29 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de afdeling 1 van het hoofdstuk 2 van de wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken betreffende de 'kleine statuten'(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-09-2019 en tekstbijwerking tot 15-05-2024)
HOOFDSTUK 1. [1 - Bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 en van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector]1
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de uitvoeringsbesluiten van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de uitvoeringsbesluiten van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector
Art. 5-23
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 24-25
1969012401 1969091750 1970061204 1970071304 1971010503 1971102522 1995000666 2000022363 2001000327
HOOFDSTUK 1. [1 - Bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 en van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector]1
----------
(1)
Artikel 1.[3 De navolgende instanties worden voor de door hen georganiseerde opleidingen, andere dan de in het tweede lid vermelde, aanzien als werkgever voor de toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en van artikel 2, § 2, tweede lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970:]3
1° de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, opgericht door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding";
2° het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding, opgericht door het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding;
3° de dienst PHARE, zoals omschreven in artikel 2, 9° van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;
4° de Gemeenschaps- en Gewestdienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling, de FOREm, opgericht bij het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 betreffende de 'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi';
5° het Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen, opgericht bij het decreet van het Waalse Gewest van 3 december 2015 betreffende het 'Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles';
6° de onderwijsinstelling, of, indien de instelling niet over rechtspersoonlijkheid beschikt, de inrichtende macht;
7° de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap, opgericht door het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 17 januari 2000 tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap;
8° de activiteitencoöperatie bedoeld in de artikelen 80 tot 86 van de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (III);
9° de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, opgericht door het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;
10° [4 het centrum bedoeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 over de erkenning van centra ondernemersvorming;]4
11° [2 Actiris, ingesteld bij ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van Actiris;]2
12° [2 het centrum voor landbouwkundige opleiding en bijscholing, bedoeld in artikel 7, § 1, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 29 februari 1988 betreffende de beroepsopleiding van de personen die in de landbouw werkzaam zijn,]2 het scholingscentrum bedoeld in artikel D. 105 van het Waals Landbouwwetboek en het centrum voor landbouweducatie bedoeld in artikel 20 van het Vlaams decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid;
[2 13° de filière bedoeld in artikel 2, 2°,b), van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socio professionele inschakeling;
14° [4 het Instituut bedoeld in artikel 3 van het decreet van het Waals Gewest van 17 juli 2003 houdende oprichting van een "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises";]4
15° het Centrum voor permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen bedoelt in artikel 1, 4°, van het Besluit 2000/776 van 20 juli 2000 het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.]2
Het eerste lid vindt geen toepassing op :
a) de overeenkomst voor individuele beroepsopleiding in de onderneming bedoeld in artikel 35 van het besluit 2016/1620 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 september 2016 tot uitvoering van het Decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het 'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle';
b) [2 de overeenkomst voor een instapstage bedoeld in artikel 44 van het besluit van de regering van de Duitstalige Gemeenschap van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden;]2
c) de overeenkomst voor individuele beroepsopleiding in de onderneming bedoeld in artikel 97 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
d) de omscholingsovereenkomst bedoeld in artikel 48, 2° van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;
e) [2 de overeenkomst voor een instapopleiding, bedoeld in artikel 2, 4°, van het decreet van het Waals Gewest van 4 april 2019 betreffende de individuele beroepsopleiding;]2
f) de speciale leerovereenkomst voor de omscholing van de mindervaliden, bedoeld in artikel 323, eerste lid, 2° van het Waals Wetboek van sociale actie en gezondheid;
g) [2 de overeenkomst van individuele beroepsopleiding in de onderneming, bedoeld in artikel 37 van het besluit van de regering van de Duitstalige Gemeenschap van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden;]2
h) de overeenkomst voor een opleiding in een bedrijf, bedoeld in het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 10 september 1993 houdende oprichting en regeling van een stelsel voor opleiding in een bedrijf met het oog op de voorbereiding van de inschakeling van de minder-validen in het arbeidsproces;
i) de beroepsinlevingsovereenkomst bedoeld in de artikelen 104 tot 112 van de programmawet 2 augustus 2002;
j) de zeegewenningsreis bedoeld in het koninklijk besluit van 19 december 2012 tot regeling van de zeegewenning aan boord van zeeschepen en tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage voor de zeegewenning door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden;
k) de alternerende opleiding bedoeld in artikel 3 van het decreet van het Waals Gewest van 20 februari 2014 betreffende de alternerende opleiding voor werkzoekenden en tot wijziging van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien;
l) de beroepsinlevingsstage bedoeld in artikel 1, eerste lid, 29° van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
[2 m)]2 [4 de bezoldigde stageovereenkomst ondernemerschapstraject bedoeld in artikel 1, 5° en artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de oproep ondernemerschapstrajecten;]4
[2 n) [4 ...]4]2
[1 o) de stage eerste werkervaring bedoeld in het Besluit van de Brussel Hoofdstedelijke Regering van 29 september 2016 betreffende de stage eerste werkervaring;]1
[4 p) de stageovereenkomst duale opleiding zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenonderwijs.]4
----------
(1)<KB 2021-12-02/02, art. 1,10°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<KB 2021-12-02/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-12-2021>
(3)<KB 2024-04-26/15, art. 12,1°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<KB 2024-04-26/15, art. 12,2°-12,3°, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2024>
Art.2.De bij artikel 1/1, vierde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 bedoelde categorieën van de getroffenen, waarvoor de bij artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 vastgestelde bijzondere regelen gelden, zijn:
1° de personen bedoeld bij artikel X.4-2, 1° van de codex over het welzijn op het werk, zoals vastgesteld bij het koninklijk besluit van 28 april 2017 tot vaststelling van boek X - Werkorganisatie en bijzondere werknemerscategorieën - van de codex over het welzijn op het werk, voor zover deze personen onbezoldigde arbeid verrichten;
2° de personen verbonden door een overeenkomst voor een beroepsverkennende stage, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, 15° van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
3° de personen verbonden door een overeenkomst voor een ontdekkingsstage als bedoeld bij artikel 48, 1° van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;
4° de personen verbonden door een overeenkomst voor een ontdekkingsstage als bedoeld bij de artikelen 1070 tot 1076 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
5° de personen verbonden door een overeenkomst voor een stage tot beroepsreadaptatie, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 28 november 1995 betreffende de stages tot beroepsreadaptatie van gehandicapten;
6° de kandidaat ondernemers in een activiteitencoöperatie bedoeld in artikel 80, 2°, van de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (III);
7° [1 de personen verbonden door een overeenkomst voor een landbouwstage, zoals bedoeld in het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 27 mei 1993 betreffende de beroepsopleiding en de bijscholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn, de personen verbonden door een overeenkomst voor een landbouwstage, zoals bedoeld in artikel D. 101 van het Waals Landbouwwetboek, en de personen verbonden door een overeenkomst voor een landbouwstage, zoals bedoeld in artikel 4, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector;]1
8° de personen verbonden door een stageovereenkomst alternerende opleiding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, 2° van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;
9° [2 de personen verbonden door een overeenkomst voor onbezoldigd werkplekleren bedoeld in artikel 1, 5° en artikel 4 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de oproep ondernemerschapstrajecten;]2
10° de personen verbonden door een beroepsinlevingsovereenkomst bedoeld in de artikelen 104 tot 112 van de programmawet 2 augustus 2002;
11° de personen die deelnemen aan een zeegewenningsreis bedoeld in het koninklijk besluit van 19 december 2012 tot regeling van de zeegewenning aan boord van zeeschepen en tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage voor de zeegewenning door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden;
12° de personen verbonden door een stageovereenkomst voor beroepskennismaking in het kader van een beroepsoriëntering onder regie van de Gemeenschaps- en Gewestdienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling FOREm of van de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap;
13° de personen verbonden door een overeenkomst voor opleidingsstage bedoeld in artikel 84 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
14° de personen verbonden door een overeenkomst voor beroepsopleiding bedoeld in artikel 6 van het besluit 2016/1620 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 september 2016 tot uitvoering van het Decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het 'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle';
15° de personen verbonden door een overeenkomst voor beroepsopleiding bedoeld in artikel 13 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding;
16° de personen verbonden door een overeenkomst inzake opleiding en socioprofessionele inschakeling bedoeld in artikel 948 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
17° [1 de personen verbonden door een beroepsopleidingsovereenkomst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit van de regering van de Duitstalige Gemeenschap van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden;]1
18° de personen verbonden door een overeenkomst voor beroepsinlevingsstage bedoeld in artikel 1, eerste lid, 29°, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
19° de personen verbonden door een overeenkomst voor activeringsstage bedoeld in artikel 1, eerste lid, 28°, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
[1 20° de personen verbonden door een overeenkomst, bedoeld in artikel 3, § 1, van het besluit van de regering van de Duitstalige Gemeenschap van 18 januari 2002 betreffende de oriëntatiestage;
21° de personen verbonden door een overeenkomst, bedoeld in artikel 10 en 11 van het besluit van Besluit van 15 december 2016 van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling;
22° de personen verbonden door een stageovereenkomst professionele praktijkervaring bedoeld in artikel 29, § 2, van het besluit van 31 augustus 2000 van de Waalse Regering betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;
23° personen verbonden door een stageovereenkomst voldoende praktijkervaring bedoeld in artikel 29, § 2 van het van het besluit 2000/776 van 20 juli 2000 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;
24° [2 ...]2]1
----------
(1)<KB 2021-12-02/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 09-12-2021>
(2)<KB 2024-04-26/15, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2024>
Art.3.De bij artikel 1ter, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector bedoelde categorieën van de getroffenen, waarvoor de bij artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 vastgestelde bijzondere regelen gelden, zijn, wat de ongevallen betreft :
1° de personen verbonden door een beroepsinlevingsovereenkomst, bedoeld in de artikelen 104 tot 112 van de programmawet 2 augustus 2002;
2° de personen verbonden door een overeenkomst voor beroepsinlevingsstage, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 29°, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
[1 3° de personen verbonden door een overeenkomst voor korte opleiding met stage op de werkvloer bedoeld in artikel 5 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding".]1
----------
(1)<KB 2021-12-02/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 09-12-2021>
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de uitvoeringsbesluiten van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
Art.4.Worden opgeheven :
1° de artikelen 1, 5°, 6°, 8° en 9° en 1bis van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitbreiding van het toepassingsgebied en tot vaststelling van de bijzondere regels in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;
2° de opschriften van Afdeling II en Afdeling VII, evenals de artikelen 4 en 6quater van het koninklijk besluit van 18 april 2000 tot vaststelling van de bijzondere regels van basisloonberekening voor de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op bepaalde categorieën van werknemers;
[1 3° het koninklijk besluit van 27 mei 2014 tot gelijkstelling van scheepsjongens met leerlingen zoals bedoeld in artikel 80 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.]1
----------
(1)<KB 2021-12-02/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 09-12-2021>
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de uitvoeringsbesluiten van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector
Art.5. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, vervangen door het koninklijk besluit van 7 juni 2007, en gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 februari 2017, worden tussen de woorden "bij een arbeidsovereenkomst" en "in dienst" de woorden ",een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding" ingevoegd.
Art.6. Artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 20 september 1998 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 7 juni 2007, wordt aangevuld met een 3°, luidend als volgt:
"3° "personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding" : de bij artikel 1ter van de wet bedoelde personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid in een bestuur, dienst of instelling waarop dit besluit toepassing vindt, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan de besturen, diensten of instellingen vermeld in artikel 1 heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht.".
Art.7. Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 13 november 1973, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : "Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, wordt de tussenkomst in de kosten van geneeskundige verzorging beperkt tot het aandeel van de kosten, die nodig zijn ingevolge het arbeidsongeval en die ten laste zijn van het slachtoffer, na de op grond van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, verleende tussenkomst.".
Art.8. Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 13 november 1973 en 7 juni 2007, wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidend als volgt :
"Voor de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 86/1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.".
Art.9. In artikel 32 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 24 maart 1986, worden tussen de woorden "dit besluit" en het woord "behouden" de woorden ", andere dan de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding," ingevoegd.
Art.10. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de leden en van het personeel van het Rekenhof, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, worden de woorden "onder arbeidsovereenkomst aangeworven" vervangen door de woorden "door een arbeidsovereenkomst, een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding verbonden", en worden twee leden toegevoegd, luidend als volgt :
"Onder "personeelsleden verbonden door een overeenkomst voor beroepsopleiding" wordt verstaan: de bij art. 1ter van de wet bedoelde personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan het Rekenhof heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht.".
Art.11. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de instellingen van openbaar nut, van de publiekrechtelijke rechtspersonen en van de autonome overheidsbedrijven, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 mei 2004, worden tussen de woorden "onder arbeidsovereenkomst" en het woord "aangeworven" de woorden ",een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding" ingevoegd, en worden twee leden toegevoegd, luidend als volgt :
"Onder "overeenkomst voor beroepsopleiding" wordt verstaan : de bij art. 1ter van de wet bedoelde overeenkomst voor personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan deze waarbij de arbeid wordt verricht heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht."
Art.12. In artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 7 juni 2007 en gewijzigd door koninklijke besluiten van 17 juni 2010, 13 december 2010 en 3 maart 2011, worden tussen de woorden "onder arbeidsovereenkomst" en het woord "aangeworven" de woorden ",een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding".
Art.13. In artikel 2bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 mei 2004, en vervangen door het koninklijk besluit van 7 juni 2007, worden tussen de woorden "onder arbeidsovereenkomst" en het woord "aangeworven" de woorden ",een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding" ingevoegd.
Art.14. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 juli 1970 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van sommige personeelsleden van overheidsdiensten of overheidsinstellingen van de lokale sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, vervangen door het koninklijk besluit van 26 november 2012 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 februari 2017, worden tussen de woorden "bij een arbeidsovereenkomst" en "in dienst" de woorden ",een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding" ingevoegd.
Art.15. Artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 26 november 2012, en gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 februari 2017, wordt aangevuld met een 5°, luidend als volgt :
"5° onder "personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding": de bij art. 1ter van de wet bedoelde personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid in een bestuur, dienst of instelling waarop dit besluit toepassing vindt, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan een bestuur, dienst of instelling vermeld in artikel 1 heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht.".
Art.16. Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 2 april 1974, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt: "Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, wordt de tussenkomst in de kosten van geneeskundige verzorging beperkt tot het aandeel van de kosten, die nodig zijn ingevolge het arbeidsongeval en die ten laste zijn van het slachtoffer, na de op grond van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, verleende tussenkomst.".
Art.17. Artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 2 april 1974, 27 januari 1988 en 26 november 2012, wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidend als volgt :
"Voor de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 86/1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.".
Art.18. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 januari 1971 betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten in de overheidssector worden de woorden ", behalve voor de personen bepaald in artikel 1ter van de wet," ingevoegd tussen de woorden "de schadevergoeding voor beroepsziekten" en de woorden "toepasselijk verklaard".
Art.19. In artikel 1,4° van het koninklijk besluit van 14 juli 1995 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de leden, de griffiers en het personeel van de vaste comités van toezicht op de politie- en inlichtingendiensten, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk worden tussen de woorden "een arbeidsovereenkomst" en "in dienst zijn genomen" de woorden ",een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding" ingevoegd.
Art.20. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt :
"Onder "overeenkomst voor beroepsopleiding" wordt verstaan : de bij artikel 1ter van de wet bedoelde overeenkomst voor personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan deze waarbij de arbeid wordt verricht heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht.".
Art.21. Artikel X.III.1. van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wordt aangevuld met een 6°, luidend als volgt :
"6° "personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding" : de bij artikel 1ter van de wet van 3 juli 1967 bedoelde personen die in een dienst waarop dit besluit toepasselijk is arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan deze dienst heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1967 de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht.
Art.22. Artikel X.III.2. van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden ", met inbegrip van personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding, voor wat de arbeidsongevallen en de ongevallen op de weg naar en van het werk betreft.".
Art.23. Artikel X.III.31. van hetzelfde besluit wordt aangevuld met twee alinea's, luidend als volgt :
"Voor de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1967, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 86/1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.".
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.24. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020, voor de ongevallen overkomen vanaf deze datum.
Art. 25. Onze ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.