17 MEI 1999. - Decreet betreffende het hoger kunstonderwijs (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-10-1999 en tekstbijwerking tot 05-03-2019)
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-6
Afdeling II. - De beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten.
Art. 7-11
Afdeling III. - De muziek.
Art. 12-16
Afdeling IV. - De toneelkunst en de woordkunsten.
Art. 17-21
Afdeling V. - De vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie.
Art. 22-23
Afdeling VI. - (Machtiging) <DFG 2006-02-02/67, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Art. 24, 24bis, 24ter, 24quater
Afdeling VII. - De toegang tot de kunststudies.
Art. 25
Afdeling VIII. - De hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs.
Art. 26
Afdeling IX. - Slotbepalingen.
Art. 27-30
BIJLAGEN
Art. N
2000029199 2001029441 2001A29441 2002029402 2002029403 2002029404 2002029425 2002029426 2002029508 2002029509 2003029401 2003029402 2003029523 2003201670 2003A29523 2004202090 2004202720 2005201260 2006203814 2007029358 2008029370 2008029422 2008029668 2009029341 2010029449 2010029536 2011029234 2012029317 2012029318 2012200182 2012A29318 2013029417 2015029291 2016029156 2017030033 2020043220
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. § 1. Dit decreet is van toepassing op de instellingen voor hoger kunstonderwijs, behalve de instellingen voor architectuuronderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap krachtens de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en gerangschikt door of krachtens de wet of het decreet in het onderwijs van het korte type of van het lange type in de zin van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, met uitsluiting van het universitair onderwijs en het onderwijs met beperkt leerplan.
§ 2. Onder " gebied ", worden verstaan :
- de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten;
- de muziek;
- de toneelkunst en de woordkunsten;
- de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie;
- de danskunst.
Art.2.<DFG 2006-02-02/67, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1> § 1. Er kan een hoger onderwijs van het korte type of van het lange type worden georganiseerd.
§ 2. De instellingen die een onderwijs van het lange type in vier jaar gedurende het jaar 2004-2005 organiseerden, worden ertoe gemachtigd een onderwijs van de tweede cyclus van éénzelfde optie in 60 of 120 studiepunten gelijktijdig te organiseren. [1 Ze organiseren hun opleidingsprogramma zo dat de student die eerst een master in 60 studiepunten kiest de mogelijkheid wordt geboden om zijn studies met mogelijk aanvullend onderwijs naar rata van 15 studiepunten te kunnen voortzetten om de master van dezelfde optie in 120 studiepunten te kunnen behalen. Dat aanvullend onderwijs maakt integraal deel uit van het studieprogramma.]1
§ 3. Op het einde van een oorspronkelijke opleiding van ten minste 300 studiepunten, kunnen studies van ten minste 60 studiepunten, behaald in ten minste één studiejaar, leiden tot het behalen van de academische graad van gespecialiseerd kunstmaster.
De graad van gespecialiseerd kunstmaster wordt opgericht. Hij kan in de vier domeinen worden verleend.
§ 4. Het uitgereikte diploma vermeldt het domein, de eventuele afdeling, de optie, de eventuele specialiteit alsook het onderwerp [1 van het mogelijke eindstudiewerk of de mogelijke scriptie]1.
----------
(1)<DFG 2013-03-28/21, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.3. § 1. Het kunstonderwijs dat in het hoger onderwijs wordt verstrekt, moet een multidisciplinaire ruimte voor onderzoek en schepping zijn, waarin de kunsten en het onderwijs in verband daarmee op een niet te scheiden wijze tot stand moeten worden gebracht. De kunsten die erin ontwikkeld worden, zijn niet alleen te beschouwen als maatschappelijke producties maar eveneens als maatschappelijke werkende krachten die medewerken aan de kennis, de evolutie en de omvorming van de maatschappij. Het kunstonderwijs, dat steunt op de lessen van de verleden en hedendaagse kunsten, op de denkwereld en de wetenschappen, is toekomstgericht, bevordert de opening naar de toekomst, naar volkomen nieuwe uitdrukkingsvormen.
§ 2. Het kunstonderwijs dat in het hoger onderwijs wordt verstrekt, werkt mede aan de ontwikkeling van een kunstdenkbeeld en aan de verwerving van een kritische kennis van de praktijken en handelingen die de kunstuitingen bepalen en de mogelijkheden vaststellen om die te ontmoeten.
§ 3. Het onderzoek inzake kunst vergt van studenten de kritische aanwending van de kennis die zij hebben verworven of die zij aan het verwerven zijn betreffende een kunstdenkbeeld, een praktijk, een geschiedenis en een culturele en sociale toestand.
§ 4. Door het kunstonderwijs wordt de student in de mogelijkheid gesteld om een creatieve autonomie te ontwikkelen en een persoonlijke houding aan te nemen zonder daarbij zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid uit het oog te verliezen. Het verschaft op het hoogste academisch niveau de mogelijkheid om een methodologie en kundigheden op het gebied van de kennis te verwerven. Het verstrekt de theoretische en technische kennis en de praktische vorming die onontbeerlijk zijn voor de kunstsynthese en de erkenning van de bevoegdheid.
§ 5. Het kunstonderwijs verstevigt het internationale aspect van de praktijken en het onderzoek doordat het initiatieven en programma's tot stand brengt in samenwerking met de instellingen van andere landen waarbij de mobiliteit en de uitwisseling van leerkrachten en studenten op alle niveaus van de structuren wordt aangemoedigd.
§ 6. Door een overlegd onderzoek van de functies die worden toegewezen aan de kunst en de kunstenaar, bereidt het kunstonderwijs de student voor tot zijn rol als burger die actief werkzaam is als kunstenaar in de maatschappij. Het bereidt bovendien de student voor tot het verstrekken van onderwijs in de kunstdisciplines, tot het cultureel optreden, tot de beroepsactiviteit en tot de uitoefening van de technieken inzake kunstcreatie.
§ 7. Het kunstonderwijs doet beroepskunstenaars die hun activiteit in de praktijk uitoefenen en vorsers samenwerken op het gebied van de kunstopleiding en werkt de actieve deelneming van de leerkrachten aan de praktijk van hun disciplines in de hand.
Art.4. In de zin van dit decreet duren de onderwijsactiviteitsuren zestig minuten. (...). <DFG 2006-02-02/67, art. 2, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
De onderwijsactiviteiten (, die behoren tot de leeractiviteiten bedoeld in artikel 22 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten,) omvatten : <DFG 2006-02-02/67, art. 2, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
1° de theoretische cursussen, de toepassingslessen, de beoefening van de schepping en het onderzoek in ateliers, de praktische werkzaamheden, de laboratoria, de didactische activiteiten en de andere activiteiten die in het studieleerplan voorkomen;
2° de werken op het einde van het jaar, de scriptie of het werk op het einde van de studie;
3° de stages die in het studieleerplan bepaald zijn en die voor individuele personen of voor groepen worden georganiseerd;
4° de examenzittijden, met uitzondering van de tijd die door de student wordt besteed aan zijn persoonlijke studie.
(Derde lid opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 2, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Art.5. Na het advies van de hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs te hebben ingewonnen, rangschikt de Regering de cursussen in kunstcursussen, algemene cursussen en technische cursussen.
In voorkomend geval, kunnen sommige cursussen, volgens dezelfde procedure, door de Regering in andere categorieën naar gelang van hun aard, worden gerangschikt.
Art.6.[1 § 1. De pedagogische beheersraad van de Hogere Kunstschool stelt voor elke studierichting/afdeling één enkele lesrooster vast overeenkomstig het model bepaald door de Regering.
§ 2. [2 De directeur van de Hogere Kunstschool, op voorstel van de pedagogische beheersraad, legt de lesroosters en de wijzigingen ervan ter goedkeuring voor aan de Regering. Deze verplichting is niet van toepassing op de lesroosters die niet gewijzigd werden in vergelijking met de vooraf goedgekeurde lesroosters. De lesroosters worden door de Regering goedgekeurd, volgens de procedure die zij bepaalt.]2
§ 3. De directeur van de Hogere Kunstschool legt, op voorstel van de Pedagogische beheersraad, vóór 1 maart van elk jaar, de lesroosters voor het volgende academiejaar voor.
De Regering spreekt zich uit binnen de twee maanden na de ontvangst van het advies bedoeld in het eerste lid. Na deze termijn wordt de Regering geacht de lesrooster te hebben goedgekeurd. Indien de Regering de lesrooster niet goedkeurt, kan de Hogere Kunstschool een nieuwe lesrooster voorleggen en dit, binnen de maand volgend op de ontvangst van de beslissing van de Regering.
[3 De Regering brengt haar advies binnen de maand uit, na deze termijn wordt ze geacht de nieuwe lesrooster te hebben goedgekeurd.]3
§ 4. De lesroosters worden ingevoegd in het bijzonder studiereglement.]1
----------
(1)<DFG 2010-12-01/08, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 15-09-2010>
(2)<DFG 2012-03-23/05, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2012>
(3)<DFG 2013-03-28/21, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Afdeling II. - De beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten.
Art.7. (De graad van bachelor in de beeldende, visuele en ruimtekunsten wordt opgericht en het daarmee verband houdende diploma wordt uitgereikt op het einde van het kunsthoger onderwijs van het korte type.
De graad van bachelor in de beeldende, visuele en ruimtekunsten wordt opgericht en het daarmee verband houdende diploma wordt uitgereikt op het einde van de eerste cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.
De graad van master in de beeldende, visuele en ruimtekunsten wordt opgericht en het daarmee verband houdende diploma wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.) <DFG 2006-02-02/67, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(De Regering bepaalt de leerstof van deze studies, regelt de organisatie en werking na advies van de Conseil supérieur de l'enseignement supérieur artistique' (Hoge Raad voor het Hoger Kunstonderwijs).) <DFG 2004-03-31/52, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2004>
Art.8. § 1. De doelstelling van het onderwijs van het korte type op het gebied van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten is de uitoefening van een kunstvak. Het doel is, door middel van een kunstopleiding en de kennis van het onderzoek inzake cultuur, vakmensen op te leiden, die autonome specialisten zijn die hun toekomst op zich kunnen nemen, inzonderheid door middel van het beroepsgerichte onderzoek.
§ 2. Het onderwijs van het lange type op het gebied van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten biedt een diepgaande en polyvalent opleiding op een brede optionele basis, gestijfd door experimenten en het onderzoek op interdisciplinair vlak.
(Tweede lid opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Derde lid opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
§ 3. Ieder studiejaar van het onderwijs op het gebied van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten omvat onderwijsactiviteiten van ten minste 700 uren en ten hoogste 1200 uren.
Art.9. § 1. In het hoger onderwijs van het korte type op het gebied van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten, maken de verplichte cursussen van de gemeenschappelijke opleiding en van de optie ten minste drie vierde van de in het minimumlesrooster bepaalde uren uit. Naast die verplichte cursussen kan elke instelling cursussen naar keuze organiseren.
Ten minste de helft van het totaal aantal uren van de in het minimulesrooster bepaalde uren van elke afdeling wordt besteed aan de kunstopleiding en de kunstpraktijk. Die omvat onder meer de cursussen bedoeld bij artikel 10, § 1.
De algemene vakken omvatten noodzakelijk theoretische cursussen in verband met de cursussen kunstopleiding die in de studieleerplannen voorkomen, alsook cursussen voor algemene opleiding.
§ 2. In de loop van de eerste cyclus van het hoger onderwijs van het lange type op het gebied van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten, bestaat ten minste (25 procent) van de in het minimumlesrooster bepaalde uren uit cursussen van de gemeenschappelijke opleiding van het gebied (...). <DFG 2004-03-31/52, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2004> <DFG 2006-02-02/67, art. 6, 1° en 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
In het kader van hun pedagogische vrijheid beschikken de inrichtende machten in de eerste cyclus over (40 %) van de in het minimumlesrooster bepaalde uren en in de tweede cyclus over de helft van die uren om het onderwijsaanbod aan hun pedagogisch project aan te passen. <DFG 2004-03-31/52, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2004>
In de twee cyclussen wordt ten minste de helft van het totaal aantal van de in het minimumlesrooster bepaalde uren van elke afdeling besteed aan de kunstopleiding en de kunstpraktijk. (...). <DFG 2006-02-02/67, art. 6, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Art.10. § 1. In het hoger onderwijs op het gebied van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten, van het korte type en van het lange type, wordt de lijst van de verplichte cursussen door de Regering opgesteld na advies van de hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs.
§ 2. (...) <DFG 2006-02-02/67, art. 7, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
§ 3. De lijst van de opties die kunnen worden georganiseerd in het onderwijs van het korte type en van het lange type in het domein van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten, wordt vastgesteld in bijlage 1. Interdisciplinariteit kan worden georganiseerd tussen alle binnen de instellingen georganiseerde onderwijsactiviteiten.) <DFG 2006-02-02/67, art. 7, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
§ 4. (...) <DFG 2006-02-02/67, art. 7, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art.11. [3 (NOTA : opgeheven. Deze bepaling blijft echter van kracht tot het einde van het academiejaar 2025-2026 voor studenten die hun studies begonnen voor het academiejaar 2022-2023, en dit op de wijze omschreven in artikel 74 van het wijzigende besluit.)]3
Er wordt een graad van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs voor de disciplines beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten ingesteld.
(Die graad wordt toegekend en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de instelling waar de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.) <DFG 2006-02-02/67, art. 8, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Worden toegelaten om zich aan te melden voor de examens die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, [2 ...]2 de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van licentiaat in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten, de studenten die houder zijn van de graad van master in de beeldende, visuele en ruimtekunsten, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master met de [1 gespecialiseerde of grondige]1 finaliteit. In dat laatste geval wordt de aggregatie samen met de graad van master verleend aan de student.) <DFG 2006-02-02/67, art. 8, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(In de instellingen die de studies die leiden tot de aggregatie van het hoger secundair onderwijs organiseren, omvatten deze (30 studiepunten, die ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten omvatten. De aggregatie moet in één studiejaar kunnen worden gevolgd.). De Regering bepaalt de stof voor die studies, regelt er de organisatie en de werking van. <DFG 2006-02-02/67, art. 8, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Vijfde lid opgeheven)) <DFG 2004-03-03/44, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2003> <DFG 2006-02-02/67, art. 8, 4°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
----------
(1)<DFG 2010-12-01/08, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 15-09-2010>
(2)<DFG 2012-03-23/05, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2012>
(3)<DFG 2019-02-07/10, art. 84, 016; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Afdeling III. - De muziek.
Art.12. (Opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Art.13. <DFG 2006-02-02/67, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1> De graad van bachelor in de muziek wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van het kunsthoger onderwijs van het korte type.
De graad van bachelor in de muziek wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de eerste doorstromingscyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.
De graad van master in de muziek wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.
Art.14. § 1. Binnen elke afdeling en in elke cyclus, worden de afdelingen en opties bepaald door hun [2 ...]2 lesrooster. (...). <DFG 2006-02-02/67, art. 11, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Ten minste de helft van het totaal aantal uren bepaald in het lesrooster wordt besteed aan de onderwijsactiviteiten die de kunstopleiding tot doel hebben.
§ 2. In elk studiejaar, (met uitzondering van het derde jaar van de tweede studiecyclus), bedraagt het minimale lesrooster van elke opleiding 20 lesuren per week en het maximale lesrooster 27 uren. <DFG 2004-03-31/52, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2004>
Bij wijze van afwijkingsmaatregel kan het minimale lesrooster tot (12) lesuren worden herleid voor de opties instrumentale en vocale muziek, die door de hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs worden bepaald. <DFG 2008-05-09/75, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 15-09-2008>
§ 3. In elke afdeling tellen de verplichte cursussen ten minste twee derde van de uren bepaald in het lesrooster.
Naast die verplichte cursussen, kan de instelling optiecursussen en keuzecursussen organiseren.
§ 4. (De lijst van de afdelingen en opties die kunnen worden georganiseerd in het onderwijs van het korte type en van het lange type wordt vastgesteld in bijlage 1.) <DFG 2006-02-02/67, art. 11, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
§ 5. [3 (NOTA : opgeheven. Deze bepaling blijft echter van kracht tot het einde van het academiejaar 2025-2026 voor studenten die hun studies begonnen voor het academiejaar 2022-2023, en dit op de wijze omschreven in artikel 74 van het wijzigende besluit.)]3
((Er wordt een graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor het domein van de muziek ingesteld.
Die graad wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de inrichting waarin de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.
Toegelaten worden zich aan te melden voor de examens die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, [2 ...]2 de studenten die houder zijn van de graad van master in de muziek, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master in de muziek met een [1 gespecialiseerde of grondige]1 finaliteit. In dit laatste geval, wordt de aggregatie uitgereikt aan de student samen met de graad van master.) <DFG 2006-02-02/67, art. 11, 3°, a, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
In de instellingen die de studies die leiden tot de aggregatie van het hoger secundair onderwijs organiseren, omvatten deze (30 studiepunten die overeenstemmen met ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten). De Regering bepaalt de stof voor die studies, regelt er de organisatie en de werking van. <DFG 2006-02-02/67, art. 11, 3°, b, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Vijfde lid opgeheven)) <DFG 2004-03-03/44, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2003> <DFG 2006-02-02/67, art. 11, 3°, c, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
----------
(1)<DFG 2010-12-01/08, art. 21, 012; Inwerkingtreding : 15-09-2010>
(2)<DFG 2012-03-23/05, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2012>
(3)<DFG 2019-02-07/10, art. 84, 016; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.15. De algemene vakken bestaan noodzakelijk uit theoretische cursussen in verband met de kunstcursussen die in de studieleergang voorkomen en uit de cursussen voor algemene vorming.
De (studieprogramma's die het lesrooster omvatten) van elke afdeling tellen elk jaar, (met uitzondering van het laatste jaar van de tweede studiecyclus), ten minste (zestig uren) algemene vakken. <DFG 2004-03-31/52, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2004> <DFG 2006-02-02/67, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
De Regering stelt de lijst van de algemene vakken vast na het advies van de hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs te hebben ingewonnen.
Art.16. (Opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Afdeling IV. - De toneelkunst en de woordkunsten.
Art.17.(Opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Art.18. (De graad van bachelor in de toneelkunst en in de woordkunsten wordt opgericht en het diploma dat daarmee verband houdt, wordt uitgereikt op het einde van de eerste doorstromingscyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.
De graad van master in de toneelkunst en in de woordkunsten wordt opgericht en het diploma dat daarmee verband houdt, wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.) <DFG 2006-02-02/67, art. 15, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Derde lid opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 15, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Vierde lid opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 15, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(De Regering bepaalt de leerstof van deze studies, regelt de organisatie en werking na advies van de Hoge Raad voor het Hoger Kunstonderwijs.) <DFG 2004-03-31/52, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 15-09-2004>
Art.19. § 1. (Binnen het domein, worden de opties bepaald door hun studieprogramma : Ten minste de helft van het totaal aantal uren bepaald in het lesrooster wordt besteed aan de cursussen die de kunstopleiding tot doel hebben.) <DFG 2006-02-02/67, art. 16, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
§ 2. [2 Voor ieder studiejaar is de lesrooster minimum 30 uur en maximum 40 uur cursus per week.]2
(Elk studiejaar in het onderwijs in de toneelkunst en in de woordkunsten telt onderwijsactiviteiten van ten minste 900 uren en hoogstens 1200 uren.) <DFG 2006-02-02/67, art. 16, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
§ 3. In elke (optie) tellen de verplichte cursussen ten minste twee derde van de uren bepaald in het lesrooster. <DFG 2006-02-02/67, art. 16, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Naast die verplichte cursussen, kan de instelling optiecursussen en keuzecursussen organiseren.
§ 4. (De lijst van de organiseerbare opties in het onderwijs van het lange type in [2 het domein van de toneelkunst en van de woordkunsten]2, wordt vastgesteld in bijlage 1 bij dit decreet.) <DFG 2006-02-02/67, art. 16, 4°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
§ 5. [3 (NOTA : opgeheven. Deze bepaling blijft echter van kracht tot het einde van het academiejaar 2025-2026 voor studenten die hun studies begonnen voor het academiejaar 2022-2023, en dit op de wijze omschreven in artikel 74 van het wijzigende besluit.)]3
((Er wordt een graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor het domein van de toneelkunst en de woordkunsten ingesteld.
Die graad wordt toegekend en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de inrichting waarin de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.
Toegelaten worden om de examens af te leggen die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, [2 ...]2 de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van licentiaat in de toneelkunst en de woordkunsten, de studenten die houder zijn van de graad van master in de toneelkunst en de woordkunsten, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master met de [1 gespecialiseerde of grondige]1 finaliteit. In dat laatste geval wordt de aggregatie samen met de graad van master aan de student uitgereikt.) <DFG 2006-02-02/67, art. 16, 5°, a, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
In de instellingen die de studies die leiden tot de aggregatie van het hoger secundair onderwijs organiseren, omvatten deze (30 studiepunten, die overeenstemmen met ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten). De Regering bepaalt de stof voor die studies, regelt er de organisatie en de werking van. <DFG 2006-02-02/67, art. 16, 5°, b, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Vijfde lid opgeheven)) <DFG 2004-03-03/44, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2003> <DFG 2006-02-02/67, art. 16, 5°, c, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
----------
(1)<DFG 2010-12-01/08, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 15-09-2010>
(2)<DFG 2012-03-23/05, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2012>
(3)<DFG 2019-02-07/10, art. 84, 016; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Art.20. De cursussen algemene vakken bestaan noodzakelijk uit theoretische cursussen in verband met de kunstcursussen die in het studieleerplan voorkomen en uit cursussen voor algemene vorming.
De (studieprogramma's die het lesrooster omvatten) van elke (optie) tellen elk jaar ten minste (zestig uren) cursussen algemene vakken. <DFG 2006-02-02/67, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
De Regering stelt de lijst van de algemene vakken vast na het advies van de hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs te hebben ingewonnen.
Art.21. (Opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
Afdeling V. - De vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie.
Art.22. (De graad van bachelor in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van een cyclus van het kunsthoger onderwijs van het korte type.
De graad van bachelor in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de eerste doorstromingscyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.
De graad van master in de vertoningskunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.
De lijst van de organiseerbare opties in het onderwijs van het korte type en van het lange type van het domein van de vertoningskunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt in bijlage 1 vastgesteld.
Binnen elke cyclus worden de opties door hun studieprogramma's bepaald.
Ten minste de helft van het totaal aantal lesuren bepaald in het studieprogramma wordt besteed aan de cursussen die de kunstopleiding tot doel hebben.
Elk studiejaar telt onderwijsactiviteiten van ten minste 700 uren en hoogstens 1200 uren.
In elke optie vertegenwoordigen de verplichte cursussen twee derde van de lesuren bepaald in het studieprogramma.
In het kader van hun pedagogische vrijheid beschikken de inrichtende machten over één derde van de studiepunten bepaald in het studieprogramma om het opleidingsaanbod aan hun pedagogische project aan te passen.) <DFG 2006-02-02/67, art. 19, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(De vroegere leden 7 tot en met 11 zijn opgeheven) <DFG 2006-02-02/67, art. 19, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
De lijst van de verplichte cursussen wordt door de Regering opgesteld na advies van de Hoge Raad voor het Hoger Kunstonderwijs.
Art.23. [3 (NOTA : opgeheven. Deze bepaling blijft echter van kracht tot het einde van het academiejaar 2025-2026 voor studenten die hun studies begonnen voor het academiejaar 2022-2023, en dit op de wijze omschreven in artikel 74 van het wijzigende besluit.)]3
Er wordt een graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs ingesteld voor de disciplines betreffende de vertoningskunsten en in de technieken voor de verspreiding en de communicatie.
(Die graad wordt toegekend en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de inrichting waarin de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.) <DFG 2006-02-02/67, art. 20, 1°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Toegelaten worden de examens af te leggen die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, [2 ...]2 de studenten die houder zijn van de graad van master in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master met de [1 gespecialiseerde of grondige]1 finaliteit. In dit laatste geval, wordt de aggregatie samen met de graad van master aan de student verleend.) <DFG 2006-02-02/67, art. 23, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(In de instellingen die de studies die leiden tot de aggregatie van het hoger secundair onderwijs organiseren, omvatten deze (30 studiepunten, die overeenstemmen met ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten). De Regering bepaalt de stof voor die studies, regelt er de organisatie en de werking van. <DFG 2006-02-02/67, art. 23, 3°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
(Vijfde lid opgeheven)) <DFG 2004-03-03/44, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2003> <DFG 2006-02-02/67, art. 23, 4°, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1>
----------
(1)<DFG 2010-12-01/08, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 15-09-2010>
(2)<DFG 2012-03-23/05, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2012>
(3)<DFG 2019-02-07/10, art. 84, 016; Inwerkingtreding : 14-09-2022>
Afdeling VI. - (Machtiging)
Art.24.<DFG 2006-02-02/67, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1> De hogere kunstscholen die ertoe worden gemachtigd het kunsthoger onderwijs te organiseren overeenkomstig de bepalingen van dit decreet zijn :
1° L'institut National Supérieur des Arts du Spectacle (INSAS);
2° L'Académie royale des Beaux-Arts de la ville de Bruxelles - Ecole Supérieure des Arts;
3° L'Ecole Nationale Supérieure des Arts Visuels de La Cambre;
4° Le Conservatoire royal de Bruxelles;
5° L'Ecole Supérieure des Arts Saint-Luc de Bruxelles;
6° L'ERG - Ecole Supérieure des Arts (Ecole de recherche graphique);
7° L'Ecole supérieure communale des Arts de l'image " Le 75 ";
8° L'Institut des Arts de Diffusion;
9° L'Ecole Supérieure des Arts de la Ville de Liège;
10° Le Conservatoire royal de Liège;
11° L'Ecole Supérieure des Arts Saint-Luc de Liège;
12° L'Institut Supérieur de Musique et de Pédagogique (IMEP);
13° [1 Arts2; ]1
14° [1 ...]1
15° L'Académie des Beaux-Arts de la Ville de Tournai;
16° L'Ecole Supérieure des Arts Institut Saint- Luc à Tournai;
17° L'Ecole Supérieure des Arts du Cirque.
----------
(1)<DFG 2011-11-24/13, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 24bis. <Ingevoegd bij DFG 2006-02-02/67, art. 21; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1> § 1. De machtiging tot het organiseren van de studies van het kunsthoger onderwijs overeenkomstig de bepalingen van dit decreet en tot het toekennen van de academische graden ter bekrachtiging ervan, wordt toegekend aan een hogere kunstschool. De machtiging heeft betrekking op een studiecyclus, alsook op de sites waar die studies kunnen worden georganiseerd. ".
Een site is een geografische ligging van infrastructuren die door de instellingen voor hoger onderwijs voor hun activiteiten bestemd worden. Als afzonderlijke sites worden beschouwd, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, alsook elk kieskanton in het Waalse Gewest.
Een inrichting kan een deel van de leeractiviteiten buiten de aldus bepaalde sites organiseren, voor zover die gedecentraliseerde activiteiten niet meer dan 15 studiepunten voor elke studiecyclus tellen en nooit een verdeling van dezelfde leeractiviteiten uitmaken.
§ 2. Twee of meer inrichtingen kunnen een studiecyclus waartoe ze gemachtigd zijn, co-organiseren, zonder dat dit tot gevolg zou hebben dat het aantal sites waar elk studiejaar georganiseerd wordt, wordt verhoogd.
De nadere regels voor de organisatie en de verdeling van de activiteiten worden vastgesteld in een door de Regering goed te keuren overeenkomst tussen de partnerinstellingen.
§ 3. Een uit een fusie voortvloeiende hogere kunstschool krijgt de machtigingen toegewezen waarvan de samengevoegde hogere kunstscholen titularis waren.
Art. 24ter. <Ingevoegd bij DFG 2006-02-02/67, art. 21; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1> De machtigingen vermeld in bijlage II kunnen worden herzien na advies van de hoge raad voor kunsthoger onderwijs, met uitwerking met ingang van het academiejaar dat volgt op het jaar waarin het decreet tot toekenning van die machtigingen wordt aangenomen. Om als gunstig te worden geacht, moet het advies van de hoge raad voor kunsthoger onderwijs met een tweederdemeerderheid worden uitgebracht.
Art. 24quater. <Ingevoegd bij DFG 2006-02-02/67, art. 21; Inwerkingtreding : 01-09-2006; zie ook DFG 2006-02-02/67, art. 66, L1> Om hun krachtens dit decreet toegekende machtigingen te kunnen genieten, moeten de hogere kunstscholen zich schikken naar het geheel van de wets-, decreet- en verordeningsbepalingen die van toepassing zijn op het kunsthoger onderwijs.
Afdeling VII. - De toegang tot de kunststudies.
Art.25.Om toegang tot de instellingen bedoeld in artikel 1, lid 1, § 1, te hebben, moeten de studenten aan de algemene voorwaarden voor de toegang tot het hoger onderwijs voldoen, en geslaagd zijn voor een toelatingsexamen volgens de door de Regering vast te stellen bepalingen. Dit examen heeft betrekking op de vaardigheid voor het volgen van een kunstopleiding [1 voor de in aanmerking genomen optie en, op het gebied van muziek, op het betrokken gebied]1.
----------
(1)<DFG 2012-03-23/05, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2012>
Afdeling VIII. - De hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs.
Art.26. Uiterlijk 15 mei 1999 richt de Regering van de Franse Gemeenschap, bij het Bestuur niet-verplicht Onderwijs, een hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs op.
De hoge Raad is samengesteld uit :
1° vertegenwoordigers van de inrichtende machten;
2° vertegenwoordigers van het personeel;
3° vertegenwoordigers van de studenten;
4° vertegenwoordigers van sociale kringen die door de interprofessionele vakorganisaties en de werkgeversorganisaties worden voorgedragen.
Naast de opdrachten die uit andere artikelen van dit decreet voortvloeien, is de hoge Raad ermee belast, ofwel op eigen initiatief ofwel op aanvraag van de Regering of van een instituut voor hoger kunstonderwijs, adviezen over elk vraagstuk betreffende het hoger kunstonderwijs uit te brengen.
De hoge Raad is eveneens belast met de toepassing van dit decreet en, in voorkomend geval, met het voorleggen van elk wijzigingsvoorstel.
De hoge Raad heeft ook als opdracht de samenwerking tussen de netten te bevorderen, inzonderheid betreffende de overgangsmogelijkheden (" bruggen "), de programmatie en de voortgezette opleiding.
Voor elk onderwijsgebied bedoeld in artikel 1 van dit decreet, kan de Regering aan de hoge Raad adviescomités alsook gespecialiseerde commissies toevoegen. Die comités en commissies kunnen een beroep doen op externe deskundigen.
De Regering stelt de nadere regels voor de samenstelling en de benoeming van de leden, de bevoegdheden en de werking van de hoge Raad, de adviescomités en de gespecialiseerde commissies vast. Zij zorgt ervoor dat de verschillende tendensen billijk worden vertegenwoordigd.
(Ingeval van fusie van twee of meerdere Hogere Kunstscholen behoudt elke Hogere Kunstschool haar vertegenwoordiging binnen de Hoge Raad.) <DFG 2008-07-18/84, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 15-09-2008>
Afdeling IX. - Slotbepalingen.
Art.27. Een decreet zal de regels vaststellen die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs inzake organisatie, financiering, personeelsomkadering in de instellingen of delen van instellingen bedoeld in artikel 1, § 1. Het zal de specifieke statutaire bepalingen vaststellen die op het personeel toepasselijk zijn en deze die betrekking hebben op de rechten en verplichtingen van de studenten.
Art.28. Artikel 1, III, a) van de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titel van hoger onderwijs wordt aangevuld als volgt :
" 17° van kandidaat in de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten en van licentiaat in de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten, zij die het diploma van die graden bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
18° van geaggregeerde in het hoger secundair onderwijs voor de disciplines in verband met de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimtekunsten, zij die dat diploma bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
19° van kandidaat in de muziek en van licentiaat in de muziek, zij die het diploma van die graden bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
20° van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor de discipline muziek, zij die dat diploma bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
21° van kandidaat in de toneelkunst en in de woordkunsten en van licentiaat in de toneelkunst en de woordkunsten, zij die het diploma van die graden bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
22° van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor de discipline toneelkunst en woordkunsten, zij die dat diploma bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
23° van kandidaat in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie en van licentiaat in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie, zij die het diploma van die graden bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
24° van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor de disciplines vertoningskunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie, zij die dat diploma bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet;
25° van gediplomeerde van het gespecialiseerd kunstonderwijs, zij die het diploma van die graden bekomen hebben overeenkomstig de wet en het decreet. ".
Art.29. De Regering wordt ertoe gemachtigd de maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor de gelijkwaardigheid tussen de bekwaamheidsbewijzen die vóór de inwerkingtreding van dit decreet werden uitgereikt door de instellingen bedoeld in artikel 1, § 1 en de bekwaamheidsbewijzen die door diezelfde instellingen na hun rangschikking zullen worden uitgereikt.
(De vorm en de tekst van de diploma's alsook van hun supplementen worden door de Regering vastgesteld.) <DFG 2004-03-03/44, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
(De minimale vermeldingen die door de Regering bepaald worden met toepassing van het tweede lid, worden in het Frans op het diploma opgenomen.
Voor de diploma's die uitgereikt worden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies bedoeld in artikel 29, § 2, van het decreet van 31 maart 2004, kunnen de minimale vermeldingen bedoeld in het derde lid gepaard gaan met hun vertaling in een andere taal. Eén enkel supplement aan het diploma wordt uitgereikt.) <DFG 2007-05-25/34, art. 35, 009; Inwerkingtreding : 15-09-2007>
Art.30. Dit decreet treedt in werking ( (op een datum te bepalen door de Regering en uiterlijk op 15 september 2002) ), met uitzondering van artikel 26, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1999, en van de artikelen 5; 7, lid 6; 10, § 1; 13, lid 6; 14, § 2, lid 2; § 4, lid 2; 15, lid 3; 18, lid 5; 19, § 4, lid 3; 20, lid 3 en 22, lid 6, die op 15 mei 1999 in werking treden (en van artikel 24, 4°, dat op 1 september 2003 in werking treedt). <DFG 2000-07-05/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2000> <DFG 2001-07-12/68, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2001> <DFG 2003-11-19/40, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
(Nota : Overeenkomstig artikel 30 hierboven vermeld ; Inwerkingtreding vastgesteld op 01-09-2002 door BFG 2002-07-17/65 , art. 13)
BIJLAGEN
Art. N. (Bijlagen niet vertaald. Zie origineel Frans).