Details





Titel:

2 MEI 2019. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende de vergunnings- en subsidieregeling voor kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige (mede)onthaalouders(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-10-2019 en tekstbijwerking tot 20-02-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 1
TITEL II. - OPVANGVERGUNNING
HOOFDSTUK I. - DE VOORWAARDEN VOOR HET VERLENEN VAN DE OPVANGVERGUNNING
AFDELING 1. - DE INRICHTENDE MACHT
Art. 2-5
AFDELING 2. - OPVANGCAPACITEIT
Art. 6-9
AFDELING 3. - OPVANGPROJECT EN OPVANGOVEREENKOMST
Art. 10-12
AFDELING 4. - PERSONEEL EN PERSONEN DIE IN REGELMATIG CONTACT KOMEN MET DE OPGEVANGEN KINDEREN
Art. 13
ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art. 14-19
ONDERAFDELING 2. - OPDRACHTEN EN BASISOPLEIDING
Art. 20-25
AFDELING 5. - INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING
Art. 26-28
AFDELING 6. - BEHEER EN DEKKING VAN RISICO'S
Art. 29-31
AFDELING 7. - VERHOUDING MET ONE
Art. 32-33
HOOFDSTUK II. - Procedure voor het verlenen en weigeren van de opvangvergunning
Art. 34-39
HOOFDSTUK III. - VOORWAARDEN VOOR HET BEHOUD VAN DE VERGUNNING
AFDELING 1. - INRICHTENDE MACHT
Art. 40
AFDELING 2. - OPVANGCAPACITEIT
Art. 41-42
AFDELING 3. - OPVANGPROJECT EN OPVANGOVEREENKOMST
Art. 43-45
AFDELING 4. - RELATIE MET DE OUDERS
ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art. 46-49
ONDERAFDELING 2. - BEHEER VAN DE AANVRAGEN VOOR OPVANG
Art. 50-54
AFDELING 5. - PERSONEEL EN PERSONEN DIE REGELMATIG IN CONTACT KOMEN MET DE OPGEVANGEN KINDEREN
ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art. 55-56
ONDERAFDELING 2. - MINIMUMNORMEN VOOR HET PERSONEEL IN DE OPVANGVOORZIZNINGEN
Art. 57-59
ONDERAFDELING 3. - OPLEIDING
Art. 60-61
AFDELING 6. - INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING
Art. 62-64
AFDELING 7. - BEHEER EN DEKKING VAN RISICO'S
Art. 65-67
AFDELING 8. - GEZONDHEID
Art. 68-73
AFDELING 9. - RELATIE MET ONE
Art. 74-75
HOOFDSTUK IV. - EINDE VAN DE VERGUNNING
AFDELING 1. - VRIJWILLIGE STOPZETTING
Art. 76-78
AFDELING 2. - OPSCHORTING EN INTREKKING VAN DE VERGUNNING DOOR DE ONE
Art. 79-86, 86/1
TITEL III. - SUBSIDIES
HOOFDSTUK I. - Toekenning van het recht op subsidie
AFDELING 1. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN KINDERDAGVERBLIJF
Art. 87-90
AFDELING 2. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art. 91, 91/1, 92-94
AFDELING 3. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art. 95-96
HOOFDSTUK II. - AARD VAN DE SUBSIDIES
AFDELING 1. - SUBSIDIES VOOR EEN KINDERDAGVERBLIJF
Art. 97-100
AFDELING 2. - SUBSIDIE VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art. 101-103
AFDELING 3. - SUBSIDIE VOOR EEN ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art. 104
AFDELING 3./1 [1 Vergoedingen in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 ]1
Art. 104/1
AFDELING 3/2. [1 Subsidie instandhouding en compensatiemaatregel in het kader van de overstromingen in juli 2021]1
Art. 104/2, 104/3
HOOFDSTUK III. - BEREKENING EN UITBETALING VAN DE SUBSIDIES
AFDELING 1. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIES VAN HET KINDERDAGVERBLIJF
Art. 105-109
AFDELING 2. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIES VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art. 110-112
AFDELING 3. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIE VAN ENE ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art. 113
AFDELING 4. - BETALING VAN DE SUBSIDIES
Art. 114-117
HOOFDSTUK IV. - OPSCHORTING OF INTREKKING VAN HET RECHT OP SUBSIDIES
Art. 118-120
TITEL IV. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS
HOOFDSTUK I. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS IN OPVANGVOORZIENINGEN WAAR DE INRICHTENDE MACHT NIET IN AANMERKING KOMT VOOR DE TOEGANKELIJKHEIDSSUBSIDIE
Art. 121-122, 122/1
HOOFDSTUK II. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS IN OPVANGVOORZIENINGEN WAAR DE INRICHTENDE MACHT TEN MINSTE GENIET VAN DE TOEGANKELIJKHEIDSSUBSIDIE
Art. 123-129
HOOFDSTUK III [1 Financiële bijdrage van de ouders in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 ]1
Art. 129/1, 129/2, 129/3, 129/4
TITEL V. - DE INTREKKINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art. 130, 130/1, 130/2, 130/3, 131
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan:
  1° Decreet: het decreet van 21 februari 2019 betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap;
  2° Kwaliteitscode: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003tot vaststelling van de kwaliteitsopvangcode;
  3° Opvangproject : het opvangproject zoals bedoeld in artikel 20 van de kwaliteitscode.
  4° Opvangovereenkomst: overeenkomst gesloten tussen de ouder(s) en de organiserende instantie of vertegenwoordiger ervan dat de rechten en plichten bepaalt tussen de twee partijen in het kader van de kinderopvang;
  5° Mobiele kinderdagverblijf: kinderdagverblijf in de zin van artikel 3, 1°, van het decreet, waarvan de plaats van opvang van dag tot dag verschilt met de verplaatsingen van het team dat voor de kinderen zorgt;
  6° Tandemplan: het systeem dat door het paritair comité nr. 305 bij collectieve overeenkomst van 27 oktober 2010 over de harmonisatie van de schalen en de overeenstemming van de functies wordt gereguleerd;
  7° Tijdskrediet: stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking ingesteld bij CAO nr. 77bis, gesloten in het kader van de Nationale Arbeidsraad, zoals aangevuld door de sectorale CAO van 9 september 2002;
  8° Brugpensioen : het mechanisme voor het einde van de loopbaan ingericht bij de Collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 gesloten op de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974 tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals aangevuld bij de Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 2005 gesloten voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten voor de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2007;
  9° Rechthebbende : de werknemer in de opvangvoorziening gesubsidieerd door de ONE, aangeworven in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en houder van een betrekking gesubsidieerd door de ONE, die, overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2005 van het Tandemplan of de hierboven bepaalde maatregel voor brugpensioen geniet.
  [1 10° Actieplan voor de versterking van de toegankelijkheid: meerjarenactieplan opgesteld door ONE met betrekking tot een reeks mechanismen die, naast de ondersteuning van de kwaliteit van de opvang, de toegankelijkheid van opvangvoorzieningen voor jongere kinderen moeten verhogen door de optimalisering van de bezetting van de bestaande opvangplaatsen te bevorderen ten behoeve van de meest kwetsbare groepen, de ontwikkeling van inclusieve en innovatieve toegankelijkheidspraktijken, ook voor niet-gebruikersgroepen .]1
  ----------
  (1)<BFG 2022-03-31/24, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>

TITEL II. - OPVANGVERGUNNING
HOOFDSTUK I. - DE VOORWAARDEN VOOR HET VERLENEN VAN DE OPVANGVERGUNNING
AFDELING 1. - DE INRICHTENDE MACHT
Art.2. De inrichtende macht dient zich te onthouden van elke gedraging, houding of demonstratie van religieuze of filosofische aard die duidelijk in strijd is met de kwaliteitscode of het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.
  De inrichtende macht is op de hoogte van de regels voor de toekenning en het behoud van de door haar aangevraagde opvangvergunning en verbindt zich ertoe ervoor te zorgen dat de opvangvoorziening in overeenstemming daarmee functioneert.

Art.3. Elke inrichtende macht moet een ondernemingsnummer hebben bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.
  Elke inrichtende macht moet toegang hebben tot internet en een e-mailadres hebben voor zichzelf enerzijds en voor haar opvangvoorziening anderzijds.

Art.4. Alvorens een vergunning te krijgen, stelt elke inrichtende macht een financieel plan op waarin alle kosten en inkomsten met betrekking tot de exploitatie van de opvangvoorziening zijn opgenomen, met inachtneming van de normen die in het decreet en dit besluit zijn vastgesteld.

Art.5.§ 1. Voor zelfstandige onthaalouders en zelfstandige mede-onthaalouders is elke zelfstandige onthaalouder zijn eigen inrichtende macht.
  Voor elke zelfstandige mede-onthaalouder sluiten de zelfstandige onthaalouders die beslissen om samen te werken op dezelfde plaats, een overeenkomst voor onbepaalde tijd volgens een door de ONE vastgesteld model waarin minimaal sprake is van:
  1° de datum waarop de overeenkomst van start gaat;
  2° de modaliteiten betreffende het gebruik van de lokalen en het materiaal;
  3° de modaliteiten betreffende de verdeling van kosten en inkomsten;
  4° de modaliteiten betreffende de gevolgen voor de opvang van de kinderen, met name wat betreft de continuïteit, van de periodes van onbeschikbaarheid van de ene of de andere onthaalouder, waarbij de ouders hiervan op de hoogte worden gebracht;
  5° de modaliteiten betreffende de beëindiging van de activiteit van een van de onthaalouders, waarvan de vooropzegperiode lang genoeg is om een alternatief te vinden voor het onthaal van de kinderen, waarbij de ouders hiervan op de hoogte worden gebracht;
  § 2. [1 De dienst voor kinderopvang of het kinderdagverblijf moet door een rechtspersoon georganiseerd worden]1.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

AFDELING 2. - OPVANGCAPACITEIT
Art.6. De inrichtende macht vermeldt de gewenste opvangcapaciteit in haar vergunningaanvraag, met name in het licht van de in deze afdeling vastgestelde voorschriften.

Art.7. Het kinderdagverblijf heeft een minimale opvangcapaciteit van 14 plaatsen.
  Boven 14 plaatsen is de toegestane capaciteit veelvouden van 7.

Art.8.De zelfstandige onthaalouder heeft een opvangcapaciteit van 4 kinderen berekend in voltijdsequivalenten [1 met inbegrip van zijn eigen kinderen onder de drie jaar die aanwezig in de opvangplaats]1 en maximaal 5 kinderen die gelijktijdig aanwezig zijn.
  Voort de zelfstandige mede-onthaalouders is de opvangcapaciteit 8 kinderen berekend in voltijdsequivalenten en maximaal 10 kinderen die gelijktijdig aanwezig zijn.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.9. De dienst voor kinderopvang heeft een minimumcapaciteit van 36 plaatsen met een maximum van 4 voltijdsequivalenten per plaats van opvang en maximaal 5 kinderen die gelijktijdig aanwezig zijn.
  Boven 36 plaatsen is de toegestane capaciteit een veelvoud van 36 plaatsen.

AFDELING 3. - OPVANGPROJECT EN OPVANGOVEREENKOMST
Art.10. De inrichtende macht is verantwoordelijk voor het opzetten van een opvangproject in overeenstemming met de kwaliteitscode in overleg met het personeel van de opvangvoorziening.
  Voor een kinderdagverblijf is het de bedoeling dat de opvang rond groepen van maximaal 14 kinderen wordt georganiseerd.

Art.11.De inrichtende macht stelt een opvangovereenkomst op volgens het door de ONE ontwikkelde model.
  De opvangovereenkomst omvat minstens volgende bepalingen:
  1° de naam, het statuut en de contactgegevens van de inrichtende macht, de aard van de opvang die wordt georganiseerd en de contactgegevens van de opvangvoorziening;
  2° identificatie van ouders en kind;
  3° het uurrooster van de kinderopvang;
  4° de verwachte aankomst- en vertrekdatum van het kind; deze laatste datum wordt verondersteld de datum te zijn van de eerste schooldag na de derde verjaardag van het kind;
  5° de modaliteiten voor het beheer van de opvangaanvragen [1 overeenkomstig de artikelen 50 tot 54]1;
  6° de modaliteiten voor de preventieve medische controle van kinderen en het toezicht op de gezondheid van de gemeenschap;
  7° de praktische modaliteiten voor de opvang en de inwerkperiode;
  8° desgevallend, de bepalingen betreffende het forfaitaire voorschot;
  9° het bedrag, de manier van berekening en herziening van de financiële bijdrage van de ouders;
  10° de modaliteiten voor de herziening en beëindiging van de overeenkomst, met een opzegtermijn van maximaal 3 maanden;
  11° de verzekering die door de in artikel 31 bedoelde inrichtende macht wordt afgesloten;
  12° praktische afspraken over het werken en de organisatie.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.12. De inrichtende macht voorziet in een periode waarin elk kind, vóór de inwerkingtreding van de opvangovereenkomst, geleidelijk met en zonder zijn of haar ouders wordt opgevangen om de overgang tussen de leefomgeving en de opvangvoorziening te vergemakkelijken.
  De praktische en financiële details van de inwerkperiode zijn opgenomen in de opvangovereenkomst.

AFDELING 4. - PERSONEEL EN PERSONEN DIE IN REGELMATIG CONTACT KOMEN MET DE OPGEVANGEN KINDEREN
Art.13. De inrichtende macht ziet erop toe dat het personeel dat is aangeworven voordat de vergunning is verleend en de personen die, voor zover haar bekend, regelmatig contact moeten onderhouden met de opgevangen kinderen, de bepalingen van deze afdeling naleven.
  Voor zelfstandige (mede)onthaalouders en het opvangpersoneel in diensten voor kinderopvang waarvan de plaats van opvang thuis of op de verblijfplaats is, worden de leden van het gezin beschouwd als personen die geacht worden regelmatig contact te hebben met de opgevangen kinderen.
  De inrichtende macht voegt bij haar verzoek om vergunning een overzichtstabel in de door ONE verstrekte vorm en de in dit hoofdstuk bedoelde documenten voor de in het eerste lid bedoelde personen en voor de persoon die zij als directeur aanwijst.

ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art.14.[1 Het personeel van een dienst voor kinderopvang en van een kinderdagverblijf mag slechts lid zijn van de beslissingsorganen van de inrichtende macht naar rata van hoogstens de helft van hun leden.]1
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.15.In kinderdagverblijven en diensten voor kinderopvang zijn leidinggevend personeel, psycho-medisch-sociaal ondersteunend personeel en het personeel voor kinderopvang ofwel statutair of wel contractueel te werk gesteld.[1 Bij wijze van afwijking kan een crшche de functies van management en kinderopvang toevertrouwen aan zelfstandige werkneemsters of werknemers, op voorwaarde dat deze kwalificatie voldoet aan Titel XIII van de programmawet (I) van 27 december 2006 en dat de inrichtende macht zich ertoe verbindt de aanvullende richtlijnen inzake arbeidsomstandigheden bepaald door de ONE na te leven. Deze afwijking is niet van toepassing op betrekkingen waarvan de loonkost het voorwerp uitmaakt van een subsidie bedoeld in Titel III. Tegen 1 januari 2028 zal de ONE de regering een evaluatie sturen van deze afwijking, die met name betrekking heeft op de overeenstemming van deze kwalificatie met Titel XIII van de programmawet (I) van 27 december 2006, de kwaliteit van de opvang en de hogere belangen van het kind. Deze evaluatie zal worden uitgevoerd in samenwerking met de sociale partners, met name binnen de paritaire commissie voor de Frans- en Duitstalige sectoren van de sociale bijstand en de gezondheidszorg. Ten laatste in februari 2028 stelt de Minister van het Kind op basis van deze beoordeling aan de regering voor om deze afwijking te verlengen of op te heffen. Indien nodig zal de regering een nieuw besluit aannemen.]1[
  In kinderdagverblijven kan het personeel voor kinderopvang ook werken in een langdurige stage, in het kader van een alternerende vorming, voortdurende vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen met een maximum van één stagiair per volledige schijf van 14 plaatsen.
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16. De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders, beschikt voor elke persoon van 18 jaar en ouder die regelmatig in contact staat met de opgevangen kinderen voor zijn indiensttreding of toestemming heeft voor het gezin in geval van thuisopvang over een uittreksel uit het strafregister, zoals bedoeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering dat minder dan zes maanden oud is waarin geen enkele veroordeling of interneringsmaatregel is opgelegd wegens zedenfeiten of geweld tegen minderjarigen.
  Zo nodig wordt het uittreksel uit het strafregister vervangen door een gelijkwaardig document van de bevoegde buitenlandse autoriteiten.

Art.17. De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders beschikt voor elke persoon van 15 jaar of ouder die regelmatig contact heeft met de opgevangen kinderen, vóór de indiensttreding of toestemming heeft voor het gezin, in geval van thuisopvang over een medisch attest, minder dan drie maanden oud, waarin wordt verklaard dat er op het ogenblik van het onderzoek geen enkele lichamelijke of geestelijke aandoening is die een gevaar zou kunnen vormen voor de opgevangen kinderen.

Art.18. De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders, beschikt over een bewijs van de immuniteit tegen rodehond voor elke vrouw tussen de 15 en 50 jaar die geacht wordt regelmatig contact te hebben met de opgevangen kinderen, voordat zij in dienst treedt of toestemming heeft voor het gezin in geval van thuisopvang.

Art.19. De inrichtende macht van een dienst voor kinderopvang heeft voor haar loontrekkende en zelfstandige onthaalouders een bewijs dat kinderen jonger dan 4 jaar in het gezin gevaccineerd zijn in overeenstemming met de door de Franse Gemeenschap opgestelde regeling.
  Een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van die verplichting zoals bedoeld in het vorige lid kan op medische gronden door de ONE worden verleend.

ONDERAFDELING 2. - OPDRACHTEN EN BASISOPLEIDING
Art.20. De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige (mede)onthaalouders, beschikt voor elk personeelslid zoals bedoeld in de artikelen 21, 22 en 24 over een afschrift van het diploma waaruit blijkt dat die voldoet aan de regels inzake de basisopleiding.

Art.21.Met uitzondering van de zelfstandige (mede) onthaalouder wijst de inrichtende macht een directeur aan die tussen 21 en 67 jaar oud is en die de volgende hoofdtaken heeft:
  - zorgen voor het administratieve en organisatorische beheer van de opvangvoorziening;
  - zorgen voor team- en personeelsbeheer (werving, integratie, evaluatie, opleidingsplan, planning van het werk van het team /uurregelingen);
  - het ondersteunen van veranderingen in teams (praktijkgerichtheid, enz.);
  - zorgen voor, deelnemen aan en coördineren van de effectieve uitvoering van het opvangproject en de evaluatie en ontwikkeling ervan, met inbegrip van de sociale [1 educatieve, culturele,]1 en gezondheidsdimensie;
  - een benadering van de relaties met ouders en kinderen ontwikkelen die de toegankelijkheid voor iedereen en de steun voor het ouderschap bevordert;
  - als interface met gezinnen, partners en lokale actoren op te treden en acties te ontwikkelen die bijdragen tot de openstelling voor de plaatselijke gemeenschap.
  In een kinderdagverblijf vervult de directeur zijn of haar taken in de plaats(en) van opvang.
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.22.In de diensten voor kinderopvang en de kinderdagverblijven is het ondersteunend psycho-medisch-sociaal personeel tussen 21 en 67 jaar en heeft, samen met de directie als voornaamste opdrachten:
  - een benadering van de relaties met ouders en kinderen ontwikkelen en toepassen die de toegankelijkheid voor iedereen bevordert en het ouderschap ondersteunt;
  - ondersteuning van en deelname aan de uitvoering van het opvangproject en de evaluatie en ontwikkeling ervan;
  - bijdragen tot de bevordering van de gezondheid en de gezondheid van de gemeenschap;
  - deelnemen aan het administratieve, organisatorische en personeelsbeheer.
  In de diensten voor kinderopvang is het psycho-medisch-sociaal ondersteunend personeel belast met het toezicht [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.23.§ 1. [1 De vereiste graden voor het psycho-medisch-sociaal toezichthoudend personeel zijn als volgt:
   1° Bachelorsdiploma: assistent in de psychologie;
   2° Bachelorsdiploma: maatschappelijk werker;
   3° Bachelor in de verpleegkunde;
   4° Bachelorsdiploma: verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger;
   5° Bachelor in de psychomotoriek;
  [3 5/1° Bachelor in de opvang en de opvoeding van jonge kinderen;]3
   6° Master in de psychologische wetenschappen;
   7° Master in de pedagogische wetenschappen;
   8° Master in sociale techniek en actie;
   9° Master in de wetenschappen van de volksgezondheid ]1.
  § 2. [2 Het directiepersoneel is titularis :
   1А ofwel, van een graad bedoeld in paragraaf 1 ;
   2А ofwel, van een graad van bachelor in opvang en opvoeding van het jonge kind ;
   3А ofwel, van een andere graad van bachelor kwalificatie of master in de vakgebieden van psychologische wetenschappen, opvoedingswetenschappen en onderwijs, of van volksgezondheid respectievelijk bedoeld in artikel 83, Ї 1, eerste lid, 10А, 10А bis en 15А, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, voor zover dat deze graad de vaardigheden bekrachtigt die nuttig zijn voor de kinderopvang.
   Het certificeert een succesvolle opleiding in management van een opvangmilieu die door de O.N.E wordt erkend binnen drie jaar na indiensttreding.]2
  ----------
  (1)<BFG 2022-07-14/17, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (2)<BFG 2023-09-07/27, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<BFG 2023-12-21/26, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.24. Zelfstandige (mede)onthaalouders en het personeel van diensten voor kinderopvang en kinderdagverblijven zijn tussen 18 en de wettelijke pensioenleeftijd met een maximum van 67 jaar.
  Zij vervullen de volgende hoofdtaken:
  - kinderen de zorg te geven die ze nodig hebben voor hun dagelijkse behoeften en hen te voorzien van verrijkende omstandigheden voor hun fysieke, psychologische, cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling;
  - de hygiëne van de ontvangstruimte te waarborgen;
  - bijdragen tot de realisatie van aangepaste maaltijden en de praktische organisatie van de opvangvoorziening;
  - het opvangproject uit te voeren en bij te dragen tot de evaluatie en ontwikkeling ervan;
  - zorgen voor het onthaal van gezinnen en kinderen, en voor de dagelijkse relaties met ouders in een geest van partnerschap;
  - potentiële stagiairs begeleiden.

Art.25.[1 Zelfstandige kinder(mede)onthaalouders en kinderonthaalouders in kinderopvangdiensten en crèches moeten [2 zijn, sinds hun indiensttreding, titularis van de graad van bachelor in opvang en opvoeding van het jonge kind, of van één van de volgende kwalificaties:]2:
   1° getuigschrift van vakbekwaamheid voor kinderverzorgsters (-ers);
   2° getuigschrift van vakbekwaamheid onderwijsbeambte;
   3° getuigschrift van hoger secundair onderwijs en één van de volgende opleidingen:
   - een getuigschrift van vakbekwaamheid als kinderhulp;
   - een getuigschrift van vakbekwaamheid als opvoeder/-ster;
   - een diploma voor de opleiding tot bedrijfsleider/-ster: kinderopvang of directeur van een kindertehuis, afgeleverd door de instellingen bedoeld in artikel 15bis van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 1995 betreffende de permanente vorming van de middenstand en het midden- en kleinbedrijf en het toezicht op het instituut voor permanente vorming van de middenstand en het midden- en kleinbedrijf, gesloten door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest
   In afwijking van het eerste lid, 3°, is het bezit van een getuigschrift van hoger secundair onderwijs niet vereist voor:
   - personen die vóór 1 januari 2026 met de studie zijn begonnen en hebben afgerond die heeft geleid tot het getuigschrift van vakbekwaamheid als kinderhulp of opvoeder/-ster;
   - personen die vóór 1 januari 2020 met de studie zijn begonnen en hebben afgerond die heeft geleid tot het diploma van bedrijfsleider: kinderopvang of directeur van een kindertehuis, uitgereikt door de entiteiten bedoeld in artikel 15bis van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 1995 betreffende de permanente vorming van de middenstand en het midden- en kleinbedrijf en het toezicht op het instituut voor permanente vorming van de middenstand en het midden- en kleinbedrijf, gesloten door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-07-14/17, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (2)<BFG 2023-09-07/27, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

AFDELING 5. - INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING
Art.26. De inrichtende macht zorgt ervoor dat haar activiteiten voldoen aan de stedenbouwkundige eisen.
  De inrichtende macht moet kunnen aantonen dat zij gedurende een periode van minimaal 3 jaar recht op vestiging heeft op de plaats(en) van opvang waar zij de opvang van kinderen organiseert.
  Het voorgaande lid is niet van toepassing op de bevoegdheden van de inrichtende machten van onthaalouders in thuisopvang.

Art.27. De inrichtende macht ziet erop toe dat de infrastructuur en de uitrusting in de opvangruimte(n) van de inrichtende macht de kinderen opvangcondities bieden die hen veiligheid, gezondheid, hygiëne en ruimte bieden en bevorderlijk zijn voor hun welzijn en hun ontwikkeling, met inachtneming van de kwaliteitscode en de procedures die in de bijlage bij dit besluit zijn vastgelegd.

Art.28. De inrichtende macht verstrekt de ONE een beschrijving en een plan van de infrastructuur om de verschillende bedrijfsruimten te identificeren die voor de activiteiten worden gebruikt:
  - voor de zelfstandige onthaalouder;
  - voor het kinderdagverblijf
  - voor elke plaats van opvang die al geïdentificeerd was voor diensten voor kinderopvang en mobiele kinderdagverblijven.

AFDELING 6. - BEHEER EN DEKKING VAN RISICO'S
Art.29. De inrichtende macht voert een risicoanalyse uit van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van het personeel en kinderen en stelt een procedure voor crisisbeheer vast. Zij zorgt ervoor dat haar personeel:
  - op de hoogte wordt gesteld van het resultaat van de risicoanalyse,
  - in staat is om de crisismanagementprocedure uit te voeren.
  De inrichtende macht verstrekt de ONE een mobiel telefoonnummer om ONE in staat te stellen in geval van nood contact op te nemen.

Art.30. De inrichtende macht moet de ONE een rapport van de bevoegde brandweer bezorgen waarin wordt bevestigd dat de voorwaarden voor brandbestrijding en -preventie voor elke plaats van opvang worden nageleefd voor er een vergunning is gegeven.

Art.31. De inrichtende macht sluit een burgerlijke, beroeps- en lichamelijke ongevallenverzekering af die haar activiteiten dekt.

AFDELING 7. - VERHOUDING MET ONE
Art.32. De inrichtende macht is zich bewust van de taken die de ONE en haar personeelsleden uitvoeren en verbindt zich ertoe deze te respecteren.

Art.33.Voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor een opvangvergunning neemt de inrichtende macht deel aan het voorbereidingsproces, dat tot doel heeft het vergunningsdossier op te stellen, dat door de ONE wordt georganiseerd.
  [1 De " ONE " bepaalt de nadere regels betreffende de opening van de opvangvoorzieningen van de diensten voor kinderopvang.]1
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK II. - Procedure voor het verlenen en weigeren van de opvangvergunning
Art.34.Aan het einde van het in artikel 33 bedoelde voorbereidingsproces kan de inrichtende macht een aanvraag voor een opvangvergunning indienen volgens het door de ONE vastgestelde model.
  Om volledig te worden verklaard, moet de vergunningaanvraag naar behoren worden ingevuld en ondertekend door een persoon die in staat is de inrichtende macht te binden en moeten de volgende documenten worden bijgevoegd:
  a) een financieel basisplan, gebaseerd op het door ONE verstrekte model, dat de financiële levensvatbaarheid van het project op redelijke wijze vaststelt.
  [1 b)]1 voor een verzoek betreffende een zelfstandige onthaalouder die met een andere onthaalouder op dezelfde plaats wenst te werken, de in artikel 5, tweede lid, bedoelde overeenkomst.
  [1 c)]1 het in artikel 10 bedoelde opvangproject.
  [1 d)]1 de in artikel 11 bedoelde opvangovereenkomst.
  [1 e)]1 de in artikel 13, derde lid, bedoelde overzichtstabel van het personeel en de personen die regelmatig met kinderen in contact komen.
  [1 f)]1 voor de persoon die is aangewezen om het beheer te voeren en de in artikel 13, eerste en tweede lid, bedoelde personen:
  - Het in artikel 16 bedoelde uittreksel uit het strafregister.
  - Het in artikel 17 bedoelde medisch attest.
  - Bewijs van immuniteit voor rodehond als bedoeld in artikel 18.
  - Een kopie van het diploma waaruit blijkt dat de in de artikelen 23 en 25 bedoelde regels inzake basisopleiding in acht zijn genomen.
  - Bewijs dat het vaccinatieprogramma van de Franse Gemeenschap voor de kinderen van het in artikel 19 bedoelde gezinnen in acht is genomen.
  [1 g)]1 een verklaring op eer betreffende de naleving van de stedenbouwkundige voorschriften en het recht op beroep als bedoeld in artikel 26.
  [1 h)]1 documenten om de naleving van artikel 27 te waarborgen.
  [1 i)]1 een beschrijving en een plan van de in artikel 28 bedoelde infrastructuur.
  [1 j)]1 een verklaring op eer dat aan de artikelen 29 en 31 is voldaan.
  [1 k)]1 het bij artikel 29, tweede lid, voorgeschreven mobiele telefoonnummer.
  [1 l)]1 het in artikel 30 bedoelde verslag van de brandweer.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.35. Binnen 15 dagen na ontvangst van de vergunningaanvraag stuurt de ONE een bericht naar de inrichtende macht met de mededeling dat de aanvraag volledig of onvolledig is.
  Indien het dossier onvolledig wordt verklaard, vermeldt de ONE in haar ontvangstbevestiging de ontbrekende documenten en/of informatie.
  De aanvrager moet een volledig dossier hebben ingediend binnen een termijn van maximaal drie maanden na de datum van verzending van de kennisgeving van het onvolledige dossier.
  Binnen 15 dagen na ontvangst van de laatste ontbrekende documenten of informatie stuurt de ONE de inrichtende macht een bericht dat het dossier volledig is.

Art.36. Tegelijk met de verzending van het bericht dat het dossier volledig is, vraagt de ONE het advies bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet aan.

Art.37.Voor elke aanvraag van een vergunning wordt door de bevoegde personeelsleden van ONE een verslag opgesteld [1 ...]1, in een gestandaardiseerd formaat en met het advies van de betrokken ambtenaren.
  Voor de plaatsen van opvang [1 ...]1 een mobiel kinderdagverblijf wordt door de inrichtende macht een verslag over de infrastructuur en de uitrusting ter beschikking gesteld.
  In het kader van het onderzoek van de vergunningaanvraag kan de ONE aanvullende informatie of documenten opvragen, waaronder een medisch attest van een gespecialiseerde arts.
  Ongeacht of aan de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning wordt voldaan, mag het onderzoek van de vergunningaanvraag geen elementen aan het licht brengen waaruit duidelijk blijkt dat de inrichtende macht niet in staat is opvang te bieden in overeenstemming met de voorwaarden voor handhaving van de in Hoofdstuk III bedoelde vergunning.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.38.§ 1. De ONE beslist binnen 60 dagen na het uitbrengen van het advies over de aanvraag voor een opvangvergunning en deelt haar beslissing mee aan de inrichtende macht en aan de bevoegde burgemeester die overeenkomstig artikel 6 van het decreet een advies heeft uitgebracht.
  Aan het einde van haar analyse van de vergunningsaanvraag neemt de ONE in eerste instantie een van de volgende beslissingen:
  1. de vergunning tot opvang te verlenen voor de gevraagde opvangcapaciteit;
  2. de vergunning tot opvang te verlenen voor een lagere capaciteit dan de gevraagde capaciteit;
  3. de vergunningsaanvraag voorlopig af te wijzen door de aanvrager voldoende tijd te geven om zijn aanvraag in orde te brengen;
  4. het verzoek om vergunning te weigeren.
  § 2. In elke besllissing tot voorlopige weigering wordt vermeld welke elementen met de richtlijn in overeenstemming moeten worden gebracht en binnen welke termijn.
  Deze termijn kan op verzoek van de inrichtende macht worden verlengd.
  Uiterlijk 30 dagen na de door de inrichtende macht aangekondigde naleving of na het verstrijken van de termijn voor naleving, onderzoekt de ONE de aanvraag opnieuw en kan zij vervolgens een beslissing nemen:
  1. de vergunning te verlenen voor de gevraagde opvangcapaciteit;
  2. de opvangvergunning af te geven voor een lagere capaciteit dan de gevraagde capaciteit;
  3. de vergunning definitief te weigeren.
  § 3. De beslissingen van de ONE, zoals bedoeld in de voorgaande paragrafen, worden met redenen omkleed en binnen drie werkdagen na de vaststelling ervan per aangetekende brief aan de inrichtende macht meegedeeld.
  [1 ...]1.
  In kennisgevingen van een besllissing tot definitieve weigering of vermindering van de gevraagde capaciteit wordt de aanvrager in kennis gesteld van de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Raad van Bestuur en van de modaliteiten voor de invoering ervan.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.39. § Tegen elke beslissing, in eerste instantie genomen van de weigering van een vergunning of een vermindering van de gevraagde opvangcapaciteit kan beroep worden ingediend bij de Raad van Bestuur van de ONE.
  Op straffe van verval moet het beroep bij aangetekend schrijven worden ingesteld binnen 30 dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing.
  § 2. In zijn verzoek verwijst de aanvrager naar de bezwaren tegen de beslissing en geeft hij aan of hij al dan niet wenst te worden gehoord.
  Indien de aanvrager om een hoorzitting verzoekt, wordt ook de vertegenwoordiging van het orgaan dat de beslissing heeft genomen, gehoord.
  De Raad van Bestuur, of de personen onder zijn leden die hij aanwijst, horen de aanvrager.
  De notulen van deze hoorzitting worden door de aanwezige personen opgesteld en ondertekend.
  § 3. Na afloop van zijn onderzoek van het beroep neemt de Raad van Bestuur, indien nodig na toekenning van een bijkomende termijn, één van de volgende beslissingen:
  1. De in eerste instantie genomen beslissing bevestigen.
  2. De beslissing in eerste aanleg in kennis te stellen van de genomen beslissing door, naargelang het geval, hetzij de opvangvergunning of een andere opvangcapaciteit te verlenen dan die welke in eerste aanleg is behouden.
  De Raad van Bestuur motiveert zijn beslissing formeel en stelt de aanvrager binnen drie werkdagen per aangetekende brief in kennis van zijn beslissing.
  Het besluit wordt ook aan de bevoegde burgemeester meegedeeld.

HOOFDSTUK III. - VOORWAARDEN VOOR HET BEHOUD VAN DE VERGUNNING
AFDELING 1. - INRICHTENDE MACHT
Art.40. De inrichtende macht moet gedurende de gehele werking van haar opvangvoorziening voldoen aan de voorwaarden van Hoofdstuk 2 op grond waarvan de vergunning is verleend en aan de voorwaarden van dit hoofdstuk.
  De inrichtende macht verwittigt de ONE volgens de door haar vastgestelde modaliteiten van elke wijziging die een belangrijke invloed kan hebben op de omstandigheden van de kinderopvang en van elk ernstig ongeval dat zich in de opvangvoorziening voordoet.
  De inrichtende macht houdt, overeenkomstig de door de ONE vastgestelde procedures, een bijgewerkte lijst bij van de opgevangen kinderen, het opvangrooster en de contactgegevens van de ouders.
  De inrichtende macht de ONE een jaarlijks activiteitenverslag volgens het model van de ONE.

AFDELING 2. - OPVANGCAPACITEIT
Art.41. § 1. Elke wijziging in de opvangcapaciteit van een opvangvoorziening met een wijziging van de oorspronkelijke vergunning moet vooraf worden goedgekeurd door de ONE overeenkomstig de procedure zoals beschreven in Hoofdstuk II.
  Voor verzoeken om wijziging van de opvangcapaciteit bepaalt de ONE welke van de in artikel 34, tweede lid genoemde documenten moeten worden verstrekt.
  § 2. De toegestane capaciteit van een dienst voor kinderopvang wordt elke vijf jaar door de ONE getoetst aan de hand van het aantal werkelijke plaatsen of op eigen initiatief als de werkelijke plaatsen van de dienst voor kinderopvang in het voorgaande jaar met meer dan een derde zijn afgenomen.
  Elke door de ONE toegestane capaciteitsvermindering moet zes maanden op voorhand aan de inrichtende macht worden meegedeeld.

Art.42. Bij wijze van uitzondering en op een met redenen omkleed verzoek dat de inrichtende macht vóór de betrokken periode bij de ONE indient, kan de ONE onder de door haar vastgestelde voorwaarden een tijdelijke afwijking van de in de artikelen 6 tot en met 9 bedoelde capaciteitsdrempels toestaan. Deze afwijking mag geen invloed hebben op de kwaliteit van de opvang.

AFDELING 3. - OPVANGPROJECT EN OPVANGOVEREENKOMST
Art.43.De inrichtende macht en het personeel van de opvangvoorziening voeren het opvangproject dagelijks uit met het oog op een voortdurende verbetering van de kwaliteit.
  De inrichtende macht overheid en haar medewerkers zorgen ervoor dat hun opvoedings- en gedragspraktijken in overeenstemming zijn met het opvangproject, de kwaliteitscode en het internationale Verdrag inzake de rechten van het kind.
  [1 Voor de inrichtende machten bedoeld in de artikelen 88, 89, 92 en 93 wordt de ontwikkeling van het cultureel bewustzijn vanuit een perspectief van toegankelijkheid toegevoegd aan de psycho-pedagogische beginselen bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk II van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van de kwaliteitsopvangcode. Om de verwezenlijking van deze doelstelling te bevorderen, biedt de Dienst een aanbod aan activiteiten aan die aangepast is aan de opvangmilieus.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.44.De inrichtende macht sluit een opvangovereenkomst met de ouder(s) voor elk aanvraag voor opvang dat zij [1 overeenkomstig artikel 54]1 heeft aanvaard.
  Bij de ondertekening van de opvangovereenkomst kan de inrichtende macht de ouders om een forfaitair voorschot vragen om ervoor te zorgen dat de plaats wordt gereserveerd en dat hun contractuele en financiële verplichtingen naar behoren worden nagekomen gedurende de hele periode van de opvang van hun kind.
  Het forfaitaire voorschot komt overeen met maximaal het equivalent van een maand opvang, berekend op basis van het aantal gevraagde bezoeken. Het moet worden teruggegeven indien het kind om redenen van overmacht niet kon komen of bij het einde van de opvang indien alle ouderlijke verplichtingen zijn nagekomen en dit binnen een termijn van maximaal één maand.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.45. De inrichtende macht houdt de opvangovereenkomsten en opvangprojecten ondertekend door de ouders bij, en houdt ze ter beschikking van de ONE.
  Elke wijziging van het opvangproject of -overeenkomst moet door de ONE worden goedgekeurd voordat het wordt toegepast.

AFDELING 4. - RELATIE MET DE OUDERS
ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art.46. De inrichtende macht en haar medewerkers beschouwen ouders individueel en collectief als actieve partners in de zorg voor hun kind in een logica van steun voor het ouderschap.

Art.47. De inrichtende macht verzekert de continuïteit van de opvang van het kind in overeenstemming met de verplichtingen die bij of krachtens het decreet en de opvangovereenkomst zijn vastgelegd.

Art.48. De inrichtende macht zorgt ervoor dat klachten over het functioneren van haar opvangvoorziening adequaat worden behandeld en werkt waar nodig samen met de personeelsleden van de ONE die deze klachten opvolgen.
  De inrichtende macht integreert klachtenmanagement in het proces van kwaliteitsevaluatie en -verbetering.

Art.49. De inrichtende macht zorgt ervoor dat de fiscale attesten, die door de ONE worden overgemaakt, worden ingevuld en aan de ouders worden overhandigd om hen in staat te stellen te genieten van de vermindering van de personenbelasting.

ONDERAFDELING 2. - BEHEER VAN DE AANVRAGEN VOOR OPVANG
Art.50. De ONE zet een gecentraliseerd computersysteem op voor het beheer van de aanvragen voor kinderopvang die het zoeken naar en de toegankelijkheid van kinderopvangplaatsen, het rechtstreekse contact tussen de ouders en de kinderopvanggemeenschap en het beheer van het kinderopvangsysteem en de programmering bevorderen.
  De aanvragen van de ouders voor opvang moeten via dit systeem worden ingediend, evenals de aanvaarding en weigering van de inrichtende machten.

Art.51. § 1. Na een ontmoeting met de vertegenwoordigers van de inrichtende macht kan/kunnen de ouder(s) de aanvraag voor opvang bevestigen.
  De inrichtende macht kan geen bevestiging van een aanvraag voor opvang aanvaarden voor de derde volledige maand van de zwangerschap.
  § 2. De inrichtende macht doet er alles aan om zo adequaat mogelijk te reageren op elke aanvraag voor opvang van de ouders in overleg met hen.
  § 3. De inrichtende macht beslist, in chronologische volgorde, maandelijks en gelijktijdig over alle aanvragen voor opvang die door de ouder(s) in de voorgaande maand zijn bevestigd.
  In afwijking van het voorgaande lid kan de inrichtende macht onmiddellijk instemmen met bevestigde aanvragen die betrekking hebben op de in artikel 52, eerste, tweede en derde lid, bedoelde voorrangen.

Art.52. De inrichtende macht kan, overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten, voorrang geven aan bevestigde aanvragen tot opvang:
  1. die betrekking hebben op specifieke opvangbehoeften in de zin van artikel 88, 5° ;
  2. van ouders die geconfronteerd werden met de onvoorspelbare sluiting van de opvangvoorziening waar hun kind werd opgevangen;
  3. die afkomstig zijn van ouders van wie er minstens één woont, werkt of opgeleid is op het grondgebied van de betreffende gemeente wanneer de inrichtende macht een lokale overheid is;
  4. van ouders van wie ten minste één van de ouders personeelslid is van een werkgever die deel uitmaakt van de inrichtende macht;
  5. van de ouders, van wie ten minste één personeelslid van een onderneming die gevestigd is in een economische activiteitszone waar de opvangvoorziening zich bevindt en die deel uitmaakt van de inrichtende macht;
  6. van de ouders, van wie ten minste één een vaste pendelaar is, wanneer de opvangvoorziening is gecreëerd in of in de onmiddellijke nabijheid van een mobiliteitssite en het voorwerp uitmaakt van een samenwerkingsovereenkomst met ten minste één openbaarvervoermaatschappij;
  7. van ouders die zich ertoe verbinden actief deel te nemen aan de opvang van kinderen in een kinderdagverblijf indien het opvangproject uitdrukkelijk in een dergelijke deelname voorziet.
  Er kunnen geen andere voorrangscriteria worden vastgesteld door de inrichtende macht van de opvangvoorziening.
  De inrichtende macht vermeldt in de opvangovereenkomst eventuele voorrangscriteria, de wijze waarop deze moeten worden toegepast en of de minimale aanwezigheidsplicht moet worden toegepast.

Art.53. De weigering van een bevestigde aanvraag voor opvang kan alleen worden gerechtvaardigd op de volgende gronden:
  1. het eventuele gebrek aan beschikbare accommodatie na toepassing van de voorrangscriteria voor toelating;
  2. de weigering van de ouders om het opvangproject of de opvangovereenkomst te ondertekenen, met dien verstande dat indien het opvangproject voorziet in de organisatie van de opvang per leeftijdsgroepen, deze laatsten niet op zodanige wijze kunnen worden samengesteld dat zij de toegankelijkheid van de opvangvoorziening zo beperken dat zij het algemene beginsel van aanvaarding van de aanvragen in de chronologische volgorde waarin zij worden ingediend, ernstig ondermijnen;
  3. de gevraagde aanwezigheid is minder dan gemiddeld 12 maandelijkse aanwezigheidsdagen of halve dagen, behalve tijdens gerechtvaardigde of verwachte afwezigheden van het kind.

Art.54. De inrichtende macht stelt de ouders zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van haar beslissing om de aanvraag tot inschrijving overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van deze beslissing te aanvaarden of te weigeren.
  Indien de aanvraag wordt aanvaard, deelt de opvangvoorziening de ouders mee binnen welke termijn de opvangovereenkomst moet worden gesloten en het opvangproject moet worden goedgekeurd.

AFDELING 5. - PERSONEEL EN PERSONEN DIE REGELMATIG IN CONTACT KOMEN MET DE OPGEVANGEN KINDEREN
ONDERAFDELING 1. - ALGEMEEN
Art.55.De inrichtende macht houdt een overzichtstabel bij van het personeel en de personen die regelmatig in contact komen met kinderen in zorginstellingen [1 die de gegevens bedoeld in artikel 7/5, derde lid, van het decreet vermelden ]1 volgens het model van ONE.[1 De onafhankelijke werkneemsters en de onafhankelijke werknemers die vallen onder de afwijking voorzien in artikel 15, eerste lid, worden voor de toepassing van deze bepaling beschouwd als personeelsleden.]1
  De inrichtende macht zal de ONE elk jaar in de maand januari haar bijgewerkte samenvattende tabel of op enig ander moment op verzoek van de ONE aan de ONE toesturen[1 en volgens de nadere regels bepaald door deze laatste]1.
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.56. De inrichtende macht, met inbegrip van de zelfstandige onthaalouders, houdt een permanent dossier bij voor elk personeelslid en voor elke persoon die regelmatig contact heeft met de kinderen die in de zin van artikel 13 worden opgevangen.
  Dit dossier bevat ten minste:
  - Het in het eerste artikel 16 bedoelde uittreksel uit het strafregister, dat om de vijf jaar wordt verlengd.
  - Het in het oorspronkelijke artikel 17 bedoelde medisch attest, dat jaarlijks wordt verlengd.
  - Bewijs van immuniteit voor rodehond als bedoeld in artikel 18.
  - Een kopie van het diploma waaruit blijkt dat de in de artikelen 23 en 25 bedoelde regels inzake basisopleiding in acht zijn genomen.
  - Bewijs dat het vaccinatieprogramma van de Franse Gemeenschap voor kinderen van het in artikel 19 bedoelde gezin wordt nageleefd.

ONDERAFDELING 2. - MINIMUMNORMEN VOOR HET PERSONEEL IN DE OPVANGVOORZIZNINGEN
Art.57. Voor een dienst voor kinderopvang gelden de volgende minimumnormen:
  1. Een voltijds directeur vanaf 72 plaatsen, deeltijds als er minder plaatsen zijn.
  2. Het psycho-medisch-sociaal ondersteuningspersoneel a rato van 0,5 VTE voor 36 plaatsen, verhoogd met 0,5 VTE voor elke volgende schijf van 36 plaatsen.
  3. Een onthaalouder in loondienst die 4 kinderen berekend in voltijdsequivalenten kan opvangen en een maximum van 5 kinderen die tegelijkertijd aanwezig zijn.

Art.58.In kinderdagverblijven gelden de volgende minimumnormen:
  1. Een voltijds directeur vanaf 70 plaatsen, deeltijds als er minder plaatsen zijn.
  2. Eén onthaalouder per 7 kinderen tegelijkertijd aanwezig. [1 Voor de toepassing van deze norm zal rekening gehouden worden met de praktische organisatie van de afdelingen binnen de opvangplaats.]1
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.59.De tijd die aan het bestuur en de psycho-medisch-sociale begeleiding wordt besteed, kan niet structureel aan kinderopvang worden besteed.
  [1 De bepaling bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op de directiefunctie in niet-gesubsidieerde kinderdagverblijven en in kinderdagverblijven die enkel in aanmerking komen voor de basissubsidie bedoeld in artikel 97 waarvan de opvangcapaciteit gelijk is aan of lager is dan 28 plaatsen en dit, onverminderd de naleving van artikel 21. ]1
  ----------
  (1)<BFG 2022-03-31/24, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>

ONDERAFDELING 3. - OPLEIDING
Art.60. De inrichtende macht ziet erop toe dat het leidinggevend personeel, het psycho-medisch-sociaal personeel en het opvangpersoneel hun basisopleiding aantonen zoals bedoeld in artikelen 23 en 25 vooraleer ze in dienst treden.

Art.61. In overleg met het personeel van de opvangvoorziening stelt de inrichtende macht een plan voor voortgezette opleiding op met betrekking tot het opvangproject en voor de duur van het project.
  Het voortgezette opleidingsplan wordt met name ten uitvoer gelegd door de deelname van het personeel aan modules die deel uitmaken van een vijfjaarlijks door de Regering op voorstel van de ONE goedgekeurd voortgezette opleidingsprogramma.
  Zelfstandige (mede)onthaalouders en het personeel van andere opvangvoorzieningen nemen in het kader van het in het vorige lid bedoelde opleidingsplan deel aan een voortgezette opleiding gedurende gemiddeld ten minste twee dagen per jaar gedurende de looptijd van het plan.

AFDELING 6. - INFRASTRUCTUUR EN UITRUSTING
Art.62. De inrichtende macht beschikt over de documenten waaruit blijkt dat zij het recht op vestiging heeft op de plaats of -plaatsen van opvang waar zij de opvang voor een aanvankelijke periode van ten minste drie jaar organiseert en dat zij dit recht overeenkomstig artikel 26 kan verlengen.

Art.63. De inrichtende macht voert regelmatig een zelfbeoordeling uit van de conformiteit van haar infrastructuur en uitrusting, ten minste in het eerste jaar van haar werking en om de vijf jaar.

Art.64.[1 Elke verhuizing, zelfs tijdelijk, van een opvangvoorziening, een kinderdagverblijf of een onafhankelijk kinderopvanger(ster)]1 moet vooraf worden goedgekeurd door de ONE, overeenkomstig de modaliteiten van artikel 38.
  De ONE neemt haar beslissing binnen 60 dagen na de indiening van de volledige aanvraag. Er is voorzien in een administratief beroep overeenkomstig de in artikel 39 bedoelde modaliteiten.
  Voor deze aanvragen bepaalt de ONE welke van de in Hoofdstuk II genoemde documenten moeten worden verstrekt.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

AFDELING 7. - BEHEER EN DEKKING VAN RISICO'S
Art.65. De inrichtende macht herziet regelmatig de in artikel 29 bedoelde procedure voor risicoanalyse en crisisbeheer en omvat met name de resultaten van de in artikel 63 bedoelde zelfbeoordeling van de infrastructuur en de uitrusting.
  Het zorgt ervoor dat de crisisbeheersingsprocedure, de risicoanalyse en de daaruit voortvloeiende preventieve maatregelen aan het personeel bekend worden gemaakt, zodat ze goed kunnen worden uitgevoerd.

Art.66. De inrichtende macht zorgt voor de vijfjaarlijkse hernieuwing van het verslag van de brandweer als bedoeld in artikel 30 voor elke ontvangstruimte en stuurt het zo spoedig mogelijk door naar ONE.

Art.67. De inrichtende macht zorgt voor de permanente instandhouding van de in artikel 31 bedoelde verzekeringspolissen.

AFDELING 8. - GEZONDHEID
Art.68. De inrichtende macht waakt erover dat de opvangvoorziening zorgt voor preventief medisch toezicht en de gezondheid van de hele groep.
  De zelfstandige (mede)onthaalouders, diensten voor kinderopvang en kinderdagverblijven met 14 plaatsen leggen daartoe een functionele link met de bevoegde diensten van de ONE.

Art.69. De inrichtende macht zorgt ervoor dat de opgevangen kinderen worden gevaccineerd in overeenstemming met de door de Franse Gemeenschap opgestelde regeling,
  De ONE kan op medische gronden gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de in vorig lid genoemde verplichting.
  De vaccinaties worden uitgevoerd door de arts van de opvangvoorziening, door de arts van de consultatie of door een arts naar keuze van de ouders. In de laatste twee gevallen leveren de ouders het bewijs van de vaccinaties.

Art.70. In het kader van preventief medisch toezicht is het logboek van het kind het referentiedocument dat gebruikt wordt als link tussen de verschillende medewerkers en de ouders. Daartoe controleert de inrichtende macht bij de ouders of zij het bij de spullen voegen die het kind bij zich heeft in de opvangvoorziening.

Art.71. Wanneer een kind aan een opvangvoorziening wordt toevertrouwd, verstrekken de ouders een medisch attest van binnenkomst met vermelding van:
  1° het feit dat zijn gezondheidstoestand hem in staat stelt een groep kinderen te bezoeken;
  2° de mogelijke gevolgen van zijn gezondheidstoestand voor de groep;
  3° de reeds uitgevoerde vaccinaties.

Art.72. De inrichtende macht zorgt ervoor dat de opvangvoorziening alleen een ziek kind ontvangt volgens de door de ONE vastgestelde procedures en op voorwaarde dat een medisch attest bevestigt dat de toestand van het kind op het moment van het onderzoek niet belet dat het kind naar de opvangvoorziening gaat.
  Wanneer het kind bepaalde door de ONE vastgestelde ziekten heeft, is de opschorting van de opvang voor een door ONE vastgestelde periode automatisch verplicht.
  Met uitzondering van paracetamol mag er in een opvangvoorziening geen medicatie zonder medisch attest aan het kind worden toegediend.

Art.73. De opvang van kinderen met een handicap wordt verleend volgens de voorwaarden die door de ONE worden gesteld met het oog op opname in de opvangvoorziening in overeenstemming met de kwaliteitscode voor zorg.

AFDELING 9. - RELATIE MET ONE
Art.74. De inrichtende macht werkt samen met de personeelsleden van de ONE in een partnerschapsbenadering die gericht is op het bieden van kwaliteitsvolle opvang voor kinderen en ouders.

Art.75.§ 1. De inrichtende macht of de leden voor wie zij verantwoordelijk is, mogen zich niet gedragen op een wijze die de begeleiding, de evaluatie en de opvolging van de ONE, zoals bepaald in de artikelen 9 en 10 van het decreet, belemmert.
  De verslagen van de personeelsleden van de ONE worden, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, doorgestuurd naar de inrichtende macht en de directeur van de opvangvoorziening.
  § 2. De ONE voert een algemene evaluatie uit van de werking van de opvangvoorziening, minstens op het einde van het eerste jaar en vervolgens om de 5 jaar, met een tussentijdse evaluatie tussen het 2de en 3de jaar.
  De algemene beoordelingen hebben betrekking op de uitvoering van alle vergunningsvoorwaarden en in het bijzonder de uitvoering van het opvangproject en de toegankelijkheid ervan.
  De algemene balansen hebben tot doel een continu proces van kwaliteitsontwikkeling van de opvang te ondersteunen en zijn gebaseerd op het werk van de teams in de opvangvoorzieningen, zelfevaluatie-instrumenten, ondersteuning en externe evaluatie door de ONE.
  De inrichtende macht zorgt ervoor dat de algemene rapportages worden gecommuniceerd naar de medewerkers van de opvangvoorziening om de dynamiek van kwaliteitsverbetering te bevorderen.
  [1 § 3. Indien uit het in paragraaf 2 bedoelde algemene exploitatieverslag blijkt dat zich bij de uitvoering van de vergunningsvoorwaarden voor kinderopvang of het kinderopvangproject moeilijkheden voordoen die de voortzetting van de kinderopvang op korte termijn ernstig in het gedrang brengen, of indien de inrichtende macht haar van dergelijke moeilijkheden in kennis stelt, kan O.N.E. een specifieke steunregeling voor het betrokken kinderdagverblijf of de betrokken kinderopvang instellen.
   Deze specifieke steunregeling is bedoeld om de voortzetting van kwaliteitszorg te garanderen. Ze is gebaseerd op een analyse van de in lid 1 bedoelde moeilijkheden. Ze identificeert de acties die moeten worden ondernomen om deze te verhelpen en bepaalt voor elk daarvan een termijn en een verantwoordelijke binnen de inrichtende macht en de diensten van O.N.E.. De overeenkomst wordt gesloten tussen de inrichtende macht en de diensten van O.N.E. op voorstel van deze laatste, voor een periode van ten hoogste één jaar.
   De uitvoering van deze regeling kan worden ondersteund door samenwerking met de gemeentelijke overheid en andere ter plaatse gevestigde openbare diensten of diensten uit de niet-commerciële sector, met de ouders, of door het verlenen van tijdelijke vrijstellingen van de toelatingsvoorwaarden of van een uitzonderlijke subsidie door O.N.E.. Deze subsidie dient ter dekking van de kosten van het in de artikelen 57 en 58 bedoelde personeel, behoudens met redenen omklede uitzondering.
   Over de uitvoering van de specifieke steunregeling en de in lid 3 bedoelde steunmaatregelen wordt om de zes maanden verslag uitgebracht aan de Raad van Bestuur en de Adviesraad van O.N.E., zodat dit kan worden geëvalueerd.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-05-17/02, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 09-06-2023>

HOOFDSTUK IV. - EINDE VAN DE VERGUNNING
AFDELING 1. - VRIJWILLIGE STOPZETTING
Art.76.[1 § 1. ]1 Wanneer de inrichtende macht de opvang in een plaats van opvang onder een bevoegde opvangvoorziening tijdelijk of definitief wenst stop te zetten, dient zij dit vooraf aan de ONE te melden.
  De tijdelijke stopzetting mag, zonder toestemming van de ONE, niet langer duren dan een jaar.
  Behoudens overmacht wordt in de in het eerste lid bedoelde informatie de datum vermeld waarop de beëindiging van de activiteit van kracht wordt en, in voorkomend geval, de verwachte duur ervan. Het wordt drie maanden voor de voorgenomen beëindiging van de overeenkomst verstrekt en bevat de contactgegevens van de contactpersoon of -personen om de opvolging van de verplichtingen na de beëindiging te waarborgen, met name wat betreft:
  - de eventuele terugbetaling van de in artikel 44, tweede lid, bedoelde forfaitaire voorschotten.
  - de afgifte van de in artikel 49 bedoelde fiscale attesten.
  Ten aanzien van de ouders blijft de inrichtende macht gebonden aan de opzeggingstermijnen voorzien in de met de ouders gesloten opvangovereenkomsten.
  [1 Indien de inrichtende macht van een kinderdagverblijf of kinderopvang niet eerder gebruik heeft gemaakt van de in artikel 75, lid 3, bedoelde specifieke steunregeling, wordt deze termijn verlengd tot zes maanden, tenzij de opvang van de bij het kinderdagverblijf of de kinderopvang ingeschreven kinderen wordt voortgezet door:
   1° de toelating van een nieuwe inrichtende macht in dezelfde plaats of in nabijgelegen opvangplaatsen;
   2° de inschrijving van kinderen in andere opvangmilieus tot het einde van de zorgovereenkomst.
   Indien de kinderopvang niet op de in lid 5 bedoelde wijze kan worden voortgezet, stelt O.N.E. de ouders alternatieve kinderopvangoplossingen voor op basis van een analyse van het aanbod aan beschikbare plaatsen en de reële behoeften van de ouders. O.N.E. kan het opzetten van een tijdelijke kinderopvangoplossing ondersteunen door de inrichtende machten toestemming te verlenen voor een periode van maximaal zes maanden. De ouders worden op de hoogte gehouden van de genomen maatregelen en van de ontwikkeling van de situatie.
   Indien uit de in lid 6 bedoelde analyse blijkt dat het aanbod aan beschikbare plaatsen in het arrondissement of in de naburige gemeenten niet voldoende is, of in geval van een akkoord overeenkomstig de procedures bedoeld in lid 4, 1° of 2°, kan O.N.E. de in artikel 42 bedoelde afwijking toestaan aan de inrichtende macht die bijdraagt tot de opvang van kinderen van de opvanginstelling die haar activiteit heeft stopgezet, om de opvang van één bijkomend kind mogelijk te maken voor opvanginstellingen met maximaal vijfendertig toegestane plaatsen, en twee bijkomende kinderen voor andere opvanginstellingen, nadat het personeel van de betrokken instelling daarvan in kennis is gesteld. O.N.E. kan ook een uitzonderlijke subsidie verlenen ter dekking van de kosten van bijkomend personeel in de kinderopvang, die volgens de procedures van artikel 105 wordt berekend op basis van de gemiddelde anciënniteit van het gesubsidieerde personeel in de kinderopvang en die voor ten hoogste drie maanden wordt toegekend.]1
  [1 § 2. In geval van definitieve stopzetting van de activiteiten en bij gebrek aan voldoende kinderopvang in naburige gemeenten, lanceert O.N.E. een oproep tot het indienen van aanvragen voor de toelating van bijkomende kinderopvangplaatsen of de subsidiëring van toegelaten kinderopvangplaatsen voor een volume dat overeenstemt met de vermindering van de toegelaten opvangcapaciteit, in de eerste plaats gericht tot de personeelsleden van de kinderopvangomgeving die door de stopzetting van de activiteiten worden getroffen. Deze laatsten worden terzelfder tijd in kennis gesteld van de procedures die hen in staat stellen een inrichtende macht te vormen om op deze oproep te reageren. Indien dit vooruitzicht werkelijkheid wordt, wordt de kandidatuur van de aldus gevormde inrichtende macht met voorrang in overweging genomen. O.N.E. kan aanvullende selectiecriteria vaststellen, na advies van het programmeringscomité.
   Indien deze vermindering het gevolg is van de sluiting van een opvangmilieu dat een subsidie ontvangt in het kader van het machtigings- en subsidiebesluit, wordt een gelijkwaardige subsidie toegekend aan de inrichtende macht die na de oproep tot het indienen van aanvragen is geselecteerd. Indien dit niet het geval is, kan O.N.E. aan deze laatste een impulssubsidie toekennen voor maximaal één jaar, die eenmaal kan worden verlengd, om de personeelskosten van de opvangactiviteit te dekken.
   Indien de uitvoering van de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen het niet mogelijk maakt de verloren capaciteit terug te winnen, kan O.N.E. de in lid 1 bedoelde oproep opnieuw bekendmaken en voorzien in de toekenning van de in de artikelen 87 en 88 bedoelde subsidies aan de succesvolle inrichtende macht.
   Indien de in lid 3 bedoelde oproep niet slaagt en de stopzetting van de activiteiten tot een vermindering leidt met ten minste dertig procent van de gemeentelijke capaciteit voor kinderopvang, kan O.N.E. of de door hem aangewezen instantie tijdelijk de verantwoordelijkheid als inrichtende macht van de stopgezette kinderopvang overnemen voor een overgangsperiode van ten hoogste één jaar, die eenmaal kan worden verlengd. De ouders worden van het overgangskarakter van deze situatie op de hoogte gebracht door een vermelding in de opvangovereenkomst.
   § 3. Over de uitvoering van de in dit artikel bedoelde afwijkingen wordt jaarlijks verslag uitgebracht aan de raad van bestuur en de adviesraad van O.N.E., zodat een evaluatie mogelijk wordt gemaakt.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-05-17/02, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 09-06-2023>

Art.77. De tijdelijke stopzetting van de activiteiten leidt automatisch tot schorsing van de vergunning en een verbod op opvang voor de overeenkomstige periode.
  De ONE informeert de inrichtende macht en de burgemeester van de betrokken gemeente.
  Wanneer de opvang gedurende een ononderbroken periode van meer dan een jaar wordt geschorst, wordt de vergunning automatisch ingetrokken.

Art.78.De definitieve stopzetting van de activiteit leidt automatisch tot de intrekking van de vergunning en het verbod op opvang.
  De ONE zal de eerste inrichtende macht en de burgemeester van de betrokken gemeente inlichten.
  [1 De vergunning wordt van rechtswege ingetrokken zodra het faillissementsvonnis van de inrichtende macht is uitgesproken, behoudens uitdrukkelijk akkoord van O.N.E.. De curator wordt van deze intrekking in kennis gesteld.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-05-17/02, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 09-06-2023>

AFDELING 2. - OPSCHORTING EN INTREKKING VAN DE VERGUNNING DOOR DE ONE
Art.79. Indien de inrichtende macht niet of niet meer voldoet aan een of meer van de voorwaarden voor het verlenen of behouden van de vergunning, eisen de ambtenaren van de ONE dat de opvangvoorziening zich in regel stelt op basis van een verslag waarin wordt vermeld welke elementen moeten worden hersteld en binnen welke termijn dit moet gebeuren.

Art.80.In geval van ernstige niet-naleving van de voorwaarden voor het verlenen of handhaven van de vergunning of in geval van gebrek aan medewerking van de inrichtende macht om de niet-naleving te verhelpen, sturen de [1 ...]1 ambtenaren van de ONE een aanmaning om binnen een bepaalde termijn aan deze voorwaarden te voldoen.
  In de in het vorige lid bedoelde omstandigheden verstrekt de inrichtende macht op eerste verzoek een lijst en contactgegevens van de ouders van de opgenomen en op te nemen kinderen aan de ambtenaren van de ONE.
  Het besluitvormingsorgaan van de ONE voor het verlenen en handhaven van de vergunning wordt onverwijld in kennis gesteld van alle in de artikelen 79 en 80 bedoelde situaties.
  Dit besluitvormingsorgaan kan de zaak behandelen en alle passende maatregelen nemen in termen van termijnen voor de naleving, ingebrekestelling of, in uitzonderlijke omstandigheden, elke andere beschikking als bedoeld in de artikelen 82 en 85.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.81.De ambtenaren van de ONE leggen de volgende situaties, indien van toepassing, na overleg met de ouders [1 na ontmoeting met de ouders]1 voor aan het besluitvormingsorgaan voor een beslissing over het al dan niet handhaven van de vergunning:
  1° wanneer de inrichtende macht haar opvangvoorziening niet in overeenstemming heeft gebracht binnen de termijn die is vastgesteld na de in artikel 80 bedoelde ingebrekestelling;
  2° wanneer de inrichtende macht zich in een situatie van herhaalde inbreuken bevindt waarvan eerder kennisgeving is gedaan;
  3° in situaties waarin de fysieke of mentale veiligheid van de kinderen in gevaar wordt gebracht door de infrastructuur van de plaats van opvang, het al of niet handelen van de inrichtende macht of van haar personeel.
  ----------
  (1)<BFG 2023-05-17/02, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 09-06-2023>

Art.82.§ 1. In de in artikel 81 bedoelde situaties kan het besluitvormingsorgaan een beslissing nemen:
  - dat de gebreken niet zijn vastgesteld;
  - om een nalevingsperiode toe te staan;
  - een tijdelijke of definitieve intrekking van de vergunning met onmiddellijke ingang;
  - schorsing met onmiddellijke ingang indien zij van oordeel is dat aan de voorwaarden van artikel 84 is voldaan.
  Voorafgaand aan zijn besluit nodigt het besluitvormingsorgaan van de ONE de inrichtende macht of haar vertegenwoordiger uit om te worden gehoord binnen een termijn die hem in staat stelt zijn hoorzitting voor te bereiden.
  Het besluitvormingsorgaan of de personen die het uit zijn midden aanwijst, leiden de hoorzitting.
  De notulen van deze hoorzitting worden door de aanwezige personen opgesteld en ondertekend.
  § 2. Wanneer de vergunning tijdelijk wordt ingetrokken, worden in de beslissing de duur en de elementen vermeld die in de tussentijd door de inrichtende macht moeten worden verholpen.
  Aan het einde van de periode onderzoekt de ONE de zaak en, op basis van het bewijsmateriaal waarover zij beschikt, beëindigt zij de tijdelijke intrekking of beslissing zij tot definitieve intrekking.
  § 3. De beslissing tot tijdelijke of definitieve intrekking moet formeel worden gemotiveerd en binnen 3 werkdagen per aangetekende brief aan de inrichtende macht worden meegedeeld. [1 Binnen dezelfde termijn worden de ouders van de opgevangen kinderen per gewone post of per e-mail van deze beslissing in kennis gesteld, met opgave van de redenen daarvoor en van de wijze waarop zij contact kunnen opnemen met de in paragraaf 4 bedoelde regeling.]1
  De burgemeester van de betrokken gemeente wordt binnen dezelfde termijn op de hoogte gesteld.
  [1 § 4. Voorafgaand aan een beslissing tot schorsing of intrekking van de vergunning voor een kinderdagverblijf of kinderopvang, zet O.N.E. een begeleidingssysteem voor de betrokken kinderen en ouders op, dat verantwoordelijk is voor:
   1° het verstrekken van gedetailleerde informatie over de feiten aan iedere ouder die daarom verzoekt;
   2° het verzamelen en verwerken van eventuele getuigenissen van ouders;
   3° het voorstellen van alternatieve oplossingen voor de opvang van elk kind, op basis van een analyse van het aanbod aan beschikbare plaatsen in het arrondissement of in naburige gemeenten.
   Indien uit de analyse, bedoeld in het eerste lid, 3°, blijkt dat het aanbod van beschikbare plaatsen in het arrondissement of de naburige gemeenten niet volstaat om de opvang te garanderen van elk kind dat is ingeschreven in de voorziening voor kinderopvang die wordt geschorst of ingetrokken, kan O.N.E. gebruik maken van de bepalingen van artikel 76, tweede en derde paragraaf, ten gunste van de in de gemeente of het arrondissement gevestigde inrichtende machten.
   In geval van definitieve intrekking doet O.N.E., tenzij de opvangactiviteit op dezelfde plaats en onder dezelfde voorwaarden door een andere inrichtende macht wordt overgenomen, een oproep tot het indienen van aanvragen overeenkomstig de voorwaarden van artikel 76, paragrafen 2 en 3.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-05-17/02, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 09-06-2023>

Art.83. § 1. Een niet-opschortend beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur van de ONE tegen de beslissing om de vergunning tijdelijk of definitief in te trekken.
  Het beroep moet worden gemotiveerd en binnen 30 dagen na de kennisgeving van de schorsing per aangetekende brief worden ingediend. Zij geeft aan of de aanvrager wenst te worden gehoord.
  § 2. Indien de aanvrager om een hoorzitting verzoekt, wordt ook de vertegenwoordiging van het orgaan waarvan de beslissing is genomen, gehoord.
  De Raad van Bestuur, of de personen die hij uit haar midden aanwijst, horen de aanvrager.
  De notulen van deze hoorzitting worden door de aanwezige personen opgesteld en ondertekend.
  § 3. Na afloop van het onderzoek van het beroep neemt de Raad van Bestuur, indien nodig na toekenning van een bijkomende termijn, één van de volgende beslissingen:
  1. het bevestigen van de beslissing in eerste instantie om de vergunning tijdelijk of definitief in te trekken;
  2. de in eerste aanleg genomen beslissing weer te leggen en, indien nodig, een extra termijn toe te staan voor de naleving ervan;
  3. een beslissing tot definitieve intrekking vervangen door een beslissing tot tijdelijke intrekking;
  4. een beslissing tot tijdelijke intrekking te vervangen door een beslissing tot definitieve intrekking.
  De Raad van Bestuur motiveert zijn beslissing formeel en stelt de aanvrager binnen drie werkdagen per aangetekende brief in kennis van zijn beslissing.
  De beslissing wordt ook aan de bevoegde burgemeester meegedeeld.

Art.84. § 1. In het geval van een bepaalde noodsituatie die het gevolg is van het gedrag van de inrichtende macht of haar personeel of personen die in contact komen met kinderen in de plaats van opvang en die ernstige en redelijkerwijs gefundeerde risico's voor de veiligheid en/of gezondheid van kinderen met zich meebrengt, of in het geval van de informatie of het gerechtelijk onderzoek van een zaak waarbij sprake is van misbruik of verwaarlozing van de inrichtende macht, haar personeel of enige andere persoon die in contact staat met kinderen, kan de ONE de vergunning met onmiddellijke ingang opschorten.
  Deze schorsing loopt tot de opgevangen kinderen veilig zijn of tot het einde van de strafprocedure.
  De ONE informeert de ouders en de burgemeester van de gemeente waar de plaats van opvang zich bevindt.
  § 2. Tijdens de opschorting van de vergunning bedoeld in het eerste lid, betaalt de ONE, op haar verzoek, aan de inrichtende macht een compensatiebedrag dat berekend wordt op basis van een vast bedrag per opgevangen kind op het ogenblik van de opschorting in overeenstemming met de aanwezigheid voorzien in de opvangovereenkomst en het dagelijkse bedrag van de financiële bijdrage die op basis van de opvangovereenkomst van de ouder wordt gevraagd.
  De inrichtende macht is gehouden het volledige bedrag van de ontvangen schadevergoeding terug te betalen indien de feiten die tot de opschorting van de vergunning hebben geleid, worden vastgesteld.

Art.85. Een niet-opschortend beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur van de ONE tegen de beslissing om de in artikel 84 bedoelde machtiging te schorsen.
  Het beroep moet worden gemotiveerd en binnen 5 dagen na de kennisgeving van de schorsing per aangetekende brief worden ingediend.
  Binnen 30 dagen na de indiening van het beroep hoort de Raad van Bestuur, of de personen die uit zijn midden zijn aangewezen, de inrichtende macht en/of zijn vertegenwoordiger en een vertegenwoordiger van het besluitsorgaan dat de beslissing tot schorsing is genomen.
  Na de hoorzitting bevestigt of herroept de Raad van Bestuur het schorsingsbesluit bij een met redenen omkleed beslissing dat zo spoedig mogelijk aan de inrichtende macht wordt meegedeeld.
  De burgemeester van de betrokken gemeente wordt in kennis gesteld van de beslissing van de Raad van Bestuur.

Art.86.§ 1. ONE kan een administratieve boete opleggen, zoals bepaald in artikel 10 van het decreet, overeenkomstig de door de Regering vastgesteld barema;
  - indien de inrichtende macht of haar personeel niet aan de vergunningssvoorwaarden heeft voldaan, zonder dat dit aanleiding heeft gegeven tot een beslissing tot schorsing of intrekking van de vergunning;
  - wanneer de inrichtende macht of haar personeel het toezicht van de ONE belemmert [1 volgens de nadere regels bepaald in artikel 10 van het decreet]1;
  - wanneer de inrichtende macht het forfaitaire voorschot niet aan de ouders terugstuurt, ook niet wanneer de opvangvoorziening zijn activiteiten heeft gestaakt of opgeschort;
  - wanneer de inrichtende macht het fiscaal attest niet binnen de voorgeschreven termijn aan de ouders afgeeft, ook indien de opvangvoorziening zijn activiteiten heeft gestaakt of opgeschort.
  § 2. De administratieve boete kan worden opgelegd binnen 6 maanden na het verslag van de bevindingen van de ambtenaren van de ONE en op voorwaarde dat de inrichtende macht is gehoord over de vermeende inbreuk en het bedrag van de boete.
  Indien een administratieve boete wordt opgelegd, worden in de beschikking de reden voor de boete, het bedrag, de wijze van betaling en de termijnen vermeld.
  § 3. Een opschortend administratief beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur. Dit beroep moet per aangetekende brief en binnen een termijn van maximaal 30 dagen na de kennisgeving van de beslissing worden ingesteld en moet de argumenten bevatten die het indienen van het beroep rechtvaardigen.
  De Raad van Bestuur beslist over het ingediende beroep. De Raad van Bestuur kan het bedrag van de boete beperken, de betalingsvoorwaarden wijzigen, de beslissing over de boete bevestigen of herroepen.
  De beslissing van de Raad van Bestuur wordt gemotiveerd en bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de inrichtende macht.
  § 4. Het bedrag van de administratieve boetes wordt door de ONE bepaald op basis van het budget dat nodig is voor de betaling van de in artikel 84, § 2, bedoelde compenserende bedragen.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 86/1. [1 Elk recht op een subsidie toegekend door "ONE" aan de inrichtende macht van een kinderdagverblijf is onderworpen aan de naleving van de volgende voorwaarden:
   1° het ter beschikking stellen, in overeenstemming met de nadere regels bepaald door ONE en meegedeeld per omzendbrief, van de inventaris van het personeel van de opvangvoorziening via het door ONE ter beschikking gestelde portaal met vermelding van de financieringsbronnen die zijn toegewezen aan de bezoldiging van dit personeel;
   2° de deelname van het kinderdagverblijf aan systemen voorzien in de actieplannen ter versteviging van de toegankelijkheid die door ONE worden ingevoerd. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2022-03-31/24, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>


TITEL III. - SUBSIDIES
HOOFDSTUK I. - Toekenning van het recht op subsidie
AFDELING 1. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN KINDERDAGVERBLIJF
Art.87.Het recht op een basissubsidie voor een kinderdagverblijf wordt toegekend aan de inrichtende macht van het kinderdagverblijf onder de volgende voorwaarden:
  1° de inrichtende macht moet door de ONE voor het betrokken kinderdagverblijf zijn goedgekeurd en voldoen aan de voorwaarden voor het behoud van de in Hoofdstuk III van Titel II van dit besluit bedoelde vergunning;
  2° de inrichtende macht moet de subsidie aanvragen door te reageren op een oproep tot het indienen van projecten en moet in het kader van de programmering worden geselecteerd op basis van de in het beheerscontract vastgestelde criteria en binnen de grenzen van de desbetreffende begrotingskredieten;
  3° het kinderdagverblijf moet voorzien in ten minste 10 uur kinderopvang per dag, te plannen tussen 6 en 19 uur, van maandag tot en met vrijdag en ten minste 220 dagen per jaar.
  [1 4° het kinderdagverblijf moet georganiseerd worden door een vereniging zonder winstoogmerk, een overheid of een coöperatieve vereniging erkend als sociale onderneming.]1

  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.88.Het recht op de subsidie voor de toegankelijkheid van het kinderdagverblijf wordt toegekend aan de inrichtende macht van het kinderdagverblijf onder de volgende voorwaarden:
  1° de naleving van de voorwaarden van de artikelen 87, 1° en 2° ;
  2° het kinderdagverblijf moet ten minste 11 uur en 30 minuten per dag beschikbaar zijn, te plannen tussen 6.00 en 19.00 uur, van maandag tot en met vrijdag en ten minste 220 dagen per jaar [1 of ten minste 11 uur per dag te plannen tussen 6 uur en 19 uur, van maandag tot vrijdag en ten minste 230 dagen per jaar. De dagelijkse openingstijd van het kinderdagverblijf kan met maximaal 3 uur per maand worden verkort voor de organisatie van teamvergaderingen zolang het opvangcontract of het opvangproject daarin voorziet]1;
  3° financiële bijdrage van de ouders toe te passen in overeenstemming met de regels van Titel IV;
  4° tenzij anders toegestaan door de ONE, openstaan voor de zorg voor kinderen met een handicap op basis van de opnamecapaciteit van de opvangvoorziening.
  5° overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten voorrang te geven aan de registratie van 20 tot 50% van haar toegestane capaciteit om aan specifieke behoeften te voldoen:
  a. Opvang, rekening houdend met broers en zussen.
  b. Opvang van kinderen in het kader van een adoptieproces.
  c. Opvang van kinderen met een handicap.
  d. Noodopvang als onderdeel van een preventieve of kinderbeschermingsmaatregel.
  e. Opvang voor kinderen waarvan de ouders sociaal-economisch kwetsbaar zijn, met name door omstandigheden die verband houden met inzetbaarheid van de ouders.
  f. Opvang van kinderen van wie de ouders een opvang nodig hebben die een betere toegang per uur biedt in de zin van artikel 89, § 1, 4°.
  g. Andere specifieke behoeften die verband houden met de sociaal-economische situatie van het kind met de voorafgaande toestemming van de ONE;
  [2 h. Opvang van kinderen van een alleenstaande ouder, bepaald als de situatie waarin de ouder het exclusieve gezag of de meerderheidsvoogdij over het kind op zich neemt, geen feitelijk gezin vormt en is niet getrouwd, tenzij het huwelijk gevolgd wordt door een feitelijke scheiding. De feitelijke scheiding moet blijken uit de afzonderlijke hoofdverblijfplaats van de betrokken personen, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5А, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, behalve in gevallen waarin uit andere daartoe gegeven officiële documenten blijkt dat de feitelijke scheiding effectief is, ook al komt deze niet (meer) overeen met de uit genoemd register verkregen informatie.]2
  6° om bij wijze van uitzondering meer dan de toegestane capaciteit op te vangen en op verzoek van de ONE maximaal één extra kind voor een capaciteit van maximaal 35 plaatsen en maximaal twee kinderen daarboven.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BFG 2023-09-07/27, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.89.[1 § 1. Het recht op subsidie voor een betere sociale toegankelijkheid of een toegang per uur van het kinderdagverblijf wordt toegekend aan de inrichtende macht van het kinderdagverblijf onder de volgende voorwaarden:
   1° de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 88, 1° tot 4° ;
   2° de indiening van een project, overeenkomstig het door de ONE vastgestelde model dat betrekking heeft, enerzijds, op de geïdentificeerde behoeften die een betere sociale toegankelijkheid of toegang per uur rechtvaardigen en, anderzijds, op de middelen die de inrichtende macht wenst uit te voeren om aan deze behoeften te voldoen, met inbegrip van de betrokkenheid van het personeel, de partnerschappen, de aanpassing van het opvangproject en de betrokkenheid van de ouders
   3° voor een betere sociale toegankelijkheid : volgens de nadere regels bepaald door de " ONE ", voorrang geven aan de inschrijving voor meer dab 50% tot 80% van de toegestane capaciteit om te voldoen aan specifieke behoeften in de zin van artikel 88, 5° ;
   4° voor een betere toegankelijkheid per uur : volgens de nadere regels bepaald door de " ONE " een minimumbeschikbaarheid van 15 uur per week aanbieden die verder gaat dan in het artikel 88, 2°, vereiste minimum in de volgende periodes :
   - in de ochtend vóór 7 uur ;
   - in de namiddag na 18 uur ;
   - in het weekend.
   § 2. Het recht op subsidies voor een betere sociale toegankelijkheid of toegang per uur kunnen worden gecumuleerd. Het recht op subsidie voor een betere toegankelijkheid wordt toegekend voor een periode van vijf jaar, hernieuwbaar na evaluatie door de "ONE" over de uitvoering van het project bedoeld in § 1, 2°, de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang, de naleving van de voorwaarden voor de toekenning van het recht op subsidie.]1
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.90.§ 1. Voor de subsidies bedoeld in de artikelen 87 en 88 verleent de ONE recht op een subsidie aan de inrichtende macht die vanaf de opening van het kinderdagverblijf of extra plaatsen in geval van capaciteitsuitbreiding aan de voorwaarden voldoet.
  In afwijking van het eerste lid kan bij de opening van een nieuw kinderdagverblijf het recht op subsidie 15 dagen voor de datum van opening van het kinderdagverblijf worden geopend, op voorwaarde dat de inrichtende macht op die datum al een vergunning heeft en het minimaal vereiste aantal personeelsleden is aangeworven.
  § 2 Voor de subsidies bedoeld in artikel 89 kent de ONE het recht op de subsidie toe aan de inrichtende macht zodra een betere sociale toegankelijkheid of per uur wordt ingevoerd en ten vroegste vanaf de eerste werkdag van het kwartaal volgend op die waarin het project voor de programmering is weerhouden.
  [1 Ї 3. Het recht op subsidie bedoeld in de artikelen 87 tot 89 kan toegekend worden aan een inrichtende macht die niet voldoet aan de vergunningsvoorwaarde bedoeld in artikel 7, of aan de subsidiыringsvoorwaarden bepaald in de artikelen 87, 3А, 88, 2А, 108 of 109 als deze van toepassing zijn, mits erkenning van een bijzonder opvangproject. Deze erkenning wordt uitgereikt door de ONE aan de inrichtende macht van de crшche waarvan de opvangactiviteit deel uitmaakt van een aanpak van sociale integratie die gezinnen ten goede komt en erkend is door de gewestelijke of federale overheid, of die gekoppeld is aan een andere kinderopvangactiviteit in de zin van artikel 6 van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", afgekort " O.N.E.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

AFDELING 2. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art.91.Het recht op de basissubsidie van een dienst voor kinderopvang wordt aan de inrichtende macht ervan verleend onder de volgende voorwaarden:
  1° de inrichtende macht moet door de ONE voor de betreffende dienst voor kinderopvang zijn goedgekeurd en voldoen aan de voorwaarden voor het behoud van de vergunning als bedoeld in Hoofdstuk III van Titel II van dit besluit;
  2° de inrichtende macht moet de subsidie aanvragen door te reageren op een oproep tot het indienen van projecten en moet in het kader van de programmering worden geselecteerd op basis van de in het beheerscontract vastgestelde criteria en binnen de grenzen van de desbetreffende begrotingskredieten;
  3°[2 onverminderd de toepassing van de regels van het arbeidsrecht moeten de opvangvoorziening van de dienst voor kinderopvang een opvang aanbieden van ten minste 176 dagen per jaar, 4 dagen per week en 10 uur per hele dag ]2;
  4° de van de dienst afhankelijke opvangfaciliteiten voorzien van basistoestellen voor kinderopvang volgens een door de ONE opgestelde lijst en ervoor zorgen dat deze in goede staat worden gehouden en, indien nodig, worden vervangen.
  [1 5° de dienst voor kinderopvang moet georganiseerd worden door een vereniging zonder winstoogmerk, een overheid of een coöperatieve vereniging erkend als sociale onderneming.]1
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BFG 2022-03-31/24, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>

Art. 91/1. [1 Elk recht op een subsidie toegekend door "ONE" aan de inrichtende macht van een dienst voor kinderopvang is onderworpen aan de naleving van de volgende voorwaarden:
   1° het ter beschikking stellen, in overeenstemming met de nadere regels bepaald door ONE en meegedeeld per omzendbrief, van de inventaris van het personeel van de opvangvoorziening via het door ONE ter beschikking gestelde portaal. Deze inventaris vermeldt de financieringsbronnen die zijn toegewezen aan de bezoldiging van dit personeel;
   2° de deelname van de Dienst voor kinderopvang aan stelsels bepaald in de actieplannen ter versterking van de toegankelijkheid die door ONE worden ingevoerd ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2022-03-31/24, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>


Art.92. Het recht op een toegankelijkheidssubsidie voor een dienst voor kinderopvang wordt verleend aan de inrichtende macht ervan onder de volgende voorwaarden:
  1° de naleving van de in artikel 91 bedoelde voorwaarden;
  2° financiële participatie van de ouders toe te passen overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Hoofdstuk II van Titel IV;
  3° tenzij anders toegestaan door de ONE, openstaan voor de zorg voor kinderen met een handicap op basis van de capaciteit van de opvangvoorziening om voor het kind te zorgen.
  4° overeenkomstig de door ONE vastgestelde modaliteiten voorrang te geven aan de inschrijving voor 20 tot 50% van de capaciteit van de dienst om te voldoen aan specifieke behoeften in de zin van artikel 88, 5°.

Art.93.[1 Het recht op subsidie voor een betere sociale toegankelijkheid van een dienst voor kinderopvang wordt aan de inrichtende macht ervan toegekend onder de volgende voorwaarden:
   1° de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 92 ;
   2° de indiening van een project, overeenkomstig het door de ONE vastgestelde model dat betrekking heeft, enerzijds, op de geïdentificeerde behoeften die een grotere sociale toegankelijkheid rechtvaardigen en, anderzijds, op de middelen die de inrichtende macht wenst uit te voeren om aan deze behoeften te voldoen, met inbegrip van de betrokkenheid van het personeel, de partnerschappen, de aanpassing van het opvangproject en de betrokkenheid van de ouders
   3° volgens de nadere regels bepaald door de " ONE ", voorrang geven aan de inschrijving voor meer dan 50% tot 80% van de toegestane capaciteit van een gedeelte van de opvangplaatsen van de dienst met minimum 36 plaatsen om te voldoen aan de specifieke behoeften in de zin van artikel 88, 5°.
   Het recht op subsidies voor een betere sociale toegankelijkheid kan worden toegekend voor een periode van 5 jaar, hernieuwbaar na evaluatie door de "ONE" over de uitvoering van het project bedoeld in het eerste lid, 2°, de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang, de naleving van de voorwaarden voor de toekenning van het recht op subsidie.]1
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.94.Voor een nieuwe dienst voor kinderopvang verleent de ONE aan de inrichtende macht het recht op een subsidie voor leidinggevend personeel en psycho-medisch-sociaal personeel, op basis van de ontvangstbevestiging van het eerste dossier van een personeelslid van de kinderopvang.
  Voor een bestaand opvangvoorziening gaat het recht op subsidie van de inrichtende macht voor een nieuwe plaats van opvang in op de eerste dag van de derde maand na de datum van de bevestiging van de ontvangst van het aanvraagdossier van het personeelslid of -leden van de kinderopvang de betrokken plaats van opvang is toegewezen [1 op voorwaarde dat de aanwerving van het personeelslid effectief is]1.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

AFDELING 3. - RECHT OP SUBSIDIE VOOR EEN ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art.95.Het recht op subsidie wordt onder de volgende voorwaarden toegekend aan een zelfstandige onthaalouder:
  1. Door de ONE vergund zijn en voldoen aan de voorwaarden voor het behoud van de in Hoofdstuk III van Titel II van dit besluit bedoelde vergunning.
  2. De subsidieaanvraag wordt ingediend op basis van een oproep tot het indienen van projecten en wordt voor de programmering geselecteerd op basis van de in het beheerscontract vastgestelde criteria en binnen de grenzen van de desbetreffende begrotingskredieten.
  3.[1 3. Een opvang aanbieden van minstens tien uur per dag, minstens vier dagen per week en 176 dagen per jaar.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.96. Het recht op de subsidie wordt door de ONE toegekend vanaf de opening van de opvangvoorziening en ten vroegste vanaf de eerste werkdag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het project voor programmering is weerhouden.

HOOFDSTUK II. - AARD VAN DE SUBSIDIES
AFDELING 1. - SUBSIDIES VOOR EEN KINDERDAGVERBLIJF
Art.97.§ 1. De personeelssubsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de basissubsidie heeft betrekking op de financiering van het leidinggevend personeel tot de minimumnormen voorzien in artikel 58, 1°.
  [1 Voor de kinderdagverblijven die enkel de basissubsidie genieten, kan in geval van wettelijke onmogelijkheid om de basissusbsidie toe te kennen aan het loontrekkende of vastbenoemde directiepersoneel, de subsidie worden toegekend aan de financiering van het loontrekkende of vastbenoemde personeel voor kinderopvang volgens de nadere regels bepaald door ONE.]1
  § 2. In het kader van de basissubsidie ontvangen kinderdagverblijven met een minimumcapaciteit van 21 plaatsen ook een subsidie voor preventief medisch toezicht op kinderen en gezondheidsmonitoring in de gemeenschap.
  De inrichtende macht van de kinderdagverblijf sluit een overeenkomst met de arts die belast is met de in het vorige lid bedoelde diensten volgens het door de ONE vastgestelde model.
  [2 De inrichtende machten van een kinderdagverblijf van 14 plaatsen kunnen ofwel kiezen voor medische begeleiding door een gezondheidsbegeleider van ONE ofwel door een gesubsidieerde arts overeenkomstig de nadere regels bepaald in het eerste en tweede lid.]2
  [3 Ї 3. Volgens de nadere regels vastgelegd door de ONE wordt een bedrag van 125 euro, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, per plaats toegevoegd aan de basissubsidie waarvan de inrichtende macht zich inzet voor het "eco-crшche"-systeem gericht op de volgende doelstellingen:
   1А elk kind laten opgroeien in een gezonde omgeving die ten dienste staat van de kwaliteit van de zorg;
   2А ecologisch verantwoorde praktijken in de opvangmilieus van het jonge kind aanmoedigen;
   3А lokale, biologische, seizoensgebonden en minder vleesgebaseerde voeding promoten;
   4А informatie- en ondersteuningsacties ontwikkelen voor professionals, opvangmilieus over milieuvraagstukken;
   5А op participatieve wijze de rol van opvangmilieus ontwikkelen bij het vergroten van het bewustzijn en het onderwijzen van kinderen en gezinnen over de ecologie.
   Dit engagement wordt geconcretiseerd door de ondertekening van het handvest, waarvan het model wordt vastgesteld door de minister van kind, op advies van de Dienst. Hij houdt het volgende in:
   1А het uitvoeren van een diagnose van de ecologische impact van de werking van de crшche;
   2А het plannen van acties gericht op het verbeteren van deze impact;
   3А de vermelding van de principes en doelstellingen die voortvloeien uit het handvest in het opvangproject wanneer dit wordt bijgewerkt binnen de termijn bepaald in artikel 20, Ї 4, van de Kwaliteitscode.
   Het "eco-crшche"-systeem heeft met name betrekking op voeding, uitrusting, materiaal, afvalvermindering, energieverbruik, lawaai, luchtkwaliteit en blootstelling van kinderen en professionals aan chemische verontreinigende stoffen in het milieu, inclusief hormoonontregelaars. ".
   Vanaf 2026 wordt de uitvoering van dit engagement beoordeeld in het kader van de werkingsbalans bedoeld in artikel 75, Ї 2.]3
  ----------
  (1)<BFG 2022-03-31/24, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
  (2)<BFG 2022-03-31/24, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
  (3)<BFG 2023-09-07/27, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.98. De subsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de toegankelijkheidssubsidie omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 97, ook de financiering van het psycho-medisch-sociaal personeel en kinderopvangpersoneel.
  De personeelssubsidie wordt naar gelang van de toegestane capaciteit als volgt verdeeld:
  1° Kinderdagverblijf van 14 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 3 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  2° Kinderdagverblijf van 21 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 4,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  3° Kinderdagverblijf van 28 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 6 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  3° Kinderdagverblijf van 35 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 7,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  4° Kinderdagverblijf van 42 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 1 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 9 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  5° Kinderdagverblijf van 49 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 1 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 10,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  6° Kinderdagverblijf van 56 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 1,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 12 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  7° Kinderdagverblijf van 63 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 1,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 13,5 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  8° Kinderdagverblijf van 70 plaatsen:
  - 1 VTE voor de directie.
  - 2 VTE's voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 15 VTE's voor het personeel voor kinderopvang.
  De toegankelijkheidssubsidie voor kinderdagverblijven met een capaciteit van meer dan 70 plaatsen wordt verhoogd:
  - Met 0,5 VTE psycho-medisch-sociaal omkaderingspersoneel per volledige schijf van 14 plaatsen.
  - Met 1,5 VTE voor het personeel voor kinderopvang per volledige schijf van 7 plaatsen.

Art.99.De subsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de verhoogde subsidie voor sociale toegankelijkheid omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 97 en de toegankelijkheidssubsidie als bedoeld in artikel 98, aanvullende financiering voor psycho-medisch-sociaal personeel, dat als volgt wordt verdeeld naar gelang van de toegestane capaciteit:
  - [1 0,5 VTE tot 35 plaatsen]1.
  - [1 0,75 VTE van 42 tot 70 plaatsen]1.
  - 1 VTE vanaf 77 plaatsen.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.100. De subsidie voor een kinderdagverblijf waarvan de inrichtende macht recht heeft op de verhoogde uurtoegankelijkheidssubsidie omvat, naast de basissubsidie bedoeld in artikel 98 en de toegankelijkheidssubsidie bedoeld in artikel 97, een aanvullende financiering voor kinderverzorgingspersoneel berekend op basis van een aantal uren en kinderen die naar verwachting buiten de overeenkomstig artikel 88, 2° vastgestelde uren zullen worden verzorgd:
  - 0,5 VTE voor 7 kinderen en 15 uur per week opvangbeschikbaarheid bovenop het vast uurrooster in overeenstemming met artikel 88, 2°.
  - 1 VTE, ofwel voor 30 uur per week, ofwel voor 14 kinderen en 15 uur per week.

AFDELING 2. - SUBSIDIE VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art.101.De subsidie voor een dienst voor kinderopvang waarvan de inrichtende macht recht heeft op de basissubsidie heeft betrekking op de financiering van het leidinggevend personeel tot de minimumnormen voorzien in artikel 57, 1°.
  [1 Volgens de nadere regels vastgelegd door de ONE wordt een bedrag van 125 euro, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, per plaats toegevoegd aan de basissubsidie van de kinderopvangdiensten waarvan de inrichtende macht zich inzet voor het "eco-crшche"-systeem gericht op de volgende doelstellingen:
   1А elk kind laten opgroeien in een gezonde omgeving die ten dienste staat van de kwaliteit van de zorg;
   2А ecologisch verantwoorde praktijken in de opvangmilieus van het jonge kind aanmoedigen;
   3А lokale, biologische, seizoensgebonden en minder vleesgebaseerde voeding promoten;
   4А informatie- en ondersteuningsacties ontwikkelen voor professionals, opvangmilieus over milieuvraagstukken;
   5А op participatieve wijze de rol van opvangmilieus ontwikkelen bij het vergroten van het bewustzijn en het onderwijzen van kinderen en gezinnen over de ecologie.
   Dit engagement wordt geconcretiseerd door de ondertekening van het handvest, waarvan het model wordt vastgesteld door de minister van kind, op advies van de Dienst. Hij houdt het volgende in:
   1А het uitvoeren van een diagnose van de ecologische impact van de werking van de kinderopvangdienst;
   2А het plannen van acties gericht op het verbeteren van deze impact;
   3А de vermelding van de principes en doelstellingen die voortvloeien uit het handvest in het opvangproject wanneer dit wordt bijgewerkt binnen de termijn bepaald in artikel 20, Ї 4, van de Kwaliteitscode.
   Dit engagement heeft met name betrekking op voeding, uitrusting, materiaal, afvalvermindering, energieverbruik, lawaai, luchtkwaliteit en blootstelling van kinderen en professionals aan chemische verontreinigende stoffen in het milieu, inclusief hormoonontregelaars. ".
   Vanaf 2026 wordt de uitvoering van dit engagement beoordeeld in het kader van de werkingsbalans bedoeld in artikel 75, Ї 2.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 13, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.102.§ 1. De subsidie voor een dienst voor kinderopvang waarvan de inrichtende macht recht heeft op de toegankelijkheidssubsidie omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 101, ook de financiering van psycho-medisch-sociaal personeel en personeel voor de kinderopvang.
  De personeelssubsidie wordt naar gelang van de toegestane capaciteit als volgt verdeeld::
  1° Dienst voor kinderopvang van 36 plaatsen:
  - 0,5 VTE voor de directie.
  - 0,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 9 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  2° Dienst voor kinderopvang van 72 plaatsen:
  - 1 VTE voor de directie.
  - 1 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 18 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  3° Dienst voor kinderopvang van 108 plaatsen:
  - 1 VTE voor de directie.
  - 1,5 VTE voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 27 VTE's voor het personeel voor kinderopvang;
  4° Dienst voor kinderopvang van 144 plaatsen:
  - 1 VTE voor de directie.
  - 2 VTE's voor het psycho-medisch-sociaal personeel.
  - 36 VTE's voor het personeel voor kinderopvang.
  De toegankelijkheidssubsidie voor kinderopvang met een capaciteit van meer dan 144 plaatsen wordt verhoogd.:
  - Met 0,5 VTE psycho-medisch-sociaal omkaderingspersoneel per volledige schijf van 36 plaatsen.
  - Met 1 VTE personeel voor kinderopvang per volledige schijf van 4 plaatsen.
  [1 Onafhankelijk van het recht op de subsidie bedoeld in de vorige leden kunnen aan de aanwerving van het personeel van kinderopvang door de diensten voor kinderopvang beperkingen worden gesteld die zijn vastgelegd in de beheerovereenkomst van ONE. ]1
  § 2. De toegankelijkheidssubsidie omvat ook: een vergoeding voor administratieve uitgaven en een reiskostenvergoeding voor psycho-medisch-sociaal personeel [2 en directiepersoneel]2.
  ----------
  (1)<BFG 2022-03-31/24, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
  (2)<BFG 2023-12-21/26, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.103. De subsidie voor een Dienst voor kinderopvang waarvan de inrichtende macht recht heeft op de verhoogde subsidie voor sociale toegankelijkheid omvat, naast de basissubsidie als bedoeld in artikel 101 en de toegankelijkheidssubsidie als bedoeld in artikel 102, aanvullende financiering voor psycho-medisch-sociaal personeel, die wordt verdeeld naar gelang van de capaciteit van de betrokken opvangvoorziening:
  - 0,5 VTE voor 36 plaatsen.
  - 0,75 VTE voor 72 plaatsen.
  - 1 VTE vanaf 108 plaatsen.

AFDELING 3. - SUBSIDIE VOOR EEN ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art.104.[1 Ї 1. Voor zelfstandige onthaalouders die recht hebben op de subsidie bedoeld in artikel 95, betaalt de ONE een jaarlijkse forfaitaire subsidie per toegestane plaats.
   Deze subsidie bedraagt :
   1А 250 euro voor een opvang van vijf dagen per week en 220 dagen per jaar ;
   2А 225 euro voor een opvang van vier en een halve dagen per week en 198 dagen per jaar ;
   3А 200 euro voor een opvang van vier dagen per week en 176 dagen per jaar.
   Ї 2. Volgens de nadere regels vastgelegd door de ONE wordt een bedrag van 125 euro, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, per plaats toegevoegd aan de jaarlijkse forfaitaire subsidie voor de onthaalouder die zich ertoe verbindt de volgende doelstellingen na te streven :
   1А elk kind laten opgroeien in een gezonde omgeving die ten dienste staat van de kwaliteit van de zorg;
   2А ecologisch verantwoorde praktijken in de opvangmilieus van het jonge kind aanmoedigen;
   3А lokale, biologische, seizoensgebonden en minder vleesgebaseerde voeding promoten;
   4А informatie- en ondersteuningsacties ontwikkelen voor professionals, opvangmilieus over milieuvraagstukken;
   5А op participatieve wijze de rol van opvangmilieus ontwikkelen bij het vergroten van het bewustzijn en het onderwijzen van kinderen en gezinnen over de ecologie.
   Dit engagement wordt geconcretiseerd door de ondertekening van het handvest, waarvan het model wordt vastgesteld door de minister van kind, op advies van de Dienst. Hij houdt het volgende in:
   1А het uitvoeren van een diagnose van de ecologische impact van de opvang;
   2А het plannen van acties gericht op het verbeteren van deze impact;
   3А de vermelding van de principes en doelstellingen die voortvloeien uit het handvest in het opvangproject wanneer dit wordt bijgewerkt binnen de termijn bepaald in artikel 20, Ї 4, van de Kwaliteitscode.
   Dit engagement heeft met name betrekking op voeding, uitrusting, materiaal, afvalvermindering, energieverbruik, lawaai, luchtkwaliteit en blootstelling van kinderen en professionals aan chemische verontreinigende stoffen in het milieu, inclusief hormoonontregelaars.
   Vanaf 2026 wordt de uitvoering van deze verbintenis beoordeeld in het kader van de werkingsbalans bedoeld in artikel 75, Ї 2]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-09-07/27, art. 14, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

AFDELING 3./1 [1 Vergoedingen in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 ]1   ----------   (1)
Art. 104/1.[1 § 1. [2 ONE kent een vergoeding toe aan kinderdagverblijven die erkend zijn als crèches, peutertuinen, oudercrèches of gemeentelijke huizen voor kinderopvang op basis van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, aan kinderopvangdiensten en aan opvangmilieus die het solidariteitsfonds 2 genieten op basis van hetzelfde besluit, ter compensatie van de vermindering van de financiële bijdrage van ouders in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19. De vergoeding wordt wekelijks gestort voor de voorafgaande week op basis van de informatie die door de opvangmilieus wordt verstrekt.]2
   § 2. [2 De in paragraaf 1 bedoelde vergoeding wordt per dag van afwezigheid van een kind waarvoor normaal zorg is verleend, op 5,33 euro vastgesteld voor kinderdagverblijven die erkend zijn als crèches, peutertuinen of oudercrèches op basis van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, alsook voor opvangmilieus die het solidariteitsfonds 2 genieten op basis van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, en op 6,66 euro voor kinderdagverblijven die in aanmerking komen als gemeentelijke huizen voor kinderopvang op grond van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen. Het bedrag van de vergoeding voor de afwezigheid van een kind waarvan de opvang voor een periode van maximaal vijf uur is verleend, is vastgesteld op 3,2 euro voor kinderdagverblijven die erkend zijn als crèches, peutertuinen of oudercrèches op basis van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, alsook voor opvangmilieus die het solidariteitsfonds 2 genieten op basis van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, en op 4 euro per dag voor kinderdagverblijven die erkend zijn als gemeentelijke huizen voor kinderopvang op grond van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen.]2
   De periode die in aanmerking wordt genomen om het aantal dagen afwezigheid te bepalen, begint op 16 maart 2020 en eindigt op [4 17 mei]4 2020.
   De berekening van niet-bezette plaatsen is gebaseerd op de geldende opvangovereenkomsten. [4 Voor de week van 11 tot en met 17 mei, wanneer het aantal niet-bezochte plaatsen meer dan 75% van de in het kader van de opvangovereenkomsten bezette plaatsen bedraagt, worden de niet-bezochte plaatsen boven deze drempel niet in aanmerking genomen bij de berekening van de vergoeding. Kinderen die afwezig zijn wegens een gecertificeerde ziekte of afwezigheid wegens een quarantainebeslissing worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van 75%.]4
   § 3. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 wordt toegerekend aan de volgende uitgaven :
   1° de vergoeding voor inkomstenverliezen van het opvangpersoneel van de diensten voor kinderopvang en van het personeel waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst opgeschort is in de zin van artikel 26, eerste lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
   2° de vaste werkingsuitgaven, zoals het huurgeld of de verzekeringen;
   3° elke andere uitgave waarvan het verband met de COVID-19-crisis kan worden bewezen.
   De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 mag niet hoger zijn dan het financiële verlies als gevolg van de COVID-19-crisis, rekening houdend met andere steun die de inrichtende macht ten goede zou komen. Ten laatste twee maanden na het einde van de periode bedoeld in paragraaf 2 controleert de ONE de door de inrichtende machten voorgelegde bewijsstukken.]1
  [4 § 4. Behalve om medische redenen of om redenen van verwijdering als gevolg van een beslissing om een kind in quarantaine te plaatsen, wordt de vergoeding niet meer door ONE betaald indien de inrichtende macht vanaf 4 mei 2020 weigert een kind op te vangen, ook niet voor de in een van kracht zijnde opvangovereenkomst voorziene gewenningsperiode.]4
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2020-04-07/06, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
  (2)<BFG 2020-04-23/01, art. 1,1°-2°, 005; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
  (3)<BFG 2020-04-23/01, art. 1,3°, 005; Inwerkingtreding : 20-04-2020>
  (4)<BFG 2020-04-30/20, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 30-04-2020>

AFDELING 3/2. [1 Subsidie instandhouding en compensatiemaatregel in het kader van de overstromingen in juli 2021]1   ----------   (1)
Art. 104/2. [1 § 1 Wanneer het kinderdagverblijf dat recht heeft op de toegankelijkheidssubsidie of het peutertuin-type opvangmilieu of het gemeentelijke centrum voor kinderopvang dat erkend en gesubsidieerd is op grond van het besluit van 27 februari 2003 houdende het algemeen reglement van de kinderopvangmilieus, zijn activiteit niet heeft kunnen voortzetten ten gevolge van de overstromingen die zich in juli 2021 hebben voorgedaan, tijdens de periode van opschorting van de activiteiten en uiterlijk tot 31 december 2021, blijft ONE de personeelsleden subsidiëren op basis van de geïndividualiseerde vaste prijs, op voorwaarde dat zij ten laste van hun werkgever blijven, en behandelt ONE de dagen van afwezigheid van de kinderen als dagen van aanwezigheid op basis van de opvangovereenkomsten en met een nul financiële bijdrage.
   § 2 Wanneer de kinderopvangfaciliteiten van een dienst voor kinderopvang in de maand juli 2021 tijdelijk hebben moeten sluiten wegens slechte weersomstandigheden, blijft ONE gedurende de sluiting en uiterlijk tot 31 december 2021 het bezoldigde personeel subsidiëren op basis van het geïndividualiseerde forfaitaire bedrag zolang dit ten laste van de werkgever blijft, en wordt ONE voor de toekenning van de toelage voor kinderopvang gelijkgesteld met de erkende werknemers in de kinderopvang die zijn erkend op basis van het besluit van 27 februari 2003 houdende het algemeen reglement van de kinderopvangmilieus, de dagen van afwezigheid van de kinderen in dagen van effectieve aanwezigheid op basis van de pleegzorgovereenkomsten met een nul financiële participatie, na aftrek van de eventuele tussenkomsten van Onem in het kader van het sociaal statuut van de erkende pleegzorgers.
   § 3. Wanneer een gesubsidieerde kinderopvangvoorziening haar toegestane capaciteit uitbreidt om kinderen op te vangen die normaal worden toevertrouwd aan een al dan niet gesubsidieerde overstroomde kinderopvangvoorziening die door een andere inrichtende macht wordt beheerd, kan ONE, op verzoek en na onderzoek, de gesubsidieerde capaciteit tijdelijk uitbreiden, tijdens de opschorting van de activiteit van de overstroomde kinderopvangvoorziening en voor een maximumperiode vanaf het begin van de overstromingen tot en met 31 december 2021.
   § 4. Indien het kinderdagverblijf zonder subsidie of met recht op de basissubsidie of de zelfstandige kinderopvangverzorger haar activiteit niet heeft kunnen voortzetten wegens de overstromingen in juli 2021, betaalt ONE gedurende de periode van inactiviteit en uiterlijk tot en met 31 december 2021 20 euro per dag en per kind op basis van de opvangovereenkomsten aan de inrichtende macht, op voorwaarde dat de dagen van afwezigheid van de kinderen niet aan de ouders in rekening zijn gebracht of zijn terugbetaald vóór het verzoek dat door de inrichtende macht moet worden ingediend overeenkomstig de door ONE vastgestelde nadere regels.
   § 5. De financiële bijdrage van de ouders mag niet ten laste van de ouders worden gebracht indien de zorginstelling die op grond van de paragrafen 1, 2 en 4 steun ontvangt, niet in staat is geweest zorg te verlenen en moet, indien zij vooruitbetaald is, aan de ouders worden terugbetaald.
   § 6. De in de paragrafen 1, 2 en 4 bedoelde maatregelen tot behoud van de subsidies en vergoedingen worden slechts verleend indien de sluiting van het opvangmilieu tijdelijk is en de inrichtende macht haar activiteiten hervat zodra zij opvang kan bieden in overeenstemming met de regelgeving.
   § 7. Voor de toepassing van de §§ 3 en 4 bepaalt de regering de aanvullende middelen die aan ONE worden toegekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2021-12-15/13, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 104/3. [1 In 2022 stort O.N.E. een uitzonderlijke forfaitaire subsidie van 200 euro per toegelaten kinderopvangplaats aan kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang voor hun onthaalouders in loondienst en zelfstandige onthaalouders, alsook aan andere voorzieningen voor jonge kinderen die erkend zijn in het kader van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering betreffende opvangvoorzieningen.
  De kinderopvangdiensten storten deze subsidie integraal en onmiddellijk aan de kinderonthaalouders die onder hun verantwoordelijkheid ressorteren.
  De opvangvoorzieningen moeten in activiteit zijn op het opgenblik dat O.N.E. de subsidie betaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2022-10-27/03, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 17-11-2022>


HOOFDSTUK III. - BEREKENING EN UITBETALING VAN DE SUBSIDIES
AFDELING 1. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIES VAN HET KINDERDAGVERBLIJF
Art.105.§ 1. De in de artikelen 97 tot en met 100 bedoelde subsidies worden berekend op basis van een door ONE vastgesteld individueel forfaitair bedrag, waarbij rekening wordt gehouden met:
  - de [3 vastgesteld in bijlage 3 [4 ...]4]3 referentieschaal;
  - anciënniteit zoals erkend door de ONE volgens de regels die zij bepaalt;
  - werkgeversbijdragen berekend op basis van het brutoloon;
  - 2,5% van de brutovergoeding voor extra-RSZ werkgeversbijdragen;
  - een vast bedrag voor het vakantiegeld;
  - een vast bedrag voor de eindejaarspremie en de daarmee verband houdende kosten van de RSZ;
  - een door de ONE vastgestelde forfaitaire coëfficiënt voor vervangingen.
  § 2. Subsidies zijn alleen verschuldigd wanneer de werknemer zijn loon daadwerkelijk door zijn werkgever wordt betaald.
  Voor vaste bedragen met betrekking tot vakantiegeld en eindejaarspremie wordt rekening gehouden met alle periodes die vergelijkbaar zijn met vakantiegeld.
  Naast de jaarlijkse verlofperiodes moeten periodes van afwezigheid van gesubsidieerd personeel worden gemeld aan de ONE en moet de inrichtende macht ervoor zorgen dat zij worden vervangen.
  § 3. De ONE brengt op de in de artikelen 97 tot en met 100 bedoelde subsidies de door andere subsidieverlenende bevoegdheden toegekende tussenkomsten in de arbeidskosten en de eventuele verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen in verband met deze tussenkomsten in mindering.
  [2 Voor de opvangvoorzieningen gevestigd in het Waals Gewest berekent ONE een aftrekbedrag voor de gewestelijke werkgelegenheidssteun volgens de volgende nadere regels:
   - op basis van de toestand op 30 september 2021 voor gecofinancierde werkgelegenheidssteun die voortvloeit uit de programmering of omvorming van de opvangvoorziening in een kinderdagverblijf overeenkomstig artikel 11, § 1, van het besluit van de Franse Gemeenschap van 22 mei 2019 tot bepaling van de overgangsregeling voor de opvangvoorzieningen;
   - op basis van het gemiddelde van gewestelijke premies en inhoudingen op werkgeverslasten gedurende de periode van 1 oktober 2020 tot 30 september 2021 voor andere gecofinancierde werkgelegenheidssteun dan die voortvloeiend uit een programmering of omvorming van de opvangvoorziening in een kinderdagverblijf met toepassing van artikel 11, § 1, van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 22 mei 2019 tot bepaling van de overgangsregeling voor de opvangvoorzieningen.]2
  § 4 Bij de uitvoering van het Tandemplan of Brugpensioen, zoals [1 ...]1, blijven de gesubsidieerde personeelsleden die begunstigden [1 ...]1 worden, ondanks de vermindering van hun prestaties, nog vóór de toepassing van het tijdskrediet of brugpensioen, in verhouding tot hun arbeidstijd gesubsidieerd worden, op basis van het barema dat is vastgesteld voor zijn personeelscategorie en zijn door de ONE erkende anciënniteit, op voorwaarde dat hij in zijn categorie wordt vervangen door een gekwalificeerde werknemer, in verhouding tot de vermindering van zijn arbeidstijd.
  Wanneer de begunstigde langer dan een jaar afwezig is wegens ziekte, wordt het bedrag van de aan het gesubsidieerde opvangvoorziening toegekende subsidie berekend op basis van zijn door de ONE erkende barema en anciënniteit, in voorkomend geval tot zijn pensionering.
  Wanneer de werknemer die in verhouding tot de vermindering van zijn uitkering de begunstigde vervangt, wegens ziekte afwezig is en niet wordt vervangen na de gegarandeerde wettelijke behandelingstermijn, wordt het bedrag van de voor de begunstigde verschuldigde subsidie [1 ...]1, verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de subsidie die normaliter voor deze vervanging zou zijn betaald.
  [5 Ї 5. Ingeval van omvorming van een gesubsidieerd mede-onthaal in de zin van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen wordt het vast bedrag van het vakantiegeld van de mede-onthaalouder voor het gehele jaar toegekend als zijn/haar arbeidsovereenkomst ingaat voor 31 augustus van het jaar waarin zijn/haar arbeidsovereenkomst voor thuisarbeid wordt aangegaan en wordt het vast bedrag met betrekking tot de eindejaarspremie volledig toegekend vanaf het jaar waarin de arbeidsovereenkomst wordt afgesloten met de inrichtende macht van de crèche.]5
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BFG 2022-03-31/24, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<BFG 2022-09-08/08, art. 1,1°, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
  (4)<BFG 2023-10-11/13, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
  (5)<BFG 2023-09-07/27, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.106. § 1. De in artikel 97, § 2, bedoelde subsidie wordt berekend op basis van een jaarlijks quotum van subsidieerbare uren dat wordt vastgesteld volgens de door de ONE vastgestelde modaliteiten.
  Het bedrag voor de gesubsidieerde uren wordt vastgesteld op basis van de specialisatie van de arts en bedraagt € 53,44 per uur voor een huisarts en € 64,13 per uur voor een kinderarts.
  De reiskosten van de arts van zijn huis naar de opvangvoorziening worden gesubsidieerd tegen een tarief van € 0,36 per km.
  § 2. De in § 1 bedoelde bedragen worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd.

Art.107.ONE brengt de door het kinderdagverblijf ontvangen financiële bijdrage in mindering op de [1 in de artikelen 98 tot 100]1 bedoelde subsidie en verdeelt een vast bedrag per gesubsidieerde plaats van opvang dat overeenkomt met de totale financiële bijdrage van de kinderdagverblijven in het voorgaande tweede kwartaal, gedeeld door het totale aantal gesubsidieerde plaatsen van collectieve opvang in de Franse Gemeenschap, en dat wordt vermenigvuldigd met de gesubsidieerde capaciteit van het kinderdagverblijf.
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.108. § 1. Om de volledige subsidie als bedoeld in artikel 98 te verkrijgen, moet het kinderdagverblijf het bewijs leveren van een bezettingsgraad van 80%.
  Op gemotiveerd verzoek van de inrichtende macht die recht heeft op een subsidie voor een betere sociale toegankelijkheid als bedoeld in artikel 89, § 1, 2°, kan de ONE een bezettingsgraad van minder dan 80% voorschrijven.
  § 2. De bezettingsgraad is de verhouding tussen enerzijds het aantal dagen, zoals voorzien in de opvangovereenkomsten, en de perioden waarin het kind zich in het kwartaal zonder zijn ouders vertrouwd heeft gemaakt, vermenigvuldigd met 100 en anderzijds het aantal dagen dat het kinderdagverblijf in het kwartaal in bedrijf is, vermenigvuldigd met de toegestane capaciteit van het kinderdagverblijf.
  Voor de berekening van de bezettingsgraad wordt rekening gehouden met de dagelijkse openingstijd van het kinderdagverblijf op basis van de minimale dagelijkse tijdsduur en met een referentieperiode die de laatste vijf kwartalen omvat die voorafgaan aan het kwartaal waarin de bezettingsgraad in aanmerking wordt genomen, exclusief het derde kwartaal van het kalenderjaar.
  § 3. In geval van de opening van een kinderdagverblijf of in geval van uitbreiding van de capaciteit van het kinderdagverblijf door een opvangvoorziening, begint de referentieperiode voor de berekening van de bezettingsgraad of de aan de nieuwe capaciteit aangepaste bezettingsgraad in het eerste kwartaal na een exploitatieperiode van één jaar.
  § 4. Wanneer het kinderdagverblijf geen bezettingsgraad van 80% bereikt, worden de subsidies dienovereenkomstig verlaagd.
  In afwijking van eerste lid kan de ONE de subsidie handhaven indien de bezettingsgraad wegens uitzonderlijke omstandigheden niet kon worden bereikt.

Art.109. § 1. Om de volledige subsidie als bedoeld in artikel 100 te kunnen verkrijgen, moet het kinderdagverblijf het bewijs leveren dat de extra capaciteit per uur gemiddeld voor ten minste 50% per kwartaal wordt benut.
  § 2. Wanneer het kinderdagverblijf het in het vorige lid vastgestelde percentage niet bereikt, verlaagt de ONE de in artikel 100 bedoelde subsidie dienovereenkomstig.
  In afwijking van het eerste lid kan de ONE de subsidie handhaven indien de bezettingsgraad wegens uitzonderlijke omstandigheden niet kon worden bereikt.

AFDELING 2. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIES VOOR EEN DIENST VOOR KINDEROPVANG
Art.110.§ 1. De in de artikelen 101 tot en met 103 bedoelde subsidies worden berekend op basis van een door de ONE vastgesteld individueel forfaitair bedrag, waarbij rekening wordt gehouden met:
  - de [4 vastgesteld in bijlage 3 [6 ...]6]4 referentieschaal;
  - anciënniteit zoals erkend door de ONE volgens de regels die zij bepaalt;
  - werkgeversbijdragen berekend op basis van het brutoloon;
  - 2,5% van de brutovergoeding voor extra-RSZ werkgeversbijdragen;
  - een vast bedrag voor het vakantiegeld;
  - een vast bedrag voor de eindejaarspremie en de daarmee verband houdende kosten van de RSZ;
  - voor leidinggevend en psycho-medisch-sociaal personeel: een door de ONE vastgestelde vaste coëfficiënt voor vervangers;
  - voor het personeel in de kinderopvang: een vast bedrag van [5 15 %]5 van het brutoloon ter dekking van de eigen kosten van de werkgever in verband met het thuis werken.
  § 2. Subsidies zijn alleen verschuldigd wanneer de werknemer zijn loon daadwerkelijk door zijn werkgever wordt betaald.
  Voor pakketten met betrekking tot vakantiegeld en eindejaarspremie wordt rekening gehouden met alle periodes die vergelijkbaar zijn met vakantiegeld.
  Naast de jaarlijkse verlofperiodes moeten periodes van afwezigheid van gesubsidieerd personeel worden gemeld aan de ONE en moet de inrichtende macht ervoor zorgen dat zij worden vervangen [1 met uitzondering van het personeel van de plaatsen van opvang]1.
  § 3. De ONE houden op de in de artikelen 101 tot en met 103 bedoelde subsidies de door andere subsidieverlenende bevoegdheden toegekende maatregelen ter vermindering van de arbeidskosten in mindering, alsmede de eventuele verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen in verband met deze maatregelen.
  [2 Voor de diensten voor kinderopvang gevestigd in het Waals Gewest berekent ONE een aftrekbedrag voor de gewestelijke werkgelegenheidssteun op basis van het gemiddelde van de gewestelijke premies en inhoudingen op werkgeverslasten gedurende de periode van 1 oktober tot 30 september 2021.]2
  § 4. Bij de uitvoering van het Tandemplan of Brugpensioen, zoals omschreven in de artikelen 1, 9 en 11, blijven de gesubsidieerde personeelsleden die begunstigden in de zin van de artikelen 1, 12 worden, ondanks de vermindering van hun prestaties, nog vóór de toepassing van het tijdskrediet of brugpensioen, in verhouding tot hun arbeidstijd gesubsidieerd worden, op basis van het barema dat is vastgesteld voor zijn personeelscategorie en zijn door de ONE erkende anciënniteit, op voorwaarde dat hij in zijn categorie wordt vervangen door een gekwalificeerde werknemer, in verhouding tot de vermindering van zijn arbeidstijd.
  Wanneer de begunstigde langer dan een jaar afwezig is wegens ziekte, wordt het bedrag van de aan de gesubsidieerde opvangvoorziening toegekende subsidie berekend op basis van zijn door de ONE erkende barema en anciënniteit, in voorkomend geval tot zijn pensionering.
  Wanneer de werknemer die in verhouding tot de vermindering van zijn uitkering de begunstigde vervangt, wegens ziekte afwezig is en niet wordt vervangen na de gegarandeerde wettelijke behandelingstermijn, wordt het bedrag van de voor de begunstigde verschuldigde subsidie in de zin van artikel 1, 12°, verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de subsidie die normaliter voor deze vervanging zou zijn betaald.
  [3 § 5. Wanneer het personeelslid van de kinderopvang een kinderopvanger(ster) onder overeenkomst is in de zin van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, wordt het vast bedrag van het vakantiegeld toegekend voor het hele jaar indien zijn arbeidsovereenkomst in werking treedt vóór 31 augustus van het jaar van afsluiting van zijn arbeidsovereenkomst thuis en wordt het vast bedrag met betrekking tot de eindejaarspremie volledig toegekend vanaf het jaar van afsluiting van zijn arbeidsovereenkomst thuis.]3
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BFG 2022-03-31/24, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<BFG 2022-03-31/24, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4)<BFG 2022-09-08/08, art. 1,2°, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
  (5)<BFG 2023-05-17/02, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 09-06-2023>
  (6)<BFG 2023-10-11/13, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.111.De in artikel 102, § 2, bedoelde vergoedingen voor de administratie- en reiskosten van [1 het directiepersoneel en]1 het psycho-medisch-sociaal personeel worden als volgt berekend:
  - De vergoeding voor administratieve kosten is vastgesteld op € 0,91 per kind.
  - De reiskostenvergoeding is vastgesteld op 55,41 EUR per maand voor [1 het directiepersoneel en]1 het psycho-medico-sociaal personeel in voltijds dienstverband. Voor personeel dat in deeltijd werkt, wordt het proportioneel verminderd.
  De in het voorgaande lid bedoelde bedragen worden gekoppeld aan de consumptieindex.
  ----------
  (1)<BFG 2023-12-21/26, art. 7, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.112.De ONE houdt op de subsidie als bedoeld in de artikelen 102 en 103 de door de dienst voor kinderopvang ontvangen financiële bijdrage in.
  [1 Onverminderd het eerste lid trekt de ONE het bedrag van de vergoedingen die krachtens artikel 104/1 zijn uitbetaald, af van de subsidies van het kinderdagverblijf dat erkend is als gemeentelijk huis voor kinderopvang en van de dienst voor kinderopvang voor het kwartaal dat overeenkomt met de vergoedingsperiode.]1

  ----------
  (1)<BFG 2020-04-07/06, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-03-2020>

AFDELING 3. - BEREKENING VAN DE SUBSIDIE VAN ENE ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
Art.113. De in artikel 104 bedoelde subsidie wordt gekoppeld aan de gezondheidsindex.

AFDELING 4. - BETALING VAN DE SUBSIDIES
Art.114. Subsidies worden door de ONE op het einde van elk kwartaal betaald op basis van een verzoek om een driemaandelijkse subsidie die vergezeld gaat van de vereiste bewijsstukken die de inrichtende macht overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten moet indienen.
  In afwijking van het voorgaande lid wordt de in artikel 104 bedoelde subsidie betaald op basis van een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie, vergezeld van een door de zelfstandige onthaalouder, overeenkomstig de door de ONE vastgestelde modaliteiten.

Art.115. Voor subsidies voor kinderdagverblijven en diensten voor kinderopvang kan de ONE op verzoek van de inrichtende macht maandelijkse voorschotten betalen.
  Behalve in uitzonderlijke omstandigheden wordt het bedrag van de maandelijkse voorschotten vastgesteld op 75% van het bedrag van de opgebouwde subsidie.

Art.116. Voor de inrichtende machten die een subsidie voor een betere sociale en/of uurlijkse toegankelijkheid ontvangen, wordt het saldo van het eerste kwartaal slechts betaald indien een activiteitenverslag wordt verstrekt overeenkomstig de modaliteiten die door de ONE zijn vastgesteld met betrekking tot de activiteiten van het voorgaande jaar.

Art.117. Om de controle en toekenning van subsidies te vergemakkelijken, voldoet de inrichtende macht aan de aanbevelingen van de ONE op het gebied van boekhouding, IT en administratie.
  De inrichtende macht verstrekt de informatie en documenten die ONE nodig heeft voor de controle op de op grond van deze titel verleende subsidies.
  De in artikel 75 bedoelde algemene balansen over de werking hebben ook betrekking op de overeenkomstig deze titel verleende subsidies.

HOOFDSTUK IV. - OPSCHORTING OF INTREKKING VAN HET RECHT OP SUBSIDIES
Art.118. De beëindiging van de activiteiten en de intrekking van de vergunning leiden automatisch tot de intrekking van subsidies. Subsidies of maandelijkse voorschotten die betrekking hebben op een periode na de datum van beëindiging van de activiteiten of de datum van intrekking van de vergunning worden terugbetaald door de inrichtende macht.
  Schorsing van de activiteiten om andere redenen dan vakantieverlof en schorsing van de vergunning leidt automatisch tot schorsing van de subsidies totdat de activiteiten worden hervat. Elke subsidie of maandelijks voorschot voor een periode na de datum van de schorsing van de activiteit of de schorsing van de vergunning wordt terugbetaald door de inrichtende macht.

Art.119. Wanneer de ONE vaststelt dat de inrichtende macht van een gesubsidieerde opvangvoorziening niet langer voldoet aan één van de voorwaarden van de subsidiëring of, behalve in dringende gevallen waarin de veiligheid en/of gezondheid van kinderen in gevaar is, aan één van de voorwaarden voor het behoud van de vergunning, kan de ONE in voorkomend geval na ingebrekestelling:
  1° het recht op de subsidie binnen de nalevingstermijn opschorten;
  2° het recht op de subsidie tijdelijk intrekken totdat de inrichtende macht de haar naar behoren gemelde onregelmatigheden heeft gecorrigeerd;
  3° het recht op de subsidie definitief intrekken.
  De beslissing van de ONE wordt gemotiveerd en zo spoedig mogelijk per aangetekende brief aan de inrichtende macht meegedeeld.

Art.120. § 1. Een niet-opschortend administratief beroep kan worden ingesteld bij de Raad van Bestuur van de ONE. Dit beroep moet binnen 30 dagen na de kennisgeving van de sanctie per aangetekende brief worden ingesteld en moet de argumenten bevatten die de indiening van het beroep rechtvaardigen.
  Binnen een maand na de indiening van het beroep roept de ONE de vertegenwoordiger van de inrichtende macht op om hem in staat te stellen zijn opmerkingen voor te leggen aan de Raad van Bestuur of de personen die uit zijn midden zijn aangewezen.
  De dagvaarding wordt per aangetekende brief verzonden en vermeldt dat de inrichtende macht kan worden vergezeld door elke persoon van zijn keuze. Tussen de dagvaarding en het horen van de inrichtende macht of zijn vertegenwoordiger moet een minimumtermijn van 10 kalenderdagen liggen. Aan het einde van de hoorzitting worden notulen opgesteld en ter ondertekening aan de aanwezigen voorgelegd.
  § 2. De Raad van Bestuur beslist over het ingediende beroep en kan:
  1° de beslissing om de subsidies in te trekken of op te schorten bevestigen;
  2° de beslissing tot intrekking of opschorting van de subsidies ongedaan maken;
  3° de beslissing om tijdelijk ingetrokken subsidies definitief in te trekken of omgekeerd wijzigen;
  4° de duur van de schorsing of tijdelijke intrekking van subsidies beperken of verlengen;
  5° een uiterste termijn toekennen voor de naleving van het recht op subsidies.
  In alle gevallen wordt de beslissing van de Raad van Bestuur gemotiveerd en zo spoedig mogelijk per aangetekende brief ter kennis gebracht van de inrichtende macht.

TITEL IV. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS
HOOFDSTUK I. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS IN OPVANGVOORZIENINGEN WAAR DE INRICHTENDE MACHT NIET IN AANMERKING KOMT VOOR DE TOEGANKELIJKHEIDSSUBSIDIE
Art.121. De zelfstandige onthaalouders en de inrichtende machten van de kinderdagverblijfs- en diensten voor kinderopvang die ofwel geen of slechts de basissubsidie ontvangen, bepalen zelf de hoogte, de berekening en de herziening van de financiële bijdrage van de ouders.
  2. In afwijking van het eerste lid zijn de inrichtende machten die, hoewel zij niet in aanmerking komen voor de door de ONE toegekende toegankelijkheidssubsidie, van andere overheden dan ONE-subsidies ontvangen voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de toegankelijkheidssubsidie die ook bestemd is voor de toegankelijkheid van de opvangvoorziening, verplicht een financiële bijdrage te vragen overeenkomstig de in Hoofdstuk II vastgestelde modaliteiten.

Art.122. De ONE kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, een vergoeding toekennen aan zelfstandige onthaalouders en aan de inrichtende machten van kinderdagverblijven en diensten voor kinderopvang die geen subsidie of alleen maar een basissubsidie ontvangen die, op verzoek van de ONE gedwongen werden hun opvangvoorziening te sluiten wegens uitzonderlijke omstandigheden als gevolg van natuurrampen, terroristische daden of banditisme, ongevallen of sociale of gezondheidsincidenten.

Art. 122/1.[1 § 1. De ONE kent een vergoeding toe aan niet-gesubsidieerde opvangvoorzieningen om de afname van de financiële bijdrage van de ouders in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 te compenseren. De vergoeding wordt wekelijks betaald in voor de week die voorafgaat, afhankelijk van de door de opvangvoorzieningen verstrekte informatie.
   § 2. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 wordt, per dag afwezigheid van een kind voor wie de opvang voorzien was, op 20 euro vastgesteld voor de kinderdagverblijven erkend als kinderhuizen krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen en voor de onafhankelijke onthaalouders en op 8 euro voor de kinderdagverblijven erkend als onthaalvoorzieningen vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
   De periode die in aanmerking wordt genomen om het aantal dagen afwezigheid te bepalen, begint op 16 maart 2020 en eindigt op [3 17 mei]3 2020.
   De berekening van niet-bezette plaatsen is gebaseerd op de geldende opvangovereenkomsten. [3 Voor de week van 11 tot en met 17 mei, wanneer het aantal niet-bezochte plaatsen meer dan 75% van de in het kader van de opvangovereenkomsten bezette plaatsen bedraagt, worden de niet-bezochte plaatsen boven deze drempel niet in aanmerking genomen bij de berekening van de vergoeding. Kinderen die afwezig zijn wegens een gecertificeerde ziekte of afwezigheid wegens een quarantainebeslissing worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van 75%.]3
   § 3. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 wordt toegerekend aan de volgende uitgaven :
   1° de vergoeding voor inkomstenverliezen van de opvangers(sters) en van het personeel waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst opgeschort is in de zin van artikel 26, eerste lid, van de wet van u 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
   2° de vaste werkingsuitgaven, zoals het huurgeld of de verzekeringen;
   3° elke andere uitgave waarvan het verband met de COVID-19-crisis kan worden bewezen.
   De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 mag niet hoger zijn dan het financiële verlies als gevolg van de COVID-19-crisis, rekening houdend met andere steun die de inrichtende macht ten goede zou komen. Ten laatste twee maanden na het einde van de periode bedoeld in paragraaf 2 controleert de ONE de door de inrichtende machten voorgelegde bewijsstukken.]1
  [3 § 4. Behalve om medische redenen of om redenen van verwijdering als gevolg van een beslissing om een kind in quarantaine te plaatsen, wordt de vergoeding niet meer door ONE betaald indien de inrichtende macht vanaf 4 mei 2020 weigert een kind op te vangen, ook niet voor de in een van kracht zijnde opvangovereenkomst voorziene gewenningsperiode.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2020-04-07/06, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
  (2)<BFG 2020-04-23/01, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 20-04-2020>
  (3)<BFG 2020-04-30/20, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 30-04-2020>

HOOFDSTUK II. - FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE OUDERS IN OPVANGVOORZIENINGEN WAAR DE INRICHTENDE MACHT TEN MINSTE GENIET VAN DE TOEGANKELIJKHEIDSSUBSIDIE
Art.123. De inrichtende macht van de opvangvoorziening of het kinderdagverblijf dat ten minste een toegankelijkheidssubsidie ontvangt, moet van de ouders een financiële bijdrage vragen, berekend zoals in dit hoofdstuk is beschreven.

Art.124. § 1. De financiële bijdrage wordt gefactureerd aan de persoon of personen met wie de inrichtende macht of zijn vertegenwoordiger de opvangovereenkomst heeft gesloten.
  § 2. De financiële bijdrage wordt gefactureerd op basis van de aanwezigheidsdagen voorzien in de opvangovereenkomst, behalve in geval van gerechtvaardigde afwezigheden, tot een maximum van 40 dagen per jaar voor voltijdse aanwezigheid en pro rata in geval van deeltijdse aanwezigheid.
  De redenen en motiveringsmodaliteiten die in aanmerking kunnen worden genomen tot het in het eerste lid bedoelde quotum van 40 dagen, zijn vermeld in bijlage 2.
  Afwezigheden van meer dan één dag die het gevolg zijn van de onmogelijkheid om naar de opvangvoorziening te gaan wegens de gezondheidstoestand van het kind en die op grond van een medisch attest gerechtvaardigd zijn, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het in het eerste lid bedoelde quotum van 40 dagen.
  De sluitingsdagen van de opvangvoorziening worden in aanmerking genomen bij de berekening van de 40 dagen tot een maximum van 10 dagen.

Art.125. Het dagelijkse bedrag van de financiële bijdrage wordt vastgesteld volgens het door de Regering vastgestelde barema, berekend op basis van de inkomsten van de ouders, die over het algemeen belastbaar zijn vóór aftrek van de kosten. Er wordt rekening gehouden met het inkomen van personen die deel uitmaken van de door de ouders verstrekte samenstelling van het gezin, met uitzondering van:
  1° het inkomen van de kinderen;
  2° het inkomen van de bloedverwanten in opgaande lijn voor zover zij de verantwoordelijkheid van het kind niet verzekeren.
  De financiële bijdrage wordt vastgesteld op het maximum van het barema voor ouders die hun inkomen niet rechtvaardigen.
  Dit barema omvat een minimum- en een maximumbijdrage.
  Het barema wordt jaarlijks op 1 januari herzien op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de verstrekte formule.

Art.126.§ 1. Het barema omvat twee opties voor een dagindeling:
  1. een barema van 100% voor een dagelijkse opvang [1 van 5 uur en meer]1.
  2. een barema van 60% voor een opvang van minder dan 5 uur per dag.
  Wanneer ten minste twee kinderen uit hetzelfde gezin tegelijkertijd worden verzorgd, wordt de financiële bijdrage van elk kind verlaagd tot 70%. De geplande of gerechtvaardigde afwezigheid van een van de kinderen mag er niet toe leiden dat de ouders het voordeel van deze maatregel verliezen.
  De financiële bijdrage wordt verlaagd tot 70% voor gezinnen met ten minste 3 kinderen voor wie zij verantwoordelijk zijn. Het kind waarvoor verhoogde uitkeringen worden ontvangen, telt als twee eenheden bij de berekening van het aantal kinderen in het gezin. Het kind dat alternerend woont wordt gerekend als één eenheid in elk gezin.
  [3 De financiële bijdrage van de ouders wordt verlaagd tot 70% in het geval van een eenoudergezin, d.w.z. wanneer de ouder geen feitelijk huishouden vormt, en niet gehuwd is, behoudens als het huwelijk wordt gevolgd door een feitelijke scheiding. De feitelijke scheiding moet blijken uit de afzonderlijke hoofdverblijfplaats van de betrokken personen, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 houdende organisatie van een rijksregister van natuurlijke personen, behalve in de gevallen waarin uit andere daartoe overgelegde officiële documenten blijkt dat de feitelijke scheiding daadwerkelijk plaatsvindt, hoewel deze niet of niet meer overeenstemt met de gegevens die uit genoemd register zijn verkregen.]3
  § 2. De financiële bijdrage mag niet lager zijn dan de in de verdeelsleutel vastgestelde minimumbijdrage, met uitzondering van
  - individuele afwijking die na een sociaal onderzoek is toegestaan;
  - algemene afwijking die door de ONE is toegestaan op basis van de specifieke sociale component van het opvangproject.
  [2 Er is geen financiële bijdrage van de ouders vereist indien een van de ouders de verhoogde verzekeringsbijdrage geniet in de zin van artikel 37, § 19, van de gecoördineerde wetten van 14 juli 1994 betreffende de verplichte ziekteverzekering en uitkeringen.]2
  ----------
  (1)<BFG 2020-09-17/11, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BFG 2022-11-24/16, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<BFG 2022-11-24/16, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.127. § 1. De ONE stelt ouders een computerprogramma ter beschikking waarmee ze een verklaring kunnen verkrijgen die, op basis van het aanslagbiljet van de leden die deel uitmaken van het gezin - een verklaring omvat over het belastbaar inkomen voor fiscale doeleinden, vóór aftrek van de uitgaven gedeeld door 12 en de overeenkomstige financiële bijdrage van de verdeelsleutel.
  § 2. Bij gebrek aan een Belgisch aanslagbiljet van de personenbelasting en bijkomende belastingen, wordt de volgende behandeling in aanmerking genomen:
  1° voor een werknemer: het netto maandsalaris, d.w.z. het bruto-inkomen verminderd met de werkelijk ingehouden RSZ of gelijkwaardige bijdragen en de daadwerkelijk ingehouden roerende voorheffing of gelijkwaardige inhouding gedurende een volledige en representatieve maand;
  2° voor een beginnende zelfstandige of een beginnende meewerkende echtgeno(o)t(e): het maandelijkse inkomen op basis waarvan de voorlopige bijdragen worden berekend, zoals bepaald in artikel 13bis van het Koninklijk Besluit nr. 38 van 27 juli 1967 tot regeling van het sociaal statuut van de zelfstandigen of het equivalent daarvan in het betrokken land.
  De ouders dienen het kinderdagverblijf of opvangvoorziening een verklaring te verstrekken waarin de in aanmerking te nemen inkomsten en het dagelijkse bedrag van de financiële bijdrage worden vermeld. Op met redenen omkleed verzoek van de ouders kan het kinderdagverblijf of de opvangvoorziening hun een afwijking van het barema toestaan door middel van een sociaal onderzoek door het psycho-medisch-sociaal personeel.

Art.128. De financiële bijdrage wordt jaarlijks op 1 januari herzien aan de hand van de overeenkomstig artikel 125 geïndexeerde tabel en een door de ouders te verstrekken bijgewerkt attest, tenzij hun kind in de loop van het jaar is ingeschreven. In dit geval wordt de financiële bijdrage uitsluitend herzien op basis van indexering.

Art.129. Het niet betalen van de financiële bijdrage of het niet nakomen van de verplichtingen door de persoon (personen) die de opvangovereenkomst heeft (hebben) gesloten, kan leiden tot de eenzijdige beëindiging van de opvangovereenkomst na ingebrekestelling en sociaal onderzoek door het psycho-medisch-sociaal personeel.

HOOFDSTUK III [1 Financiële bijdrage van de ouders in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 ]1   ----------   (1)
Art. 129/1.[1 § 1. Wegens uitzonderlijke omstandigheden die het gevolg zijn van de gezondheidscrisis COVID-19, kunnen de inrichtende machten van gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde opvangvoorzieningen aan de ouders geen betaling van de bijdrage of opvangkosten eisen voor de afwezigheden van hun kind vanaf 16 maart tot [3 17 mei]3 2020.
   Voor deze afwezigheden zullen de ouders geen enkel bewijsstuk van afwezigheid moeten voorleggen.
   § 2. Indien de financiële bijdrage van de ouders of de opvangkosten al uitbetaald werden voor het geheel of het gedeelte van de periode bedoeld in paragraaf 1 beschikt de inrichtende macht over een termijn van drie maanden vanaf 1 april 2020 om de ouders terug te betalen.
   § 3. Als de contractuele bepalingen tussen de ouders en de inrichtende macht in een voorafbetaling voorzien van de financiële bijdrage en de opvangkosten, zal deze betaling alleen vereist worden als de ouder de aanwezigheid van zijn kind bevestigt voor de maand waarvoor de voorafbetaling gebeurt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2020-04-07/06, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
  (2)<BFG 2020-04-23/01, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 20-04-2020>
  (3)<BFG 2020-04-30/20, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 30-04-2020>

Art. 129/2.[1 In de periode van 18 mei tot en met 31 augustus 2020 [2 [3 en in de periode van 1 oktober 2020 tot en met [4 30 juni 2021]4]3 ]2 passen de inrichtende machten van elk kinderopvangmilieu, als gevolg van de uitzonderlijke omstandigheden die voortvloeien uit de COVID19-gezondheidscrisis, het bedrag van de door de ouders verschuldigde financiële bijdrage aan onder de voorwaarden van artikel 129/3, indien van toepassing, in afwijking van de geldende contractuele bepalingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2020-06-04/04, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 18-05-2020>
  (2)<BFG 2020-11-12/10, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-11-2020>
  (3)<BFG 2020-12-17/05, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-10-2020>
  (4)<BFG 2021-04-01/07, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-03-2021>

Art. 129/3.[1 § 1. De aanpassing van de in artikel 129/2 bedoelde financiële bijdrage van de ouders vindt plaats op verzoek van de ouders, op basis van een enig door ONE opgesteld formulier, wanneer zij zich beroepen op een van de volgende rechtvaardigingsgronden in verband met de gevolgen van de COVID19-crisis:
   1° financiële rechtvaardiging : een vermindering van het inkomen van de ouders met ten minste 10 % ten opzichte van de toestand die bestond toen het bedrag van de financiële bijdrage van de ouders werd vastgesteld of voor het laatst werd herzien overeenkomstig de contractuele bepalingen tussen de ouders en de inrichtende macht;
   2° rechtvaardiging ten gevolge van een gezondheidstoestand: afwezigheid van een kind als gevolg van een door een arts geattesteerde COVID19-besmetting, een beslissing tot quarantaine of een toestand die blijkt uit een medisch attest van een persoon die een risico vormt voor het kind of een van de personen die met het kind samenleven in het kader van de COVID19-pandemie. [2 Voor de periode van 29 maart tot en met 18 april 2021 kan de gezondheidsrechtvaardiging worden geattesteerd door eenvoudig het in het eerste lid bedoelde formulier in te dienen]2;
   3° organisatorische rechtvaardiging: afwezigheid van een kind wegens objectieve praktische moeilijkheden die de ouders niet in staat stellen het kind naar de opvang te brengen of toe te laten, maar met duidelijk onevenredige organisatorische regelingen. Het komt de inrichtende macht toe om het duidelijk onevenredige karakter van de organisatorische regelingen te beoordelen op basis van een ONE-omzendbrief.
   § 2. De duur van de aanpassing van de in artikel 129/2 bedoelde financiële bijdrage van de ouders hangt van de duur af van de toestand waarop de in artikel 129/3 bedoelde rechtvaardiging is gebaseerd. De ouders moeten de inrichtende macht in kennis stellen van het einde van de rechtvaardiging op basis van een door ONE opgesteld formulier.
   De financiële bijdrage van de ouders wordt herzien vanaf de eerste factuur die volgt op het einde van de rechtvaardigingsgrond.
   § 3. Indien de financiële bijdrage van de ouders of de opvangkosten reeds zijn betaald voordat het bedrag is aangepast, beschikt de inrichtende macht over een termijn van één maand vanaf de indiening van het formulier om de ouders te vergoeden, voor geheel of deel van de periode waarop het verzoek om aanpassing betrekking heeft.
   § 4. Ouders kunnen de beslissing van de inrichtende macht binnen 30 dagen na kennisgeving van de beslissing aan ONE aanvechten. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2020-06-04/04, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 18-05-2020>
  (2)<BFG 2021-04-01/07, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-03-2021>

Art. 129/4.[1 § 1. Wanneer de financiële bijdrage van de ouders met toepassing van de artikelen 129/2 en 129/3 wordt verlaagd, betaalt ONE maandelijks aan de inrichtende machten die erom verzoeken, een bijdrage die overeenkomt met een financiële referentiebijdrage van de ouders van maximaal 16 euro per dag en per kind.
   Het bedrag van de bijdrage wordt gemaximeerd op het bedrag dat contractueel is voorzien vóór de aanpassing en wordt vastgesteld naar rata van de tijd die wordt besteed aan de opvang zoals die geldt op 17 mei of wanneer het eerste opvangcontract wordt opgesteld voor een kind dat na die datum in opvang wordt genomen.
   De tegemoetkoming is gelijk aan het geplafonneerde bedrag voor gevallen van gezondheids- of organisatorische rechtvaardiging en berekend op basis van het verminderde inkomen van de ouders voor gevallen van financiële rechtvaardiging.
   De inrichtende macht die de tegemoetkoming aanvraagt, houdt deze in op het bedrag dat van de ouders wordt gevorderd en gaat zo nodig over tot terugbetaling ten belope van het bedrag dat als bijdrage al is ontvangen.
   § 2. De aanvraag om tegemoetkoming wordt bij ONE ingediend via een online formulier dat door ONE is opgesteld.
   § 3. De inrichtende macht die om tegemoetkoming verzoekt, dient te antwoorden op de verzoeken om informatie van ONE en alle relevante bewijsstukken te verstrekken om de aanwending van de tegemoetkoming en de aan ONE toegekende voorschotten te kunnen controleren. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2020-06-04/04, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 18-05-2020>


TITEL V. - DE INTREKKINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art.130.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
  [1 In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 5, § 2, 14, 15, eerste lid, 88, 2°, in werking op [3 1 oktober 2020]3. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 7, tweede lid, 9, tweede lid, 58, 1° en 59 in werking op [3 1 oktober 2020]3 wat betreft de niet-gesubsidieerde opvangvoorzieningen.]1
  [2 In afwijking van het eerste lid:
   - de artikelen 29 en 65 treden in werking op 1 januari 2021;
   - de artikelen 50 en 51 treden in werking [5 op 1 januari 2023]5.]2
  [4 In afwijking van het eerste lid, voor de kinderdagverblijven die geen subsidies bedoeld in titel III genieten, treden artikel 15 en artikel 59 op 1 januari [6 2026]6 in werking.]4
  ----------
  (1)<BFG 2019-12-20/22, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<BFG 2019-05-22/39, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<BFG 2020-06-18/25, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (4)<BFG 2020-09-17/11, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (5)<BFG 2022-03-31/24, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (6)<BFG 2022-10-27/03, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 17-11-2022>

Art. 130/1.[1 In afwijking van artikel 59 kan het leidinggevend personeel van een opvangmilieu dat erkend is vóór [3 1 januari 2020]3 en dat niet in aanmerking komt voor de subsidies bedoeld in titel III, meetellen bij de omkadering van het kinderdagverblijf. ".
   In afwijking van artikel 5 § 2, kan een kinderdagverblijf dat vóór 1 juli 2020 erkend is en dat niet in aanmerking komt voor de subsidies bedoeld in Titel III,[3 ...]3 door een natuurlijke persoon georganiseerd worden.]1
  [2 In afwijking van artikel 87, 4°, kan een inrichtende macht van het type handelsvennootschap met een vergunning voor een kinderdagverblijf dat niet vóór 31 december 2021 gesubsidieerd is, in aanmerking komen voor de basissusbsidie bedoeld in artikel 97 op voorwaarde dat in haar statuten bepalingen worden opgenomen die overeenkomen met de wettelijk vastgestelde voorwaarden voor de toekenning van de erkenning van de coöperatieve verenigingen als sociale onderneming.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2020-09-17/11, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BFG 2022-03-31/24, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
  (3)<BFG 2023-09-07/27, art. 16, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 130/2. [1 Ї 1. Uiterlijk op 30 juni 2024 stelt de ONE een lijst op van gesubsidieerde onthaalouders in de zin van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen die niet willen kiezen voor het werknemersstatuut. Het personeel dat op deze lijst is opgenomen, is gemachtigd om zijn activiteit voort te zetten onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit voor een gesubsidieerd opvang. Het personeel kan op elk moment kiezen voor het statuut van loontrekkende werknemers.
   In geval van omvorming tot crèche van een gesubsidieerd mede-onthaal in de zin van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen kunnen de mede-onthaalouders onder het statuut blijven van gesubsidieerde onthaalouder(s) voor de tijd die nodig is voor een vergunning als crèche.
   Ї 2. Wanneer praktisch geen andere oplossing mogelijk is, mogen de gesubsidieerde onthaalouders die hun activiteit op dezelfde plaats uitoefenen en die voor 31 december 2025 gemachtigd zijn, deze activiteit voortzetten, op voorwaarde dat ze een arbeidsovereenkomst afsluiten met een kinderopvangdienst met inachtneming van de normen bepaald door en overeenkomstig titel VI van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
   Als één van de onthaalouders met zijn/haar activiteit stopt, kan de andere onthaalouder zijn/haar activiteit op individuele basis voortzetten. Behoudens punctuele vervanging kan in hetzelfde opvangmilieu geen recht op subsidie worden verleend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2023-09-07/27, art. 17, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.130/3. [1 In afwijking van de vergunnings- en subsidieregelingen bedoeld in dit besluit, kan het personeel dat beschikte over een vergunning als gesubsidieerde onthaalouder uitgereikt door de Duitstalige Gemeenschap, na verhuizing naar een gemeente gelegen in een Franstalig gebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, door de ONE gemachtigd of gesubsidieerd worden, volgens de nadere regels die deze laatste vaststelt, om, in voorkomend geval, zijn/haar activiteiten voort te zetten met toepassing van de voorwaarden die voor haar/hem van toepassing waren in het Duitse taalgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-01-25/11, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.131. De Minister van het Kind is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.
  (Bijlage niet vertaald, zie Franse versie)