11 APRIL 2014. - Decreet tot aanpassing van de financiering van de instellingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe organisatie van de studies(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-06-2014 en tekstbijwerking tot 06-02-2025)
Art. 1-8, 8/1, 9, 9bis, 9ter, 10-14
Artikel 1. Dit decreet betreft de definitie van een voor financiering in aanmerking komende student, in de zin van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, die regelmatig ingeschreven is in een instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan.
Art.2.§ 1. Worden slechts in aanmerking genomen voor de berekening van de financiering van de instellingen voor hoger onderwijs de studenten die regelmatig ingeschreven zijn overeenkomstig artikel 103 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013.
§ 2. De inschrijving moet betrekking hebben op een coherent geheel van onderwijseenheden van een cursus die leidt ofwel :
1° tot een academische graad van initiële opleiding van de eerste of tweede cyclus;
2° tot een graad van bachelor specialisatie : de inschrijving van een student wordt slechts in aanmerking genomen naar rata van de eerste 60 studiepunten van een bedoeld studieprogramma;
3° tot een graad van master specialisatie; de inschrijving van een student wordt slechts in aanmerking genomen naar rata van de eerste 120 studiepunten van een bedoeld studieprogramma;
4° tot de graad van Geaggregeerde van het Hoger secundair onderwijs of het "Certificat d'Aptitude Pédagogique Approprié à l'Enseignement Supérieur" ", (getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs); de inschrijving van een student wordt slechts in aanmerking genomen naar rata van [1 zijn eerste inschrijving]1.
Worden ook in aanmerking genomen de studenten die regelmatig ingeschreven zijn voor een doctoraatsopleiding naar rata van één enkele inschrijving.
§ 3. Voor de verdeling van de financiering die specifiek is voor de voorbereiding van een doctoraatsthesis worden in aanmerking genomen de studenten die de academische graad van doctor behaald hebben tijdens het academiejaar voorafgaand aan dat betreffende het betrokken begrotingsjaar.
Ingeval deze werkzaamheden in gezamenlijke voogdij omkaderd worden overeenkomstig artikel 82, § 4, van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, vóór de toepassing van andere mogelijke wegingscoëfficiënten in de berekening van de financiering, worden deze inschrijvingen gedeeld in gelijke gedeeltes tussen de betrokken instellingen van de Franse Gemeenschap.
----------
(1)<DFG 2016-06-16/22, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2016>
Art.3.§ 1. Bovendien [5 ...]5, moet hij, om in aanmerking te worden genomen, voor de einddatum van de inschrijving bepaald overeenkomstig artikel 101 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, de nationaliteit bezitten van een lidstaat van de Europese Unie, ofwel aan ten minste één van de volgende voorwaarden beantwoorden :
1° een toelating krijgen van de instelling of de status van langdurig ingezetene te hebben verworven overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
2° beschouwd worden als vluchteling, staatloze of persoon die in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming [4 of tijdelijke]4 overeenkomstig de bepalingen van de bovenvermelde wet van 15 december 1980 [1 , of, op basis van dezelfde wet, een asielaanvraag hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing werd genomen of waarover nog geen administratief cassatieberoep, dat overeenkomstig de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State toelaatbaar werd verklaard, werd ingediend, en dit tot op het ogenblik waarop een verwerpingsarrest inzake het toegelaten beroep is uitgesproken]1;
3° toegelaten worden om meer dan drie maanden in België te verblijven overeenkomstig de bepalingen van de bovenvermelde wet van 15 december 1980 en daar een werkelijke en effectieve beroepsactiviteit ui te oefenen of daar vervangingsinkomen te genieten;
4° ten laste worden genomen of onderhouden worden door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, in een huis dat deze behoort of in een huis waaraan hij toevertrouwd wordt;
5° als vader, moeder, wettelijke voogd, echtgenoot(e) of wettelijke samenwonende persoon hebben die de nationaliteit bezit van een lidstaat van de Europese Unie of die aan één van de voorwaarden bedoeld in 1° tot 4° hierboven beantwoordt;
6° aan de voorwaarden bedoeld in artikel 105, § 2, van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013 beantwoorden;
7° [2 [3 in aanmerking komen voor een verblijfstitel overeenkomstig artikel 61/7 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen]3]2.
Wordt beschouwd als werkelijke en effectieve beroepsactiviteit deze waarvan de bezoldiging overeenstemt en overeenstemde, op 6 van de 12 maanden voorafgaand aan de inschrijving, met de helft van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon bepaald door de Nationale Arbeidsraad.
[3 Het bewijs dat de student voldoet aan een van de in lid 1 genoemde voorwaarden ligt op hem. Het moet voor 15 april van het academiejaar waarop het betrekking heeft, worden gemeld.]3
§ 2. Een student die regelmatig ingeschreven was voor een studiecyclus of in aanmerking werd genomen voor de financiering na deze inschrijving, overeenkomstig de bepalingen van de vorige paragraaf, wordt geacht aan deze voorwaarden te beantwoorden tot het einde van de ondernomen studiecyclus, ongeacht de instelling voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap waarin hij oorspronkelijk ingeschreven was [1 , met uitzondering van de studenten die worden toegelaten krachtens een asielaanvraag die definitief werd afgewezen en waarvan het eventuele administratief cassatieberoep werd verworpen]1.
§ 3. De instellingen voor hoger onderwijs kunnen ook bepaalde studenten in aanmerking laten nemen voor financiering die niet aan de voorwaarden van § 1 beantwoorden zonder dat hun aantal één percent van het totaal aantal studenten mag overschrijden die werkelijk in aanmerking werden genomen voor het vorige academiejaar in de betrokken instelling buiten deze die in aanmerking werden genomen overeenkomstig deze paragraaf.
[5 In afwijking van het eerste lid wordt een student die geslaagd is voor de toelatingsproef tot een Hogere Kunstschool bedoeld in artikel 110 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013 in aanmerking genomen voor de financiering, ook al voldoet hij niet aan één van de voorwaarden vastgelegd in de eerste paragraaf.]5
----------
(1)<DFG 2015-06-25/12, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2015>
(2)<DFG 2016-06-16/22, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2016>
(3)<DFG 2019-05-03/44, art. 53, 005; Inwerkingtreding : 14-09-2019>
(4)<DFG 2022-07-20/17, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 04-03-2022>
(5)<DFG 2024-12-11/03, art. 52, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.4.Een student verliest zijn hoedanigheid van voor financiering in aanmerking komende student voor een academiejaar als hij tijdens de vijf vorige academiejaren al meer dan twee academische graden van hetzelfde niveau behaald heeft waarvoor hij in aanmerking werd genomen voor de financiering tijdens minstens één academiejaar [1 ...]1.
----------
(1)<DFG 2016-06-16/22, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2016>
Art.5.[1 § 1. Naast de in artikel 3 genoemde voorwaarden komt een student in aanmerking voor financiering:
1. of bij de inschrijving voor een studiecyclus, zonder dat hij/zij tijdens de vijf voorafgaande academiejaren reeds voor dezelfde studiecyclus was ingeschreven;
2. of wanneer hij/zij alle studiepunten verworven heeft bij zijn vorige inschrijving voor deze cursus [4 ...]4;
3. of wanneer hij/zij voldoet aan voldoende academische slagenvereisten zoals beschreven in de volgende paragrafen.
§ 2. Een student die is ingeschreven voor een eerste studiecyclus die leidt tot een bepaalde academische graad van 180 studiepunten, voldoet niet langer aan de voldoende voorwaarden voor academisch welslagen als zich één van de volgende situaties voordoet :
1. aan het einde van zijn eerste inschrijving in deze cursus als de student de studiepunten verbonden aan ten minste één van de onderwijseenheden van het eerste jaarblok niet verworven of gevaloriseerd heeft;
2. na twee inschrijvingen in de eerste cyclus als de student de eerste 60 studiepunten van het eerste jaarblok van zijn/haar cursus niet verworven of gevaloriseerd heeft;
3. na vier inschrijvingen in de eerste cyclus als de student geen 120 studiepunten van zijn/haar cursus verworven of gevaloriseerd heeft;
4. na vijf inschrijvingen in de eerste cyclus als de student niet alle studiepunten van zijn cursus verworven of gevaloriseerd heeft.
Met uitzondering van het eerste lid, 2°, na twee inschrijvingen in de eerste cyclus, kan worden geacht aan voldoende voorwaarden voor succes te hebben voldaan, mits de examencommissie hiermee instemt:
1° de student bedoeld in artikel 100, § 1, vierde of vijfde lid, van het decreet van 7 november 2013 die 60 studiepunten heeft verworven of gevaloriseerd, waarvan ten minste 50 studiepunten uit het eerste jaarblok ;
2° de student bedoeld in artikel 100, § 1, zesde lid, van hetzelfde decreet die ten minste 50 studiepunten van het eerste jaarblok heeft verworven of gevaloriseerd, onder voorbehoud van bijkomende voorwaarden bepaald door de examencommissie, die hem kan verplichten zich in te schrijven voor de succesondersteunende activiteiten bedoeld in artikel 148.
In deze gevallen moet het saldo van de studiepunten van het eerste jaarblok in het volgende academiejaar volledig worden behaald om te blijven voldoen aan de voldoende slaagvoorwaarden.
De examencommissie analyseert de resultaten van elke student die in aanmerking zou kunnen komen voor de uitzonderingen vermeld in het tweede lid, 1° en 2°.
Naast de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 1° tot 3°, voldoet een student die is ingeschreven in een eerste studiecyclus die leidt tot een bepaalde academische graad van 240 studiepunten niet langer aan de voldoende slaagvoorwaarden wanneer hij zich in een van de volgende situaties bevindt
1. op het einde van zes inschrijvingen in de eerste cyclus als hij geen 180 studiepunten van zijn/haar programma heeft verworven of gevaloriseerd;
2. na zeven inschrijvingen in de eerste cyclus als hij niet alle studiepunten van zijn programma heeft verworven of gevaloriseerd.
Een student die is ingeschreven voor specialisatiestudies in de eerste cyclus voldoet niet langer aan de voldoende slaagvoorwaarden als hij na twee inschrijvingen in de eerste cyclus niet alle studiepunten van zijn cursus heeft verworven of gevaloriseerd.
§ 3. [3 De student die is ingeschreven in een tweede studiecyclus die leidt tot een bepaalde academische graad van 60 studiepunten, voldoet niet langer aan de voldoende slaagvoorwaarden als een van de volgende hypotheses van toepassing is:
1° na twee inschrijvingen in de tweede cyclus, ofwel heeft hij alle studiepunten van zijn cursus niet verworven of opgewaardeerd, ofwel, in het geval van het aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013, heeft hij 60 studiepunten van zijn cursus niet verworven of opgewaardeerd, met inbegrip van die van het aanvullend programma;
2° in het geval van een aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013, met maximum 30 studiepunten, heeft hij na drie inschrijvingen in de tweede cyclus niet alle studiepunten van zijn opleiding verworven of opgewaardeerd;
3° in het geval van een aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013 met meer dan 30 studiepunten, heeft hij na vier inschrijvingen in de tweede cyclus niet alle studiepunten van zijn opleiding verworven of opgewaardeerd.
De student die ingeschreven is in een tweede studiecyclus die leidt tot een bepaalde academische graad van 120 studiepunten voldoet niet langer aan de voorwaarden voor voldoende slaagvoorwaarden als één van de volgende hypotheses van toepassing is:
1° na twee inschrijvingen in de tweede cyclus heeft hij 60 studiepunten van zijn opleiding niet verworven of opgewaardeerd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de studiepunten van het aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013 ;
2° na vier inschrijvingen in de tweede cyclus, ofwel heeft hij niet alle studiepunten van zijn opleiding verworven of opgewaardeerd, ofwel, in het geval van het aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013, heeft hij 120 studiepunten van zijn opleiding niet verworven of opgewaardeerd;
3° in het geval van een aanvullend programma zoals bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013, met een maximum van 30 studiepunten, heeft hij na vijf inschrijvingen in de tweede cyclus niet alle studiepunten van zijn opleiding verworven of opgewaardeerd;
4° in het geval van een aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013 met meer dan 30 studiepunten, heeft hij na zes inschrijvingen in de tweede cyclus niet alle studiepunten van zijn opleiding verworven of opgewaardeerd.
De student die ingeschreven is in een tweede studiecyclus die leidt tot een bepaalde academische graad van 180 studiepunten voldoet niet langer aan de voorwaarden voor voldoende slaagvoorwaarden als één van de volgende hypotheses van toepassing is:
1° na twee inschrijvingen in de tweede cyclus heeft hij 60 studiepunten van zijn opleiding niet verworven of opgewaardeerd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de studiepunten van het aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013 ;
2° na vier inschrijvingen in de tweede cyclus heeft hij 120 studiepunten van zijn opleiding niet verworven of opgewaardeerd;
3° na zes inschrijvingen in de tweede cyclus ofwel heeft hij alle studiepunten van zijn opleiding niet verworven of opgewaardeerd, ofwel in het geval van het aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, heeft hij 180 studiepunten van zijn opleiding niet verworven of opgewaardeerd;
4° in het geval van een aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013, met een maximum van 30 studiepunten, heeft hij na zeven inschrijvingen in de tweede cyclus alle studiepunten van zijn opleiding niet verworven of opgewaardeerd;
5° in het geval van een aanvullend programma bedoeld in artikel 111 van het voornoemde decreet van 7 november 2013 dat meer dan 30 studiepunten telt, heeft hij na acht inschrijvingen in de tweede cyclus niet alle studiepunten van zijn opleiding verworven of opgewaardeerd]3.
§ 4. Voor de toepassing van §§ 2 en 3 wordt geen rekening gehouden met de inschrijvingen tijdens de vorige academiejaren die aanleiding hebben gegeven tot het behalen van een academische graad.
§ 5. In geval van heroriëntering komt de student bedoeld in de paragrafen 2 en 3 in aanmerking voor een bijkomende inschrijving. Dit voordeel wordt echter slechts eenmaal toegekend voor de duur van de betrokken cyclus [5 of, als hij/zij zich heroriënteeert na de tweede inschrijving in de eerste cyclys, voor twee bijkomende inschrijvingen]5. In afwijking van paragraaf 2, eerste lid, 2°, moet een student die zich heroriënteert na de tweede inschrijving in de cyclus bachelor ten minste de eerste 50 studiepunten van zijn cursus verwerven of valoriseren na maximaal drie inschrijvingen in de cyclus, en de eerste 60 studiepunten van zijn cursus na maximaal vier inschrijvingen voor deze cursus.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder heroriëntatie verstaan de hypothese voorzien in artikel 102, § 3, van het decreet van 7 november 2013 of die waarbij een student zich bij het begin van het academiejaar inschrijft voor een studieprogramma dat tot een academische graad leidt zonder er reeds voor ingeschreven te zijn, maar wel reeds voor een ander studieprogramma ingeschreven te zijn geweest.
Bovendien, wanneer een student zich in een situatie van programmavermindering bevindt met toepassing van artikel 150 zonder heroriëntering of van artikel 151 van het decreet van 7 november 2013, geniet hij van een bijkomende halve inschrijving in de betrokken cyclus. [5 ...]5.
§ 6. De student die zich inschrijft voor een eerste studiecyclus op basis van de voorwaarden bedoeld in artikel 107 van het decreet van 7 november 2013, wordt geacht regelmatig ingeschreven te zijn geweest voor elk academiejaar volgend op het behalen van het diploma, het bekwaamheidsbewijs of het getuigschrift bedoeld in deze toegangsvoorwaarden, voor een jaarprogramma van 60 studiepunten van de bedoelde studies, met uitzondering van de jaren waarvoor hij het bewijs levert dat hij tijdens het bedoelde jaar niet was ingeschreven voor een activiteit van hoger onderwijs of een vergelijkend examen of een toegangsexamen zowel binnen als buiten de Franse Gemeenschap. Dit bewijs kan worden geleverd door elk officieel document of, bij gebreke van een naar behoren gemotiveerd document wegens overmacht, door een verklaring op erewoord van de student waaruit blijkt dat het materieel onmogelijk is een dergelijk document over te leggen.
§ 7. In afwijking van § 2, eerste lid, 2° tot 4°, heeft een student die voor het eerst is ingeschreven in een eerste jaar van de eerste cyclus en die op het einde van dit jaar ten minste 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma in de diergeneeskundige wetenschappen heeft verworven, maar die geen toegangsattest na het cyclusprogramma heeft verkregen, recht op een bijkomende inschrijving.
§ 8. Voor de studenten bedoeld in artikel 100, § 3 van het decreet van 7 november 2013 wordt de naleving van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor financiering van de student in elk van de twee cycli afzonderlijk gecontroleerd.]1
[2 § 9. In afwijking van § 1 komt een student niet voor financiering in aanmerking wanneer hij zich inschrijft voor een opleiding nadat hij binnen twee academiejaren niet is geslaagd voor een vergelijkend examen of voor een proef die hem in staat stelt in dezelfde cursus hoger onderwijs te volgen of voort te zetten na een voorbereidend of algemeen jaar hoger onderwijs dat tot dat examen of die proef heeft geleid.]2
----------
(1)<DFG 2021-12-02/20, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2022-12-14/15, art. 58, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<DFG 2025-01-23/06, art. 31, 013; Inwerkingtreding : 14-09-2023>
(4)<DFG 2024-05-31/03, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 14-09-2024>
(5)<DFG 2024-05-31/03, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 14-09-2024>
Art.6.Bij de aanvraag om inschrijving is de student ertoe gehouden al zijn inschrijvingen voorafgaand aan de hogere studies en de resultaten van zijn proeven [2 ...]2 aan te geven behalve als hij de studies bij dezelfde instelling voortzet. [1 Een verzuim kan als fraude worden beschouwd.]1
[2 In afwijking van lid 1 is de student in geval van een onderbreking van ten minste vijf academiejaren niet verplicht zijn eerdere inschrijving te verklaren voor hogere studies en van de resultaten van zijn examens vóór deze onderbreking.]2
----------
(1)<DFG 2019-05-03/44, art. 55, 005; Inwerkingtreding : 14-09-2019>
(2)<DFG 2022-12-14/15, art. 59, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.7. Per academiejaar wordt slechts rekening gehouden met één enkele regelmatige inschrijving per student bij een instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan in de Franse Gemeenschap.
Het behoort de student toe om bij zijn aanvraag om inschrijving bedoeld in artikel 95, § 1, van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013 te vermelden of hij zijn hoedanigheid van potentieel voor financiering in aanmerking komende student wil opgeven omdat hij een gelijke stap zou ondernomen hebben bij een andere instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan van de Franse Gemeenschap.
Art.8. Een student die regelmatig ingeschreven is overeenkomstig artikel 103 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, wordt geacht voltijds ingeschreven te zijn en, voor elke andere wettelijke of reglementaire bepaling, wordt geacht actief deel te nemen aan een opdrachtlast van minstens 30 studiepunten van leeractiviteiten.
Nochtans, voor de toepassing van de andere mogelijke wegingscoëfficiënten in de berekening van de financiering, wordt de inschrijving van de student waarvan het jaarlijkse programma van 16 tot 30 studiepunten bevat, slechts voor de helft in aanmerking genomen; indien het saldo van het programma van zijn studiecyclus maximum 15 studiepunten bedraagt, wordt het niet meer in aanmerking genomen maar wordt altijd beschouwd als financierbaar. Deze vermindering is niet van toepassing op de studenten ingeschreven overeenkomstig artikel 100, § 1, van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013 die al ten minste 30 studiepunten van de studiecyclus behaald of gevaloriseerd zouden hebben.
Art. 8/1. [1 § 1. Wanneer de student een jaarprogramma heeft dat is samengesteld uit de overblijvende studiepunten van de eerste cyclus en de studiepunten van de tweede cyclus overeenkomstig artikel 100, §§ 6 en 7, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hoger onderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, wordt bij de berekening van de financiering op de volgende manier rekening gehouden met de inschrijving van de student :
1° in geval van een jaarprogramma bestaande uit ten minste eenendertig studiepunten van het programma van de eerste cyclus en 1 tot 15 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 100 % in de eerste cyclus en aan 0 % in de tweede cyclus;
2° in het geval van een jaarprogramma bestaande uit ten minste eenendertig studiepunten van het programma van de eerste cyclus en ten minste 16 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 50 % in de eerste cyclus en aan 50 % in de tweede cyclus;
3° in het geval van een jaarprogramma bestaande uit 16 tot 30 studiepunten van het programma van de eerste cyclus en 1 tot 15 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 50 % in de eerste cyclus en aan 0 % in de tweede cyclus;
4° in het geval van een jaarprogramma bestaande uit 16 tot 30 studiepunten van het programma van de eerste cyclus en 16 tot 30 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 50 % in de eerste cyclus en aan 50 % in de tweede cyclus;
5° in het geval van een jaarprogramma bestaande uit 16 tot 30 studiepunten van het programma van de eerste cyclus en ten minste 31 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 50 % in de eerste cyclus en aan 50 % in de tweede cyclus;
6° in het geval van een jaarprogramma bestaande uit 1 tot 15 studiepunten van het programma van de eerste cyclus en 1 tot 15 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 0 % in de eerste cyclus en aan 0 % in de tweede cyclus;
7° in het geval van een jaarprogramma bestaande uit 1 tot 15 studiepunten van het programma van de eerste cyclus en 16 tot 30 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 0 % in de eerste cyclus en aan 50 % in de tweede cyclus;
8° in het geval van een jaarprogramma bestaande uit 1 tot 15 studiepunten van het programma van de eerste cyclus en ten minste 31 studiepunten van het programma van de tweede cyclus, wordt de inschrijving voorgesteld aan 0 % in de eerste cyclus en aan 100 % in de tweede cyclus.
§ 2. Voor de toepassing van de eerste paragraaf wordt het aantal studiepunten verbonden aan het programma van de eerste cyclus bepaald door de laatste beraadslaging van de examencommissie van deze eerste cyclus van de voorafgaande inschrijving.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2021-07-19/10, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 14-09-2021>
Art.9.Een regelmatige inschrijving voor een gezamenlijk studieprogramma, al dan niet in gezamenlijke diplomering, overeenkomstig artikel 103 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, wordt in aanmerking genomen overeenkomstig de bepalingen van dat decreet als een regelmatige inschrijving bij elke instelling voor zover de voorwaarden van artikel 82, § 3, tweede lid, van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013 nageleefd zouden worden zelfs als het gezamenlijke programma niet tot een gezamenlijke diplomering leidt. [1 Voor de berekening van de financiering van de partnerinstellingen van een co-diplomeringsstudieprogramma, kan de inschrijving van een student in het gezamenlijke studieprogramma worden verdeeld onder de partnerinstellingen in overeenstemming met de bepalingen en voorwaarden van de overeenkomst die het gezamenlijke programma organiseert.]1
[2 In het geval van een gezamenlijk studieprogramma dat tot een gezamenlijke diplomering leidt waarbij ten minste één instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan in de Franse Gemeenschap en één instelling voor hoger onderwijs voor sociale promotie in de Franse Gemeenschap betrokken zijn, zoals bedoeld in artikel 82/1 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, wordt het aantal regelmatig ingeschreven studenten verdeeld voor de financiering volgens de percentages bepaald in de overeenkomst, overeenkomstig artikel 82, § 3, vierde lid, 9°, van voormeld decreet van 7 november 2013.]2
----------
(1)<DFG 2019-02-07/10, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
(2)<DFG 2023-11-09/20, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 26-08-2024>
Art. 9bis. [1 Wanneer de student een nieuwe oriëntatie kiest volgens de procedure bepaald in artikel 102, § 3 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, wordt hij, voor de berekening van de financiering, in aanmerking genomen voor de helft ten gunste van de instelling voor hoger onderwijs waarbij hij ingeschreven was en voor de helft ten gunste van de instelling voor hoger onderwijs die hem onthaalt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2015-06-25/12, art. 69, 002; Inwerkingtreding : 15-09-2015>
Art. 9ter.
<Opgeheven bij DFG 2016-06-16/22, art. 58, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2016>
Art.10. Overeenkomstig de overgangsbepalingen van artikel 162 van het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, voor de uitlegging van de bepalingen van dit decreet, wordt een student die toegelaten wordt om een studiecyclus voort te zetten volgens de nieuwe bepalingen, geacht ingeschreven te zijn in dezelfde studiecyclus voor 60 studiepunten per vorige regelmatige inschrijving en de studiepunten die door de examencommissie gevaloriseerd worden, behaald te hebben.
Art.11.
<Opgeheven bij DFG 2020-11-12/30, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.12. De andere bepalingen die betrekking hebben op de berekening van de financiering van de instellingen of van de omkadering van de studenten, zijn van toepassing volgens de nadere regels die betrekking hebben op de overeenstemde studies georganiseerd volgens de bepalingen voorafgaand aan het bovenvermelde decreet van 7 november 2013. De wegingscoëfficiënten die gebonden zijn aan de gevolgde studies zijn in het bijzonder deze die overeenstemmen met de groepen, domeinen of categorieën waaraan deze studies gebonden waren; in deze context wordt beschouwd als ingeschreven te zijn in het derde studiejaar van de eerste cyclus een voor financiering in aanmerking komende student die regelmatig ingeschreven is in de studies van de eerste cyclus en die voor ten minste 105 studiepunten van deze studiecyclus geslaagd is.
Art.13.De artikelen 27 en 32bis, tweede en vierde lid, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, worden opgeheven.
De artikelen 5 tot 8 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden opgeheven.
De artikelen 50 en 51 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), worden opgeheven.
Deze bepalingen blijven voorlopig gelden voor de studenten ingeschreven in de studies georganiseerd volgens de bepalingen voorafgaand aan het bovenvermelde decreet van 7 november 2013, overeenkomstig de voorlopige bepalingen die het bevat.
[1 In afwijking van artikel 5 van dit decreet, voor het academiejaar 2015 - 2016, worden geacht als in aanmerking komend voor een financiering de studenten die met hun cursussen begonnen zijn volgens de bepalingen voorafgaande aan het voornoemde decreet van 7 november 2013, indien ze de voorwaarden nakomen vastgesteld in de bepalingen die voorafgingen aan hetzelfde decreet.]1
[2 Bij wijze van overgangsmaatregel, voor het academiejaar 2016-2017, worden de woorden "ten minste 45 studiepunten" vervangen door de woorden "ten minste 45 studiepunten of 75 % van de studiepunten van het jaarprogramma]2.
----------
(1)<DFG 2015-12-10/18, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 06-02-2016>
(2)<DFG 2016-06-16/22, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 15-09-2016>
Art. 14. Dit decreet treedt in werking voor het academiejaar 2014-2015.