7 FEBRUARI 2019. - Decreet tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-03-2019 en tekstbijwerking tot 11-08-2022)
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen, definities, doelstellingen en sturing van de initiële opleiding]1
HOOFDSTUK I. [1 - Toepassingsgebied en definities]1
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. [1 - De doelstellingen van de initiële opleiding van de leerkrachten]1
TITEL II.
HOOFDSTUK I.
Art. 5-6
HOOFDSTUK III. [1 - De Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding voor leerplichtonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan]1
Art. 7
TITEL II. [1 - Rechtstreekse onderwijsopleiding en uitgestelde onderwijsopleiding]1
HOOFDSTUK I. [1 - Afdelingen en academische graden van de initiële opleiding van de leerkrachten]1
Art. 8
HOOFDSTUK III.
Art. 9-18
HOOFDSTUK II. [1 - Assen en organisatie van de rechtstreekse opleiding van de leerkrachten]1
Afdeling 1. [1 - Specifieke kenmerken van de rechtstreekse opleiding van de leerkrachten afdeling 1, 2 of 3]1
Art. 19-22
HOOFDSTUK IV.
Art. 23
Afdeling 2. [1 - Specifieke kenmerken van de rechtstreekse opleiding van de leerkrachten afdeling 4]1
Art. 24-25
Afdeling 3. [1 - Machtigingen voor het organiseren van rechtstreekse opleiding van de leerkrachten]1
Art. 26
HOOFDSTUK V.
Art. 27
HOOFDSTUK VI.
Art. 28
HOOFDSTUK III. [1 - Assen en organisatie van de uitgestelde opleiding van de leerkrachten]1
Art. 29-31
TITEL III.
HOOFDSTUK I.
Art. 32
HOOFDSTUK IV. [1 - Beheersing van de Franse taal]1
Art. 33-34
HOOFDSTUK V. [1 - De organisatie en de specifieke omkadering van beroepssituaties van opleiding]1
Art. 35
HOOFDSTUK II.
Art. 36-42
TITEL III. [1 - Specialisatiemasters inzake onderwijs]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Doelstellingen en organisatie van de masteropleiding]1
Art. 43
HOOFDSTUK III.
Art. 44
HOOFDSTUK II. [1 - Toegang tot masteropleidingen in het onderwijs]1
Art. 45
TITEL IV.
HOOFDSTUK I.
HOOFDSTUK III. [1 - Machtiging voor de organisatie van specialisatiemasters inzake onderwijs]1
Art. 46
TITEL IV. [1 - Omkadering van onderwijseenheden voor de initiële opleiding van de leerkrachten]1
HOOFDSTUK I. [1 - Algemene beginselen]1
Art. 47-49
HOOFDSTUK II.
Art. 50
HOOFDSTUK II. [1 - Het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding]1
Afdeling 1. [1 - Doelstellingen en organisatie van de specialisatiemasterdiplomering voor de lerarenopleiding]1
Art. 51-53
Afdeling 2. [1 - Toegang tot de specialisatiemaster voor lerarenopleiding]1
Art. 54
Afdeling 3. [1 - Machtiging tot het organiseren van de specialisatiemaster voor de lerarenopleiding]1
Art. 55-56
TITEL V. - Begrotingsbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangssubsidie voor de implementatie van de initiële leerkrachtenopleiding
Art. 57-63, 63bis
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen
Art. 64-66
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering van en het toezicht op de universiteiten
Art. 67-70
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 11 april 2014 tot aanpassing van de financiering van instellingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe organisatie van studies
Art. 71
TITEL VI. - Overgangs-, opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 72-77, 77bis, 77ter
HOOFDSTUK II. - Opheffings- of wijzigingsbepalingen
Art. 78-95
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 96-101
1971072705 1994029228 1996029338 1999029177 1999029643 2001029005 2001029120 2003121750 2003201670 2013029625 2014029344 2014029467
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen, definities, doelstellingen en sturing van de initiële opleiding]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. [1 - Toepassingsgebied en definities]1
----------
(1)
Artikel 1.[1 Dit decreet is van toepassing op de instellingen voor hoger onderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd, zoals bedoeld in de artikelen 10 tot 13 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.2.[1 Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder
1° ARES : de Academie voor Onderzoek en Hoger Onderwijs bedoeld in de artikelen 20 en volgende van het voormelde decreet van 7 november 2013;
2° Specifieke behoeften: de specifieke behoeften in de zin van artikel 1.3.1-1, 5°, van het Wetboek voor basis- en secundair onderwijs;
3° [2 Franstalig certificeringskader]2: een kader opgericht bij het samenwerkingsakkoord van 26 februari 2015 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting en het beheer van een " Cadre francophone des certifications " (Franstalig kwalificatiekader) afgekort als "C.F.C." waarmee instemming werd gegeven door het decreet van 15 mei 2015 tot instemming met het samenwerkingsakkoord, gesloten op 26 februari 2015, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, betreffende de oprichting en het beheer van een "Cadre francophone des certifications (C.F.C.)" (Franstalig Kwalificatiekader), afgekort als "C.F.C";
4° COCOFIE : de Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding, van het leerplichtonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het secundair kunstonderwijs onderwijs met beperkte leerplan, zoals bepaald in artikel 7;
5° Wetboek voor het onderwijs : het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs ingevoerd bij het decreet van 3 mei 2019 houdende de boeken 1 en 2 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, en tot instelling van de gemeenschappelijke kern;
6° Competentie : de competentie in de zin van artikel 15, § 1, eerste lid, 20°, van het voormelde decreet van 7 november 2013;
7° Gezamenlijke diplomering: het partnerschap zoals bepaald in artikel 15, § 1, eerste lid, 18°, van het voormelde decreet van 7 november 2013;
8° ESAHR-decreet : het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
9° Opdrachtendecreet : het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;
10° Landschapsdecreet: het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;
11° Decreet Bekwaamheidsbewijzen en ambten: het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;
12° Opvoeding tot Media : de opvoeding tot media in de zin van artikel 1, 1°, van het decreet van 5 juni 2008 houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap
13° Leraar beoefenaar : de leerkracht wiens functie bepaald wordt in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
14° Referentie-instelling : de referentie-instelling in de zin van artikel 15, § 1, eerste lid, 33°, van het Landschapsdecreet;
15° EVRAS : Sensibiliseren voor het relationele, affectieve en seksuele leven (EVRAS) als een opvoedingsproces dat met name reflectie inhoudt met het oog op het vergroten van het vermogen van jongeren om weloverwogen keuzes te maken die de ontwikkeling van hun relationele, emotionele en seksuele leven en het respect voor zichzelf en anderen bevorderen;
16° FLE: Frans als vreemde taal;
17° Gender: een sociale constructie waarin de biologische geslachtsidentiteiten bij de geboorte en de seksuele identiteiten van individuen vorm geven aan hun socialisatie, rollen, gedragsverwachtingen en de relaties tussen individuen die daaruit voortvloeien. Binnen de opleiding omvat het begrip "gender":
*Genderopvoeding : een noodzakelijk onderdeel van de programma's op alle niveaus van het onderwijsstelsel, dat de leerlingen, mannelijke en vrouwelijke studenten in staat stelt te begrijpen hoe identiteitsconstructies en patronen van sociale rolverdeling - die onze samenlevingen vorm geven - hun leven, relaties, levenskeuzen, loopbaanstrajecten, enz. beïnvloeden;
* Genderbewustzijn: onderwijs om aan te tonen hoe bestaande waarden en normen ons beeld van de werkelijkheid beïnvloeden, stereotypen in stand houden en de mechanismen van (re)productie van ongelijkheden en overheersingsverhoudingen ondersteunen;
* Genderdimensie: rekening houden met de uiteenlopende situaties, behoeften en uitdagingen van mensen, teneinde genderstereotypen vanuit een sectoroverschrijdend perspectief te ontkrachten, ongelijkheden op te heffen en te voorkomen dat zij blijven bestaan, alsmede gelijkheid en diversiteit te bevorderen in alle beleidslijnen, procedures of specifieke programma's;
18° Machtiging : de machtiging in de zin van artikel 15, § 1, eerste lid, 42°, van het Landschapsdecreet;
19° Verspreid tijdschema: het tijdschema in de zin van [2 artikel 15, § 1, eerste lid, 42/2°, van het Landschapsdecreet]2;
20° Opleidingsoperator : de instelling (hogeschool, universiteit, hogere kunstschool) die betrokken is bij de organisatie van de initiële opleiding van de leerkrachten;
21. Afdeling :. het onderscheid gemaakt tussen de cursussen van de initiële opleiding van de leerkrachten in dienst, naar gelang van het onderwijsniveau waarop zij voorbereiden, of naar gelang van de vraag of de initiële opleiding rechtstreeks dan wel op een later tijdstip plaatsvindt;
22° Beroepssituatie : de toestand waarvan de planning en de duur variabel zijn en die kan overeenkomen met simulaties, casestudies, het ontwerpen, het uitvoeren en het evalueren van leerreeksen;
23° Specificiteit: de specificiteit in de zin van artikel 2, § 1, 6°, van het decreet Bekwaamheidsbewijzen en ambten.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 54, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.3.[1 § 1. Dit decreet regelt de initiële opleiding van de leerkrachten.
§ 2 Onder initiële opleiding van leerkrachten wordt verstaan de studies van het lange type georganiseerd door de instellingen voor hoger onderwijs voor studenten die leraar willen worden in het gewoon of gespecialiseerd, voltijds of alternerend, kleuter-, lager- en secondair onderwijs, in het secundair onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan.
Ze heeft geen betrekking op het getuigschrift pedagogische bekwaamheid.
§ 3. De initiële opleiding van de leerkrachten wordt op een rechtstreekse of uitgestelde manier georganiseerd. Ze bestaat uit 5 afdelingen die in titel II nader worden toegelicht.
De rechtstreekse opleiding van de leerkrachten combineert de vakopleiding en de pedagogische opleiding in één enkel cursus. Ze bestaat uit de afdelingen 1 tot 4.
De uitgestelde opleiding van de leerkrachten -afdeling 5 - is een pedagogische opleiding die plaatsvindt na een tweede cyclus van een vakopleiding.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.4.[1 Voor een goede leesbaarheid van de tekst is het gebruik van mannelijke namen voor de verschillende woorden, titels, graden en functies gemeenslachtig, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK II. [1 - De doelstellingen van de initiële opleiding van de leerkrachten]1
----------
(1)
TITEL II.
HOOFDSTUK I.
Art.5.[1 § 1. Naast de het streven van de algemene doelstellingen bepaald in artikel 3 van het Landschapsdecreet streven de instellingen voor hoger onderwijs in het kader van de initiële opleiding van de leerkrachten de ontwikkeling en de verwerving van de volgende competenties door de studenten na :
1° de competenties van de institutionele, sociale en culturele actor. Deze competenties worden vertaald in de volgende vaardigheden :
a) als sociale en culturele actor op treden binnen de school en de samenleving, ook in hun verandering, diversiteit integreren en burgerschapspraktijken ontwikkelen voor een grotere sociale samenhang;
b) inzicht hebben in de ethische vraagstukken en de ethische en regelgevingskaders van het beroep op democratische en verantwoordelijke wijze eerbiedigen;
c) de organisatorische en institutionele omgeving van het onderwijsstelsel analyseren en daarin handelen, in het bijzonder door interactie met collega's, ouders, directie en andere actoren, teneinde
I. deel te nemen aan het sturingsproces van de school en aan de verbetering van het onderwijsstelsel van de Franse Gemeenschap;
II. van de school een plaats te maken waar leerlingen in een positief klimaat leren, zich ontwikkelen en een opleiding te volgen, en niet een plaats van selectie;
d) zijn of haar administratieve situatie en de follow-up van zijn of haar persoonlijk administratief dossier controleren;
2° de competenties van de actor in een lerende organisatie in een collectieve dynamiek. Deze competenties komen tot uiting in de volgende vaardigheden :
a) zich investeren in samenwerking binnen een onderwijsteam om de professionaliteit en deskundigheid ervan te vergroten door de mobilisatie van collectieve intelligentie, met name tijdens overleg;
b) zijn/haar individuele opleidingsbehoeften vaststellen en deelnemen aan de vaststelling van de opleidingsbehoeften van het onderwijsteam;
c) bijdragen tot de verspreiding binnen het onderwijsteam van de kennis die in het kader van de voortgezette opleidingen is verworven, of van de vaardigheden die door deze opleidingen of door ervaring zijn ontwikkeld;
3° de competenties van de organisator en begeleider van het leren in een evolutieve dynamiek. Deze competenties worden vertaald in de volgende vaardigheden :
a) de inhoud van de vakken, hun epistemologische grondslagen, hun wetenschappelijke en technologische evolutie, hun didactiek en de methodologie van hun onderwijs beheersen;
b) het verwerven van kennis over leerprocessen, onderzoek naar verschillende modellen en theorieën van het onderwijs;
c) de schriftelijke en mondelinge Franse taal grondig beheersen om op passende wijze les te geven en te communiceren in de verschillende contexten en vakgebieden die met het beroep verband houden;
d) rekening houden met de taaldimensie van leren en onderwijzen en deze te ontwikkelen, met aandacht voor de taal van de school of de taal van het leren en bewust zijn van het feit dat de kennismaking met deze taal in sociaal en cultureel opzicht ongelijk is;
e) optreden als pedagoog in de klas en de schoolinrichting in een collectief perspectief, met name door:
i. het ontwerpen en uitvoeren van een onderwijs- en leermethode, die een verscheidenheid aan praktijken omvat, waardoor de motivatie en het zelfvertrouwen van de leerlingen worden vergroot en hun creativiteit, initiatief en samenwerking worden ontwikkeld;
ii. het ontwerpen, selecteren en gebruiken van lesmateriaal, leerboeken, schoolsoftware en andere onderwijsinstrumenten;
iii. de constructie en het gebruik van observatie- en evaluatiemateriaal, waarbij laatstgenoemd materiaal specifiek gericht is op begrip en formatieve beoordeling, en de verantwoordelijkheid en de deelneming van de leerling aan zijn of haar leerproces aanmoedigt;
iv. het ontwerpen en uitvoeren van gedifferentieerde onderwijspraktijken en praktijken voor gepersonaliseerde ondersteuning voor leerlingen, rekening houdend met hun eerdere verworven kennis, hun leerprofiel en, in voorkomend geval, hun specifieke behoeften, met inbegrip van de toepassing van redelijke aanpassingen en met name gebaseerd op co-teaching of co-interventie;
v. de ontwikkeling van interdisciplinaire leeractiviteiten;
f) de integratie van digitale technologieën in hun onderwijspraktijk beheersen;
g) op transversale wijze rekening houden met de opvoeding tot media, EVRAS en gender;
h) een zorgzaam relationeel kader creëren om de communicatie met leerlingen, hun familie en vrienden, alsook met collega's vergemakkelijken;
i) de klasgroep in een opvoedkundige en pedagogische situatie op stimulerende, structurerende en geruststellende wijze leiden;
4° de competenties van de reflectieve beoefenaar. Deze competenties worden vertaald in de volgende vaardigheden :
a) de resultaten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van onderwijs en didactiek kritisch lezen en gebruiken voor hun onderwijsactiviteiten, alsmede gebruikmaken van verschillende disciplines in de menselijke wetenschappen om beroepssituaties te analyseren en daarin te handelen;
b) individueel en met collega's een kritische en nauwgezette observatie en analyse maken van zijn/haar eigen praktijken en de gevolgen daarvan voor de leerlingen, teneinde zijn/haar onderwijs te sturen en de strategieën en voorwaarden voor de uitvoering ervan te wijzigen met het oog op efficiëntie en billijkheid;
c) geleidelijk hun beroepsidentiteit te ontwikkelen, met name door gebruik te maken van instrumenten voor persoonlijke professionele ontwikkeling, zoals het portfolio.
§ 2. Voor de in het eerste lid, 3°, a), bedoelde vaardigheid zorgen de instellingen voor hoger onderwijs er ten minste voor dat de toekomstige leerkrachten aan het einde van hun initiële opleiding het niveau van beheersing van de concepten en van de disciplinaire, didactische en pedagogische competenties hebben verworven die hen in staat stellen om hun toekomstige leerlingen, elk voor het onderwijsniveau en de vakken waarvoor zij zich voorbereiden, de competenties eigen te maken die in de referentiesystemen voor toepassing in het betrokken onderwijsniveau of de betrokken onderwijsniveaus worden genoemd. Zij ontwikkelen de vaardigheden om zich aan te passen aan een ontwikkeling van deze referentiesystemen.
In aanvulling op het eerste lid bepaalt de regering, na advies van de COCOFIE, het minimumniveau van beheersing van de competenties bepaald in paragraaf 1 dat toekomstige leerkrachten aan het einde van hun initiële opleiding moeten hebben bereikt.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.6.[1 De ontwikkeling van de competenties bedoeld in artikel 5 wordt gedurende de gehele beroepsloopbaan van de leerkracht voortgezet en bij de intrede in het beroep versterkt overeenkomstig de regelgeving inzake voortgezette beroepsontwikkeling.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK III. [1 - De Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding voor leerplichtonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan]1
----------
(1)
Art.7.[1 § 1. Er wordt een adviescommissie opgericht, de "Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding van het leerplichtonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan ", hierna "COCOFIE" genoemd.
§ 2. Naast de opdracht die haar wordt toevertrouwd in artikel 5, § 2, tweede lid, brengt de COCOFIE, op verzoek van de Regering of op eigen initiatief, en ten minste om de drie jaar, een advies uit aan de Regering:
1° over de evolutie van de uitvoering van de hervorming en de gevolgen ervan in het basis- en secundair onderwijs, in het onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan;
2° over de samenhang tussen de georganiseerde leerplannen en de referentiesystemen voor toepassing in het basis- en secundair onderwijs, de leerresultaten bepaald in artikel 5bis, 1°, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie en de basisvaardigheden bepaald in artikel 1, 6°, van het ESAHR-decreet;
3° over de samenhang tussen de thema's die gekozen worden voor de bijscholing van personeelsleden in het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie en de gemeenschappelijke referentiesystemen die door de ARES zijn vastgesteld voor de leerplannen van de initiële opleiding van de leerkrachten;
4° over de samenhang tussen de programma's die worden aangeboden door de instellingen voor hoger onderwijs die de initiële opleiding van de leerkrachten organiseren en de doelstellingen bedoeld in artikel 5;
5° over de indicatoren voor de follow-up van de doelstellingen van artikel 5;
6° voor het eerst vóór juni 2023, over de duur en de minimale gemeenschappelijke operationele en organisatorische richtsnoeren voor de langdurige stage bedoeld in de artikelen 23, 24, § 4, 30, § 4, 36, §§ 2 en 3, en 38;
7° over de identificatie van de sterke en de zwakke punten van de uitvoering van de hervorming en, indien nodig, over de mogelijke voorstellen voor verbetering;
8° over een voorstel tot wijziging van de in artikel 5 omschreven competenties in het licht van de evolutie van de referentiesystemen van de competenties voor de toepassing in het lager en secundair onderwijs, de evolutie van de praktijken, de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de initiële opleiding van de leerkrachten;
9° over de invoering van een procedure voor kwaliteitsanalyse die specifiek is voor de initiële opleiding van de leerkrachten, in overleg met het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, opgericht bij artikel 2 van het decreet van 22 februari 2008 houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;
10° over de uitvoering van de master specialisatie in de lerarenopleiding.
§ 3. De COCOFIE bestaat uit vierentwintig leden, waaronder twee medevoorzitters aangesteld door de regering. Onder deze leden,
1° acht leden, onder wie een medevoorzitter, worden aangesteld op voorstel van de ARES,
2° zes leden, onder wie een medevoorzitter, worden aangesteld op voorstel van de Sturingscommissie Leerplichtonderwijs ingesteld bij het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap,
3° één lid wordt aangesteld op voorstel van de Algemene Raad voor het Onderwijs voor Sociale promotie, ingesteld bij het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie,
4° één lid wordt aangesteld op voorstel van de Algemene Raad voor het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, ingesteld bij het ESAHR-decreet,
5° zes leden worden aangesteld op voorstel van de representatieve vakbondsorganisaties,
6° twee leden worden aangesteld op voorstel van de representatieve studentenverenigingen op gemeenschapsniveau.
Voor de aanstelling van de leden bedoeld in de littera 1° en 2° wordt gezorgd voor een verdeling tussen de verschillende federaties van inrichtende machten en Wallonie Bruxelles Enseignement en tussen de verschillende onderwijsniveaus en -vormen, op basis van de verhouding van de leerlingen en studenten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Bij gebrek aan een voorstel van één van de instanties bedoeld in het eerste lid stelt de Regering het (de) betrokken lid (leden) van de COCOFIE aan. Het mandaat van de leden van de COCOFIE duurt vijf jaar, met uitzondering van de studentleden die voor één jaar worden aangesteld. Alle mandaten zijn hernieuwbaar.
§ 4. De COCOFIE stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering. De COCOFIE wordt ontvangen bij de ARES, die het secretariaat ervan waarneemt.
De COCOFIE komt ten minste tweemaal per jaar bijeen op uitnodiging van de medevoorzitters of op verzoek van ten minste twee van haar leden.
De medevoorzitters bepalen de agenda. Zij kunnen, naar gelang van het te bespreken onderwerp, op eigen initiatief of op verzoek van één van de leden van de Raad een deskundige uitnodigen.
Alleen de leden van COCOFIE zijn stemgerechtigd. De COCOFIE beslist en beraadslaagt bij consensus. In geval van onenigheid tussen de leden kunnen de minderheidsnota's met het meerderheidsstandpunt aan de Regering worden toegezonden.
Bij de behandeling van de punten bedoeld in § 2, litterae 1° tot 4°, vergadert de COCOFIE slechts geldig indien ten minste de helft van de leden bedoeld in § 3, litterae 1° en 2°, aanwezig is.
Afhankelijk van de agenda kunnen de leden van de COCOFIE vergezeld worden door een technisch adviseur.
De COCOFIE kan specifieke werkgroepen oprichten of raadplegen, met name naargelang van de betrokken disciplines of afdelingen van de FIE.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
TITEL II. [1 - Rechtstreekse onderwijsopleiding en uitgestelde onderwijsopleiding]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. [1 - Afdelingen en academische graden van de initiële opleiding van de leerkrachten]1
----------
(1)
Art.8.[1 Elke inrichting identificeert de structuur die zorgt voor de activiteiten met betrekking tot het domein bedoeld in artikel 83, § 1, eerste lid, 10° bis, van het Landschapsdecreet.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK III.
Art.9.[1 § 1. Het doel van afdeling 1 is toekomstige leerkrachten op te leiden om les te geven vanaf het begin van de kleuterschool tot het einde van het tweede leerjaar van de lagere school en voor hun rekening te nemen:
1° in het kleuteronderwijs, de volledige opleiding van hun leerlingen, met inbegrip van de psychomotoriek;
2° in het eerste en tweede leerjaar van het lager onderwijs, de volledige opleiding van hun leerlingen, met uitzondering van de lichamelijke opvoeding, de tweede taal en de zeden- of godsdienstlessen.
De inrichtingen kunnen echter in het leerplan de mogelijkheid opnemen om een opleiding te volgen voor het onderwijzen van de cursus zedenleer of godsdienst.
§ 2. [2 De afdeling 1]2 wordt gegeven als een cursus van het lange type, georganiseerd in twee studiecyclussen van in totaal 240 studiepunten, als volgt verdeeld : 180 studiepunten voor de eerste cyclus en 60 studiepunten voor de tweede cyclus.
De studies van de eerste cyclus van 180 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van Bachelor in Onderwijs afdeling 1.
De studies van de tweede cyclus van 60 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van Master in Onderwijs, afdeling 1, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 55, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.10.[1 § 1. Het doel van afdeling 2 is toekomstige leerkrachten op te leiden om les te geven vanaf de derde kleuterschool tot en met de zesde lagere school en de volledige opleiding van hun leerlingen voor hun rekening te nemen, met uitzondering van de psychomotoriek en de lichamelijke opvoeding, de tweede taal en de cursussen zedenleer of godsdienst.
De inrichtingen kunnen echter in het leerplan de mogelijkheid opnemen om een opleiding te volgen voor het onderwijzen van de cursus zedenleer of godsdienst.
§ 2. [2 De afdeling 2]2 wordt gegeven als een cursus van het lange type, georganiseerd in twee studiecyclussen van in totaal 240 studiepunten, als volgt verdeeld : 180 studiepunten voor de eerste cyclus en 60 studiepunten voor de tweede cyclus.
De studies van de eerste cyclus van 180 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van bachelor in Onderwijs afdeling 2.
De studies van de tweede cyclus van 60 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van master in onderwijs afdeling 2, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 56, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.11.[1 § 1. Het doel van afdeling 3 is toekomstige leerkrachten op te leiden om les te geven van het vijfde jaar lager onderwijs tot het derde jaar van het middelbaar onderwijs en voor hun rekening te nemen:
1° in het vijfde en zesde leerjaar van het lager onderwijs en in het eerste, tweede en derde leerjaar van het middelbaar onderwijs, een vakgebied of een familie van verwante vakgebieden zoals bepaald in artikel 12, uit de families van de door de inrichting aangeboden vakgebieden;
2° in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, vakgebieden die voortvloeien uit de door het ESAHR-decreet bepaalde functies.
§ 2. [2 De afdeling 3]2 wordt gegeven als een cursus van het lange type, georganiseerd in twee studiecyclussen van in totaal 240 studiepunten, verdeeld als volgt : 180 studiepunten voor de eerste cyclus en 60 studiepunten voor de tweede cyclus.
De studies van de eerste cyclus van 180 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van bachelor in Onderwijs, afdeling 3. De graad wordt bepaald door het vakgebied of de familie van vakgebieden zoals omschreven in artikel 12, waarop de opleiding de student heeft voorbereid om les te geven.
De studies van de tweede cyclus van 60 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van master in Onderwijs afdeling 3 overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader. De graad wordt bepaald door het vakgebied of de familie van vakgebieden zoals omschreven in artikel 12, waarop de opleiding de studenten heeft voorbereid om les te geven.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.12.[1 De in artikel 11 bedoelde vakgebieden of families van verwante vakgebieden zijn als volgt samengesteld:
1° Frans en Zedenleer;
2° Frans en Godsdienst;
3° Frans en Opvoeding tot filosofie en burgerschap;
4° Frans en Oude Talen;
5° Frans en culturele en artistieke opvoeding;
6° Frans, Frans als vreemde taal en Frans als leertaal;
7° twee Germaanse talen uit het Engels, het Duits en het Nederlands;
8° Wiskunde en digitale opleiding;
9° Wetenschappen;
10° Lichamelijke opvoeding en Opvoeding tot gezondheid;
11° Menswetenschappen;
12° Artistieke opleiding : muziek en culturele en artistieke opvoeding;
13° Artistieke opleiding : beeldende kunsten en culturele en artistieke opvoeding;
14° Manuele, technische en technologische opleiding en digitale opleiding.
In afwijking van artikel 11, § 1:
1° voor de vakken bedoeld in litterae 7° en 12° tot 14°, worden de studenten van master in het onderwijs afdeling 3 opgeleid om te zorgen voor leerlingen van het 3de jaar lager onderwijs tot het 3de jaar middelbaar;
2° voor de vakken bedoeld in littera 10°, worden de studenten van master in het onderwijs afdeling 3 opgeleid om te zorgen voor leerlingen vanaf de kleuterschool tot het 3de jaar middelbaar.
Ten laatste [2 5 jaar]2 na de inwerkingtreding van het decreet evalueert de Regering, na advies van de COCOFIE, de mogelijkheid om de vakgebieden of families van verwante vakgebieden te wijzigen, in het bijzonder wat betreft de opvoeding tot filosofie en burgerschap.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.13.[1 § 1. Het doel van de afdeling 4 is toekomstige leerkrachten op te leiden om vanaf het vierde tot en met het zesde leerjaar van het middelbaar onderwijs één van de vakgebieden zoals bedoeld in artikel 16 te onderrichten.
§ 2. De afdeling 4 wordt georganiseerd in een cursus van de tweede cyclus van 120 studiepunten. De voorwaarden voor de toegang tot deze tweede cyclus zijn bepaald in artikel 14.
§ 3. De studies van de tweede cyclus worden bekrachtigd door de graad van master in onderwijs afdeling 4, aangevuld met het vakgebied waarvoor de opleiding de student heeft voorbereid om les te geven, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig Kwalificatiekader. Een tweede vakgebied, dat verband houdt met het eerste, kan worden vermeld op het diploma dat aan het einde van de studie wordt uitgereikt overeenkomstig artikel 16, derde lid.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.14.[1 § 1. Naast de andere toegangsvoorwaarden bedoeld in titel III, hoofdstuk IX, van het Landschapsdecreet, hebben de studenten die in het bezit zijn van een bachelor dat overeenstemt met de vakcomponent van de bovengenoemde masteropleiding, toegang tot de tweede cyclus van de opleiding voor de graad van master in het onderwijs, afdeling 4.
§ 2. De academische overheden kunnen ook toegang verlenen tot de studies die leiden tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 4, aan studenten die voldoen aan de bijkomende voorwaarden die zij stellen overeenkomstig artikel 111, § 1, 3°, van het Landschapsdecreet.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.15.[1 § 1. De afdeling 5 heeft tot doel toekomstige leerkrachten op te leiden om vanaf het vierde tot en met het zesde leerjaar van het middelbaar onderwijs één van de in artikel 16 omschreven vakken te onderwijzen.
§ 2. [2 De afdeling 5]2 wordt georganiseerd als een cursus van de tweede cyclus van 60 studiepunten.
§ 3. De academische graad die de studies van de tweede cyclus bedoeld in § 2 bekrachtigt, is de master in het onderwijs afdeling 5, aangevuld met het vakgebied waarvoor de opleiding de leerkrachten heeft opgeleid te onderwijzen, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader. Een tweede vakgebied, dat verband houdt met de eerste, kan worden vermeld op het diploma dat aan het einde van de cursus wordt uitgereikt [2 overeenkomstig artikel 16, derde lid]2.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.16.[1 De vakgebieden voor de afdelingen 4 en 5 respectievelijk bedoeld in de artikelen 13 en 15 zijn de volgende:
1° Oud Grieks en Latijn;
2° Moderne talen (twee talen waaronder de talen onderricht in het hoger secundair onderwijs);
3° Biologie;
4° Chemie;
5. Lichamelijke opvoeding;
6° Frans;
7° Aardrijkskunde;
8° Geschiedenis;
9° Wiskunde;
10° Filosofie en burgerschap;
11° Godsdienst;
12° Zedenleer;
13° Fysica;
14° Economische wetenschappen;
15° Sociale wetenschappen;
16° Beeldende, visuele en ruimtekunsten;
17° Muziek;
18° Spraak- en theaterkunst;
19. Podiumkunsten en omroep- en communicatietechnieken;
20° Moderne taal vertalen en tolken (een taal onder de talen onderricht in het hoger secundair onderwijs);
21° Psychologische en pedagogische wetenschappen;
22° Juridische wetenschappen.
Voor de litterae 16° tot 19° kan het vakgebied worden aangevuld met een vermelding van een specialiteit of een instrument.
Met inachtneming van de in artikel 15 bedoelde toegangsvoorwaarden kan het vakgebied Frans bedoeld in 6° worden gecombineerd met hetzij Latijn, hetzij een moderne taal die in het hoger secundair onderwijs wordt onderwezen.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.17.[1 De in de artikelen 9, 10, 11, 13 en 15 bedoelde onderwijsniveaus komen overeen met de niveaus van het gewoon onderwijs met volledige leerplan. Zij verschillen naar gelang van de afdeling en de betrokken vakken in het gespecialiseerd onderwijs, overeenkomstig hoofdstuk V van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, en in het onderwijs voor sociale promotie overeenkomstig de artikelen 26 tot 32 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie.
Voor het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan gaat het alleen om de afdelingen 3, 4 en 5, die zich voorbereiden op het lesgeven aan alle leerlingen zonder onderscheid naar leeftijd en niveau.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.18.[1 Aan het einde van hun studie leggen de houders van een master in onderwijs van de afdelingen 1, 2, 3, 4 of 5 in het openbaar de Socrates-eed af tijdens een door de instellingen voor hoger onderwijs georganiseerde plechtigheid, waarin zij zich ertoe verbinden al hun krachten en bekwaamheden ten dienste te stellen van het onderwijs van elk van de hun toevertrouwde leerlingen.
Deze verbintenis wordt vermeld op hun diploma.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK II. [1 - Assen en organisatie van de rechtstreekse opleiding van de leerkrachten]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Specifieke kenmerken van de rechtstreekse opleiding van de leerkrachten afdeling 1, 2 of 3]1
----------
(1)
Art.19.[1 De onderwijseenheden die de studenten in staat stellen de in artikel 5 bedoelde competenties te verwerven, zijn, voor elk van de afdelingen 1 tot en met 3, opgenomen in de volgende zeven assen van de opleiding :
1° een disciplinaire opleiding die aspecten van de didactiek van het vakgebied omvat of op het vakgebied wordt toegepast;
2° een opleiding in en door communicatie;
3° een opleiding in en door de praktijk;
4° een didactische en pedagogische opleiding;
5° een opleiding in menswetenschappen en sociale wetenschappen;
6° een opleiding in en door onderzoek in opvoeding en didactiek;
7° een opleiding in mondelinge en schriftelijke Franse taalvaardigheid.
De eindejaarsverhandeling is gebaseerd op ten minste twee van de assen van de opleiding bepaald in het eerste lid, waaronder as 6°.
De opleidingsassen worden onder elkaar gegroepeerd. De opvoeding tot de media en EVRAS worden op transversale wijze geïntegreerd in alle opleidingsassen; met name in de assen 3 tot en met 5 wordt hiermee rekening gehouden. Bij elk van de assen wordt voortdurend aandacht besteed aan de gender.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.20.[1 § 1. De rechtstreekse opleiding tot het onderwijs voor de afdelingen 1, 2 en 3 omvat ten minste :
1° 100 studiepunten gewijd aan disciplinaire opleiding;
2° 10 studiepunten voor opleiding in en door communicatie;
3° 55 studiepunten voor opleiding in en door de praktijk, waarvan ten minste 20 studiepunten worden georganiseerd tijdens de 2de cyclus van de opleiding;
4° 20 studiepunten voor didactische en pedagogische opleiding;
5° 20 studiepunten voor opleidingen in menswetenschappen en sociale wetenschappen;
6° 15 studiepunten voor opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek;
7° 5 studiepunten gewijd aan de beheersing van de Franse taal, georganiseerd onder de eerste 60 studiepunten van de 1ste cyclus.
De overblijvende 15 studiepunten worden overgelaten aan het oordeel van de instellingen voor hoger onderwijs die de opleiding organiseren, in overeenstemming met de in artikel 5 bedoelde doelstellingen.
§ 2. Voor de afdeling 3 worden de minimum 100 studiepunten gewijd aan de disciplinaire opleiding als volgt verdeeld volgens de in artikel 12 gedefinieerde studiegebieden :
1° Frans : 70 studiepunten; Zedenleer : 30 studiepunten;
2° Frans : 70 studiepunten; Godsdienst: 30 studiepunten;
3° Frans : 70 studiepunten; Opvoeding tot Filosofie en Burgerschap : 30 studiepunten;
4° Frans : 70 studiepunten; Oude talen: 30 studiepunten;
5° Frans : 70 studiepunten; Culturele en artistieke opleiding: 30 studiepunten
6° Frans 70 studiepunten; Frans als vreemde taal en Frans als leertaal : 30 studiepunten;
7° twee Germaanse talen (Engels, Duits, Nederlands) : 50 studiepunten voor elk van beide talen;
8° Wiskunde : 70 studiepunten; Digitale opleiding : 30 studiepunten;
9° Wetenschappen : 100 studiepunten;
10° Lichamelijke opvoeding : 70 studiepunten; Gezondheidsopvoeding: 30 studiepunten;
11° Menswetenschappen : 100 studiepunten;
12° Artistieke opleiding, Muziek : 80 studiepunten; Culturele en artistieke opvoeding : 20 studiepunten;
13° Artistieke opleiding, beeldende kunsten : 80 studiepunten; Culturele en artistieke opvoeding : 20 studiepunten;
14° Manuele, technische en technologische opleiding : 70 studiepunten; Digitale opleiding: 30 studiepunten.
§ 3. In afwijking van de eerste en tweede paragrafen omvat de opleiding voor de studiegebieden bepaald in artikel 12, litterae 12° tot 13°, en meer bepaald ter voorbereiding van het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, 160 studiepunten gewijd aan de disciplinaire opleiding, 5 studiepunten gewijd aan de opleiding in de beheersing van de Franse taal en 60 studiepunten te verdelen over de vijf andere assen.
De overige 15 studiepunten worden overgelaten aan het oordeel [2 ...]2 van de instellingen voor hoger onderwijs die de opleiding organiseren, overeenkomstig de in artikel 5 bedoelde doelstellingen.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 60, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.21.[1 § 1. In aanvulling op artikel 125, § 2, van het Landschapsdecreet omvat de opleiding op het niveau voor de eerste cyclus voor de afdelingen 1, 2 en 3, onder de in artikel 20, § 1, omschreven minimumeisen, het volgende
1° ten minste 73 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de disciplinaire opleiding;
2° ten minste 5 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de opleiding in en door communicatie;
3° ten minste 10 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de opleiding in en door de praktijk;
4° ten minste 10 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs, gewijd aan didactische en pedagogische opleiding;
5° ten minste 5 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de opleiding in de menswetenschappen en sociale wetenschappen;
6° 5 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de beheersing van de Franse taal.
§ 2. Overeenkomstig artikel 20, § 1, maken de leeractiviteiten in verband met de beheersing van de Franse taal deel uit van de eerste 60 studiepunten van de eerste cyclus van de opleiding.
De evaluatie die overeenstemt met de lessen bedoeld in paragraaf 1, 6°, wordt volgens de nadere regels bedoeld in artikel 34, § 1, georganiseerd in de vorm van een schriftelijke proef bekrachtigd door een getuigschrift die betrekking heeft op de grondige beheersing van de Franse taal als zender en als ontvanger in een beroepscontext.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.22.[1 § 1. De cursus van de rechtstreekse initiële opleiding die tot de graad van master in het onderwijs afdelingen 1, 2 en 3 leidt, wordt georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering, die twee soorten opleidingsoperatoren samenbrengt: een hogeschool, de referentie-instelling, en een of meer universiteiten.
§ 2. Elk cursus die tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 1, 2 of 3, leidt, omvat 240 studiepunten, waarvan 180 studiepunten betrekking hebben op de door een hogeschool verstrekte opleiding en 60 studiepunten op de door een universiteit verstrekte opleiding.
De 180 studiepunten waarnaar in het vorige lid wordt verwezen, worden verdeeld in 150 studiepunten tijdens de eerste cyclus van de opleiding en 30 studiepunten tijdens de tweede cyclus.
Bij de ontwikkeling van de programma's voor rechtstreekse opleiding die tot de graad van master in het onderwijs afdelingen 1, 2 en 3, leiden, zijn de cursussen die overeenkomen met 30 studiepunten van de eerste opleidingscyclus gemeenschappelijk voor studenten van alle drie de afdelingen en omvatten zij leerresultaten die bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke beroepsidentiteit voor toekomstige leerkrachten van de drie afdelingen.
§ 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 worden voor de opleidingen die betrekking hebben op de vakgebieden bedoeld in artikel 12, 12° en 13° in de gezamenlijke diplomering ten minste twee types van operator samengebracht:
1° ofwel een hogeschool, referentie-instelling, en een of meer universiteiten of een of meer hogere kunstscholen;
2° hetzij een hoger kunstschool, referentie-instelling, en een of meer hogescholen of één of meer universiteiten.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK IV.
Art.23.[1 Het jaarprogramma van de tweede opleidingscyclus die tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 1, 2 of 3, leidt, wordt georganiseerd volgens de nadere regels die de student in staat stellen:
1. een langdurige stage te volbrengen, gelijk aan de 20 studiepunten voor de opleiding in en door de praktijk, bedoeld in artikel 20, lid 1, bij voorkeur binnen dezelfde instelling, en aldus geleidelijk en zoveel mogelijk deel te nemen aan de uitoefening van de vier competentiegebieden van het beroep van leerkracht bepaald in artikel 5;
2. onderwijseenheden die een reflectieve analyse en supervisie van de eigen praktijken mogelijk te maken;
3. een eindejaarsverhandeling uit te voeren in samenhang met een proces van actieonderzoek of onderzoek in samenwerkingsverband.
De Regering bepaalt, na advies van de COCOFIE, de duur en de operationele richtlijnen van de stage bedoeld in het eerste lid. Bij de vaststelling van deze duur en deze richtlijnen zal met name rekening worden gehouden met de criteria waaraan moet worden voldaan om te garanderen dat de opleiding voldoet aan de voorwaarden voor erkenning van de opleidingscyclus op niveau 7 van het Franstalig Kwalificatiekader en om de duurzaamheid te garanderen van het onderbrengen van de stages bij de instellingen voor leerplichtonderwijs binnen het wetgevingskader dat op hen van toepassing is.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Afdeling 2. [1 - Specifieke kenmerken van de rechtstreekse opleiding van de leerkrachten afdeling 4]1
----------
(1)
Art.24.[1 § 1. De afdeling 4 omvat 120 studiepunten. Ze heeft als doel de toekomstige leerkrachten in staat te stellen competenties te verwerven met betrekking tot de didactische, pedagogische, communicatieve en sociale componenten en de ontwikkeling voort te zetten van competenties met betrekking tot de disciplinaire component waarmee zij tijdens de eerste cyclus van hun opleiding zijn begonnen.
§ 2.De onderwijseenheden die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken, zijn gestructureerd rond de assen bedoeld in artikel 19, eerste lid, 1° tot 6°.
Deze opleidingsassen zijn onderling verbonden. De opvoeding tot media en EVRAS worden op transversale wijze geïntegreerd in alle opleidingsassen; in het bijzonder in de assen 3 tot en met 5 wordt hiermee rekening gehouden. Bij elk van de assen wordt voortdurend aandacht besteed aan de gender.
De mondelinge en schriftelijke beheersing van de Franse taal wordt gecontroleerd in de schriftelijke en mondelinge werk van de student. Het wordt gebruikt in hun evaluatie gedurende de hele opleiding.
§ 3. De 120 studiepunten bedoeld in § 1 omvatten ten minste
1 . 20 studiepunten voor disciplinaire opleiding;
2 . 30 studiepunten voor opleiding in en door de praktijk;
3 . 20 studiepunten voor didactische en pedagogische opleiding;
4. 15 studiepunten voor opleidingen in de menswetenschappen en in de sociale wetenschappen, met inbegrip van communicatieopleidingen;
5 . ten minste 15 studiepunten voor opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek.
De eindejaarsverhandeling is gebaseerd op ten minste twee van de in het vorige lid omschreven opleidingsassen, met inbegrip van opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek.
De overige 20 studiepunten worden overgelaten aan het oordeel [2 ...]2 van de instellingen voor hoger onderwijs die de opleiding organiseren, in overeenstemming met de in artikel 5 vastgelegde doelstellingen.
Wat de kunstvakken betreft, omvat de opleiding, in afwijking van het eerste lid, 50 studiepunten voor de disciplinaire opleiding en 70 studiepunten te verdelen over de 4 assen bedoeld in de litterae 2° tot 5°, waarvan ten minste 25 studiepunten voor de opleiding in en door de praktijk.
§ 4. Het jaarprogramma van cyclus 2 van de opleiding die leidt tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 4, wordt georganiseerd volgens een tijdschema dat de student in staat stelt om
1. die ten minste 10 studiepunten van het onderwijs in en door de praktijk heeft verworven, een langdurige stage te lopen, gelijk aan 15 studiepunten van de opleiding in en door de praktijk bedoeld in § 3, bij voorkeur binnen dezelfde instelling, en aldus geleidelijk deel te nemen aan de uitoefening van de vier competentiegebieden van het beroep van leraar bepaald in artikel 5;
2.in aanmerking te komen voor de onderwijseenheden die een reflectieve analyse en supervisie van de eigen praktijken mogelijk maken;
3. een eindejaarsverhandeling uit te voeren in samenhang met een proces van actieonderzoek of onderzoek in samenwerkingsverband.
De Regering bepaalt, na advies van de COCOFIE, de duur en de operationele richtlijnen van de stage bedoeld in het eerste lid, 1°. Bij de vaststelling van deze duur en deze richtlijnen zal met name rekening worden gehouden met de criteria waaraan moet worden voldaan om te waarborgen dat de opleiding voldoet aan de voorwaarden voor de erkenning van de opleidingscyclus op niveau 7 van het Franstalige Kwalificatiekader en om de duurzaamheid te waarborgen van het onderbrengen van de stages bij de instellingen voor leerplichtonderwijs binnen het wetgevingskader dat op hen van toepassing is.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.25.[1 De tweede cyclus van de rechtstreekse initiële opleiding die tot de graad van master in het onderwijs afdeling 4 leidt, wordt georganiseerd in het kader van de gezamenlijk diplomering. Deze gezamenlijke diplomering brengt ten minste twee soorten opleidingsoperatoren samen:
1° een universiteit, referentie-instelling, en een of meer hogescholen;
2° of een hogere kunstschool, referentie-instelling, en een of meer universiteiten;
3° of een hogere kunstschool, referentie-instelling, en een of meer hogescholen;
4° of een hogere kunstschool, referentie-instelling, en een of meer universiteiten en een of meer hogescholen.
In het geval bedoeld in littera 1°, verstrekt de referentie-instelling onderwijs dat overeenstemt met 80 van de 120 studiepunten bepaald in artikel 24, § 3.
In de gevallen bedoeld in de litterae 2 tot 4°, verstrekt de referentie-instelling onderwijs dat overeenstemt met 90 van de 120 studiepunten bepaald in artikel 24, § 3.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Afdeling 3. [1 - Machtigingen voor het organiseren van rechtstreekse opleiding van de leerkrachten]1
----------
(1)
Art.26.[1 Instellingen voor hoger onderwijs treffen in het kader van gezamenlijke diplomering de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat studenten niet met grote mobiliteitsproblemen tussen partnerinstellingen worden geconfronteerd. In de overeenkomsten voor gezamenlijke diplomering wordt uitdrukkelijk vermeld welke maatregelen zijn genomen om mobiliteitsproblemen te voorkomen of de mobiliteit te vergemakkelijken.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK V.
Art.27.[1 Instellingen van hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet een machtiging hebben om een academische graad toe te kennen die hen toelaat lessen te geven met betrekking tot het disciplinaire luik van de specificiteit van de functie waarop de opleiding voorbereidt, zijn bevoegd om een opleiding te organiseren die leidt tot de academische graad van master in het onderwijs van afdeling 4 voor de vakgebieden die overeenstemmen met het disciplinaire luik waarvoor zij op de datum van inwerkingtreding van dit decreet over een machtiging beschikten.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK VI.
Art.28.[1 Enkel de instellingen die een machtiging hebben om een master in de opvoedingswetenschappen te organiseren of die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet een machtiging hebben om een academische graad van master uit te reiken die betrekking heeft op één van de onderdelen van de in artikel 12 bedoelde vakgebieden, kunnen als niet-referentie-instelling, in afdeling 1, 2 of 3 een gezamenlijke diplomering hebben.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK III. [1 - Assen en organisatie van de uitgestelde opleiding van de leerkrachten]1
----------
(1)
Art.29.[1 Naast de andere toegangsvoorwaarden waarin het Landschapsdecreet voorziet, hebben de studenten die in het bezit zijn van een masterdiploma die overeenstemt met de vakcomponent van ten minste één specificiteit van de functie van leraar in het hoger secundair onderwijs of die overeenstemt met een bekwaamheidsbewijs om les te geven in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, zoals vermeld in het ESAHR-decreet, toegang tot de studies voor de graad van master in het onderwijs, afdeling 5.
De academische overheden kunnen ook toegang verlenen tot studies die leiden tot de academische graad van Master in het onderwijs sectie 5 aan studenten die voldoen aan de bijkomende voorwaarden die zij stellen. Wat de door de kandidaat verworven competenties met betrekking tot het vakgedeelte betreft, hebben deze aanvullende voorwaarden tot doel te garanderen dat de student de voor de betrokken studies voorvereiste vakken heeft verworven. Wanneer deze aanvullende voorwaarden voor toegang bestaan uit één of meer extra cursussen, mogen deze niet meer dan 30 extra studiepunten voor de student vertegenwoordigen, rekening houdend met alle studiepunten die hij/zij trouwens bij zijn/haar inschrijving zou kunnen gebruiken.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.30.[1 § 1. Om de doelstellingen bepaald in artikel 5 te bereiken, bestaat de uitgestelde lerarenopleiding uit 60 studiepunten en heeft zij tot doel toekomstige leerkrachten die de competenties behorend tot de vakcomponent van hun opleiding hebben verworven, de didactische, pedagogische, communicatieve en sociale componenten van hun opleiding te laten verwerven. Deze vakcomponent werd bekrachtigd door een graad van master.
§ 2. De onderwijseenheden die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken, zijn gestructureerd rond de assen bedoeld in artikel 19, eerste lid, 2° tot 5°.
Deze opleidingsassen zijn onderling verbonden. De opvoeding tot Media en EVRAS zijn op transversale wijze geïntegreerd in alle opleidingsassen; met name in de assen 3 tot en met 5 wordt hiermee rekening gehouden. Bij elk van de assen wordt voortdurend aandacht besteed aan de gender.
De mondelinge en schriftelijke beheersing van de Franse taal wordt gecontroleerd in het schriftelijke en mondelinge werk van de student. Het wordt gebruikt in hun evaluatie gedurende de hele opleiding.
§ 3. De 60 studiepunten bepaald in § 1 worden als volgt verdeeld :
1° 25 studiepunten voor opleiding in en door de praktijk, met inbegrip van de voltooiing van een geïntegreerd werk;
2° 20 studiepunten voor didactische en pedagogische opleiding;
3° 15 studiepunten voor opleidingen in menswetenschappen en sociale wetenschappen;
Onder geïntegreerd werk wordt verstaan het werk met een globaal karakter dat tot doel heeft na te gaan of de student, in de vorm van een synthese, de bekwaamheden beheerst die in de verschillende opleidingsassen aan bod komen.
§ 4. De instellingen bedoeld in artikel 31, § 1, organiseren een deel van de activiteiten die tot de academische graad van master in het onderwijs afdeling 5 leiden, volgens een tijdschema dat de student in staat stelt
1° die ten minste 5 studiepunten onderwijs van opleiding in en door praktijk heeft gevolgd, een stage van lange duur te vervullen, gelijk aan 20 van de in § 3 bedoelde studiepunten opleiding in en door praktijk, bij voorkeur binnen dezelfde instelling, en aldus geleidelijk deel te nemen aan de uitoefening van de vier in artikel 5 omschreven competentiegebieden van het beroep van leraar;
2° te genieten van onderwijseenheden die een reflectieve analyse en supervisie van de eigen praktijken mogelijk maken;
3° hun geïntegreerd werk te verrichten door alle assen van de opleiding te articuleren.
De Regering bepaalt, na advies van de COCOFIE, de duur en de operationele richtlijnen van de stage bedoeld in het eerste lid, 1°. Bij de vaststelling van deze duur en deze richtlijnen zal met name rekening worden gehouden met de criteria waaraan moet worden voldaan om te waarborgen dat de opleiding voldoet aan de voorwaarden voor erkenning van de opleidingscyclus op niveau 7 van het Franstalige Kwalificatiekader en om de duurzaamheid te waarborgen van het onderbrengen van de stages bij de instellingen voor leerplichtonderwijs binnen het wetgevingskader dat op hen van toepassing is.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.31.[1 § 1. De studies die leiden tot de academische graad van Master in het onderwijs, afdeling 5, worden georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering. Het programma voor een gezamenlijke diplomering verenigt ten minste twee soorten opleidingsoperatoren:
1° wanneer een universiteit de referentie-instelling is, zij ontwikkelt een gezamenlijke diplomering met :
- Een of meer hogescholen;
- of een of meer hogere kunstscholen;
- of een of meer hogescholen en één of meer hogere kunstscholen;
2° wanneer een hogere kunstschool de referentie-instelling is, zij ontwikkelt een gezamenlijke diplomering :
- een of meer hogescholen;
- of een of meer hogere kunstscholen;
- of een of meer hogescholen en één of meer universiteiten.
§ 2. Het programma dat leidt tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 5, omvat 30 studiepunten die door de referentie-instelling worden verstrekt en 30 studiepunten die door de partnerinstelling(en) worden georganiseerd.
In afwijking van het eerste lid, moet voor de opleidingen bedoeld in artikel 16, eerste lid, 16° tot 19°, georganiseerd in het hoger kunstonderwijs, in het kader van een gezamenlijke diplomering, de opleiding die leidt tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 5, ten minste 30 studiepunten omvatten die door de hogere kunstschool, referentie-instelling, worden verstrekt en ten minste 20 studiepunten die door de niet-referentie instelling(en) worden georganiseerd.
§ 3. De in § 1 bedoelde instellingen voor hoger onderwijs kunnen een deel van de activiteiten die tot de academische graad van master in het onderwijs in afdeling 5 leiden, volgens een gespreid tijdschema organiseren.
§ 4. De instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet een machtiging hebben om een academische graad uit te reiken die hen toelaat cursussen te geven met betrekking tot de vakcomponent van de specificiteit van de functie waarop de opleiding voorbereidt, zijn bevoegd om opleidingen te organiseren die leiden tot de academische graad van master in het onderwijs, afdeling 5, voor de vakken die overeenstemmen met de vakcomponent waarvoor zij op de datum van inwerkingtreding van dit decreet over een machtiging beschikten.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
TITEL III.
HOOFDSTUK I.
Art.32.[1 De instellingen bedoeld in artikel 31, § 1, nemen in het kader van de gezamenlijke diplomering de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat studenten geen grote mobiliteitsproblemen ondervinden tussen de partnerinstellingen. In de overeenkomsten van gezamenlijke diplomering wordt uitdrukkelijk vermeld welke maatregelen zijn genomen om mobiliteitsproblemen te voorkomen of de mobiliteit te vergemakkelijken.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK IV. [1 - Beheersing van de Franse taal]1
----------
(1)
Art.33.[1 In de onderwijsprofielen bedoeld in artikel 15, § 1, eerste lid, 57°, van het Landschapsdecreet wordt, naast artikel 125, § 1, van hetzelfde decreet, rekening gehouden met de grondige beheersing van de Franse taal in een beroepscontext. Deze beheersing omvat ten minste de beheersing die bedoeld wordt met de in artikel 34 omschreven test.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.34.[1 § 1. Een voorafgaande schriftelijke proef over de grondige kennis van de Franse taal als zender en ontvanger in een beroepscontext wordt elk academiejaar georganiseerd aan het begin van de eerste vier maanden. Ze heeft betrekking op de volgende competenties :
1° een geschreven informatieve of argumentatieve tekst analyseren en samenvatten op het niveau van de expliciete en impliciete inhoud;
2° een argumentatieve geschreven tekst produceren door op de juiste wijze een schrijfproces toe te passen, met inbegrip van syntactische en spellingsregels.
Deze voorafgaande proef, die identiek en gelijktijdig is in alle instellingen die bevoegd zijn om de initiële lerarenopleiding te organiseren, wordt collegiaal georganiseerd door de instellingen overeenkomstig de opdrachten bepaald in artikel 21, 5°, van het Landschapsdecreet. De instellingen zijn verplicht deel te nemen aan de organisatie en de verbetering van de proef, onder de voorwaarden bepaald door de regering op advies van de ARES.
De regering bepaalt :
1° de data waarop de voorafgaande proef wordt georganiseerd;
2° het gedetailleerde programma van de proef;
3° de nadere regels voor de evaluatie van de proef;
4° de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de ARES, de instellingen voor hoger onderwijs en de examencommissie in het kader van de organisatie van de proef;
5° de wijze van aanstelling van de examencommissie die toezicht houdt op de proef;
6° de drempel voor het slagen voor de test.
De voorafgaande proef is gratis toegankelijk voor elke student die volledig voldoet aan de algemene voorwaarden bedoeld in artikel 107 van het Landschapsdecreet voor studenten betrokken bij de opleiding in onderwijs afdeling 1, 2, 3, 4 of 5.
§ 2. Voor de student betrokken bij de opleiding in onderwijs afdeling 1, 2 of 3 wordt de voorafgaande proef afgelegd aan het begin van hun eerste cyclus en is deze facultatief.
De student bedoeld in het vorige lid die geslaagd is voor de voorafgaande proef bepaald in paragraaf 1, wordt geacht de in artikel 20 bedoelde 5 studiepunten voor de kennis van de Franse taal te hebben behaald.
§ 3. In aanvulling op artikel 111, § 1, van het Landschapsdecreet wordt voor de student die de opleiding in onderwijs afdeling 4 of 5 volgt, de voorafgaande proef afgelegd aan het begin van hun 2de cyclus en is deze verplicht.
De student bedoeld in het vorige lid die niet geslaagd is voor de voorafgaande proef bepaald in paragraaf 1, is verplicht 5 bijkomende studiepunten toe te voegen met betrekking tot de beheersing van de Franse taal.
In het geval bedoeld in het tweede lid, in afwijking van artikel 24, § 1, omvat de afdeling 4 125 studiepunten en in afwijking van artikel 30, § 1 omvat de uitgestelde lerarenopleiding 65 studiepunten.
§ 4. Elke deelnemer ontvangt persoonlijk de gedetailleerde resultaten van zijn proef. In geen enkel geval mogen de resultaten van de voorafgaande proef op zodanige wijze aan het publiek worden doorgegeven of medegedeeld dat de identiteit of de hoedanigheid van de kandidaten daaruit zou kunnen worden afgeleid.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK V. [1 - De organisatie en de specifieke omkadering van beroepssituaties van opleiding]1
----------
(1)
Art.35.[1 § 1. De articulatie tussen de verschillende assen, omschreven in artikel 19 voor de afdelingen 1 tot en met 3, in artikel 24 voor afdeling 4 en in artikel 30 voor afdeling 5, berust prioritair op opleiding in en via de praktijk door het opzetten van beroepssituaties als omschreven in paragraaf 2. Het leren wordt geleidelijk opgebouwd door een wisselwerking tussen theoretische opleidingssituaties betreffende al deze assen en beroepssituaties.
Aan deze beroepssituaties wordt gewerkt in het kader van beroepsopleidingsworkshops, seminars voor de analyse van de praktijken met betrekking tot de verschillende assen, en praktijkstages in reële situaties zoals omschreven in artikel 15, § 1, eerste lid, 63°, van het Landschapsdecreet.
De beroepssituaties vinden plaats in inrichtingen voor kleuter onderwijs, lager onderwijs, basisonderwijs, secundair onderwijs, gewoon en gespecialiseerd onderwijs, onderwijs met volledig leerplan en alternerend onderwijs, secundair onderwijs voor sociale promotie of secundair kunstonderwijs.
§ 2 De volgende doelstellingen kunnen in de beroepssituaties worden ontwikkeld:
1° de toetsing van het beroepsproject;
2° de geleidelijke ontwikkeling van de beroepsidentiteit;
3° de opbouw van een houding van reflectieve beoefenaar;
4° diepgaandere studie van het vak, met inbegrip van de didactiek van het vak, alsook pedagogische differentiatie, remediëring, individuele begeleiding en co-teaching;
5° de ontwikkeling van vaardigheden in verband met de sociale rol van de leraar;
6° het progressief aanleren van autonoom werken en werken in teamverband.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK II.
Art.36.[1 § 1. Bij de organisatie van de stages en de verschillende beroepssituaties confronteren de instellingen voor hoger onderwijs iedere student met een verscheidenheid aan situaties, inzonderheid door rekening te houden met:
1. de onderwijsniveaus waarop zij zich voorbereiden om les te geven;
2° de schoolbevolking: de socio-economische afkomst van de student en, of ze gewoon of gespecialiseerd onderwijs volgen, onderwijs met volledig leerplan, alternerend onderwijs of onderwijs voor sociale promotie, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan;
3° de taken waaraan hij deelneemt of die hem worden toevertrouwd;
4° de verschillende facetten van het beroep, met inbegrip van de relaties met verschillende partners;
5° de duur van de stage.
§ 2. Stages kunnen de volgende vormen aannemen:
1° langdurige stages, bij voorkeur in dezelfde inrichting, van minstens vier maanden;
2° cursussen die plaatsvinden in de vorm van korte voorstellingen die in de tijd worden herhaald;
3° cursussen die alleen of in teamverband worden gegeven.
Het verloop van de stages en van de beroepssituaties wordt bepaald door de doelstellingen en de te bereiken niveaus van bekwaamheid. De duur van de stageperioden evolueert van korte perioden in het begin van de training naar steeds langere perioden. Tijdens de langdurige stage bedoeld in lid 1, 1°, wordt de stagiair vertrouwd gemaakt met alle vier competentiegebieden en vaardigheden bedoeld in artikel 5, inzonderheid die welke betrekking hebben op het leren deelnemen, binnen een onderwijsteam, aan de collectieve dynamiek van een lerende organisatie.
§ 3. Voor studenten die zijn ingeschreven voor een tweede cyclus van de cursus voor het behalen van de graad van master inzake onderwijs, afdeling 5, en die hun ambt bekleden in het hoger secundair onderwijs, kunnen de in het kader van dat ambt verrichte diensten worden gelijkgesteld met stages.
§ 4. De instellingen voor hoger onderwijs moeten de studenten voor, tijdens en na de stages begeleiden, inzonderheid door stages te integreren met praktijkwerk, seminars voor praktijkanalyse of workshops voor beroepsopleiding, en door te steunen op een systeem van formatieve evaluatie.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.37.[1 Elke stage wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de stagemeester, de verwijzende docent en de student . De overeenkomst omvat minstens het volgende:
1° de identiteit van de partijen bij de overeenkomst;
2° het opschrift van de onderwijseenheid met betrekking tot de stage in het jaarprogramma van de stagiair;
3° de leerdoelen die tijdens de stage moeten worden bereikt;
4° de begin- en einddatums van de stage;
5° de duur van de wekelijkse aanwezigheid van de student op de stageplaats en het bijzonder te volgen uurrooster.
De regering stelt, na advies van de COCOFIE, de minimale regelingen voor het toezicht vast om de goede werking van de stage te garanderen vanuit het oogpunt van de stagiair, het onderwijzend en pedagogisch personeel van de stageplaats en de leerlingen aan wie de stagiair tijdens de stage wordt toegewezen.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.38.[1 Er worden samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen instellingen voor hoger onderwijs en inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager onderwijs, basisonderwijs of secundair onderwijs, gewoon of gespecialiseerd, onderwijs met volledig leerplan, sociaal of kunstonderwijs met beperkt leerplan om stages voor studenten te organiseren.
In het kader van deze samenwerkingsovereenkomsten bepalen de betrokken instellingen, in het bijzonder tijdens de langdurige stage bedoeld in artikel 36, § 2, 1°, een experimentatieperiode die ter beschikking wordt gesteld van de student om vernieuwende praktijken te ontwikkelen zoals differentiatie, individuele begeleiding, co-teaching en in toenemende mate autonome praktijken.
In deze overeenkomsten worden minstens de duur van de samenwerking, de procedures voor overleg tussen de verschillende partners en hun respectieve wijzen van optreden, de specifieke doelstellingen van de opleidingscursussen en de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid vastgelegd. Zij kunnen ook toezeggingen inhouden voor gezamenlijke activiteiten, inzonderheid op het gebied van onderzoek en opleiding.
De samenwerkingsovereenkomsten worden ter beschikking gehouden van de commissarissen en de afgevaardigden van de regering.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.39.[1 § 1. In de hogescholen worden de in artikel 35, § 1, bedoelde beroepsopleidingsworkshops georganisserd:
a) gedurende een derde van de tijd, door personeelsleden die belast zijn met het toezicht op de theoretische opleidingssituaties die overeenstemmen met de in artikel 19, eerste lid, 1°, omschreven as;
b) gedurende een derde van de tijd, door personeelsleden die belast zijn met het toezicht op de theoretische opleidingssituaties die overeenstemmen met de in artikel 19, eerste lid, 4°, omschreven as;
c) een derde door leraren beoefenaren.
De verschillende personen die betrokken zijn bij het toezicht op deze workshops coördineren hun acties en werken alleen of in teams van twee of drie.
§ 2 Aan de universiteiten en in het hoger kunstonderwijs worden de docenten van het secundair onderwijs met volledig leerplan of docenten van het secundair onderwijs voor sociale promotie, naast de personeelsleden die belast zijn met de begeleiding van de theoretische opleidingssituaties, betrokken bij de omkadering van de in artikel 36, paragraaf 1, bedoelde studiebijeenkomsten voor de analyse van de praktijk, in het kader van de in artikel 38 omschreven samenwerkingsovereenkomsten.
§ 3 De praktische stages in reële situaties staan onder toezicht van personeelsleden die belast zijn met de theoretische stages die overeenstemmen met de assen bepaald in artikel 19, eerste lid, 1° en 4°, van leraren beoefenaren voor de instellingen waar dat ambt is bepaald en van de stagemeester, die evenwel geen lid is van de examencommissie zoals bepaald in de artikelen 131 en volgende van het Landschapsdecreet.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.40.[1 De in artikel 39, § 1, onder c), bedoelde leraren beoefenaren zijn minstens een vijfde van de tijd werkzaam in het leerplicht onderwijs of het onderwijs voor sociale promotie of in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan op een niveau dat verband houdt met de opleiding waartoe zij bijdragen.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.41.[1 § 1. De stagemeesters worden bij voorkeur aangewezen in het kader van de in artikel 38 omschreven samenwerkingsovereenkomsten.
§ 2 De opleiding voor het ambt van stagemeester wordt in het kader van de in artikel 74 van het Landschapsdecreet bedoelde bepaling georganiseerd door de instellingen voor hoger onderwijs. Het bereidt toekomstige docenten voor op interactie met een student en op het observeren, analyseren en evalueren van elementen van de professionele onderwijspraktijk met het oog op het geven van advies en het helpen bij het bijstellen van die praktijk.
De in het vorige lid bedoelde opleiding wordt verstrekt in een cursus van 10 studiepunten die gebruikt kan worden voor de gespecialiseerde master inzake onderwijs bedoeld in artikel 43 en voor de gespecialiseerde master in de lerarenopleiding bedoeld in artikel 51. Zij leidt tot de afgifte van een getuigschrift van begeleiding van stages voor leraren in opleiding.
Deze opleiding is toegankelijk:
1° voor houders van een academische graad die krachtens dit decreet wordt verleend;
2° voor houders van een bachelorsdiploma kleuteronderwijs, een bachelorsdiploma lager onderwijs en een bachelorsdiploma lager secundair onderwijs uitgereikt overeenkomstig het decreet van 12 december 2000 tot bepaling van de opleiding van onderwijzers en regenten en houders van een gelijkwaardig bekwaamheidsbewijs uitgereikt overeenkomstig de vorige wetgeving;
3° voor houders van een diploma van aggregeerde voor het hoger secundair onderwijs uitgereikt overeenkomstig het decreet van 8 februari 2001 tot bepaling van de initiële opleiding van aggregeerde voor het hoger secundair onderwijs en aan houders van een gelijkwaardig bekwaamheidsbewijs uitgereikt overeenkomstig de vroegere wetgeving.
§ 3. De partnerinstellingen voor hoger onderwijs en de instellingen voor leerplichtonderwijs wijzen, elk voor zich, bij voorkeur als stagemeesters leraren aan die in het bezit zijn van een specialisatiemasterdiploma inzake onderwijs of die kunnen aantonen dat zij minstens zes jaar ervaring op het betrokken niveau hebben, of die minimum in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs dat vereist is voor het ambt dat zij uitoefenen en van het certificaat voor de stagebegeleiding van aanstaande leraren.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.42.[1 Stagemeesters krijgen een bezoldiging voor hun deelname aan de initiële opleiding van de leerkrachten. De bedragen en de bezoldigingsvoorwaarden worden vastgesteld door de regering. De regering kan een hogere bezoldiging toekennen aan stegmeesters die in het bezit zijn van een getuigschrift van omkadering van leraren in opleiding en die een overleg bepaald in de samenwerkingsovereenkomst in de zin van artikel 38 sluiten met de instellingen voor hoger onderwijs die de initiële opleiding van de leerkrachten organiseren.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
TITEL III. [1 - Specialisatiemasters inzake onderwijs]1
----------
(1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Doelstellingen en organisatie van de masteropleiding]1
----------
(1)
Art.43.[1 § 1. Er worden twee specialisatiemasters, zoals bedoeld in artikel 15, § 1, 47°, van het Landschapsdecreet inzake onderwijs, georganiseerd, één voor de afdelingen 1 en 2, de tweede voor de afdelingen 3, 4 en 5.
§ 2. De opleiding die in dit kader wordt gegeven, bedraagt in totaal 60 studiepunten. Ze maakt het mogelijk de ontwikkeling van de in artikel 5 omschreven competenties voort te zetten en te verdiepen, inzonderheid tijdens de initiële opleiding van de leerkrachten:
1° de studenten in staat stellen de continuïteit van het leren beter te verzekeren, inzonderheid door hun systemische visie op dit leren te versterken;
2° het versterken van de ontwikkeling van de capaciteiten van de reflectieve leraren beoefenaren, en in het bijzonder het volgende:
a) de resultaten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van onderwijs en didactiek kritisch te lezen en te gebruiken voor hun onderwijsactiviteiten, alsmede gebruik te maken van verschillende disciplines in de geesteswetenschappen om beroepssituaties te analyseren en daarin te handelen;
b) individueel en collectief een kritische en nauwgezette waarneming en analyse te maken van de eigen praktijken en de gevolgen daarvan voor de studenten, teneinde het eigen onderwijs te reguleren en de strategieën en voorwaarden voor de uitvoering ervan te wijzigen in een perspectief van efficiëntie en billijkheid.
3° de transversale capaciteiten te ontwikkelen die verbonden zijn aan de uitoefening van de collectieve opdrachten bedoeld in artikel 7, 2°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de organisatie van het werk van de leden van het onderwijzend personeel en het toekennen van meer organisatorische flexibiliteit aan de inrichtende machten.
§ 3. De opleiding in het kader van deze specialisatiemasters inzake onderwijs omvat 15 studiepunten opleiding in en door de praktijk, 35 studiepunten opleiding in didactiek en pedagogie en 10 studiepunten opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek.
§ 4 De academische graden ter afsluiting van deze opleiding zijn:
1° Master inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2;
2° Master inzake onderwijs in de afdelingen 3, 4 en 5.
§ 5. Naast het opleidingsdoel bedoeld in paragraaf 2, 1°, bereidt de opleiding die leidt tot het academisch diploma bedoeld in paragraaf 4, 2°, de leerkrachten met een masterdiploma in het onderwijs van afdeling 4 of een masterdiploma van afdeling 5 voor om vanaf het derde tot het zesde jaar secundair onderwijs les te geven in één van de vakken bedoeld in artikel 16.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK III.
Art.44.[1 § 1. De masters in het onderwijs worden georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering. Deze gezamenlijke diplomering brengt een universiteit, als referentie-instelling, en een of meer instellingen voor hoger onderwijs of een of meer instellingen voor hoger kunstonderwijs of met een of meer instellingen voor hoger onderwijs en een of meer instellingen voor hoger kunstonderwijs samen.
De referentie-instelling organiseert 30 van de 60 studiepunten van de opleiding.
§ 2. Instellingen voor hoger onderwijs kunnen een deel van de activiteiten die tot de toekenning van de specialisatiemaster inzake onderwijs leiden, op basis van een verspreid tijdschema organiseren.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK II. [1 - Toegang tot masteropleidingen in het onderwijs]1
----------
(1)
Art.45.[1 § 1. Kandidaten met een dienstanciënniteit van minstens vijf jaar in een kleuter-, lagere of basisschool georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, gedurende minstens de helft van het aantal lestijden vereist voor het ambt met volledige prestaties, hebben toegang tot de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2.
§ 2 Kandidaten met minstens 5 jaar anciënniteit in een door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde secundaire school gedurende minstens de helft van het aantal lestijden vereist voor het ambt met volledige prestaties, hebben toegang tot de specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 3, 4 en 5.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
TITEL IV.
HOOFDSTUK I.
HOOFDSTUK III. [1 - Machtiging voor de organisatie van specialisatiemasters inzake onderwijs]1
----------
(1)
Art.46.[1 Op voorwaarde dat zij voldoen aan de bepalingen bedoeld in dit decreet, worden instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet gemachtigd zijn om hetzij een academische graad van master in de onderwijswetenschappen, hetzij een academische graad van master inzake onderwijs van afdeling 3 toe te kennen die overeenstemt met een van de onderdelen van de in artikel 13 bedoelde families van studierichtingen, hetzij een academische graad van master inzake onderwijs in afdeling 4 of een academische graad van master inzake onderwijs in afdeling 5, die overeenstemt met een van de onderdelen van de in artikel 16 bedoelde families van studierichtingen, geacht gemachtigd te zijn om als referentie-instelling een opleiding te organiseren die leidt tot een specialisatiemaster inzake onderwijs.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
TITEL IV. [1 - Omkadering van onderwijseenheden voor de initiële opleiding van de leerkrachten]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. [1 - Algemene beginselen]1
----------
(1)
Art.47.[1 De omkadering van de onderwijseenheden voor de initiële opleiding van de leerkrachten wordt verzorgd door personeelsleden met gevarieerde academische of beroepsprofielen wier pedagogische optredens worden gecoördineerd en op elkaar afgestemd.
In de zin van dit artikel wordt onder een gevarieerd profiel zowel de verscheidenheid aan kwalificaties van de personeelsleden verstaan als de verscheidenheid aan academische of beroepsachtergronden die ertoe geleid hebben dat zij opleiders zijn geworden in het kader van de initiële opleiding van de leerkrachten.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.48.[1 § 1. De personeelsleden die in een hogeschool of in een instelling voor hoger onderwijs voor sociale promotie belast zijn met onderwijseenheden in de assen 3, 4 en 6 zoals omschreven in artikel 19, eerste lid, alsook in as 1 wat betreft de didactische aspecten van de door de toekomstige leraar te onderwijzen vakken, zijn in het bezit van een specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding, zoals omschreven in artikel 15, § 1, eerste lid, 47°, van het Landschapsdecreet.
Het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding moet worden behaald binnen zes jaar na de eerste benoeming in een ambt waarvoor dit diploma vereist is. Na deze periode kan het personeelslid niet meer in hetzelfde ambt of in een ambt met dezelfde eisen worden aangesteld.
In geval van verlenging of wijziging van de aanstelling van een personeelslid is de eis om het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding te behalen alleen van toepassing op de in het eerste lid beschreven aanstellingen.
§ 2. Houders van het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding worden geacht houder te zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid passend bij het hoger onderwijs in hogescholen en het hoger onderwijs voor sociale promotie zoals bepaald in het decreet van 17 juli 2002.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.49.[1 De houder van een doctoraat op het gebied van de studie van psychologische en onderwijswetenschappen of van een doctoraat op het gebied van de studie van onderwijswetenschappen en pedagogiek of van een doctoraat met een didactisch doel in een ander studiegebied is vrijgesteld van de specialisatiemaster in de lerarenopleiding en wordt geacht houder te zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid passend bij het hoger onderwijs voor sociale promotie, zoals gedefinieerd in het decreet van 17 juli 2002. De regering bepaalt de nadere regels volgens welke de doeltreffendheid van de didactische doelstelling van een doctoraat in een ander studiegebied dan onderwijswetenschappen en pedagogie wordt erkend.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK II.
Art.50.[1 Binnen elke hogeschool met een onderwijsdepartement wordt een dienst voor onderwijsonderzoek en -ontwikkeling opgericht, gecoördineerd door een personeelslid dat verantwoordelijk is voor de vakken die verband houden met de didactiek van het vak of de opleiding in en door de praktijk, en dat een doctoraat heeft in de psychologische en pedagogische wetenschappen, een doctoraat op het gebied van "Opvoedings- en onderwijswetenschappen" of een doctoraat met didactische inslag in een ander studiegebied.
Bij wijze van overgangsmaatregel tot september [2 2028]2 kan dit ambt worden waargenomen door een personeelslid dat door de inrichtende macht is erkend op grond van zijn wetenschappelijke bekendheid.
In afwijking van lid 1 kunnen twee hogescholen met een pedagogische categorie die in hetzelfde geografische gebied zijn gevestigd, hun middelen bundelen om één enkele dienst voor onderzoek en ontwikkeling op te richten.
Deze dienst heeft onder meer tot taak samen te werken met de mede-diplomerende instelling(en) voor hoger onderwijs, inzonderheid, namelijk wat betreft de ontwikkeling van het onderzoek op het gebied van de psychologische en onderwijswetenschappen en van de didactiek.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 63, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK II. [1 - Het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Doelstellingen en organisatie van de specialisatiemasterdiplomering voor de lerarenopleiding]1
----------
(1)
Art.51.[1 § 1. Er wordt een specialisatiemaster, bedoeld in artikel 15, § 1, 47°, van het Landschapsdecreet, in de lerarenopleiding, ten belope van 60 studiepunten, opgericht.
§ 2. Naast de algemene doelstellingen gedefinieerd in artikel 3 van het Landschapsdecreet, heeft de specialisatiemaster voor lerarenopleiding de volgende specifieke doelstellingen:
1° beheersing van de didactiek van het/de betrokken vak(ken) of van de didactiek toegepast op deze vakken;
2° kennis en begrip van de opleidingsplaatsen waar men zal praktiseren en van die waar zijn toekomstige studenten zullen praktiseren;
3° het vermogen om mensen in beroepsopleidingssituaties te begeleiden;
4° beheersing van de specifieke kenmerken van de pedagogie voor volwassenen en inzonderheid voor jonge volwassenen;
5° het vermogen om deel te nemen aan het ontwerpen van opleidingsprogramma's voor leraren en om deze programma's uit te voeren;
6° het vermogen om elementen van de professionele onderwijspraktijk te observeren, te analyseren en te evalueren teneinde advies te geven en bij te dragen tot de bijsturing ervan, inzonderheid steunend op de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek inzake onderwijs, in de didactiek van de te onderwijzen vakken, in de psychologie, in de onderwijssociologie en in de genderstudie, inzonderheid inzake culturele diversiteit, socio-economische ongelijkheden en gender;
7° het vermogen om, individueel en met collega's, een kritische en rigoureuze analyse te maken van de eigen praktijken en de impact ervan op de studenten en hun succes, inzonderheid door gebruik te maken van verschillende vakken uit de humane en sociale wetenschappen, om het eigen onderwijs te reguleren vanuit het oogpunt van effectiviteit en rechtvaardigheid. Al deze doelstellingen maken deel uit van een epistemologische distantiëring en een systemische visie.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.52.[1 De specialisatiemaster voor lerarenopleiding wordt georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering. Deze gezamenlijke diplomering omvat:
1° een of meer secundaire scholen of een of meer hogere scholen voor de kunsten of een of meer secundaire scholen en een of meer hogere scholen;
2° en een universiteit die de referentie-instelling is en die minstens 30 van de 60 studiepunten bedoeld in artikel 51, § 1, verstrekt.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.53.[1 Instellingen voor hoger onderwijs kunnen een deel van de activiteiten die leiden tot de toekenning van de specialisatiemaster in de lerarenopleiding volgens een verspreid tijdschema organiseren.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Afdeling 2. [1 - Toegang tot de specialisatiemaster voor lerarenopleiding]1
----------
(1)
Art.54.[1 Hebben toegang tot de specialisatiemasterstudies voor de lerarenopleiding enkel de studenten die in het bezit zijn van:
1° ofwel een masterdiploma in de onderwijswetenschappen;
2° ofwel een specialisatiemasterdiploma inzake onderwijs in de zin van de artikelen 43 en volgende, ofwel een masterdiploma inzake onderwijs in afdeling 4 in de zin van dit decreet;
3° ofwel een masterdiploma dat overeenstemt met één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen die overeenstemmen met één van de te verlenen opleidingen zoals bepaald in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van het onderwijzend personeel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, waarbij deze cursus deel uitmaakt van het programma van de initiële rechtstreekse of uitgestelde opleiding van de leerkrachten zoals bepaald in dit decreet. Deze meestergraad wordt aangevuld met de academische graad van meester inzake onderwijs, afdeling 5, bedoeld in de artikelen 29 en volgende;
4° ofwel, voor personeelsleden die van plan zijn om in de hogere kunstscholen het onderwijzen van de didactiek van een of meer artistieke opleidingen op zich te nemen, een erkenning van nuttige ervaring en bekendheid overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 82, § 2, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de specifieke regels voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogescholen voor de kunsten (organisatie, financiering, toezicht, statuut van het personeel, rechten en plichten van de studenten).]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Afdeling 3. [1 - Machtiging tot het organiseren van de specialisatiemaster voor de lerarenopleiding]1
----------
(1)
Art.55.[1 Op voorwaarde dat zij voldoen aan de bepalingen van dit decreet, worden instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet gemachtigd zijn om een academische graad van master in de onderwijswetenschappen uit te reiken of die minstens één masteropleiding in het onderwijs, afdeling 4, organiseren die overeenstemt met één van de onderdelen van de in artikel 16 bedoelde families van studierichtingen, geacht gemachtigd te zijn om als referentie-instellingen opleidingen te organiseren die leiden tot de academische graad van specialisatiemaster voor de lerarenopleiding.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.56.
<Opgeheven bij DFG 2021-12-02/42, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
TITEL V. - Begrotingsbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangssubsidie voor de implementatie van de initiële leerkrachtenopleiding
Art.57.Voor de begrotingsjaren [3 2023 tot 2025]3, wordt jaarlijks een allocatie toegekend aan universiteiten die de co-diplomering organiseren in de eerste cyclus van de afdelingen 1 tot 3 van de initiële leerkrachtenopleiding, zoals omschreven [3 in de artikelen 9 tot en met 11]3.
Het bedrag van deze allocatie wordt berekend volgens elke hogeschool of referentie-ESA en wordt betaald aan de partneruniversiteit van de co-diplomeringovereenkomst. Als verschillende universiteiten zijn geassocieerd met eenzelfde hogeschool of referentie-ESA, bepalen de co-diplomeringsovereenkomsten de nadere regels voor de verdeling van de toewijzing over de universiteiten.
De jaarlijkse bedragen van hogeschool of referentie-ESA, toegekend van [3 2023 tot 2025]3, worden als volgt berekend: ongewogen financiering van een student in een hogeschool voor het beschouwde begrotingsjaar x 1,65 x het aantal inschrijvingen in deze opleiding op 1 december van het in de betrokken hogeschool of ESA overwogen begrotingsjaar x 17 %.
De bedragen die in de begrotingen van de betreffende jaren worden ingevoerd, worden geregulariseerd wanneer de definitieve gegevens waarop de berekening is gebaseerd beschikbaar zijn.
Vanaf het begrotingsjaar [3 2026]3 wordt het totale bedrag berekend voor het jaar [3 2025]3 op grond van het derde lid na indexering toegevoegd aan het variabele deel van de financiering van de universiteiten bedoeld in artikel 29 van de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering en controle van universiteiten, zoals bepaald in artikel 68 van dit decreet.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 77, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
(3)<DFG 2022-07-20/17, art. 64, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.58.[3 § 1.]3 Voor de begrotingsjaren [4 2023 tot en met 2025]4 wordt jaarlijks een allocatie toegekend aan de universiteiten en de hogescholen, die de co-diplomering van specialisatiemaster in leerkrachtenopleiding organiseren.
Het bedrag van deze allocatie wordt op basis van elke referentie-universiteit berekend en wordt betaald aan de partnerinstellingen van de co-diplomeringsovereenkomst ten belope [4 tot het aandeel van elk van beide in de verdeling van de studiepunten van het programma dat zij overeenkomstig deze overeenkomst organiseren]4.
De bedragen per referentie-universiteit, toegekend van [4 2023 tot en met 2025]4, worden als volgt berekend: ongewogen financiering van een universiteitsstudent voor het beschouwde begrotingsjaar x 1,45 x aantal studenten dat deelnam aan deze opleiding op 1 december van het overwogen begrotingsjaar in de betrokken universiteit.
[3 Indien een overeenkomst voor gezamenlijke diplomering wordt gesloten met een niet-refererende hogere kunstschool, ontvangt de partner in de overeenkomst een financiering ten belope van zijn aandeel in de verdeling van de studiepunten voor de opleiding, volgens de formule bedoeld in het vorige lid. De financiering van de niet-refererende hogere kunstschool wordt in mindering gebracht op de in het tweede lid bedoelde toewijzing.]3
[4 Met ingang van het begrotingsjaar 2026 wordt het totale bedrag van de in 2025 verleende allocaties, rekening houdend met de leden 1 en 2, na indexering geïntegreerd tot het bedrag van het aandeel van elk van hen in de verdeling van de studiepunten van de cursus die zij organiseren, in de financiering van de hogescholen bedoeld in artikel 10 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen enerzijds, en in het variabele gedeelte van de financiering van de universiteiten bedoeld in artikel 29 van de voornoemde wet van 27 juli 1971 anderzijds.]4
De in het derde lid bedoelde bedragen worden geregulariseerd wanneer de definitieve gegevens beschikbaar zijn waarop de berekening is gebaseerd.
[3 § 2. Vanaf januari [4 2026]4, in afwijking van de artikelen 52, 53 en 54 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de specifieke regels voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in hogere kunstscholen (organisatie, financiering, personeel, statuut van het personeel, rechten en plichten van de studenten), wordt in het gemiddelde van de financierbare studenten dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het historisch en variabel gedeelte van de omkadering van de hogere kunstscholen voor de in dit artikel bedoelde specialisatiemaster voor de lerarenopleiding wordt ten volle rekening gehouden met de financierbare studenten van deze masters met coëfficiënten die overeenkomen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de organisatie van de studiepunten waaruit deze opleidingen bestaan en in de studiegebieden waaraan de hogere kunstscholen deelnemen.]3
[3 § 3. Vanaf het begrotingsjaar [4 2026]4 wordt een bedrag in mindering gebracht op de enveloppe voor de werkingstoelagen van de universiteiten en op de enveloppe voor de globale toelagen van de hogescholen, volgens de volgende formule ongewogen financiering van een universiteitsstudent voor het betrokken begrotingsjaar x 1,45 x financierbare studenten met coëfficiënten die overeenstemmen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de gezamenlijke diplomering met de universiteiten en in de gezamenlijke diplomering met de hogescholen van de studiepunten die de in dit artikel bedoelde specialisatiemaster voor de lerarenopleiding vormen. Deze middelen worden voor de toepassing van dit artikel en hun organieke werkingsmiddelen opnieuw toegewezen aan de betrokken hogere kunstscholen.]3
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 78, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
(3)<DFG 2021-12-02/42, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(4)<DFG 2022-07-20/17, art. 65, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.59.Voor de begrotingsjaren [4 2026 tot en met 2028]4 wordt jaarlijks een allocatie toegekend aan de universiteiten en de hogescholen die de tweede cyclus van de afdelingen 1 tot en met 3 van de initiële leerkrachtenopleiding in co-diplomering organiseren.
Het bedrag van deze allocatie wordt berekend volgens elke referentie-hogeschool en wordt half betaald aan de hogeschool en de andere helft aan de partneruniversiteit van de co-diplomeringsovereenkomst. Als verschillende universiteiten zijn geassocieerd met eenzelfde hogeschool, zorgen de co-diplomeringsovereenkomsten voor de verdeling van de allocatie over universiteiten.
Bedragen per hogeschool, toegekend van [4 2026 tot 2028]4, worden als volgt berekend: ongewogen financiering van een student in de hogeschool voor het beschouwde begrotingsjaar x 1,65 x aantal studenten dat deelnam aan deze opleiding op 1 december van het begrotingsjaar dat wordt overwogen in de bedoelde universiteit.
[3 Indien een overeenkomst voor gezamenlijke diplomering wordt gesloten tussen een referentie-ESA en een universiteit, wordt de financiering die aan die universiteit wordt toegekend, berekend op basis van de in de vorige leden vastgestelde beginselen, maar rekening houdend met het aantal inschrijvingen in de referentie-ESA. Indien deze overeenkomst wordt gesloten met een niet-refererende ESA, ontvangt de partner bij de overeenkomst een financiering ten belope van zijn aandeel in de verdeling van de studiepunten voor de cursus volgens de formule als bedoeld in het derde lid. De financiering van de niet-refererende ETA wordt in mindering gebracht op de in het tweede lid bedoelde toewijzing.]3
[4 Vanaf het begrotingsjaar 2029 wordt het totaalbedrag van de in de vorige alinea's bedoelde allocaties voor het begrotingsjaar 2028, na indexering, geïntegreerd tot het bedrag van het aandeel van elk van hen in de verdeling van de studiepunten van het programma dat zij organiseren, in de financiering van de hogesholen bedoeld in artikel 10 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, enerzijds, en in het variabele gedeelte van de financiering van de universiteiten bedoeld in artikel 29 van de voornoemde wet van 27 juli 1971, anderzijds.]4
De in het derde lid bedoelde bedragen worden geregulariseerd wanneer de definitieve gegevens beschikbaar zijn waarop de berekening is gebaseerd.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 79, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
(3)<DFG 2021-12-02/42, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(4)<DFG 2022-07-20/17, art. 66, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.60.[1 § 1. Voor de begrotingsjaren [2 2032 tot 2034]2 wordt een jaarlijkse dotatie toegekend aan de universiteiten, hogescholen en hogere kunstscholen die de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2, of de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 3, 4 en 5, als gezamenlijke diplomering organiseren.
Het bedrag van deze toelage wordt berekend volgens elke referentie-universiteit en wordt uitgekeerd aan de partnerinstellingen van de overeenkomst voor gezamenlijke diplomering ten belope van hun aandeel in de verdeling van de studiepunten van de cursus.
De bedragen per referentie-universiteit, toegekend van [2 2032 tot 2034]2, worden als volgt berekend: niet-gewogen financiering van een universiteitsstudent voor het betrokken begrotingsjaar x 1,45 x aantal studenten dat op 1 december van het betrokken begrotingsjaar in de betrokken universiteit is ingeschreven voor deze opleiding.
[2 Vanaf het begrotingsjaar 2035 wordt het totaalbedrag van de in de vorige leden bedoelde allocaties voor het begrotingsjaar 2034, na indexering, geïntegreerd tot het bedrag van het aandeel van elk van hen in de verdeling van de studiepunten van de cursus die zij organiseren, in de financiering van de hogescholen bedoeld in artikel 10 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, enerzijds, en in het variabele gedeelte van de financiering van de universiteiten bedoeld in artikel 29 van voornoemde wet van 27 juli 1971, anderzijds.]2
De in het derde lid bedoelde bedragen worden aangepast wanneer de definitieve gegevens waarop de berekening is gebaseerd, beschikbaar zijn.
§ 2. Vanaf januari [2 2035]2, in afwijking van de artikelen 52, 53 en 54 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de specifieke regels voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in hogere kunstscholen (organisatie, financiering, personeel, statuut van het personeel, rechten en plichten van de studenten), in het gemiddelde van de financierbare studenten dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het historisch en variabel gedeelte van de omkadering van de hogere kunstscholen, voor de in dit artikel bedoelde specialisatiemaster wordt ten volle rekening gehouden met de financierbare studenten van deze masters met coëfficiënten die overeenkomen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de organisatie van de studiepunten waaruit deze opleidingen bestaan en in de vakgebieden van de deelneming van de hogere kunstscholen.
§ 3. Vanaf het begrotingsjaar [2 2035]2 wordt een bedrag in mindering gebracht op de enveloppe voor de werkingstoelagen van de universiteiten en op de enveloppe voor de globale toelagen van de hogescholen, volgens de volgende formule: ongewogen financiering van een universiteitsstudent voor het betrokken begrotingsjaar x 1,45 x financierbare studenten met coëfficiënten die overeenstemmen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de gezamenlijke diplomering met de universiteiten en in de gezamenlijke diplomering met de hogescholen van de studiepunten van de cursussen specialisatiemaster inzake onderwijs bedoeld in artikel 43. Deze middelen worden opnieuw toegewezen aan de betrokken hogere kunstscholen voor de toepassing van dit artikel en hun organieke huishoudelijke middelen.]1
----------
(1)<DFG 2021-12-02/42, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 67, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.61.Voor de begrotingsjaren [1 [2 2025 tot 2027]2]1 wordt jaarlijks een allocatie toegekend aan de universiteiten en de hogescholen die de opleiding leidend tot de [3 master inzake onderwijs afdeling 5]3 in co-diplomering organiseren.
Het bedrag van deze allocatie wordt berekend volgens elke referentie-instelling en wordt gestort aan de partnerinstellingen van de co-diplomeringsovereenkomst ten belope van hun aandeel in de verdeling van de studiepunten van het curriculum.
Bedragen per referentie-instelling, toegekend van [1 [2 2025 tot 2027]2]1, worden als volgt berekend: ongewogen financiering van een universitaire student in de hogeschool voor het beschouwde begrotingsjaar x 1,65 x aantal studenten op 1 december van het begrotingsjaar dat wordt overwogen voor het betrokken curriculum.
[3 Indien een overeenkomst voor gezamenlijke diplomering wordt gesloten tussen een referentie-ESA en een universiteit, wordt de financiering die aan die universiteit wordt toegekend, berekend op basis van de in de vorige leden vastgestelde beginselen, maar rekening houdend met het aantal inschrijvingen in de referentie-ESA. Indien deze overeenkomst wordt gesloten met een niet-refererende ESA, ontvangt de partner bij de overeenkomst een financiering ten belope van zijn aandeel in de verdeling van de studiepunten voor de cursus volgens de formule als bedoeld in het derde lid. De financiering van de niet-refererende ETA wordt in mindering gebracht op de in het tweede lid bedoelde toewijzing.]3
Vanaf begrotingsjaar [1 [2 2028]2]1 wordt het totale bedrag van de allocaties aan de hogescholen toegekend krachtens de vorige leden, voor het begrotingsjaar [1 [2 2027]2]1, na indexering, geïntegreerd in de enveloppe voor de financiering van de hogescholen, bedoeld in artikel 10 van het voornoemde decreet van 9 september 1996. Het totale bedrag van de allocaties aan de universiteiten toegekend krachtens de vorige leden, voor het begrotingsjaar 2025, wordt, na indexering, geïntegreerd in de enveloppe voor de financiering van de universiteiten, bedoeld in artikel 29 van de voornoemde wet van 27 juli 1971.
De in het derde lid bedoelde bedragen worden geregulariseerd wanneer de definitieve gegevens beschikbaar zijn waarop de berekening is gebaseerd.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
(3)<DFG 2021-12-02/42, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.62. De niet-gewogen financiering per student op de hogeschool of universitaire student, bedoeld in de artikelen 57-61, wordt berekend door het bedrag van het variabele deel van de financiering van de hogescholen of universiteiten, respectief door het totale aantal eenheden onderwijslasten of het gewogen aantal subsidiestudenten voor het bedoelde begrotingsjaar, te delen.
Art.63. De partners in een co-diplomeringsovereenkomst kunnen in onderling overleg besluiten om financiële overdrachten tussen hen in te voeren om de financiering die krachtens dit decreet wordt toegekend aan te passen aan de werkelijke kosten in verband met de organisatie van de verschillende curricula van het gebied 10bis voor de verschillende partners. Instellingen streven naar een juiste balans tussen faculteiten, rekening houdend met de werkelijke kosten van de verstrekte opleiding.
Deze mogelijke bepalingen zijn vastgelegd in de co-diplomeringsovereenkomsten.
Art. 63bis. [1 Onverminderd artikel 4 van het decreet van 11 april 2014 tot aanpassing van de financiering van de instellingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe organisatie van de studies, kunnen studenten die zijn ingeschreven voor een opleiding die leidt tot een specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding, worden gefinancierd in de zin van hetzelfde decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2019-05-03/44, art. 60, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2019>
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen
Art.64.[1 Artikel 10 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen wordt als volgt vervolledigd: "Vanaf het begrotingsjaar 2026 wordt een bedrag bepaald in toepassing van artikel 58, § 1, vijfde lid, van het decreet van 7 februari 2019 tot vaststelling van de initiële lerarenopleiding, toegevoegd aan het bedrag bepaald in de vorige leden.
Vanaf het begrotingsjaar 2028 wordt het bedrag dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 61, vijfde lid, van het decreet van 7 februari 2019 tot vaststelling van de initiële lerarenopleiding, toegevoegd aan het bedrag dat krachtens de vorige leden is vastgesteld.
Vanaf het begrotingsjaar 2029 wordt een bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 59, vijfde lid, van het decreet van 7 februari 2019 tot vaststelling van de initiële lerarenopleiding, toegevoegd aan het bedrag, vastgesteld krachtens de voorgaande leden.
Vanaf het begrotingsjaar 2035 wordt een bedrag bepaald overeenkomstig artikel 60, § 1, vierde lid, van het decreet van 7 februari 2019 tot vaststelling van de initiële lerarenopleiding, toegevoegd aan het bedrag bepaald krachtens de voorgaande leden.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 68, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.65.[1 Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid dat als volgt luidt
"Vanaf het academiejaar 2023-2024 worden de opleidingen die worden georganiseerd in vakgebied 10bis, omschreven in artikel 83 van het Landschapsdecreet, ingedeeld in groep G.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 69, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.66.[1 Artikel 17, lid 2, van hetzelfde decreet wordt als volgt aangevuld: "In verband met het decreet van 7 februari 2019 tot vaststelling van de initiële lerarenopleiding worden evenwel de volgende afwijkingen toegepast op de in de vorige leden vastgestelde berekeningswijzen:
1° voor de academiejaren 2023-2024 tot en met 2025-2026 wordt, voor de hogescholen die de eerste cyclus van de afdelingen 1 tot en met 3 van de initiële lerarenopleiding in co-diplomering organiseren, het aantal studenten dat ingeschreven is in de eerste cyclus van de afdelingen 1 tot en met 3 van vakgebied 10bis en in de cursussen voor de geaggregeerde van het lager secundair onderwijs of in de opleiding tot leraar lager of kleuteronderwijs van vakgebied 10, vervangen voor elke betrokken hogeschool, door het gemiddelde aantal studenten dat in de academiejaren 2020-2021 tot en met 2022-2023 is ingeschreven voor bacheloropleidingen geaggregeerde van het lager secundair onderwijs of in het basis- of kleuteronderwijs in vakgebied 10. De studenten in de afdelingen 1 tot en met 3 van vakgebied 10bis worden dus pas in aanmerking genomen vanaf de inschrijvingen in het academiejaar 2026-2027, die voor het eerst worden meegenomen in de berekening van de onderwijsopdrachteneenheden in de begroting 2028;
2° het aantal studenten in de specialisatiemaster lerarenopleiding georganiseerd als een co-diplomering graad wordt pas in rekening gebracht vanaf de inschrijving van het academiejaar 2024-2025, die voor het eerst deelnemen aan de berekening van de onderwijslopdrachteneenheden van de begroting 2026;
3° het aantal studenten in de tweede cyclus van de afdelingen 1 tot en met 3 wordt pas in aanmerking genomen vanaf de inschrijving van het academiejaar 2027-2028;
4° het aantal studenten ingeschreven in de opleiding die leidt tot de academische graad van master in het onderwijs afdeling 5 wordt pas in aanmerking genomen vanaf het academiejaar 2026-2027;
5° het aantal studenten specialisatiemaster in het onderwijs, afdelingen 1 en 2, en het aantal studenten specialisatiemaster in het onderwijs, afdelingen 3, 4 en 5, worden pas in aanmerking genomen vanaf de inschrijvingen voor het academiejaar 2033-2034, die voor het eerst worden opgenomen in de berekening van de onderwijsopdrachteneenheden in de begroting 2035.
De berekening van de driejaargemiddelden voor de studenten bedoeld in het vorige lid, 2° tot 5°, integreert voor de twee jaren voorafgaand aan het eerste jaar waarin zij in aanmerking worden genomen bij de berekening van de onderwijsopdrachteneenheden, het aantal studenten dat ingeschreven was in het eerste jaar van de organisatie van de studiecyclus.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 70, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering van en het toezicht op de universiteiten
Art.67. In artikel 28 van de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering en het toezicht op universiteitsinstellingen wordt lid 2 vervangen door: "Studies die leiden tot een academische graad in de gebieden bepaald in artikel 83 van het Landschapsdecreet, niet opgenomen in het eerste lid, alsmede de doctoraatsopleidingen, worden ingedeeld in groep B, met uitzondering van studies in domein 10bis. Vanaf het begrotingsjaar 2018 behoren de studies die leiden tot een academische graad van specialisatiemaster van domein 11°, georganiseerd met toepassing van artikel 73, lid 2, van het voornoemde decreet van 7 november 2013, tot groep C. ".
Art.68.[1 In artikel 29 van de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering van en de controle op de universitaire instellingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de volgende paragraaf 3quinquies wordt ingevoegd:
" § 3quinquies. Ingevolge het decreet van 7 februari 2019 tot vaststelling van de initiële lerarenopleiding worden de volgende bedragen toegevoegd aan het variabele gedeelte bedoeld in § 2:
- met ingang van het begrotingsjaar 2026, de bedragen met toepassing van de artikelen 57, vijfde lid, en 58, § 1, vijfde lid, van het voornoemde decreet van 7 februari 2019;
- met ingang van het begrotingsjaar 2029, een bedrag met toepassing van artikel 59, vijfde lid, van het voornoemde decreet van 7 februari 2019.
- met ingang van het begrotingsjaar 2035, een bedrag met toepassing van artikel 60, § 1, vierde lid, van het voornoemde decreet van 7 februari 2019;
- met ingang van het begrotingsjaar 2028, een bedrag met toepassing van artikel 61, vijfde lid, van het voornoemde decreet van 7 februari 2019;
2° in paragraaf 5:
a) aan lid 1 wordt het volgende toegevoegd: "In afwijking hiervan worden studenten die zijn ingeschreven voor vakgebied 10bis pas in aanmerking genomen vanaf het begrotingsjaar:
- 2026 voor studenten van de eerste cyclus in de afdelingen 1 tot en met 3 van de initiële lerarenopleiding en studenten in de specialisatiemaster voor de lerarenopleiding;
- 2028 voor studenten in de tweede cyclus die leidt tot een academische graad van master in het onderwijs afdeling 5;
- 2029 voor studenten in de tweede cyclus van de afdelingen 1 tot en met 3 van de initiële lerarenopleiding;
- 2035 voor studenten in de specialisatiemaster in het onderwijs afdelingen 1 en 2 en voor studenten in de specialisatiemaster in het onderwijs afdelingen 3, 4 en 5.";
b) aan paragraaf 5 wordt een vierde lid toegevoegd, dat als volgt luidt:
"Voor de berekening van de in het derde lid bedoelde vierjaargemiddelden worden de aantallen studenten van de afdelingen 1 tot en met 3 van vakgebied 10bis die in aanmerking worden genomen voor de jaren voorafgaand aan het jaar waarin zij in de berekening worden opgenomen, zoals bepaald in afwijking van het eerste lid, vastgesteld op de aantallen studenten die zijn ingeschreven in het derde jaar van de organisatie van de studiecyclus.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.69.[1 Artikel 29bis van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid dat als volgt luidt: "Vanaf het academiejaar 2023-2024 wordt een wegingscoëfficiënt van 1,45 toegepast op financierbare studenten die zijn ingeschreven in vakgebied 10bis.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 72, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.70. In artikel 30 van dezelfde wet wordt het tweede lid als volgt aangevuld: "en voor studenten die zijn ingeschreven in gebied 10bis. ".
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 11 april 2014 tot aanpassing van de financiering van instellingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe organisatie van studies
Art.71. Artikel 9 van het besluit tot aanpassing van de financiering van instellingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe organisatie van studies, wordt als volgt aangevuld: "Voor de berekening van de financiering van de partnerinstellingen van een co-diplomeringsstudieprogramma, kan de inschrijving van een student in het gezamenlijke studieprogramma worden verdeeld onder de partnerinstellingen in overeenstemming met de bepalingen en voorwaarden van de overeenkomst die het gezamenlijke programma organiseert. "
TITEL VI. - Overgangs-, opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art.72.[1 § 1. Studenten die vóór het academiejaar 2023-2024 zijn ingeschreven voor de studiecyclus bachelor kleuteronderwijzer, bachelor in het lager onderwijs, geaggregeerde bachelor lager secundair onderwijs of bachelor in de muziekopleiding, voltooien deze studiecyclus tijdens de academiejaren 2023-2024 en 2024-2025.
§ 2. Indien de studenten bedoeld in § 1 op het einde van het academiejaar 2024-2025 het academisch diploma behorende tot deze opleiding niet behaald hebben, beschikken zij over de academiejaren 2025-2026 en 2026-2027 om de ontbrekende onderwijseenheden te verwerven.
Indien zij aan het eind van het academiejaar 2026-2027 niet de academische graad hebben behaald die overeenkomt met de gevolgde studiecyclus, zetten zij hun studie voort in de studiecyclus die in dit decreet is omschreven. De overheid van de instelling stelt de verworven onderwijseenheden vast die in het kader van dit nieuwe leerplan worden gewaardeerd.
Met het oog op een goede voltooiing van de studies blijven de instellingen die in het academiejaar 2022-2023 minstens één van de in § 1 van dit artikel bedoelde cursussen organiseren, elk van de georganiseerde cursussen organiseren tot het einde van het academiejaar 2026-2027, voor zover minstens één student die vóór het academiejaar 2023-2024 bij hun instelling is ingeschreven, bij deze organisatie betrokken is.]1
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 73, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.73.[1 § 1. Studenten die vóór het academiejaar 2025-2026 ingeschreven zijn in het curriculum van geaggregeerde hoger secundair onderwijs georganiseerd volgens de nadere regels bepaald door het decreet van 8 februari 2001 tot vaststelling van de initiële opleiding van geaggregeerden van het hoger secundair onderwijs of bij het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, voleindigen deze cursus tijdens het academiejaar 2025-2026.
§ 2. Indien aan het einde van het academiejaar 2025-2026 de studenten die betrokken zijn bij de bepaling bedoeld in § 1 van dit artikel niet de academische graad behaald hebben die overeenstemt met deze cursus, hebben zij het academiejaar 2026 - 2027 om de ontbrekende onderwijseenheden te verwerven.
Als ze aan het einde van het academiejaar 2026-2027 niet de graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs hebben behaald, zetten ze hun studies voort in het curriculum zoals bepaald bij dit decreet. De academische overheden bepalen de verworven onderwijseenheden die worden gewaardeerd als onderdeel van dit nieuwe curriculum.
Voor de succesvolle voltooiing van studies, wordt in de instellingen die de opleiding organiseren waarnaar wordt verwezen in § 1 van dit artikel tijdens het academiejaar 2024-2025, de organisatie van deze opleiding voortgezet tot het einde van het academiejaar 2026-2027, op voorwaarde dat minstens één student ingeschreven in hun instelling vóór het academiejaar 2025-2026 door deze organisatie getroffen is. "]1
----------
(1)<DFG 2020-12-09/15, art. 88, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
Art.74.[1 § 1. Studenten die vóór het academiejaar 2025-2026 zijn ingeschreven in een cursus van de tweede cyclus met didactische finaliteit, georganiseerd volgens de nadere regels bepaald in artikel 70, § 2, van het Landschapsdecreet, voltooien deze cursus tijdens de academiejaren 2025- 2026 en 2026-2027.
§ 2. Indien aan het einde van het academiejaar 2026-2027 de studenten die betrokken zijn bij de bepaling bedoeld in § 1 van dit artikel niet de academische graad behaald hebben die overeenstemt met deze cursus, hebben zij het academiejaar 2027 -2028 om de ontbrekende onderwijseenheden te verwerven.
Als ze aan het einde van het academiejaar 2027-2028 de beoogde academische graad niet hebben behaald, zetten ze hun studie voort in het curriculum zoals bepaald voor de master in onderwijs afdeling 4 bij dit decreet. De academische overheden bepalen de verworven onderwijseenheden die worden gewaardeerd als onderdeel van dit nieuwe curriculum.
Voor de succesvolle voltooiing van de studies zetten de instellingen die de opleiding organiseren waarnaar wordt verwezen in § 1 van dit artikel gedurende het academiejaar 2024-2025 de organisatie van deze opleiding voort tot het einde van het academiejaar 2027-2028, op voorwaarde dat ten minste één student ingeschreven in hun instelling vóór het academiejaar 2025-2026 door deze organisatie getroffen is.]1
----------
(1)<DFG 2020-12-09/15, art. 89, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
Art.75. De houders van een bachelorsgraad voorschoolse onderwijzer, een bachelorsgraad lager onderwijs of een bachelorsgraad geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs verkregen binnen het kader bepaald door het decreet van 12 december 2000 of de gelijkwaardige rang verkregen krachtens een vorige wetgeving hebben toegang tot de tweede cyclus van de master in het onderwijs respectief in afdeling 1, 2 of 3 volgens de behaalde graad, zodra deze tweede cyclus is georganiseerd.
De Regering bepaald, op basis van het advies van de ARES, voor dit decreet, het volume en de nadere regels vast voor de waardering van de ervaring verkregen door de leraren waarnaar in dit artikel wordt verwezen, evenals hun mogelijke bekwaamheidsbewijzen en brevetten.
Art.76.Houders van een masterdiploma als bepaald in [1 artikel 54, 3°]1, hebben toegang tot de specialisatiemaster in de onderwijsopleiding als deze masteropleiding een didactische focus heeft of als deze wordt aangevuld met het bekwaamheidsbewijs van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs verkregen in het kader van het decreet van 8 februari 2001 tot bepaling van de initiële opleiding van geaggregeerde in het hoger secundair onderwijs of verkregen in het kader van eerdere wetgeving.
----------
(1)<DFG 2022-07-20/17, art. 74, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.77.§ 1. Personeelsleden van instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet hun ambt uitoefenen, worden niet getroffen door de bepalingen bedoeld [3 in artikel 48]3. De benoemingen en toewijzingen die hen betreffen, worden genomen in overeenstemming met de geldende bepalingen. vóór de inwerkingtreding van dit decreet.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt, tot [4 2033-2034]4 de opdracht van leraar beoefenaar bij voorrang toegewezen aan de houders van het bekwaamheidsbewijs dat vereist is om beoefende leraar te worden zoals bepaald in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Houders van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid geschikt voor hoger onderwijs in de hogescholen en het hoger onderwijs voor sociale promotie bepaald door het decreet van 17 juli 2002 die dit certificaat hebben behaald of die zijn begonnen met de opleiding om dit getuigschrift te verkrijgen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet worden niet getroffen door de wettelijke bepalingen bedoeld [3 in artikel 48]3 van dit decreet. Aanwijzingen en toewijzingen betreffende hen zijn gemaakt in overeenstemming met de wettelijke teksten die vóór die datum van kracht waren.
§ 2. De meesters in de praktische opleiding oefenen minstens een vijfde van hun tijd uit in het basisonderwijs, lager secundair of secundair onderwijs van sociale promotie op een niveau waarop de formatie van toepassing is waaraan zij bijdragen.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 90, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
(3)<DFG 2021-12-02/42, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(4)<DFG 2022-07-20/17, art. 75, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art. 77bis.[1 Op voorwaarde dat zij aan de bepalingen van dit decreet voldoen, worden de instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet:
a. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van bachelor kleuteronderwijzer genieten, beschouwd als machtiging houdend voor het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 1;
b. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van bachelor lager onderwijzer genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 2;
c. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting beeldende kunsten, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Kunstopleiding: beeldende kunsten en culturele en kunstopvoeding;
d. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting lichamelijke opvoeding, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Lichamelijke opvoeding en gezondheidsopvoeding;
e. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en Frans als vreemde taal kunsten, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3, Frans en Oude Talen;
f. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en Opvoeding inzake wijsbegeerte en burgerzin, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Opvoeding inzake wijsbegeerte en burgerzin;
g. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en zedenleer, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Frans en Zedenleer;
h. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en godsdienst kunsten, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Frans en Godsdienst;
i. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en Frans als vreemde taal of Frans en zedenleer of Frans en godsdienst of Frans en opvoeding tot wijsbegeerte en burgerzin, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3, Frans en culturele en kunstopleiding of tot de academische graad van master in het onderwijs sectie 3 Frans, Frans als vreemde taal en Frans als leertaal;
j. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor in het lager secundair onderwijs, richting Germaanse talen, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Germaanse talen;
k. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting wiskunde, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Wiskunde en Digitale opleiding;
l. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting wetenschappen: biologie, scheikunde, naryyrkunde, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Wetenschappen;
m. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting menswetenschappen, aardrijkskunde, geschiedenis, sociale wetenschappen, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 [2 Menswetenschappen]2;
n. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs in muziek, muziekvorming, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3: Kunstvorming: Muziek en Culturele en kunstopleiding;
o. zowel een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs als een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van bachelor informatica en systemen, richting robotica of bachelor informatica en systemen, richting computertechnologie of bachelor in de computerwetenschappen of bachelor in de industriële engineering genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Handwerksopleiding, technisch en technologisch, en digitale opleiding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2021-12-02/42, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art. 77ter.[1 In afwijking van artikel 31, § 1, kunnen de hogescholen die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet gemachtigd waren om de aggregatie van het hoger secundair onderwijs te organiseren, het programma dat leidt tot de academische graad van [2 master onderwijs afdeling 5]2 organiseren met inachtneming van de door dit decreet bepaalde doelstellingen en op voorwaarde dat zij deze organisatie opnemen in het kader van de gezamenlijke diplomering waarvoor zij als referentie-instellingen worden beschouwd.]1 [2 Deze co-diplomering brengt een hogeschool, de verwijzende instelling, en een of meer universiteiten, de partnerinstellingen, samen.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2021-12-02/42, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-07-20/17, art. 77, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
HOOFDSTUK II. - Opheffings- of wijzigingsbepalingen
Art.78.Het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van onderwijzers en regenten wordt opgeheven zodra de nieuwe opleiding is ingesteld. Het blijft echter van toepassing tot het einde van het academiejaar [3 2026-2027]3 voor studenten die vóór het academiejaar [3 2023-2024]3 zijn begonnen met studeren, en dit volgens de nadere regels in artikel 72.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 91, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
(3)<DFG 2022-07-20/17, art. 78, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.79.Het decreet van 8 februari 2001 tot bepaling van de initiële opleiding van geaggregeerde in het hoger secundair onderwijs wordt opgeheven zodra de nieuwe opleiding is ingesteld. Het blijft echter van toepassing tot het einde van het academiejaar [1 [2 2027-2028]2]1 voor studenten die zijn begonnen vóór het academiejaar [1 [2 2025-2026]2]1, en dit volgens de in de artikelen 73 en 74 bepaalde nadere regels.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 92, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
Art.80. In artikel 6 van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, wordt paragraaf 1 vervangen door:
" § 1. Neutraliteitsopleiding wordt gedurende 20 uur georganiseerd door:
1° instellingen voor hoger onderwijs als onderdeel van de initiële leerkrachtenopleiding zoals bepaald door het decreet van 7 februari 2019 tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten;
2° de instellingen voor hoger onderwijs van sociale promotie georganiseerd door de Franse Gemeenschap als onderdeel van de studies die leiden tot het certificaat van bekwaamheid voor het onderwijs en tot de academische graad van bachelor in het gespecialiseerd onderwijs in psycho-educatieve begeleding. ".
Art.81.
<Opgeheven bij DFG 2021-12-02/42, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.82.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 organiseren de aggregatie van het hoger secundair onderwijs in Hogescholen voor Kunsten, door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd, wordt opgeheven. Het blijft van kracht tot het einde van het [1 [2 2027-2028]2]1 academiejaar voor studenten die hun studies begonnen voor het studiejaar [1 [2 2024-2025]2]1, en dit op de wijze bepaald in de artikelen 73 en 74.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
Art.83. In artikel 7 van het decreet van 17 december 2003 tot organisatie van de neutraliteit inherente is aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende verschillende maatregelen inzake onderwijs, wordt paragraaf 1 door de volgende bepaling vervangen:
" § 1. Opleidingen die voldoen aan de vereisten van de artikelen 2 tot en met 6 worden naar rata van 20 uur georganiseerd door:
1° instellingen voor hoger onderwijs als onderdeel van de initiële leerkrachtenopleiding zoals bepaald door het decreet van 7 februari 2019 tot bepaling van de initiële leerkrachtenopleiding;
2° instellingen voor hoger onderwijs voor sociale promotie gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap in het kader van de studies die tot het getuigschrift van pedagogische bekwaamheden en de academische graad van bachelor gespecialiseerd in psycho-educatieve begeleiding. ".
Art.84.In het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, worden de artikelen 11, 14, § 5, 19, § 5, en 23 opgeheven. Deze bepalingen blijven echter van kracht [1 tot het einde van het academiejaar [2 [3 2025-2026]3]2]1 voor studenten die hun studies begonnen voor het academiejaar [2 [3 2022-2023]3]2, en dit op de wijze omschreven in artikel 74 van dit besluit.
----------
(1)<DFG 2019-05-03/44, art. 61, 002; Inwerkingtreding : 14-09-2019>
(2)<DFG 2019-12-18/15, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DFG 2020-12-09/15, art. 94, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
Art.85. Artikel 15, § 1, 5°, van het Landschapsdecreet wordt opgeheven.
Art.86. Artikel 37, 2°, van het Landschapsdecreet aangevuld met de woorden "van de organisatie van de specialisatiemasters inzake onderwijs".
Art.87. In artikel 66, § 1, lid 3, van het Landschapsdecreet, wordt de zin "Meer specifiek, de studies die tot de graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs (GHSO) leiden zijn toegankelijk voor de houders van een academische graad van master en worden in aanmerking genomen als 30 studiepunten van niveau 7" wordt opgeheven.
Art.88.In artikel 70, § 2, van het Landschapsdecreet, wordt punt 1° opgeheven bij de inwerkingtreding van dit decreet. Deze bepaling blijft echter geldig voor studenten die hun studie begonnen voor het studiejaar [1 [2 2025-2026]2]1, en dit op de wijze omschreven in artikel 74.
----------
(1)<DFG 2019-12-18/15, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DFG 2020-12-09/15, art. 95, 005; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
Art.89.
<Opgeheven bij DFG 2022-07-20/17, art. 79, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.90. In artikel 83 van het Landschapsdecreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(a) in § 1, 10°, worden de woorden "en onderwijs" opgeheven;
(b) een punt10° bis wordt als volgt ingevoegd: "10° bis Opvoedings- en Onderwijswetenschappen.";
(c) in § 2, 1°, wordt punt "10° " vervangen door "10° bis".
Art.91. Artikel 113 van het Landschapsdecreet wordt opgeheven.
Art.92. Artikel 115, § 1, eerste lid, van het Landschapsdecreet, wordt aangevuld met een punt 4° luidend als volgt: "4° een academische graad van in specialisatiemaster onderwijs afdeling 1, 2 of 3 zoals bepaald in artikelen 28 en volgende van het decreet van 7 februari 2019 tot bepaling van de initiële opleiding van leerkrachten. ".
Art.93. In bijlage II van het Landschapsdecreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de volgende regels worden opgeheven:
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation arts plastiques | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation éducation physique | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation français et français langue étrangère | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation français et morale | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation français et éducation à la philosophie et la citoyenneté | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation français et religion | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation langues germaniques | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation mathématique | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation sciences : biologie, chimie, physique | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation sciences économiques appliquées | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation sciences humaines : géographie, histoire, sciences sociales | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation bois - construction | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation économie familiale et sociale | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation électromécanique | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur, orientation habillement | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : éducateur spécialisé en activités socio-sportives | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : éducateur spécialisé en accompagnement psycho-éducatif | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : instituteur préscolaire | |||||||
10 | HE | B | Bachelier : instituteur primaire Bachelier de spécialisation : accompagnateur en milieux scolaires | |||||||
10 | HE | BS | ||||||||
10 | HE | BS | Bachelier de spécialisation en intégration des technologies nouvelles au service de l'enseignement | |||||||
10 | HE | BS | Bachelier de spécialisation en orthopédagogie | |||||||
10 | HE | BS | Bachelier de spécialisation en psychomotricité | |||||||
10 | HE | BS | Bachelier de spécialisation en éducation et rééducation des déficients sensoriels | |||||||
--- | ||||||||||
10 | U | M | Master en sciences de l'éducation | |||||||
10 | U | MS | Master de spécialisation en pédagogie universitaire et de l'enseignement supérieur | |||||||
10 | U | MS | Master de spécialisation en théories psychanalytiques |
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 1 | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 2 | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Français et Education à la philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Français et Morale | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Français et Religion | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Français et Formation culturelle et artistique | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Français et Langues anciennes | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Langues germaniques | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Mathématiques et Technologies | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Sciences et Technologies | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Education physique et Education à la santé | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Sciences humaines et Education à la philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Sciences humaines et Morale | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 3 : Sciences humaines et Religion | |||||||
10bis | HE/U /ESA | B | Bachelier en enseignement section 3 : Formation artistique : Musique | |||||||
10bis | HE/U/ ESA | B | Bachelier en enseignement section 3 : Formation artistique : Arts plastiques | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Grec ancien et latin | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Grec ancien et latin | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Langues modernes | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Biologie | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Chimie | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Education physique | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Français | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Géographie | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Histoire | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Mathématiques | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Physique | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Sciences économiques | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Sciences sociales | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Arts plastiques, visuels et de l'espace | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Musique | |||||||
10bis | HE/U | B | Bachelier en enseignement section 4 : Arts de la parole et du théâtre | |||||||
10bis | HE | B | Bachelier : éducateur spécialisé en activités socio-sportives | |||||||
10bis | HE | B | Bachelier : éducateur spécialisé en accompagnement psycho-éducatif | |||||||
10bis | HE | BS | Bachelier de spécialisation: accompagnateur en milieux scolaires | |||||||
10bis | HE | BS | Bachelier de spécialisation en intégration des technologies nouvelles au service de l'enseignement | |||||||
10bis | HE | BS | Bachelier de spécialisation en orthopédagogie | |||||||
10bis | HE | BS | Bachelier de spécialisation en psychomotricité | |||||||
10bis | HE | BS | Bachelier de spécialisation en éducation et rééducation des déficients sensoriels | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 1 | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 2 | |||||||
10bis | HE/U | B | Masters en enseignement section 3 : Français et Education à la philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Français et Cours philosophiques : Religion ou Morale | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Français et Formation culturelle et artistique | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Français et Langues anciennes | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Langues germaniques | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Mathématiques et Technologies | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Sciences et Technologies | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Education physique et Education à la santé | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Sciences humaines et Education à la philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Sciences humaines et Morale | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 3 : Sciences humaines et Religion | |||||||
10bis | HE/U/ ESA | M | Masters en enseignement section 3 : Formation artistique : Musique | |||||||
10bis | HE/U/ ESA | M | Masters en enseignement section 3 : Formation artistique : Arts plastiques | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Grec ancien et latin | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Langues modernes | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Biologie | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Chimie | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Education physique | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Français | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Géographie | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Histoire | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Mathématiques | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Physique | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Sciences économiques | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Sciences sociales | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Arts plastiques, visuels et de l'espace | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Musique | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters en enseignement section 4 : Arts de la parole et du théâtre | |||||||
10bis | HE/U | M | Masters agrégé de l'enseignement section 4 | |||||||
10bis | U | M | Masters en sciences de l'éducation | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 1 pédagogique Orientation techno-pédagogique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 1 pédagogique Orientation orthopédagogique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 1 pédagogique Orientation " Différenciation " | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 1 linguistique en néerlandais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 1 linguistique en allemand | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 1 linguistique en anglais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 pédagogique Orientation techno-pédagogique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 pédagogique Orientation orthopédagogique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 pédagogique Orientation " Différenciation " | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 linguistique en néerlandais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 linguistique en allemand | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 linguistique en anglais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Français | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Mathématiques | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Sciences | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Sciences humaines | |||||||
10bis | HE/U/ ESA | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Formation culturelle et artistique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Education à la philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Morale | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 2 disciplinaire : Religion | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 pédagogique Orientation techno-pédagogique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 pédagogique Orientation orthopédagogique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 pédagogique Orientation " Différenciation " | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 linguistique en néerlandais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 linguistique en allemand | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 linguistique en anglais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Français | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Anglais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Allemand | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Néerlandais | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Mathématiques | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Physique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Chimie | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Chimie | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Biologie | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Education physique | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Histoire | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Géographie | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Sciences sociales | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Education à la philosophie et citoyenneté | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Morale | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en enseignement section 3 disciplinaire : Religion | |||||||
10bis | HE/U | MS | Masters de spécialisation en formation d'enseignants | |||||||
10bis | U | MS | Masters de spécialisation en gestion d'établissement d'enseignement obligatoire | |||||||
10bis | U | MS | Masters de spécialisation en pédagogie universitaire de l'enseignement supérieur |
23 | ESA | B | Bachelier : agrégé de l'enseignement secondaire inférieur en musique |