20 DECEMBER 2019. - PROGRAMMADECREET bij de begroting 2020(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2019 en tekstbijwerking tot 04-08-2021)
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Afdeling 1. - Wijziging van het Circusdecreet van 1 maart 2019
Art. 2
Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 20 mei 2016 houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden Cultuur, Jeugd en Brussel
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - Werk en Sociale Economie
Afdeling 1. - Aanpassing van de doelgroepverminderingen
Art. 4-7
HOOFDSTUK 4. - Omgeving
Afdeling 1. - Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoordineerd op 15 juni 2018
Art. 8-10
Afdeling 2. - Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen - Milieuheffingen OVAM
Art. 11-14
HOOFDSTUK 5. - Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Afdeling 1. - Aanpassing van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019
Art. 15-18
Afdeling 2. - Niet-indexering rang 3- en leeftijdstoeslagen
Art. 19
Afdeling 3. - Overeenkomsten tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid
Art. 20
HOOFDSTUK 6. - Fonds personeelsleden met verlof voor opdracht
Art. 21
HOOFDSTUK 7. - Kanselarij en Bestuur
Afdeling 1. - Financiering open ruimte
Art. 22-23, 23/1, 24-25
Afdeling 2. - Financiering lokale besturen: responsabiliseringsbijdragen
Art. 26-28
Afdeling 3. - Invordering van provincie- en gemeentebelastingen
Art. 29
HOOFDSTUK 8. - Financiën en Begroting
Afdeling 1. - Beperking belastingkrediet rechtspersonen in de onroerende voorheffing tot aandeel materieel en outillage
Art. 30
Afdeling 2. - Kilometerheffing - aanpassing aan de tarieven kilometerheffing
Art. 31
Afdeling 3. - Registratiebelasting verdere verlaging van de tarieven enige eigen woning
Art. 32-34
Afdeling 4. - Bijstelling van de belastingvermindering voor dienstencheques en wijkwerkencheques
Art. 35
Afdeling 5. - Wijziging van de belastingvermindering voor de eigen woning
Art. 36-38
Afdeling 6. - Bevriezing index subsidies
Art. 39
Afdeling 7. - Bevriezing index gefinancierd en gesubsidieerd onderwijs
Art. 40
HOOFDSTUK 9. - Onderwijs en Vorming
Afdeling 1. - Gelijkschakeling werkingsmiddelen kleuter- en lager onderwijs vanaf 2019-2020
Art. 41-49
Afdeling 2. - NVAO - opdracht van een personeelslid van de Vlaamse overheid
Art. 50-51
Afdeling 3. - Bijkomende middelen wettelijke werkgeversbijdragen
Art. 52
Afdeling 4. - Generieke maatregel subsidie Vlerick en AMS
Art. 53
Afdeling 5. - Generieke maatregel toelage hogere instituten en andere instellingen voor schone kunsten
Art. 54
Afdeling 6. - Machtiging aan AGION voor verbintenissen voor huursubsidies
Art. 55
Afdeling 7. - Generieke maatregel werkingsmiddelen deeltijds kunstonderwijs
Art. 56-60
Afdeling 8. - Generieke maatregel werkingsmiddelen van de inspectie voor levens- beschouwelijke vakken
Art. 61
Afdeling 9. - Generieke maatregel werkingsmiddelen voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding
Art. 62
Afdeling 10. - Generieke maatregel subsidie Vlaams ondersteuningscentrum voor volwassenenonderwijs - begeleidingsopdracht
Art. 63
Afdeling 11. - Generieke maatregel subsidie Vlaams ondersteuningscentrum voor volwassenenonderwijs onderwijs aan gedetineerden
Art. 64
Afdeling 12. - Generieke maatregel werkingstoelagen centra voor basiseducatie
Art. 65
Afdeling 13. - Generieke maatregel aanvullende werkingstoelagen centra voor basiseducatie
Art. 66
Afdeling 14. - Generieke maatregel werkingstoelagen centra voor volwassenenonderwijs
Art. 67
Afdeling 15. - Toekenning jaarlijkse aanvullende leraarsuren/punten/werkingsmiddelen ten behoeve van de asielproblematiek
Art. 68
Afdeling 16. - Generieke maatregel op de compensatieregeling van het nieuwe financieringssysteem van het volwassenenonderwijs
Art. 69
Afdeling 17. - Generieke maatregel nascholingsmiddelen van de pedagogische begeleidingsdiensten
Art. 70
Afdeling 18. - Generieke maatregel werkingsmiddelen van de pedagogische begeleidingsdiensten
Art. 71
Afdeling 19. - Uitbreiding onderwijs aan afwezige kinderen wegens medische redenen naar andere mogelijke redenen voor de afwezigheid
Art. 72-78
HOOFDSTUK 10. - Inwerkingtreding
Art. 79
1993036529 1997035456 1998035917 2001036137 2002021488 2007036482 2008202393 2009035790 2011A35474 2012035118 2013036154 2014A35166 2016035891 2016A36660 2017030415 2018011963 2018012518 2018012790 2018040369 2018A15130 2019011326 2019014608 2019030252
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Artikel 1. Dit decreet regelt een gewest- en gemeenschapsaangelegenheid.
HOOFDSTUK 2. - Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Afdeling 1. - Wijziging van het Circusdecreet van 1 maart 2019
Art.2. In artikel 25, § 1, van het Circusdecreet van 1 maart 2019 wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "artikel 75 en 76 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".
Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 20 mei 2016 houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden Cultuur, Jeugd en Brussel
Art.3. In artikel 2/4 van het decreet van 20 mei 2016 houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden Cultuur, Jeugd en Brussel, ingevoegd bij het decreet van 29 maart 2019, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "artikel 75 en 76 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".
HOOFDSTUK 3. - Werk en Sociale Economie
Afdeling 1. - Aanpassing van de doelgroepverminderingen
Art.4. In artikel 339, eerste lid, 2°, van de programmawet van 24 december 2002 (I), vervangen bij het decreet van 4 maart 2016, wordt het getal "55" vervangen door het getal "58".
Art.5. De oudere werknemer die de dag voor de inwerking van dit decreet minstens de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, blijft tot de laatste dag van het kwartaal voor het kwartaal waarin hij de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt, in aanmerking komen voor de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen zoals geregeld bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit decreet.
In afwijking van het vorige lid behouden de werkgevers de doelgroepvermindering volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 6/1 tot en met 6/3 van hetzelfde koninklijk besluit zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet, voor wat de oudere niet-werkende werkzoekende betreft die de leeftijd van 58 jaar nog niet heeft bereikt en die uiterlijk de dag voor de inwerkingtreding van dit decreet in dienst is getreden.
Art.6. In artikel 346, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 december 2005, vervangen bij het decreet van 4 maart 2016 en gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, 2°, worden de woorden "of middengeschoold" opgeheven;
2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
"In het tweede lid, 2°, wordt verstaan onder laaggeschoold: de jonge werknemer die geen diploma van secundair onderwijs of een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, of een gelijkwaardig diploma of getuigschrift heeft.".
Art.7. Voor de middengeschoolde jonge werknemers die uiterlijk op 31 december 2019 in dienst zijn getreden, behouden werkgevers een doelgroepvermindering volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 18 en 20 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals van kracht vóór de inwerkintreding van dit decreet.
HOOFDSTUK 4. - Omgeving
Afdeling 1. - Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoordineerd op 15 juni 2018
Art.8. In artikel 4.2.1.2.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2018 en 26 april 2019, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"Aan een heffing op de winning van grondwater, hierna genoemd de heffing grondwater, is elke natuurlijke of rechtspersoon onderworpen die in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar op het grondgebied van het Vlaamse Gewest één of meer van de volgende grondwaterwinningen heeft geëxploiteerd:
1° grondwaterwinningen bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening;
2° grondwaterwinningen van ten minste 30.000 m3 per jaar bepaald overeenkomstig artikel 4.2.3.1, § 2;
3° grondwaterwinningen van 500 tot minder dan 30.000 m3 per jaar bepaald overeenkomstig artikel 4.2.3.1, § 2.".
Art.9. In artikel 4.2.2.1.11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2018 en 26 april 2019, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"Het bedrag van de heffing, vermeld in artikel 4.2.2.1.1, wordt voor de sectoren 45 en 51, vermeld in bijlage 5, vermenigvuldigd met de coëfficiënt 0,850.".
Art.10. In artikel 4.3.3.5, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2018 en 26 april 2019, wordt de zinsnede "bovengemeentelijke bijdrage als vermeld in artikel 4.3.1.1.1, en een" opgeheven.
Afdeling 2. - Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen - Milieuheffingen OVAM
Art.11. In artikel 46, § 1, 6°, c), van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen wordt de zin "voor het storten van niet-brandbare, niet-recycleerbare slibresidu's afkomstig van PST-installaties op een daarvoor vergunde stortplaats." vervangen door de zin "voor het storten op een daarvoor vergunde stortplaats van zandachtige niet-recycleerbare procesresidu's afkomstig van PST-installaties waarbij overeenkomstig het advies van de OVAM andere verwerkingswijzen dan storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn.".
Art.12. In artikel 46, § 1, 11°, van hetzelfde decreet wordt in de voorlaatste zin "2019" vervangen door "2022" en wordt in de laatste zin de zinsnede "2017, 2018 en 2019" vervangen door de zinsnede "vanaf 2017 tot en met 2022".
Art.13. In artikel 46, § 1, van hetzelfde decreet worden in het vierde lid de woorden "de verwerking" vervangen door de woorden "het verbranden of meeverbranden".
Art.14. In artikel 46, § 3, eerste lid, 7°, van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen de woorden "voor wat betreft het" en de woorden "in het Vlaamse Gewest" worden de woorden "buiten het Vlaamse Gewest ingezameld en" ingevoegd;
2° het woord "geproduceerd" wordt vervangen door het woord "gesorteerd".
HOOFDSTUK 5. - Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Afdeling 1. - Aanpassing van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019
Art.15. In artikel 2, § 1, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 wordt een punt 5° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"5° /1 koepelorganisatie: een vennootschap naar Belgisch of buitenlands recht, een vzw, een stichting of een vereniging naar buitenlands recht met rechtspersoonlijkheid die rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel mag uitkeren of bezorgen behalve voor het in de statuten bepaalde belangeloze doel waarin erkende woonzorgvoorzieningen of verenigingen vertegenwoordigd zijn, en die de belangen van die woonzorgvoorzieningen of verenigingen behartigt;".
Art.16. In artikel 55, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en verenigingen" vervangen door de zinsnede ", verenigingen en koepelorganisaties".
Art.17. In artikel 56, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "of vereniging" telkens vervangen door de zinsnede ", vereniging of koepelorganisatie".
Art.18. In artikel 59 van hetzelfde decreet wordt tussen het woord "personeelsleden" en het woord "en" telkens de zinsnede ", vrijwilligers, verenigingswerkers" ingevoegd.
Afdeling 2. - Niet-indexering rang 3- en leeftijdstoeslagen
Art.19. In artikel 4 van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan de eerste paragraaf wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De koppeling aan de afgevlakte gezondheidsindex uit het eerste lid wordt beëindigd vanaf 1 januari 2020.";
2° aan de eerste paragraaf wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De bedragen van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, en in voorkomend geval, de inkomensgrenzen, vermeld in delen 1 en 3 van boek 2 en deel 2 van boek 5, die ingevolge de koppeling uit het eerste lid en de toepassing van het tweede lid, werden bekomen op 31 december 2019, worden vanaf 1 januari 2020 jaarlijks op 1 september verhoogd met een index van 2 %.";
3° aan de eerste paragraaf wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het voorgaande lid start de jaarlijkse verhoging met een index van 2 %, zoals opgenomen in het vorige lid, voor het bedrag voor het derde jongste kind en oudere kinderen, vermeld in artikel 210, § 2, tweede lid, en het bedrag van de leeftijdsbijslagen, vermeld in artikel 212, § 1 en § 2, en artikel 213, zoals die voor deze bedragen ingevolge de koppeling uit het eerste lid werden bekomen op 31 december 2019, vanaf 1 september 2025.";
4° in de vierde paragraaf wordt het zinsdeel "aan de afgevlakte gezondheidsindex." vervangen door het zinsdeel "aan de indexmechanismen uit het eerste lid, rekening houdend met de toepassing van het derde lid van de eerste paragraaf, en het vierde lid van de eerste paragraaf.".
Afdeling 3. - Overeenkomsten tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid
Art.20. In artikel 2 van het decreet van 7 juli 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998, vervangen bij het decreet van 19 december 2003 en gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011, 21 december 2012, 19 december 2014, 18 december 2015, 8 juli 2016, 30 juni 2017 en 21 december 2018 worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "voor de uitvoering van het avenant van 1 oktober 2018 bij de overeenkomst (1 juli 2017 - 31 december 2019) van 27 januari 2017 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid en voor de uitvoering van de overeenkomst (1 januari 2018 - 31 december 2020) van 1 oktober 2018 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid;" vervangen door de zinsnede "voor de uitvoering van het avenant van 19 september 2019 bij de overeenkomst (1 juli 2017 - 31 december 2020) van 27 januari 2017 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid en voor de uitvoering van het avenant van 19 september 2019 bij de overeenkomst van (1 januari 2018 - 31 december 2021) van 1 oktober 2018 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid;";
2° er wordt een paragraaf 2/9 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 2/9. Het Fonds wordt gespijsd met middelen die in uitvoering van het avenant van 19 september 2019 bij de overeenkomst (1 juli 2017 - 31 december 2020) van 27 januari 2017 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid worden uitbetaald.";
3° er wordt een paragraaf 2/10 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 2/10. Het Fonds wordt gespijsd met middelen die in de uitvoering van het avenant van 19 september 2019 bij de overeenkomst van (1 januari 2018 - 31 december 2021) van 1 oktober 2018 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid worden uitbetaald.";
4° er wordt een paragraaf 3/9 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 3/9. Ten laste van dit Fonds worden alle soorten uitgaven die gedaan worden door het Agentschap Zorg en Gezondheid aangerekend, voor zover die uitgaven verband houden met de uitvoering van het avenant van 19 september 2019 bij de overeenkomst (1 juli 2017 - 31 december 2020) van 27 januari 2017 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid.";
5° er wordt een paragraaf 3/10 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 3/10. Ten laste van dit Fonds worden alle soorten uitgaven die gedaan worden door het Agentschap Zorg en Gezondheid aangerekend, voor zover die uitgaven verband houden met de uitvoering van het avenant van 19 september 2019 bij de overeenkomst van (1 januari 2018 - 31 december 2021) van 1 oktober 2018 tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging, ingesteld bij de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, en het Agentschap Zorg en Gezondheid.".
HOOFDSTUK 6. - Fonds personeelsleden met verlof voor opdracht
Art.21. In artikel 33 van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001, gewijzigd bij de decreten van 22 december 2006, 21 november 2008, 18 december 2009 en 30 juni 2017, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit" vervangen door de woorden "artikel 15, § 2 en § 3, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019";
2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. De middelen van ieder fonds dienen aangewend te worden voor de betaling van wedden en weddentoelagen van de ter vervanging aangeworven personeelsleden of van de personeelsleden binnen het Vlaams ministerie die ten laste genomen worden door andere overheden of organisaties.".
HOOFDSTUK 7. - Kanselarij en Bestuur
Afdeling 1. - Financiering open ruimte
Art.22. Vanaf 2020 wordt op de begroting een algemene werkingssubsidie voor de gemeenten van het Vlaamse Gewest ingeschreven, als gedeeltelijke compensatie van de kosten en minderontvangsten door de vrijwaring van de open ruimte en om het behoud en de inrichting van de open ruimte te stimuleren.
In 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024 bedraagt de werkingssubsidie respectievelijk 20 %, 40 %, 60 %, 80 % en 100 % van het bedrag voor open ruimte in het Gemeentefonds van het voorgaande jaar, exclusief het aandeel van de steden, vermeld in artikel 6, § 1, 1°, a), b), c) en d), van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, en aangevuld met een jaarlijkse groeivoet van 3,5 %. Vanaf 2025 wordt enkel nog de jaarlijkse groeivoet van 3,5 % toegepast.
Art.23.De algemene werkingssubsidie wordt onder de gemeenten verdeeld op basis van de gegevens over de gekadastreerde oppervlakte bos, tuinen en parken, woeste gronden, wateren, akkerland, grasland, recreatiegebieden en boomgaarden, zoals gehanteerd voor de definitieve verdeling van het Gemeentefonds voor het voorgaande jaar.
De steden, vermeld in artikel 22, tweede lid, zijn uitgesloten van de subsidie. Het aandeel van de steden en gemeenten, vermeld in artikel 6, § 1, 1°, e) en f), van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, in de subsidie bedraagt maximaal 6 % van hun aandeel in de definitieve verdeling van het Gemeente-fonds voor het voorgaande jaar, verhoogd met 3,5 %. Voor de andere gemeenten bedraagt hun aandeel in de subsidie maximaal 13 % van hun aandeel in de definitieve verdeling van het Gemeentefonds voor het voorgaande jaar, verhoogd met 3,5 %.
[1 Bij een samenvoeging van gemeenten worden de gegevens over de gekadastreerde oppervlakte open ruimte, vermeld in het eerste lid, en de aandelen in de definitieve verdeling van het Gemeentefonds voor het voorgaande jaar van de samen te voegen gemeenten opgeteld. Als de samenvoeging gepaard gaat met de opsplitsing van een of meer gemeenten, worden de gegevens over de gekadastreerde oppervlakte open ruimte en de aandelen in de definitieve verdeling van het Gemeentefonds van het voorgaande jaar van de op te splitsen gemeenten ook opgesplitst, in dezelfde verhouding als respectievelijk het aandeel gekadastreerde oppervlakte open ruimte en de inwonersaantallen van de opgesplitste delen.]1
----------
(1)<DVR 2021-07-16/11, art. 124, 004; Inwerkingtreding : 14-08-2021>
Art.23/1. [1 Bij een samenvoeging van gemeenten mogen de nieuwe gemeenten niet minder ontvangen dan de som van de aandelen van de samen te voegen gemeenten of delen van gemeenten in het jaar dat voorafgaat aan de samenvoeging. Als de samenvoeging gepaard gaat met de opsplitsing van een of meer gemeenten wordt om de gewaarborgde ontvangst van de nieuwe gemeenten te berekenen, het aandeel van de op te splitsen gemeenten in het jaar dat voorafgaat aan de samenvoeging, ook opgesplitst, in dezelfde verhouding als de inwonersaantallen van de opgesplitste delen.
De gewaarborgde ontvangst voor de nieuwe gemeenten, vermeld in het eerste lid, wordt, met ingang van het jaar van de samenvoeging, elk jaar geïndexeerd met 3,5%. De indexatie is cumulatief.
In afwijking van artikel 23, tweede lid, zijn de bepalingen, vermeld in het eerste en tweede lid, ook van toepassing in geval van een samenvoeging met een stad zoals vermeld in artikel 6, § 1, 1°, a), b), c) of d), van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2021-07-16/11, art. 125, 004; Inwerkingtreding : 14-08-2021>
Art.24. De Vlaamse Regering stelt jaarlijks het aandeel van elke gemeente vast. De aandelen worden afgerond op de euro.
Art.25. De Vlaamse Regering betaalt de vastgestelde aandelen aan de gemeenten uit op het einde van de eerste maand van het vierde kwartaal.
Afdeling 2. - Financiering lokale besturen: responsabiliseringsbijdragen
Art.26.Vanaf 2020 kent de Vlaamse Regering aan de Vlaamse gemeenten, OCMW's, autonome gemeentebedrijven, havenbedrijven, hulpverleningszones, politiezones, ziekenhuizen en welzijnsverenigingen een dotatie toe ten belope van de helft van de door hen verschuldigde responsabiliseringsbijdragen, vermeld in artikel 19 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen.
De dotatie houdt geen rekening met de korting die de besturen kunnen krijgen op de responsabiliseringsbijdrage door de verschuldigde premie voor een aanvullende pensioenregeling voor hun contractueel personeel in mindering te brengen.
[1 Voor de percentages van de wettelijke basisbijdrage en voor de responsabiliseringscoëfficiënt wordt uitgegaan van de percentages waarop de ramingen van de responsabiliseringsbijdragen door de Federale Pensioendienst van mei 2019 gebaseerd zijn. Wijzigingen aan die percentages worden enkel in rekening gebracht als ze een daling van de responsabiliseringsbijdrage van dat bestuur tot gevolg hebben]1.
----------
(1)<DVR 2020-06-26/29, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 27-07-2020>
Art.27.[1 Vanaf 2020 stelt de Vlaamse Regering de dotatie, vermeld in artikel 26, voor elk bestuur vast op basis van de meest recente ramingen van de responsabiliseringsbijdragen die de Federale Pensioendienst haar op 30 september van het betrokken begrotingsjaar ter beschikking stelt. Vanaf 2021 wordt die dotatie gecorrigeerd met het verschil tussen de toegekende dotatie voor het voorgaande jaar en de effectieve dotatie waarop het bestuur recht had na het definitief worden van de responsabiliseringsbijdrage.
Als de correctie, vermeld in het eerste lid, leidt tot een negatief bedrag, kan de Vlaamse Regering dat bedrag van het bestuur terugvorderen ]1.
----------
(1)<DVR 2020-06-26/29, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 27-07-2020>
Art.28.De vastgestelde bedragen worden aan de besturen volledig betaald op de eerste werkdag van de maand december van elk jaar.
[1 Als het begrotingskrediet voor een bepaald jaar ontoereikend is, worden de dotaties aan de besturen pro rata het beschikbare begrotingskrediet betaald op de eerste werkdag van de maand december van dat jaar. Het nog te betalen saldo voor dat jaar wordt toegevoegd aan het begrotingskrediet van het volgende jaar en betaald binnen de twee maanden nadat daarvoor het nodige krediet op de begroting werd ingeschreven.]1
----------
(1)<DVR 2020-06-26/29, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 27-07-2020>
Afdeling 3. - Invordering van provincie- en gemeentebelastingen
Art.29. Artikel 11 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij het decreet van 28 mei 2010, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 11. Zonder afbreuk te doen aan het huidige decreet, zijn van overeenkomstige toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen:
1° de bepalingen van titel VII, hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7 en 8, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, voor zover deze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen;
2° het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet- fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019, met uitzondering van artikel 43 tot en met 48.".
HOOFDSTUK 8. - Financiën en Begroting
Afdeling 1. - Beperking belastingkrediet rechtspersonen in de onroerende voorheffing tot aandeel materieel en outillage
Art.30. In artikel 2.1.5.0.7, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, vervangen bij het decreet van 18 november 2016 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2018, worden punt 1° en 2° opgeheven.
Afdeling 2. - Kilometerheffing - aanpassing aan de tarieven kilometerheffing
Art.31. In artikel 2.4.4.0.2, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° wordt de zinsnede "11,3 eurocent" vervangen door de zinsnede "13 eurocent";
2° in punt 4° wordt de tabel vervangen door wat volgt:
"
maximaal toegestane totaalgewicht | G |
maximaal toegestane totaalgewicht hoger dan 3,5 ton en lager dan 12 ton | - 9,8 |
maximaal toegestane totaalgewicht hoger dan of gelijk aan 12 ton en niet hoger dan of gelijk aan 32 ton | - 1,7 |
maximaal toegestane totaalgewicht hoger dan 32 ton | 0,7 |
a) Katholieke Universiteit Leuven | 714.551,84 |
b) Vrije Universiteit Brussel | 236.277,78 |
c) Universiteit Antwerpen | 40.159,42 |
d) Universiteit Hasselt | 9.010,96 |