24 JANUARI 1969. - KONINKLIJK BESLUIT betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk <vervangen door KB 21-11-1991, art. 1> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-04-1986 en tekstbijwerking tot 26-04-2024)
Art. 1-3, 3bis, 4, 4bis, 5, 5bis, 5ter, 6-8, 8bis, 9, 9bis, 10-32, 32bis, 33-34
BIJLAGE
Art. N
1970061204 2005002119 2005011314 2006002085 2007001049 2007002103 2008002049 2009021087 2012002060 2012021059 2013024426 2014002028 2014002045 2014009319 2014009320 2014009540 2015018387 2016024160 2017020609 2019012867 2019203632 2020015560 2020030868 2021021149 2021031700 2021033694 2021040338 2021204852 2022034734 2023047644 2023400003 2024002257 2024002653
Artikel 1.<KB 2007-06-07/40, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007> De regeling ingesteld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector wordt, wat betreft de schadevergoeding voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, toepasselijk verklaard op de leden van het vastbenoemd, het stagedoend, het tijdelijk personeel en het hulppersoneel en op de personeelsleden die bij een arbeidsovereenkomst [2 ,een leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding]2 in dienst zijn genomen, die behoren tot :
1° de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, in de zin van het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst en aan de diensten die ervan afhangen;
2° de besturen en andere diensten van de federale ministeries, zolang er geen toepassing wordt gemaakt van artikel 19 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten;
3° de andere Rijksdiensten, met inbegrip van de rechterlijke macht;
4° de Raad van State;
5° de besturen en andere diensten van de Regeringen van de Gemeenschappen en Gewesten, met inbegrip van de inrichtingen van onderwijs georganiseerd door of namens de Gemeenschappen, alsook de besturen en andere diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van het College van de Franse Gemeenschapscommissie [3 ...]3;
6° de onderwijsinrichtingen die door één van de Gemeenschappen [3 ...]3 gesubsidieerd worden;
7° [3 de psycho-medisch-sociale centra, centra voor leerlingenbegeleiding, diensten voor studie- en beroepsoriëntering en pedagogische begeleidingsdiensten die door één van de Gemeenschappen georganiseerd of gesubsidieerd worden;]3
[1 8° de Vlaamse bestuursrechtscolleges.]1
----------
(1)<KB 2017-02-25/02, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(2)<KB 2019-07-29/18, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<KB 2024-04-09/23, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.2.<KB 1998-09-20/38, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-10-1998> Dit besluit is niet toepasselijk op :
1° de leden en het personeel van het Arbitragehof, van het Rekenhof, alsmede het personeel van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van de Gemeenschaps- of Gewestraden, van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie;
2° de personeelsleden van de coöperatie die onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 10 april 1967 houdende het statuut van het personeel van de coöperatie met de ontwikkelingslanden;
3° de leden van het personeel der gesubsidieerde onderwijsinrichtingen die niet het voordeel van een weddetoelage [1 ...]1 ten laste van een Gemeenschap [1 ...]1 genieten;
4° [1 ...]1
5° (de leden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra, van de diensten voor studie- en beroepsoriëntering, van de pedagogische begeleidingsdiensten en van de centra voor leerlingenbegeleiding die niet het voordeel van een weddetoelage ten laste van een Gemeenschap [1 ...]1 genieten.) <KB 2007-06-07/40, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
----------
(1)<KB 2024-04-09/23, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.3.<KB 1998-09-20/38, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 09-10-1998> Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° (de wet " : de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector;) <KB 2007-06-07/40, art. 3, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
2° "de Minister" :
a) (wat de personeelsleden van de federale overheidsdiensten, van de programmatorische federale overheidsdiensten, van de overheidsdiensten die ervan afhangen, van de besturen en andere diensten van de federale ministeries betreft : de minister onder wie het personeelslid ressorteert;) <KB 2007-06-07/40, art. 3, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
b) (wat de personeelsleden van de diensten van de Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreft : de Regering of het College waaronder het personeelslid ressorteert;) <KB 2007-06-07/40, art. 3, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
c) wat de leden en het personeel van de rechterlijke orde betreft : de minister tot wiens bevoegdheid Justitie behoort;
d) wat de leden en het personeel van de Raad van State betreft : de minister tot wiens bevoegheid Binnenlandse Zaken behoort;
e) wat de leden van het onderwijzend personeel betreft : de Regering [2 ...]2 waaronder zij ressorteren;
f) (wat de personeelsleden van de psycho-medisch-sociale centra, van de diensten voor studie- en beroepsoriëntering, van de pedagogische begeleidingsdiensten en van de centra voor leerlingenbegeleiding betreft : de Regering waaronder zij ressorteren;) <KB 2007-06-07/40, art. 3, 4°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
[1 3° "personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding" : de bij artikel 1ter van de wet bedoelde personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid in een bestuur, dienst of instelling waarop dit besluit toepassing vindt, met uitzondering van de opleidingen waarvoor de Koning in toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, een andere instantie dan de besturen, diensten of instellingen vermeld in artikel 1 heeft aangewezen als werkgever.
Voor de categorieën van personen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, is de overeenkomst voor beroepsopleiding beperkt tot het gedeelte waarbij arbeidsprestaties worden verricht.]1
----------
(1)<KB 2019-07-29/18, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<KB 2024-04-09/23, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.3bis. [1 § 1. De beslissingen, voorstellen, aanvragen, oproepingen en ministeriële besluiten worden meegedeeld aan het slachtoffer of aan zijn rechthebbenden op een van de volgende wijzen:
1° langs elektronische weg met ontvangstbevestiging;
2° via persoonlijke afgifte tegen gedateerde en ondertekende ontvangstbevestiging;
3° per aangetekende zending naar het laatst meegedeelde adres.
Wanneer de mededeling gebeurde door middel van verschillende van de in het eerste lid bedoelde wijzen, dan is de toepasbare termijn de gunstigste termijn voor het slachtoffer of zijn rechthebbenden.
§ 2. Het slachtoffer of zijn rechthebbenden dienen hun aanvraag, verklaring, medisch attest van eerste vaststelling en uitgebreid medisch verslag in via een van de in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot 3° vermelde wijzen.
§ 3. De aanvragen en medische conclusies die tussen de in artikel 6 bedoelde dienst en het Bestuur van de Medische Expertise worden uitgewisseld, worden gecommuniceerd via een van de volgende wijzen:
1° langs elektronische weg met ontvangstbevestiging;
2° per gewone post;
3° per aangetekende zending.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-09/23, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.4.<KB 13-11-1973, art. 1> De getroffene heeft recht op de vergoeding :
1° van de kosten voor dokter, chirurg, apotheker en verpleging binnen de grenzen van het tarief door de Koning vastgesteld ter uitvoering van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of van enige andere wetsbepaling tot wijziging of tot vervanging ervan;
2° van de kosten voor prothesen en orthopedische toestellen waarvan het gebruik op geneeskundig gebied, als noodzakelijk is erkend;
3° van de kosten voor herstelling en vervanging van de bij 2°, bedoelde prothesen en orthopedische toestellen.
[1 Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard, wordt de tussenkomst in de kosten van geneeskundige verzorging beperkt tot het aandeel van de kosten, die nodig zijn ingevolge het arbeidsongeval en die ten laste zijn van het slachtoffer, na de op grond van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, verleende tussenkomst.]1
----------
(1)<KB 2019-07-29/18, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 4bis.<KB 13-11-1973, art. 2> §1. De getroffene heeft recht op vergoeding van de verplaatsingskosten (en overnachtingskosten) die het gevolg zijn van het ongeval, telkens als hij zich moet verplaatsen : <KB 2007-06-07/40, art. 4, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
1° op verzoek van de Minister of enige andere administratieve overheid, met inbegrip van [1 het Bestuur van de medische expertise]1;
2° op verzoek van de rechtbank of van de door de rechter aangeduide expert;
3° op zijn verzoek, met toestemming van [1 het Bestuur van de medische expertise]1;
4° (om medische redenen) <KB 1986-03-24/30, art. 1, 002>
Op de getroffene zijn van toepassing de bepalingen van artikel 36, tweede tot en met zesde lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of van enige andere bepaling tot wijziging of vervanging ervan.)
§2. De echtgenoot, de kinderen en de ouders van de getroffene hebben recht op vergoeding van de verplaatsingskosten (en overnachtingskosten) die het gevolg zijn van het ongeval, onder de voorwaarden en binnen de perken bepaald bij artikel 37 van het voormeld koninklijk besluit van 21 december 1971 of van enige andere bepaling tot wijziging of vervanging ervan. <KB 2007-06-07/40, art. 4, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
In afwijking van het voormelde artikel 37, §4, wordt evenwel de toestemming van de verzekeraar vervangen door de toestemming van [1 het Bestuur van de medische expertise]1.
----------
(1)<KB 2013-12-01/08, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
Art.5.<KB 2007-06-07/40, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007> [1 De vergoeding wegens begrafeniskosten wordt toegekend overeenkomstig de artikelen 92 tot 95 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.]1
[1 ...]1
De federale overheidsdienst of het ministerie waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven zorgt voor de overbrenging van het stoffelijk overschot naar de plaats van de begrafenis alsmede voor de vervulling van de administratieve formaliteiten; de kosten voor de overbrenging vallen te zijnen laste.
----------
(1)<KB 2024-04-09/23, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. 5bis.<Ingevoegd bij KB 2007-06-07/40, art. 6; Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Op aanvraag van het slachtoffer wordt hem een jaarlijkse bijslag wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid toegekend, telkens wanneer zijn toestand, die het gevolg is van het arbeidsongeval, op een blijvende manier verergert na het aflopen van de in artikel 10, § 1, bedoelde termijn, voor zover [3 het percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid]3, na deze verergering, ten minste 10 percent bedraagt.
§ 2. Het bedrag van de bijslag is gelijk aan het verschil tussen :
1° het product dat men bekomt door [3 het nieuwe percentage]3 van blijvende arbeidsongeschiktheid te vermenigvuldigen met het met [3 dit percentage]3 overeenstemmend bedrag, zoals bepaald in § 3, en
2° het bedrag van de oorspronkelijke of herziene rente, vóór iedere uitkering in kapitaal.
Het bedrag van de bijslag wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Indien het overeenkomstig 1° bekomen product gelijk of lager ligt dan het bedrag van de rente, is geen bijslag verschuldigd.
§ 3. [1 De in § 2, 1°, bedoelde bedragen zijn de volgende :
- 70,49 euro per percent [3 blijvende arbeidsongeschiktheid]3, wanneer deze is vastgesteld op ten minste 10 percent en ten hoogste 35 percent;
- 93,91 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op meer dan 35 percent en ten hoogste 65 percent;
- 119,19 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op meer dan 65 percent;
- 59,63 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer de in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet bedoelde bijkomende vergoeding wordt berekend met een maximum van 100 percent; het bedrag wordt opgetrokken tot 119,19 euro als die in artikel 4, § 2 bedoelde bijkomende vergoeding berekend wordt met een maximum van 50 percent overeenkomstig artikel 4, § 1, vijfde lid, van de wet, zoals het van toepassing was voor 25 november 1998.]1
§ 4. [3 Het slachtoffer dient, bij de in artikel 6 bedoelde dienst, zijn aanvraag in, vergezeld van al de bewijsstukken. De dienst bezorgt de aanvraag binnen de achtenveertig uur aan het Bestuur van de medische expertise. Dat onderzoekt het slachtoffer uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag.
Het Bestuur van de medische expertise behoudt of verhoogt het percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid en bepaalt de datum in geval van verergering. Het stelt de in artikel 6 bedoelde dienst in kennis van zijn medische conclusies. De minister of zijn gemachtigde neemt deze medische conclusies op in een ministerieel besluit en stelt het slachtoffer hiervan in kennis.]3
§ 5. [3 De bijslag is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand van de verergering waarop hij betrekking heeft. De bijslag wordt vanaf de datum van toekenning tegelijk met de rente betaald.]3
§ 6. In het in § 1 bedoeld geval, wordt desgevallend de in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet bedoelde bijkomende vergoeding toegekend of aangepast.
----------
(1)<KB 2012-11-26/15, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-01/08, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
(3)<KB 2024-04-09/23, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. 5ter.<ingevoegd bij KB 2007-06-07/40, art. 7; Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Aan de in de artikelen 8 tot 10 van de wet bedoelde rechthebbenden wordt een jaarlijkse overlijdensbijslag toegekend als het bewijs wordt geleverd dat het slachtoffer overleden is ten gevolge van een arbeidsongeval, na het aflopen van de in artikel 10, § 1, bedoelde herzieningstermijn.
§ 2. De toekenningsvoorwaarden voor de in § 1 bedoelde bijslag zijn deze die in de artikelen 19, 20 en 20bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 beschreven zijn.
§ 3. [1 Het bedrag voor de bijslag is gelijk aan :
2.625,79 euro voor de overlevende echtgenoot;
2.625,79 euro voor de in artikel 8, tweede lid, van de wet bedoelde overlevende echtgenoot; het bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan het onderhoudsgeld;
1.750,52 euro voor rechthebbenden die een rente zouden hebben genoten die gelijk is aan 20 percent van de basisbezoldiging;
1.312,86 euro voor rechthebbenden die een rente zouden hebben genoten die gelijk is aan 15 percent van de basisbezoldiging;
875,26 euro voor rechthebbenden die een rente zouden hebben genoten die gelijk is aan 10 percent van de basisbezoldiging.
Deze bedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.]1
§ 4. De in § 3 bedoelde bedragen blijven ongewijzigd als de rente, in toepassing van artikel 9, § 5, van de wet, wordt verlaagd.
§ 5. [2 De rechthebbenden van het slachtoffer dienen [3 ...]3 bij de in artikel 6 bedoelde dienst, een aanvraag in, vergezeld van al de bewijsstukken.
[3 De dienst bezorgt de aanvraag binnen de achtenveertig uur aan het Bestuur van de medische expertise. Dat stelt de in artikel 6 bedoelde dienst uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag in kennis van zijn medische conclusies op grond van de elementen in het dossier.
De minister of zijn gemachtigde neemt deze medische conclusies op in een ministerieel besluit en stelt de rechthebbenden hiervan in kennis.]3]2
§ 6. [1 De bijslag is opeisbaar op de eerste dag van de maand [3 van het overlijden van het slachtoffer]3.]1
----------
(1)<KB 2012-11-26/15, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-01/08, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
(3)<KB 2024-04-09/23, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.6. De Minister duidt de dienst aan waarbij ieder ongeval moet worden aangegeven dat als arbeidsongeval of als ongeval op de weg naar en van het werk kan worden beschouwd.
De personeelsleden worden in kennis gesteld van deze dienst.
Art.7.Aangifte van het ongeval wordt gedaan door [2 het slachtoffer]2, zijn [2 rechthebbenden]2, zijn chef of enig ander belanghebbende.
De aangifte wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk gedaan door middel van een [2 aangifte van arbeidsongeval]2.
[2 De aangifte van arbeidsongeval, waarbij een medisch attest van eerste vaststelling moet worden gevoegd indien het ongeval een tijdelijke arbeidsongeschiktheid heeft veroorzaakt of kan veroorzaken, moet aan de in artikel 6 bedoelde dienst worden gezonden. De dienst stuurt ze binnen de achtenveertig uur door naar de Fedris-databank via het portaal van de sociale zekerheid.]2
(Het model van [2 de aangifte van arbeidsongeval]2 wordt vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid het (federale) Openbaar Ambt behoort.) <KB 1991-11-21/30, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1989> <KB 1998-09-20/38, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-10-1998>
[2 Het medisch attest van eerste vaststelling vermeldt:
1° de naam, voornaam en het adres van de arts;
2° de naam, voornaam en het adres van het slachtoffer;
3° de datum van het ongeval;
4° de aard en de plaats van de letsels;
5° de gevolgen van de letsels;
6° de begindatum van de ongeschiktheid en haar vermoedelijke duur in aantal dagen;
7° de plaats waar de zorgen werden verleend;
8° de datum en plaats van opmaak van het medisch attest;
9° de handtekening en de stempel van de dokter.]2
----------
(1)<KB 2013-12-01/08, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
(2)<KB 2024-04-09/23, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.8.[1 Het Bestuur van de medische expertise wordt aangeduid :
- om het causaliteitsverband na te gaan tussen het arbeidsongeval en de letsels [2 of desgevallend het overlijden]2;
- om het causaliteitsverband vast te stellen tussen het arbeidsongeval en de periodes van [2 tijdelijke]2 arbeidsongeschiktheid;
- om de consolidatiedatum, [2 het percentage]2 van blijvende arbeidsongeschiktheid en [2 het percentage]2 van hulp van derden vast te stellen.
Het vaststellen van het causaliteitsverband tussen [2 het arbeidsongeval en de periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid]2 omvat de afwezigheidscontrole niet.]1
[2 Het Bestuur van de medische expertise stelt de in artikel 6 bedoelde dienst binnen 30 dagen na het laatste medische onderzoek in kennis van zijn medische conclusies.]2
----------
(1)<KB 2014-05-08/27, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<KB 2024-04-09/23, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. 8bis.
<Opgeheven bij KB 2024-04-09/23, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.9.[1 § 1. Indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid 30 dagen of langer duurt, wordt het slachtoffer ambtshalve opgeroepen bij het Bestuur van de medische expertise.
§ 2. Indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid minder lang duurt dan 30 dagen en het slachtoffer binnen zes maanden na het ongeval een uitgebreid medisch verslag waaruit blijvende arbeidsongeschiktheid blijkt, opgesteld door de arts die het heeft geraadpleegd, aan de in artikel 6 bedoelde dienst toezendt, wordt hij ambtshalve opgeroepen bij het Bestuur van de medische expertise.
De in artikel 6 bedoelde dienst bezorgt het uitgebreide medische verslag binnen de achtenveertig uur aan het Bestuur van de medische expertise.
Indien het slachtoffer niet binnen zes maanden na het ongeval een uitgebreid medisch verslag als bedoeld in het eerste lid indient, stelt de minister of zijn gemachtigde het slachtoffer in kennis van zijn beslissing tot genezenverklaring. De datum van consolidatie komt overeen met de datum van kennisgeving van de beslissing tot genezenverklaring.
§ 3. Wanneer het Bestuur van de medische expertise het slachtoffer heeft onderzocht, stelt het de in artikel 6 bedoelde dienst in kennis van zijn medische conclusies.
Wanneer het ongeval een percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid met zich meebrengt, gaat de minister of zijn gemachtigde na of de toekenningsvoorwaarden van de vergoedingen vervuld zijn en stelt het slachtoffer de betaling van een rente voor. In dat voorstel worden de bezoldiging waarop de rente wordt berekend, de aard van het letsel, het percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid en de datum van consolidatie vermeld, conform de medische conclusies van het Bestuur van de medische expertise.
Wanneer het ongeval geen percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid met zich meebrengt, stelt de minister of zijn gemachtigde het slachtoffer in kennis van een beslissing tot genezenverklaring, die de medische conclusies van het Bestuur van de medische expertise opneemt.
Ingeval het slachtoffer zich zonder geldige reden en na twee opeenvolgende oproepingen niet aanmeldt bij het Bestuur van de medische expertise, stelt dat de in artikel 6 bedoelde dienst hiervan in kennis. De minister of zijn gemachtigde stelt het slachtoffer in kennis van zijn beslissing tot genezenverklaring. De datum van consolidatie komt overeen met de datum van kennisgeving van de beslissing tot genezenverklaring.
§ 4. Indien het slachtoffer akkoord gaat, neemt de minister of zijn gemachtigde het in paragraaf 3, tweede lid bedoelde voorstel op in een ministerieel besluit en stelt het slachtoffer hiervan in kennis.
§ 5. Indien het slachtoffer overlijdt voor de kennisgeving van de in paragrafen 2 en 3 bedoelde beslissing tot genezenverklaring of het in paragraaf 4 bedoelde ministerieel besluit, kunnen de in artikelen 8 tot 10 van de wet bedoelde rechthebbenden bij de in artikel 6 bedoelde dienst een aanvraag indienen, vergezeld van al de bewijsstukken, om het causaliteitsverband vast te stellen tussen het ongeval en het overlijden van het slachtoffer.
De dienst bezorgt de aanvraag binnen de achtenveertig uur aan het Bestuur van de medische expertise. Dat stelt de in artikel 6 bedoelde dienst, uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag, in kennis van zijn medische conclusies op grond van de elementen in het dossier.
Wanneer het causaliteitsverband tussen het ongeval en het overlijden vastgesteld is, gaat de minister of zijn gemachtigde na of de toekenningsvoorwaarden van de in artikelen 8 tot 10 van de wet bedoelde renten vervuld zijn en stelt de rechthebbenden de betaling van een rente voor. In dat voorstel wordt de bezoldiging waarop de rente wordt berekend, vermeld. Indien de rechthebbenden akkoord gaan, neemt de minister of zijn gemachtigde het voorstel op in een ministerieel besluit en stelt de rechthebbenden hiervan in kennis.
Wanneer het causaliteitsverband tussen het ongeval en het overlijden niet vastgesteld is, stelt de minister of zijn gemachtigde de rechthebbenden in kennis van zijn beslissing met de medische conclusies van het Bestuur van de medische expertise.]1
----------
(1)<KB 2024-04-09/23, art. 11, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art. 9bis.[1 In geval van subrogatie van rechtswege, zoals bepaald in de artikelen 14, § 3, en 14bis van de wet, kan de Minister een beroep doen op de geneeskundige medewerking van het Bestuur van de medische expertise. Dit is in iedere procedure, zowel in der minne als in een geschil, verplicht daaraan gevolg te geven, behoudens hetgeen vereist is ter bewaring van het medisch beroepsgeheim.]1
----------
(1)<KB 2013-12-01/08, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
Art.10.§ 1. [3 De aanvraag tot herziening van de vergoedingen op grond van een verergering of van een vermindering [4 van het percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid]4 van het slachtoffer of wegens het overlijden van het slachtoffer te wijten aan de gevolgen van het ongeval, of op grond van een wijziging [4 van het percentage van hulp van derden]4, mag gedaan worden gedurende drie jaar, te rekenen, hetzij
- van de kennisgeving van de beslissing bedoeld in [4 artikel 9, § 2, derde lid of § 3, derde lid of vierde lid]4;
- van de kennisgeving van het in artikel 9, § 4 bedoelde ministerieel besluit;
- van de beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.
[4 ...]4]3
§ 2. [4 Het slachtoffer of zijn rechthebbenden richten hun aanvraag tot herziening, vergezeld van al de bewijsstukken, aan de in artikel 6 bedoelde dienst.]4
§ 3. [4 De minister of zijn gemachtigde stelt het slachtoffer onmiddellijk in kennis van het indienen van zijn aanvraag tot herziening.]4
[4 § 4. De in artikel 6 bedoelde dienst bezorgt de aanvraag tot herziening binnen de achtenveertig uur aan het Bestuur van de medische expertise.]4
----------
(1)<KB 2012-11-26/15, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2013-12-01/08, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
(3)<KB 2014-05-08/27, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(4)<KB 2024-04-09/23, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.11.[1 § 1. Het Bestuur van de medische expertise onderzoekt het slachtoffer uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag tot herziening.
Het Bestuur van de medische expertise behoudt of wijzigt het percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid en desgevallend van hulp van derden, en bepaalt de datum in geval van wijziging.
§ 2. In het geval van een aanvraag tot herziening op grond van het overlijden van het slachtoffer, neemt het Bestuur van de medische expertise zijn medische conclusies op basis van de elementen in het dossier, uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag tot herziening.
§ 3. Het Bestuur van de medische expertise stelt de in artikel 6 bedoelde dienst in kennis van zijn medische conclusies.
De minister of zijn gemachtigde neemt deze medische conclusies op in een ministerieel besluit en stelt het slachtoffer of zijn rechthebbenden hiervan in kennis.
§ 4. De herziening heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand van de verergering of van de eerste dag van de maand die volgt op de vermindering.
§ 5. Ingeval het slachtoffer zich zonder geldige reden en na twee opeenvolgende oproepingen niet aanmeldt bij het Bestuur van de medische expertise ten gevolge van de aanvraag tot herziening die in artikel 10, § 3 wordt bedoeld, wordt de uitkering van de vergoedingen en renten geschorst vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de tweede oproeping.
Het Bestuur van de medische expertise beoordeelt de relevantie van de motieven waarom het slachtoffer niet verschenen is, voor zover het een schriftelijke rechtvaardiging geeft.
De uitbetaling wordt, zonder terugwerkende kracht, hervat de eerste dag van de maand die volgt op de datum van verschijning van het slachtoffer, die zonder geldig motief niet was verschenen, bij het Bestuur van de medische expertise.]1
----------
(1)<KB 2024-04-09/23, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.12. De artikelen 10 en 11 zijn niet toepasselijk op een ongeval dat zich voor 1 januari 1964 heeft voorgedaan.
Art.13.Voor de vaststelling van het bedrag der renten (in geval van blijvende ongeschiktheid) of overlijden moet onder jaarlijkse bezoldiging worden verstaan enige wedde, enig loon of enige als wedde of loon geldende vergoeding, door de getroffene op het tijdstip van het ongeval verkregen, vermeerderd met de toelagen of vergoedingen die geen werkelijke lasten dekken en op grond van de arbeidsovereenkomst of het wettelijk of reglementair statuut zijn verschuldigd. <KB 2007-06-07/40, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
(Voor de vaststelling der in het eerste lid bedoelde jaarlijkse bezoldiging wordt geen rekening gehouden met enige vermindering van de bezoldiging uit hoofde van de leeftijd van de getroffene.) <KB 13-11-1973, art. 7>
[1 Voor de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Voor de categorieën van getroffenen waarop de Koning, in uitvoering van artikel 1ter, vijfde lid, van de wet, de bijzondere regeling van het artikel 86/1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 toepasselijk heeft verklaard wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 86/1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.]1
----------
(1)<KB 2019-07-29/18, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.14. § 1. Wanneer het ongeval zich voor 1 juli 1962 heeft voorgedaan wordt de in artikel 13 bedoelde jaarlijkse bezoldiging vermenigvuldigd met een coëfficient om ze aan te passen aan de schommelingen van de kosten voor levensonderhoud tussen de datum van het ongeval en 1 juli 1962; deze coëfficient wordt, in ieder geval, bepaald door de minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort.
§ 2. Wanneer het ongeval zich heeft voorgedaan na 30 juni 1962, omvat de in artikel 13 bedoelde jaarlijkse bezoldiging niet de verhoging als gevolg van de koppeling ervan aan de schommelingen van het algemeen indexcijfer der kleinhandelsprijzen van het Rijk op het tijdstip van het ongeval.
Art.15. <KB 1986-03-24/30, art. 7, 002> In geval van cumulatie van betrekkingen, ambten of functies in één of meer besturen, diensten of inrichtingen bedoeld in artikel 1 van de wet, wordt de rente, onverminderd het bepaalde (in artikel 4, §1, tweede, derde en vierde lid) van de wet, berekend op de samengevoegde jaarlijkse bezoldigingen welke betrekking hebben op die verschillende bezigheden en welke verschuldigd zijn overeenkomstig de cumulatiewetgeving die erop van toepassing is. <KBN419 1986-07-16/34, art. 3, 1°, 003>
Art.16. (opgeheven) <KB 1986-03-24/30, art. 8, 002>
Art.17. <KB 1986-03-24/30, art. 9, 002> Indien de arbeidsduur van de getroffene in één of meer besturen, diensten of inrichtingen bedoeld in artikel 1 van de wet op het tijdstip van het ongeval minder beloopt dan de normale jaarlijkse duur van een ambt met volledige prestaties, wordt de eventueel volgens artikel 15 vastgestelde jaarlijkse bezoldiging vermeerderd met een hypothetische bezoldiging die betrekking heeft op de periode zonder prestatie.
Art.18. <KB 1986-03-24/30, art. 10, 002> De uitdrukking "ambt met volledige prestaties" bedoeld in artikel 17, duidt de betrekking, het ambt of de functie aan welke zodanige prestaties omvatten dat zij een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag nemen.
Art.19. <KB 2007-06-07/40, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Voor de toepassing van artikel 13 van de wet worden de rente, de verergeringsbijslag, de overlijdensbijslag en de in artikel 5bis, § 3, bedoelde bedragen gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelen zij overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Art.20. Onverminderd artikel 25 van de wet zijn de renten verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand tijdens welke de consolidatie of het overlijden plaats vindt.
(Te rekenen van de dag waarop de renten zijn verkregen, worden zij de eerste dag van iedere maand van het kalenderjaar per twaalfde vooraf uitbetaald.
Bereikt de graad van de blijvende ongeschiktheid evenwel geen 16 %, dan wordt de rente éénmaal per jaar in de loop van het vierde trimester uitbetaald.) <KB 1998-09-20/38, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
Art.21. <KB419 1986-07-16/34, art. 3, 3°, 003> De waarde van de rente die krachtens artikel 12 van de wet in kapitaal wordt uitbetaald wordt berekend op grond van de rente waarop vooraf de verhoging ingevolge de koppeling aan het indexcijfer der kleinhandelsprijzen toegepast is, overeenkomstig de regeling bepaald in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
De in aanmerking te nemen leeftijd voor de omzetting van de rente in kapitaal is die welke de gerechtigde heeft op het ogenblik waarop de aanvraag tot omzetting uitwerking heeft.
Art.22. Indien de gerechtigde gebruik maakt van het recht bepaald in (artikel 12, §1, eerste lid), van de wet wordt het deel van de rente dat als kapitaal betaalbaar is, vastgesteld op grond van de totale rente berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van de wet <KB 1986-03-24/30, art. 12, 002>:
1° wanneer, bij toepassing van artikel 6 van de wet, de rente beperkt is tot 25 pct. van de bezoldiging op grond waarvan zij vastgesteld is;
2° wanneer bij toepassing van artikel 7 van de wet, de rente slechts tot 100 pct. of tot 150 pct. van de laatste bezoldiging met het rustpensioen mag gecumuleerd worden.
In geen geval mag het in kapitaal omgezette deel van de rente, eventueel vermeerderd met het overblijvende deel van de rente, de in de artikelen 6, § 1, en 7, § 1, van de wet bedoelde percentages overschrijden.
Art.23. <KB419 1986-07-16/34, art. 3, 4°, 003> Het kapitaal wordt uitgekeerd binnen zestig dagen volgend op de bij artikel 12, §2, van de wet bepaalde datum.
Art.24. (Opgeheven) <KB 2007-06-07/40, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art.25.(De kosten voor dokter, chirurg, apotheker, verpleging, prothese en orthopedie worden betaald door [1 het Bestuur van de medische expertise]1 en zijn ten laste van Schatkist.) <KB 1998-03-06/34, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 10-04-1998>
----------
(1)<KB 2013-12-01/08, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
Art.26. <KB 13-11-1973, art. 8> Onverminderd artikel 5, derde lid, worden de begrafeniskosten betaald door de zorg van het ministerie waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven. Zij worden echter betaald door de zorg van de Administratie der Pensioenen indien de getroffene een pensioen heeft genoten ten laste van de Staatskas (...). <KB 1991-11-21/30, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.27. <KB 2007-06-07/40, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007> De renten, de vergergeringsbijslagen en de overlijdensbijslagen worden betaald door de Pensioendienst voor de Overheidssector.
Art.28.<KB 2007-06-07/40, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. De kosten van de administratieve procedure en de niet in § 2 bedoelde gerechtskosten en -uitgaven worden betaald door het ministerie of de federale overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven.
Onder administratieve procedurekosten moet onder meer worden verstaan de kosten van alle ter post aangetekende zendingen, de administratieve kosten die verbonden zijn aan het opstellen en afleveren van medische verslagen, het drukken van [2 de aangifte van arbeidsongeval en]2 de erelonen van de arts die het slachtoffer bijstaat tijdens de procedure bij [1 het Bestuur van de medische expertise]1.
§ 2. De verplaatsingskosten en de overnachtingskosten, bedoeld in artikel 4bis, § 1, worden betaald door :
1° het ministerie of de federale overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven voor de kosten die uit een geneeskundige expertise voortvloeien, ongeacht of ze door [1 het Bestuur van de medische expertise]1 of bij gerechtelijke beslissing vereist wordt;
2° [1 het Bestuur van de medische expertise]1 wanneer zij volgen uit een door de geneesheer van het slachtoffer voorgeschreven behandeling.
§ 3. De in artikel 4bis, § 2, bedoelde verplaatsingskosten en overnachtingskosten worden betaald door het ministerie of de federale overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven.
----------
(1)<KB 2013-12-01/08, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
(2)<KB 2024-04-09/23, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.29. § 1. Voor de toepassing van (artikel 14, § 1, 4°), van de wet worden (alle besturen, diensten en inrichtingen (bedoeld in artikel 1, 1°, 2° en 3°)) van dit besluit, geacht een en dezelfde rechtspersoon te zijn. <KB 1991-11-21/30, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1989> <KB 2007-06-07/40, art. 17, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Al hun personeelsleden worden geacht daartoe te behoren.
(§ 1bis. Voor de toepassing van artikel 14, § 1, 4°, van de wet komen alle diensten in aanmerking die zijn verricht in de besturen, diensten en inrichtingen (bedoeld in artikel 1, 5°).) <KB 1991-11-21/30, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1989>
§ 2. Voor de toepassing van (artikel 14, § 1, 4°), van de wet, worden ((de (in artikel 1, 6°,) van dit besluit bedoelde gesubsidieerde onderwijsinrichtingen)) die onder eenzelfde inrichtende macht ressorteren, geacht een en dezelfde inrichting te zijn. <KB 13-11-1973, art. 10> <KB 1991-11-21/30, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1989> <KB 2007-06-07/40, art. 17, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Tot het personeel van de gesubsidieerde onderwijsinrichting waaronder de getroffene ressorteert, worden geacht te behoren alle personeelsleden die onder eenzelfde inrichtende macht ressorteren.
§ 3. (Voor de toepassing van artikel 14, § 1, 4° van de wet, worden de (in artikel 1, 7°) van dit besluit bedoelde gesubsidieerde centra en diensten die onder eenzelfde inrichtende overheid ressorteren, geacht een en dezelfde inrichting te zijn. <KB 2007-06-07/40, art. 17, 4°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Tot het personeel van het gesubsidieerd centrum of de gesubsidieerde dienst waaronder de getroffene ressorteert, worden geacht te behoren alle personeelsleden die onder eenzelfde inrichtende overheid ressorteren.) <KB 06-06-1975, art. 5>
Art.30. (opgeheven) <KB 13-11-1973, art. 11>
Art.31. Voor de ongevallen overkomen voor of na de inwerkingtreding van dit besluit blijven uitwerking hebben de verzekeringsovereenkomsten, de administratieve reglementen of welke andere maatregelen ook genomen ten gunste van de getroffenen of van hun rechthebbenden, die voor de datum dezer inwerkingtreding zijn beginnen te lopen.
De getroffenen of hun rechthebbenden verkrijgen echter, alleszins, het voordeel van een vergoeding gelijkwaardig aan die welke de toepassing van de wet tot gevolg zou hebben.
Art.32.<KB 1986-03-24/30, art. 14, 002> De personeelsleden onderworpen aan dit besluit [1 , andere dan de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding,]1 behouden tijdens de periode van tijdelijke ongeschiktheid de bezoldiging verschuldigd op grond van hun arbeidsovereenkomst of hun wettelijk of reglementair statuut.
----------
(1)<KB 2019-07-29/18, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 32bis.<KB 1986-03-24/30, art. 15, 002> Indien [1 het Bestuur van de medische expertise]1 de getroffene geschikt acht om zijn ambt weder op te nemen met verminderde prestaties, zowel tijdens de periode van tijdelijke ongeschiktheid als na de consolidatie, mag (...), de getroffene zonder tijdsbeperking en volgens de verdeling bepaald door de Administratiedienst zijn ambt uitoefenen, onder voorbehoud nochtans dat de getroffene tenminste de helft van de normale duur van een ambt met volledige prestaties kan volbrengen. <KB 2007-06-07/40, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
----------
(1)<KB 2013-12-01/08, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
Art.33.§ 1. Opgeheven worden :
1° (...) <geschrapt bij art. 12, 1° van het KB 13-11-1973 (B.S. 24-11-1973)>
2° Artikel 11 van het besluit van de Regent van 30 april 1947 houdende vaststelling van het statuut van het tijdelijk personeel;
3° Artikel 10 van het besluit van de Regent van 10 april 1948 houdende statuut van het tijdelijk werkliedenpersoneel;
4° Het koninklijk besluit van 22 april 1952 betreffende de vergoeding van de kosten van dokter, chirurg, apotheker, ziekenhuis, prothese en orthopedie, voortspruitend uit arbeidsongevallen aan vastaangestelde en stagedoende personeelsleden, overkomen in dienst of op de weg naar en van het werk;
5° Artikel 32 van het Koninklijk besluit van 11 maart 1954 houdende statuut van het Korps burgerlijke bescherming;
6° Het koninklijk besluit van 22 april 1959 waarbij de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 april 1952 toepasselijk worden verklaard op de leden van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke en artistieke inrichtingen van de Staat en op het personeel van het rijksonderwijs;
7° Het koninklijk besluit van 3 mei 1960 waarbij het bepaalde in het koninklijk besluit van 22 april 1952 toepasselijk wordt verklaard op de leden van het burgerlijk wetenschappelijk en het burgerlijk onderwijzend personeel van het Ministerie van Landsverdediging;
8° (...) <geschrapt bij art. 12, 1° van het KB 13-11-1973 (B.St. 24-11-1973)>
9° Het koninklijk besluit van 4 januari 1961 betreffende de vergoeding van de kosten van dokter, chirurg, apotheker, ziekenhuis, prothese en orthopedie voortspruitende uit de arbeidsongevallen aan vastaangestelde en stagedoende gerechtelijke officieren en agenten overkomen in dienst of op de weg naar of van het werk;
10° Het koninklijk besluit van 22 juli 1964 waarbij de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 april 1952 toepasselijk worden verklaard op de leden van het personeel der rijksuniversiteiten en der met de universiteiten gelijkgestelde rijksinstellingen;
11° Het koninklijk besluit van 10 juni 1966 tot uitbreiding van het voordeel van de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 april 1952 betreffende de vergoeding van de kosten van dokter, chirurg, apotheker, ziekenhuis, prothese en orthopedie voortspruitende uit arbeidsongevallen overkomen in dienst of op de weg naar of van het werk tot het administratief, vastaangesteld, stagedoend, tijdelijk en hulppersoneel van de griffies van de parketten;
12° Het koninklijk besluit van 29 januari 1968 houdende toekenning aan de personeelsleden van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën van dezelfde voordelen toegekend aan de vastaangestelde en stagedoende rijkspersoneelsleden bij het koninklijk besluit van 22 april 1952;
13° (Artikel 9, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1951 tot machtiging van de Minister van Landsverdediging om voor een bepaald aantal betrekkingen bestemd voor militairen van lagere graad aanvullingspersoneel aan te werven en tot vaststelling van dezes statuut.) <KB 13-11-1973, art. 12>
§ 2. Het koninklijk besluit van 3 maart 1953 tot regeling van de tussenkomst van de Staat in de kosten van consult bij wijze van beroep tegen een beslissing van [1 het Bestuur van de medische expertise]1 is niet toepasselijk op de aan dit besluit onderworpen personeelsleden bij arbeidsongeval of bij ongeval op de weg naar en van het werk.
----------
(1)<KB 2013-12-01/08, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 23-12-2013>
Art.34. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE
Art. N.
<Opgeheven bij KB 2024-04-09/23, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>