingediend en die als rechthebbende in aanmerking komen voor de verwarmingspremie en bevat volgende gegevens:
1° de naam;
2° de EAN-code van de huishoudelijk afnemer;
3° de unieke identificator van de huishoudelijk afnemer;
4° de GLN-code (Global Location Number);
5° het toekennen of niet toekennen van de verwarmingspremie;
6° het bankrekeningnummer voor overschrijving.
§ 3. De lijsten bedoeld in het paragrafen 1 en 2 gelden als bewijs van ontvankelijkheid voor de terugbetaling bedoeld in artikel 24, § 2.
Art.30. § 1. De FOD Economie kan de gegevens van de rechthebbende bedoeld in dit hoofdstuk verwerken, inclusief persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, in de mate dat de verwerking van die gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken met betrekking tot de coördinatie zoals bedoeld in artikel 25.
De FOD Economie behoudt de gegevens gedurende twee jaren vanaf hun mededeling door de leveranciers, distributienetbeheerders en het Rijksregister.
De FOD Economie is de verwerkingsverantwoordelijke voor het beheer van de gegevens waarover zij beschikt of die haar ter beschikking worden gesteld krachtens dit hoofdstuk.
§ 2. De leverancier bedoeld in artikel 20 en artikel 22 kan de gegevens van de rechthebbenden bedoeld in dit hoofdstuk, inclusief persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, verwerken, in de mate dat de verwerking van die gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken met betrekking tot de betaling van de verwarmingspremie aan de rechthebbende.
De leveranciers kunnen het door de FOD Economie of de rechthebbende overgemaakte bestand, zoals bedoeld in artikel 29, § 1, en 2, slechts voor een periode van één jaar bewaren, behalve indien noodzakelijk voor het voldoen van andere wettelijke en reglementaire bepalingen dan deze voorzien voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De leverancier is de verwerkingsverantwoordelijke voor het beheer van de gegevens waarover zij beschikt of die haar ter beschikking worden gesteld krachtens dit hoofdstuk.
§ 3. De commissie kan de gegevens van de rechthebbenden bedoeld in dit hoofdstuk, inclusief persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, verwerken, in de mate dat de verwerking van die gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken met betrekking tot de betaling en de controle van de verwarmingspremie aan de leveranciers.
De commissie houdt de gegevens bedoeld in het eerste lid niet langer bij dan noodzakelijk voor het uitoefenen van haar taken.
De commissie is de verwerkingsverantwoordelijke voor het beheer van de gegevens waarover zij beschikt of die haar ter beschikking worden gesteld krachtens het eerste lid.
Afdeling 6. - Toezicht
Art.31. De commissie ziet toe op de toepassing van dit hoofdstuk, overeenkomstig artikel 26 en artikel 31 van de wet van 29 april 1999.
HOOFDSTUK 6. - Verlenging van de uitbreiding van de maximumprijzen voor de beschermde residentiële afnemers tot personen met een recht op verhoogde verzekeringstegemoetkoming
Art.32. In artikel 10, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 januari 2021 tot aanvulling van de lijst beschermde residentiële afnemers bedoeld in artikel 15/10, § 2/2, eerste lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, en in artikel 20, § 2/1, eerste lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, en het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2021, worden de woorden "1 april 2022" vervangen door de woorden "1 juli 2022."
Art.33. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan de Koning de regels wijzigen, vervangen of opheffen die vastgesteld zijn in artikel 32.
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van de programmawet van 27 april 2007
Art.34. In artikel 3 van de programmawet van 27 april 2007, ingevoegd bij de wet van 15 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 11° wordt aangevuld met de volgende woorden: "en de maatregel inzake eenmalige forfaitaire uitfaseringsvermindering zoals bedoeld in "hoofdstuk 4 Sociale tarieven" van de wet van ... houdende diverse bepalingen inzake energie.";
2° een nieuwe bepaling onder 12° wordt ingevoegd, luidende:
"12° "maximumprijzen voor de levering van warmte": de maximumprijzen zoals bedoeld in artikel 15/10, § 2/1 van de wet van 12 april 1965 en in artikel 20, § 1/1 van de wet van 29 april 1999, voor de levering van warmte door middel van netten voor warmtevoorziening op afstand aan beschermde residentiële afnemers."
Art.35. In de artikelen 5, 6,7, 8, 9, 10 en 11 van dezelfde wet, wordt het woord ", warmte" ingevoegd tussen de woorden "voor de levering van elektriciteit" en de woorden "en aardgas".
Art.36. In de artikelen 7 en 11, van dezelfde wet, worden in de Nederlandse tekst wordt het woord", warmte" ingevoegd tussen de woorden "de levering van aardgas" en de woorden "en elektriciteit".
HOOFDSTUK 8. - Slotbepaling
Art. 37. De artikelen 32 en 33 van deze wet treden in werking op 31 maart 2022.
De artikelen 3, 2°, en 9, 2°, van deze wet, treden in werking op 1 juli 2022.